Samenleving uit balans

societyIn januari 2015 is het nieuwe boek van Henry Mintzberg Rebalancing Society. Radical Renewal Beyond Left, Right and Center verschenen[1]. Dit boek en het vorige week besproken werk van Jan Rotmans Nederland kantelt zijn complementair. Jan Rotmans gaat dieper in op concrete problemen en hun oplossingen, Henry Mintzberg graaft dieper naar de oorzaken van problemen in westerse democratieën, die van de VS in het bijzonder.

Het belangrijkste probleem dat hij aankaart, is de nog steeds toenemende macht van multinationale ondernemingen. Lange tijd zorgde de overheid voor een krachtig tegenwicht. De val van de muur leidde een periode in waarin het kapitalisme zich in alle opzichten als overwinnaar manifesteerde. Dit was al begonnen met de opzegging van het verdrag van Bretton Woods[2]. In de VS en in andere landen ontstond een golf van privatisering van staatsbedrijven. Het toezicht op ondernemingen verminderde, mede als gevolg waarvan deze – de banken voorop – zich te buiten konden gaan aan riskante transacties, die honderden miljarden opleverden. Ook het management verrijkte zich op voorheen ongekende wijze. Salarissen van enkele honderden miljoenen per jaar voor het topmanagement waren geen uitzondering: The economy of free enterprise has become societies of free enterprises. Bedrijven streefden vooral naar veel winst op korte termijn, maximalisatie van de opbrengst door ongelimiteerde propageren van consumeren, externaliseren van de kosten en vermijden van belastingbetaling[3] Later omarmden bedrijven corporate social responsibility, omdat deze de winstgroei stimuleerde. De financiële crisis heeft dit patroon niet wezenlijk veranderd, mede dankzij de belastingbetaler en het op ongekende schaal bijdrukken van geld.

Mintzberg pleit niet voor een versterking van de overheidssector. Hij vreest dat er dan opnieuw een vruchteloze controverse ontstaat tussen de private en de publieke sector. Hierbij zal soms de ene en soms de andere partij als overwinnaar te voorschijn komen.

In plaats daarvan moet de plural sector een macht van de betekenis worden. Te lang hebben groepen in de samenleving zich blind gestaard op de titanenstrijd tussen overheid en bedrijfsleven. Ze hebben daardoor de plurale sector uit het oog verloren, ondanks diens feitelijke omvang: Deze sector omvat niet alleen onderwijs en gezondheidszorg. Alleen al in de VS zijn 350 miljoen mensen lid van coöperaties, dat zijn verschillende lidmaatschappen per persoon.

Het probleem is dat lange tijd organisaties die tot deze sector behoren zich zijn gaan spiegelen aan het bedrijfsleven. Onderwijsinstellingen gingen for-profit en het new public management zorgde ervoor dat not-for-profit organisaties zo veel mogelijk bedrijfsmatig werden georganiseerd.

Er is echter een tegenbeweging gaande: Steeds meer nieuwe en bestaande bedrijven wensen zichzelf te zien als maatschappelijke ondernemingen. Zij verduurzamen hun bedrijfsvoering niet in de eerste plaats vanwege de extra winst. Ze streven uitsluitend doelen na, die op langere termijn goed voor mens en omgeving zijn. Er is sprake van een bijna ontelbare hoeveelheid initiatieven van onderop[4]. Hier ligt het raakvlak met de kanteling die de Nederlandse samenleving volgens Jan Rotmans doormaakt.

MintzbergHet toekomstbeeld van Henry Mintzberg is een samenleving die rust op drie pijlers: de private sector, de publieke sector en de plurale sector. Alle sectoren hebben hun eigen doelen. De private sector produceert, net als nu, goederen en diensten met de bedoeling deze te verhandelen. De publieke sector geeft wettelijke kaders voor fatsoenlijk handelen door individuen en bedrijven en de plurale sector is verantwoordelijk voor alle goederen en diensten die zorgen voor het welzijn van de burgers.

Lezing van Minztberg’s boek inspireert en prikkelt, op dezelfde manier als Jan Rotmans dat doet, om koploper of kantelaar te worden. Toch is het in een opzicht niet helemaal bevredigend. De meest interessante ontwikkelingen in de samenleving vinden namelijk plaats tussen de drie voornoemde pijlers, of misschien moeten we zijn begrip pijler niet letterlijk nemen en vooral naar de nevenstaande cirkel kijken.

