Hoe realiseert een land inclusieve ontwikkeling?

Inclusieve ontwikkeling is verreweg te prefereren boven beleid dat alleen economische groei nastreeft. Voor dit doel moet een land op 15 punten scoren.

In een eerdere blogpost beschreef ik de contouren van de Inclusive Development Index (ID-index)[1], een alternatief voor het bruto nationaal product per capita[2]. Deze nieuwe index houdt rekening met de negatieve effecten van de wijze waarop een land economische groei realiseert. De VS staan op de 10de plaats als het om het bruto nationaal product gaat, maar het land zakt naar de 27ste plaats op de ID-index.

Hoe realiseert een land stijging op de ID-index?

Het Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum presenteert een beleidskader bestaande uit 15 Policy and institutional Indicators (PII’s), verspreid over 7 pijlers die eraan bijdragen dat economische groei een inclusief karakter krijgt. Ik bespreek deze hieronder in het kort[3]. De onderstaande figuur toont hun samenhang.

screenshot-4

Pijler 1: Onderwijs en vaardigheden

  1. De beschikbaarheid voor een ieder van opleidings- en trainingsmogelijkheden in overeenstemming met zijn of haar potenties.
  2. Kwalitatief hoogwaardig onderwijs met betrekking tot de effectiviteit van het leren, de beschikbare (IC-)faciliteiten dat is afgestemd met het afnemende veld en aan internationale normen voldoet.
  3. Gelijke ontplooiingsmogelijkheden en kansen op voltooiing van de opleiding voor alle leerlingen en studenten, ongeacht hun achtergrond.

Pijler 2: Diensten en infrastructuur

  1. Toegankelijkheid via (spoor)wegen, beschikbaarheid van nuts- en ICT-voorzieningen en kwalitatief goede huisvesting voor brede lagen van de bevolking.
  2. Bereikbaarheid en betaalbaarheid van gezondheidszorg, aanwezigheid drinkwater en afvalverwerking, voorkomen ondervoeding, gelijke levensverwachting van mannen en vrouwen.

Pijler 3: Tegengaan van corruptie en trustvorming

  1. Integriteit van politici, ondernemers, overheidsdiensten (belastingdienst) en rechterlijke macht.
  2. Tegengaan van machtsconcentratie die initiatieven van zelfstandigen en startups bedreigen.

Pijler 4: Financiering van investeringen

  1. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van financieringsmogelijkheden voor ondernemers en startups en initiatieven vanuit het armste deel van de bevolking.
  2. Stimuleren van investeringen in de reële economie in plaats van speculatieve investeringen in onroerend goed en financiële producten.

Pijler 5: Ondernemerschap en bezit van activa

  1. Maximaal faciliteren van starten van nieuwe bedrijven.
  2. Stimuleren en bescherming van bezitsvorming in brede lagen van de samenleving, inclusief pensioenopbouw.

Pijler 6: Werkgelegenheid en beloning

  1. Beschikbaarheid van uitdagende banen voor de hele bevolking, inclusief sociale mobiliteit en bescherming van tijdelijk en flexwerk.
  2. Een solide en transparant beloningssysteem (in geld en natura) zonder ongemotiveerde inkomensverschillen met afdoende mate van ontslagbescherming en adequate behartiging van belangen van arbeidende bevolking.

Pijler 7: Belastingen en uitkeringen

  1. Een belastingstelsel dat inkomensverschillen beperkt zonder het groeipotentieel van de economie aan te tasten.
  2. De beschikbaarheid van uitkeringen om personen zonder inkomsten uit arbeid in staat te stellen menswaardig te leven.

In mijn eerdere post over inclusieve ontwikkeling vergeleek ik de ID-index van Noorwegen, Nederland en de VS. Het onderstaande overzicht toont hoe elk van deze drie landen scoort op de 15 genoemde Policy and institutional Indicators (PII’s). Donker- en lichtgroen betekenen (hoog) bovengemiddeld, geel betekent gemiddeld en oranje en rood betekenen beneden en ver beneden het gemiddelde van de 27 rijke landen.

pii-1

pii-2

Door gericht beleid op een of meer van de hiervoor genoemde policy and institutional indicators kan elk van deze drie landen een hogere score op de ID-index realiseren.

  • Nederland en Noorwegen scoren in vergelijking met de VS hoog op het gebied van onderwijs. Maar in de VS en ook in Nederland kan beleid gericht op gelijke kansen voor alle jongeren worden versterkt (3).
  • De gezondheidszorg in de VS scoort matig, maar ook Nederland zou beter moeten kunnen scoren, bijvoorbeeld door wachtlijsten terug te dringen (5).
  • Op het gebied van ethisch handelen in politiek en bedrijfsleven loopt de VS in vergelijking met Noorwegen en in iets mindere mate in vergelijking met Nederland duidelijk achter (6).
  • Opvallend zijn de matige scores van zowel Nederland als de VS als het gaat om investeringen in de reële economie in verhouding tot speculatieve investeringen (9). Noorwegen doet het in dit opzicht zeer goed.
  • Ook ondernemerschap én startups worden in Nederland en de VS goed gefaciliteerd (10). Hier valt er voor Noorwegen nog wel wat te verbeteren.
  • Nederland en Noorwegen hebben een goed, resp. uitstekend arbeidsmarktbeleid (12). De VS scoort nier ronduit slecht.
  • Nederland heeft net als Noorwegen een uitstekend sociaal vangnet (15), maar het belastingsysteem kan nog wel een tandje bijzetten als het om het verminderen van inkomens- en vermogensverschillen gaat (14), zelfs ten opzichte van de VS.

[1]Het Inclusive growth and Development Report 2017 kan hier worden gedownload. Via deze website kunnen uitgebreide landenprofielen worden aangemaakt.: http://reports.weforum.org/inclusive-growth-and-development-report-2017/

[2] Geen economische groei maar inclusieve ontwikkeling: http://wp.me/p32hqY-XB

[3] Elk van de 15 subdomeinen is een composiet-index. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de variabelen binnen elk subdomein: blz. 97 en volgende van het rapport. De online versie van het rapport bevat alle waarden voor alle variabelen per land.

De winnaars en de verliezers van globalisering

Tussen 1980 en 2010 hebben bedrijven wereldwijd gigantisch veel verdiend. Deze blogpost laat zien dat het resultaat van deze verdiensten zeer ongelijk verdeeld is en ook waartoe dat leidt.

In de periode 1980 – 2013 hebben multinationale ondernemingen[1] wereldwijd ongekend veel verdiend. In 2013 bedroeg hun winst na belasting $7200 miljard, dat is bijna 10% van het bruto nationaal product van de gehele wereld. Dit is aanmerkelijk meer dan in 1980, toen het ook al om een respectabel bedrag ging.

screenshot-2

Deze winst kwam voor de helft terecht in N. Amerika en W. Europa[2]. Dat de winst zo kon stijgen werd mogelijk gemaakt door de globalisering: De enorme toename van de productie van (consumptie)goederen die wereldwijd werden afgezet tegen een steeds lagere prijs. Deze lagere prijzen waren het gevolg van wereldwijde concurrentie, automatisering en offshoring en lage grondstoffenprijzen[3].

samenleving-olifantscurveDe vraag is, wie heeft het meest van de toegenomen rijkdom geprofiteerd en wie het minst? De Servisch-Amerikaanse econoom Branco Milanovic heeft zich jarenlang toegelegd op de beantwoording van deze vraag[4]. Daartoe heeft hij – simpel gezegd – de wereldbevolking in de periode 1988 – 2008 jaarlijks in 10 groepen verdeeld: De armste 10%, de op een na armste 10% en zo voort[5]. Hij is voor elk van deze groepen nagegaan hoe hun inkomen in deze periode is veranderd. Die verandering heeft hij weergegeven in een grafiek. Deze wordt de olifantcurve genoemd vanwege de sprekende gelijkenis met de rug van een olifant.

screenshot

Wereldwijd zijn er twee groepen ‘winnaars’ en twee groepen ‘verliezers’.