Immers, als steeds meer bedrijven zich het predicaat maatschappelijke onderneming toeëigenen en het goede op de goede wijze doen, dan horen ze tot zowel de plurale sector als de private sector. Waarom zouden in een ideale wereld niet alle ondernemingen ‘maatschappelijk’ zijn?

Ook tussen publieke sector en private sector is veel overlap. Groepen burgers zullen over steeds meer aangelegenheden zelfbeschikking krijgen of nemen. Democratie van onderop zal de vertegenwoordigende democratie terugdringen. De overheid zal overigens naast de klassieke taken op het gebied van veiligheid en rechtshandhaving, ook een belangrijke faciliterende en coördinerende taak houden. Deze speelt zich af op het raakvlak met de andere sectoren. Wetenschap en techniek in de VS zijn in de tweede helft van de 20ste eeuw enorm gegroeid. Dat komt door de efficiënte afstemming tussen onderzoeksinstellingen van overheden, universiteiten en bedrijven. Overheidsinstellingen als DARPO hebben een doorslaggevende rol gespeeld als behartiger van de nationale zaak[5].

muizenvalHenry Mintzberg wijst, ondanks zijn bij vlagen vernietigend commentaar op de schrapers, wier aantal hij alleen maar ziet toenemen, in de eerste plaats naar ons als burgers: The place to start confronting the exploiters of this world is in front of our own mirror.

[1] Een eerdere versie van dit boek verscheen in 2014 als pamflet. Je kunt dit hier downloaden: http://www.mintzberg.org/sites/default/files/rebalancing_society_pamphlet.pdf

[2] Dit hield in het verlaten van de ‘gouden standaard’; Financiële transacties hoefden niet met goud te worden gecompenseerd. Dit legde de basis voor het ongelimiteerd aangaan van leningen door particulieren, bedrijven, de staat en vooral door banken.

[3] In1952 kwam nog 32% van alle belastinginkomsten van bedrijven; nu is dat nog maar 9%. Het verhogen van belastingen voor de rijken in de VS is onmogelijk omdat vrijwel alle leden van de senaat en de meeste leden van het Huis van afgevaardighed behoren tot de 1% topverdieners in de VS en die kunnen genoeg argumenten tégen verzinnen.

[4] In zijn boek Blessed Unrest beschrijft Paul Hawken al in 2007 het ontstaan van honderdduizenden groepen en initiatieven van burgers om de handen in een te slaan. In de appendix van het boek laat hij de veelheid van terreinen zien. De hoeveelheid initiatieven is in de jaren daarna verveelvoudigd.

[5] Het Defence Advanced Research Project Agency (DARPA) heeft in de jaren ’60 en ’70 de opkomst van de computerindustrie gestimuleerd en ervoor gezorgd dat er aan een aantal universiteiten departementen op het gebied van ICT van de grond kwamen. Daarna volgden nog vele andere initiatieven: https://hmjvandenbosch.com/2014/10/23/geen-kleinere-maar-een-sterkere-overheid/

Leven in een periode van transitie

De voorafgaande afleveringen van deze reeks beschrijven drie typen innovatie. Ook heb ik onderscheid gemaakt tussen  innovatie vooruit dan wel achteruit. Alleen het eerste type levert een bijdrage aan een duurzame en sociale samenleving.

Nederland kanteltVoordat ik deze posts schreef, had ik het boek Nederland kantelt van Jan Rotmans gelezen[1]. Volgens Jan Rotmans leven we in een transitiefase. Daarvan is sprake omdat er gelijktijdig drie vormen van kanteling plaatsvinden:

  • Van een verticale, top-down aangestuurde samenleving naar een bottom-up samenleving;
  • Van een centralistische naar een decentrale en digitale economie;
  • Van bureaucratische organisaties naar micro-macht en zelforganiserende netwerken.

Voor de vorige transitiefase moeten we teruggaan naar het midden van de 19de eeuw, toen grootschalige industriële productie opkwam, de bourgeoisie de macht van de adel overnam, nieuwe kunstuitingen ontstonden en veranderingen in wetgeving de kiem legden voor modernisering van de samenleving.