De winnaars zijn:

  • De rijkste 5% van de wereldbevolking, in het bijzonder de 1% allerrijksten. De helft van de economische groei is naar deze groep gegaan. Puissant rijken komen in alle landen ter wereld voor, maar de meeste wonen in N. Amerika en W. Europa.
  • De middenklasse van de opkomende economieën, vooral in Aziatische landen. Zij heeft haar inkomen met 200 à 300% zien toenemen. Het gaat om honderden miljoenen mensen, maar de totale geldwaarde van deze groei is relatief beperkt, omdat de inkomens laag waren.

De verliezers zijn:

  • De armste 10% van de wereldbevolking. Deze heeft er niets bijgekregen. In de Republiek Congo is het gemiddelde reële inkomen in 100 jaar onveranderd gebleven. Oorzaken zijn corruptie, zelfverrijking door machthebbers en oorlogen.
  • De middenklasse in de rijke landen. Ook deze groep heeft in 30 jaar geen vooruitgang gezien. Wel zijn veel banen verloren gegaan als gevolg van offshoring en automatisering. Veel mensen, die jaren geleden nog tot de middenklasse behoorden, moeten nu genoegen nemen met een baan in de laagstbetaalde sector en de concurrentie aangaan met migranten.

De sociaaldemocratie in de rijke landen heeft deze ontwikkeling gemist en mede hierdoor heeft zij haar achterban grotendeels verloren aan extreem links of extreem rechts. De gefrustreerde middenklasse heeft in de VS Donald Trump aan de macht geholpen en in het Verenigd Koninkrijk de Brexit bewerkstelligd. Andere voorbeelden van de boosheid van deze groep zullen ongetwijfeld volgen.

De beleidsmakers in Westerse landen kunnen hun voordeel doen met de olifantcurve en draagvlak onder de bevolking terugverdienen door de volgende maatregelen:

  • Breed aanbod van banen met minder grote verschillen in status en inkomen dan nu het geval is.
  • Verdeling van de beschikbare werkgelegenheid door werktijdverkorting en een flexibele pensioenleeftijd aangevuld met de optie van een arbeidsloos inkomen.
  • Bedrijven betalen mee aan een rechtvaardig werkgelegenheidsbeleid, wat hen confronteert met de integrale kosten van automatisering.
  • Hogere prijzen voor grondstoffen. Dit is zowel in het belang van de eigen boerenbevolking als voor arbeiders in arme landen. Daarom eerder bilaterale handelsovereenkomsten dan generieke handelsverdragen.
  • Beperking van arbeidsmigratie. Dit is overigens ook in het belang van landen van oorsprong, die hun best opgeleide mensen zien vertrekken.
  • Blijvende steun aan vredeshandhaving bij conflicten wereldwijd in VN-verband eerder dan versterking van de NAVO. Minder oorlogen leiden tot meer welvaart en tot minder vluchtelingen.

Iets voor een volgende regering?

[1] Het betreft al dan niet beursgenoteerde ondernemingen met een omzet van minstens $200 miljoen.

[2] Zie hiervoor: https://hbr.org/2015/10/the-future-and-how-to-survive-it

[3] Bedrijven maken wereldwijd nog steeds grote winsten, maar het aandeel van ‘westerse landen’ daarin wordt kleiner omdat de productie zich steeds gelijkmatiger over de wereld verspreidt. Bovendien  nemen kleine innovatieve bedrijven een groeiend deel van de productie over van de machtige maar weinig flexibele multinationals.

[4] Hij is vanaf 2014 hoogleraar aan de New York City University en was daarvoor onderzoeker bij Wereldbank. Zie voor een recent interview: Humo 8 februari 2017: https://blendle.com/getpremium/item/bnl-humo-20170207-132032

[5] Waar nodig heeft hij die groepen verder onderverdeeld.

Het vertrouwen is weg

Uit de 2017 editie van de Edelman Trust Barometer blijkt dat het vertrouwen van burgers in maatschappelijke institutie, zoals overheid, NGO;s, bedrijven en media verder afkalft. Er ligt een rechtstreeks verband met de opkomst van populistische leiders.

Elk jaar publiceert Edelman, een internationaal marketing- en communicatiebureau, de Edelman Trust Barometer[1]. De editie 2017 laat een ongekende neergang van vertrouwen zien binnen de 28 landen waarin het onderzoek is uitgevoerd, waaronder Nederland.

Onderzocht zijn het vertrouwen in overheidsinstellingen, bedrijven, media en non-gouvernementele organisaties, het vertrouwen in leidinggevenden en het vertrouwen in het ‘systeem’.

edelman-6

De bovenstaande afbeelding geeft het vertrouwen weer in de vier genoemde instituties, gesplitst naar hoogst opgeleiden (13% van de onderzochte groep in elk land) en de rest van de bevolking (de ‘massa’). In 2/3 van de landen heeft de massa geen vertrouwen meer.  In Nederland overweegt vertrouwen bij de best opgeleiden en behoort de massa tot de categorie twijfelaars. Daarmee is Nederland toch nog het best scorende land binnen Europa.

edelman-12Media

Opvallend is dat mensen op grote schaal hun vertrouwen in de media hebben verloren. De media wordt wereldwijd aangerekend dat zij de meningen verkondigen die de (gevestigde) orde graag willen laten doorklinken. In verreweg de meeste landen overweegt wantrouwen; slechts in drie landen is de bevolking positief: Indonesië, India en China.

Als men iets wil weten vraagt 60% het bij voorkeur aan ‘mensen zoals wij’ of men zoekt het op via Google. Vaklieden en academici beschikken nog over een behoorlijke geloofwaardigheid (60%), die overigens ook afkalft.

edelman-13Overheid

Het vertrouwen in de overheid (41 procent) is eveneens gedaald. In 14 landen geldt de overheid de minst betrouwbare institutie. Opmerkelijk is dat deze daling vooral de laatste vijf jaar heeft plaats gevonden. Ten tijden van de financiële crisis gold de overheid nog als de redder van het systeem

Van alle categorieën scoren leidinggevenden in de publieke sector wereldwijd het laagst. Maar 29% van de ondervraagden vertrouwd hen.Jammer genoeg zijn er geen gegevens over Nederland!

Bedrijfsleven

Het vertrouwen in het topmanagement van bedrijven daalde in een jaar gemiddeld met 12% tot het laagste percentage ooit: 37 procent.In Europese landen ligt dit percentage nog aanmerkelijk lager (Nederland: 27%). in India is het vertrouwen in de top van bedrijven het grootst: 70%.

Toch overheerst de mening dat verbetering in de toekomst vooral van het bedrijfsleven moet komen. De meerderheid van de ondervraagden vindt dat bedrijven dan wél een grotere maatschappelijke rol moeten gaan spelen en corruptie afzweren, verschillen in inkomen tussen topmanagement en werknemers verkleinen, belasting betalen, naar klanten luisteren en werknemers goed behandelen.

Het systeem

Aan de deelnemers aan het onderzoek is tevens gevraagd in hoeverre ze vertrouwen hebben in ‘het systeem’ als geheel. Dit is slechts bij 15 procent van de ondervraagden het geval. 53%  van de ondervraagden gelooft dat het huidige systeem faalt en 32% aarzelt. De meerderheid van de ondervraagden vindt het systeem onrechtvaardig omdat het de rijken en machtigen bevoorrecht en jongeren weinig hoop voor de toekomst geeft. Opmerkelijk is dat hier weinig  verschil is tussen hoogopgeleiden en de rest van de bevolking. Verder, dat het vooral ‘westers georiënteerde’ landen zijn, waar men kritisch staat ten opzichte van ‘het systeem’. Frankrijk het meest, Nederland en Zweden het minst.

Impact op politiek gedrag

De Edelman Trust Barometer legt een direct verband tussen de wereldwijze opkomst van populistische politici en het afnemend vertrouwen in ‘het system’. Dat dit zo is, blijkt ook uit de onderwerpen waarover een meerderheid van alle ondervraagden zich zorgen maakt en die een aanzienlijk deel daarvan angst inboezemen: maatschappelijke onrust, inclusief corruptie (40%), immigratie (28%), globalisering (27%), het afkalven van maatschappelijke waarden (25%) en het tempo van innovatie (22%). Overigens gaat de aanwezigheid van deze angst en gebrek aan vertrouwen in het system niet altijd samen. Landen waar dit wel het geval was, zoals de VS., Groot-Brittannië en Italië zagen zich geconfronteerd met de verkiezing van Donald Trump, de Brexit en het ‘nee’ in het Italiaanse referendum. edelman-30Ik heb grote twijfels of politici en andere leidinggevenden door hebben hoe groot de groep is die zich van hen afkeert. Aan hun gedrag is dat niet te merken. Politici ruziën met hun populistische collegae, maar ze realiseren zich niet dat zij zelf de zorgen en angst van brede lagen van de bevolking jarenlang hebben genegeerd. Topmanagers van bedrijven varen door op een koers van zelfverrijking en beperken zich veelal top lippendienst als het gaat over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven.

In mijn vorige blogpost heb ik verkend hoe politieke besluitvorming weer een afspiegeling kan zijn van de wil van het volk [2]. De leiding van het bedrijfsleven staat voor de keuze om van bedrijven maatschappelijke instituties te maken in plaats van geldmachines voor de aandeelhouders. In mijn blogposts over het Purpose of the Corporation Project heb ik aangegeven hoe dat zou kunnen[3].

[1] www.edelman.com/trust2017 Op deze website vind je een samenvatting van de uitkomsten van het onderzoek en een reeks informatieve diagrammen. Verder wordt een aantal specifieke resultaten uitgelicht.

[2] http://wp.me/p32hqY-Yw Democratie is toe aan vernieuwing. Te beginnen met de volksvertegenwoordiging

[3] http://wp.me/p32hqY-U6 Hoe komt het topmanagement van zijn graaiersimago af?

Democratie is toe aan vernieuwing. Te beginnen met de volksvertegenwoordiging

Schets van een nieuw politiek bestel waarin het volk meer te zeggen heeft en de kwaliteit van het bestuur wordt verbeterd

 

We zijn ver verwijderd geraakt van de oorspronkelijke betekenis van democratie, namelijk het volk beslist. Een pleidooi voor referenda is dan ook niet vreemd. Goed bestuur vereist echter dat besluiten samenhangen en dat korte én de lange termijn in balans zijn. De vraag is daarom tevens welke vorm van democratie het beste bijdraagt aan goed bestuur[1].

In deze post sta ik eerst stil bij wat in mijn ogen het kernprobleem is van de terechte onvrede met het politieke bestel. Van daaruit kom ik met oplossingen. En… ook het referendum speelt daarin een rol.

allegorie_goed_bestuur

In de begintijd van de democratie waren er twee actoren betrokken bij de besluitvorming: Het volk en de bestuurders[2]. De bestuurders legden het volk uit wat de bedoeling was; vanuit het volk kwamen reacties. Uiteindelijk werd gestemd met handopsteken. We spreken van directe democratie.

Schaalvergroting bemoeilijkt directe democratie, al opent ICT – mits veilig – nieuwe mogelijkheden. Maar het gaat niet alleen om stemmen: Directe democratie betekent ook dat het bestuur en het volk met elkaar in gesprek zijn (deliberatie). Met name dit gesprek is door schaalvergroting onmogelijk geworden. Daarom is een derde actor nodig, een volksvertegenwoordiging. Maar dan niet de volksvertegenwoordiging die we nu kennen.

Waarom niet?

De volksvertegenwoordiging vertegenwoordigt niet het volk maar de politieke partijen. Door een keer in de zoveel jaren te stemmen beïnvloedt het volk alleen de numerieke verhoudingen tussen deze partijen. Op het te voeren beleid heeft de kiezer geen invloed. Politieke partijen onderhandelen over een coalitie die in de kamers een meerderheid heeft. Uit welke partijen deze coalitie bestaat, welk beleid zal worden gevoerd en hoe het nieuwe kabinet eruit komt te zien, heeft niets met het stemgedrag van de kiezers te maken[3]. Kortom, politieke partijen hebben te veel macht, nog afgezien van de vrijwel onnavolgbare invloed die beroepslobbyisten en belangengroepen uitoefenen op de partijen.

Het gevolg: De afstand tussen volk, volksvertegenwoordiging en bestuur is erg groot. Een heroverweging van de onderlinge relaties tussen deze drie actoren is daarom gewenst. Hieronder stel ik voor elk van de drie relaties een nieuwe invulling voor. Uitgangspunt is dat het volk meer invloed krijgt op de samenstelling van de volksvertegenwoordiging en op het regeringsbeleid.

gevolgen_slecht_bestuur_platteland_siena_2

Volk en volksvertegenwoordiging

In mijn ogen is de taak van de volksvertegenwoordiging om namens het volk met het bestuur te delibereren over het beleid en toe te zien op de uitvoering daarvan. Nu is deze discussie een farce: De uitkomst ervan is voorspelbaar want de standpunten liggen van te voren vast. De regeringspartijen steunen het beleid en de oppositie is er tegen. In een ‘echte’ vertegenwoordiging ligt de nadruk op het debat. De leden zullen soms uitgesproken standpunten innemen, maar ook een open discussie aangaan zonder te zijn gebonden aan partijdiscipline. Machtspolitieke spelletjes lonen niet.

vdi9789023449522-pngHoe kom zo’n volksvertegenwoordiging tot stand? David van Reybrouck stelde in 2013 voor een parlement volgens loting samen te stellen, vergelijkbaar met juryrechtspraak. De ‘uitverkorenen’ hoeven niet aan partijen gebonden maar mogen uiteraard wel onderling samenwerken[4].

Er zijn ook andere mogelijkheden, namelijk de rechtstreekse keuze van vertegenwoordigers door het volk. Liquid democracy is een bruikbare methode hiervoor[5]. Personen kunnen zich voor de functie van volksvertegenwoordiger beschikbaar stellen en zich via de media profileren. Zij mogen zich uiteraard ook als ‘partij’ profileren, maar elk lid van een partij een voldoende aantal stemmen krijgen. Dit kan desnoods in verschillende ronden gaan. Met veilige ICT is dit makkelijk te organiseren. Het resultaat is een volksvertegenwoordiging waarvan alle leden direct of trapsgewijs zijn gekozen door het volk.

Overigens is het van essentieel belang dat de volksvertegenwoordigers er alles aan doen om zelf met hun kiezers in gesprek te zijn. Ook hier biedt ICT nieuwe mogelijkheden, zoals deliberative polling[6].

gevolgen_goed_bestuur_stad_siena

Volk en bestuur

De kans op een breed draagvlak voor het bestuur is het grootst als het volk rechtstreeks de hoofdlijnen van het beleid bepaalt. Daartoe moet het volk kunnen kiezen uit alternatieve programma’s. Dus niet uit losse issues en evenmin uit personen. Voorstellen voor programma’s kunnen tot stand komen via een politieke partij, maar ook via een vereniging of een beweging, bijvoorbeeld Nederland kantelt. Waarschijnlijk kan er in eerste stemronde worden gekozen uit een aanzienlijk aantal programma’s. Het is wenselijk dat het winnende programma een ruime meerderheid van de stemmers achter zich heeft. Daarom zullen de makers van programma’s voor een tweede of derde stemronde moeten samenwerken en compromissen sluiten. Ook tekent zich in deze fase af welke personen voor de uitvoering van deze programma’s beschikbaar zijn.

Bestuur en volksvertegenwoordiging

De volksvertegenwoordiging fungeert zoals gezegd – namens het volk – als gesprekspartner van de regering. In tegenstelling tot de huidige situatie zijn de volksvertegenwoordigers niet bij voorbaat verdeeld over twee kampen; voorstanders dan wel tegenstander van het beleid. Zij hebben immers als volksvertegenwoordiger geen invloed gehad op de totstandkoming van het programma. Het feit dat er een programma ligt dat door een meerderheid van het volk gesteund wordt, betekent dan ook dat er nog volop discussie zal zijn over de details en – later – de uitvoering van het programma. Elke volksvertegenwoordiger wordt geacht te erkennen dat de regering een beleid uitvoert waarvoor de meerderheid van het volk heeft gekozen. De regering moet op haar beurt erkennen dat de volksvertegenwoordiging eveneens door het volk is gekozen om kritisch tegenspel te bieden. Scheiding der machten in optima forma.

En het referendum dan?

Het referendum heeft in deze constellatie een duidelijke plek. Referenda over onderwerpen die in de lijn liggen van het gekozen programma, zijn uit den boze. Het volk heeft zich daar immers al over uitgesproken. In plaats daarvan kan de volksvertegenwoordiging tot een referendum besluiten indien de regering meent te moeten afwijken van haar mandaat en het daarover niet eens wordt met de volksvertegenwoordiging. Ook buitenstaanders kunnen om een bindend referendum vragen.

De manier waarop de democratie in Nederland functioneert is in geen honderd jaar veranderd; de wereld wel. Mensen zijn mondiger en ICT biedt ongekende mogelijkheden om mee te besturen. Deze blogpost is een schets van hoe het anders kan. Er zijn ongetwijfeld meer opties. Laten we een aantal alternatieven uitwerken. Via een reeks stemronden kunnen we dan wellicht komen tot een model waarin een ruime meerderheid van de bevolking zich kan vinden.

[1] Welke effecten hebben goed of slecht bestuur op de maatschappij? Ambrogio Lorenzetti schilderde in het Palazzo Pubblico in het Italiaanse Siena in de jaren 1337-39 in de zaal waar de Raad van Negen placht te vergaderen, een beroemde allegorische voorstelling bekend onder de naam “Allegorie van goed en slecht bestuur”. Delen van deze voorstelling vormen de illustratie van deze blogpost.

[2] Ik blijf hierna overwegend het woord bestuur hanteren. Denk daarbij in de eerste plaats aan de regering, maar mijn visie op democratie is ook toepasbaar op gemeentelijk en provinciaal niveau of binnen bedrijven.

[3] Idealiter stemmen kiezers op een partij wier programma hen het meeste aanstaat. Dit is een ‘package deal’; ze nemen daarmee voor lief de standpunten waar ze het niet eens mee zijn. Daarom is het is speltheoretisch mogelijk dat geen enkele stemmer op een van de coalitiepartijen warm loopt voor ook maar één punt van het bereikte akkoord.

[4] In zijn boek Tegen verkiezingen schrijft David van Reybrouck dat de democratie van de eenentwintigste eeuw is uitgehold. Het wantrouwen groeit; de redelijkheid is zoek. De politiek lijkt echter meer bezig met de volgende verkiezingen dan met de politiek op langere termijn.

[5] Google experimenteert intern met liquid democracy, een vorm van besluitvorming die het midden vormt van directe en vertegenwoordigende democratie. Zie voor een heldere uiteenzetting van hoe de methode werkt: http://www.enliveningedge.org/tools-practices/liquid-democracy-true-democracy-21st-century/

[6] De methodiek hiervoor is in 1988 ontwikkeld aan de Stanford University met als doel geregeld kiezers dan wel achterbannen in staat te stellen zich uit te spreken over gangbare onderwerpen. Een ‘deliberative poll’ hanteert In tegenstelling tot een referendum een representatieve steekproef van de betrokkenen.