In achtereenvolgende hoofdstukken beschrijft Jan Rotmans wat de transitie gaat betekenen:

  • Afbraak van grootschalige onderwijsbolwerken en teruggeven van de verantwoordelijkheid aan de docenten;
  • Een nieuw evenwicht op school tussen ontwikkeling van competenties, kennis en creativiteit;
  • Verdwijnen van de ziektekostenverzekeraars ten gunste van een structuur waarin maatschappelijke ondernemingen zorg aanbieden en de kosten via een administratiekantoor worden verrekend;
  • Verdwijnen van de huidige energiedistributeurs en vergaande decentralisatie van de productie van energie, met name ook door de consumenten zelf;
  • Een gedecentraliseerd financieel stelsel waarbij geld in de eerste plaats dienstbaar is aan de economie in plaats van een middel om zelf geld mee te verdienen.
  • et cetera

transitieHet kost niet veel moeite om de voorbeelden uit Jan Rotmans’ boek te zien als type 3 innovaties, zowel technisch als sociaal. Jan Rotmans en ik zitten duidelijk op een lijn. Ik wil toch een drietal kanttekeningen maken:

Wat kantelt?

big shiftJan Rotmans spreekt van een transitie omdat er sprake is van een drievoudige kanteling. Naar mijn gevoel overlappen de kantelingen die hij beschrijft (zie boven) elkaar nogal. De beschrijving door John Hagel, John Seeley Brown en Tamara Samoylova van de veranderingen in onze tijd die leiden tot The Big Shift[2], spreekt me meer aan. Deze auteurs onderscheiden vier processen, namelijk (1) verbinding tussen techniek en digitalisering (Internet of everything) , (2) spreiding kennisbezit, (3) netwerken in plaats van grote organisaties en (4) zelfbestuur in plaats van vertegenwoordigende democratie.

 Hoe vindt de transitie plaats?

Als het gaat om de totstandkoming van de transitie, hinkt Jan Rotmans naar mijn smaak op twee gedachten. Soms lijkt hij transitie te zien als een autonoom proces dat zich met andere woorden voltrekt of we dat willen of niet. Op andere plaatsen geeft hij aan dat de transitie ‘bevochten’ moet worden en allesbehalve vanzelf zal komen. Mede dankzij de overtuigingskracht van mensen als Jan Rotmans, Marga Hoek en vele anderen, kiezen steeds meer mensen voor verandering. Maar het is ook mogelijk dat degenen die nu de meeste macht in handen hebben, nog jaren doorgaan met kleine en grote aanpassingen binnen de bestaande orde. Dankzij hun publicitaire macht kunnen zij erin slagen om grote groepen in de samenleving te laten geloven dat zij daarmee de belangrijkste vraagstukken van deze tijd aanpakken.

De valkuil van de geschiedenis

Een van de momenten waarop Jan Rotmans lijkt te tenderen naar een visie dat alles ‘vanzelf’ goed komt, is als het over werkgelegenheid gaat. Degenen die zich zorgen maken over banenverlies als gevolg van nieuwe technische ontwikkelingen, kennen volgens Jan de geschiedenis niet: In het verleden heeft het verdwijnen van banen gelijke tred gehouden met het ontstaan van nieuwe. Maar de huidige transitie is uniek; ongeveer de helft van alle huidige banen kan gaan verdwijnen[3]. Ik denk dus dat het verleden geen enkele garantie biedt voor de toekomst. Het is goed mogelijk dat een tweedeling ontstaat tussen degenen die werken en zij die dat niet doen, of werk verrichten dat te duur is om te automatiseren.

Naar mijn overtuiging is er maatschappelijke strijd nodig om de transitie te bewerkstelligen. Hoe? Daarover heeft Henry Mintzberg in diens nieuw boek Rebalancing Society boeiende gedachten gelanceerd. Deze komen aan de orde in de laatste aflevering van deze reeks van vijf blogposts over innovatie vooruit of achteruit.

[1] Behalve het boek is ook de website ‘Nederland kantelt’ de moeite waard: Deze bevat een groot aantal voorbeelden van aanzetten tot verandering.

[2] Zie voor het volledige rapport ‘The Big Shift’ http://goo.gl/QaNXdy. De auteurs zijn medewerkers van ‘The Edge’, het onderzoeksinstituut van Deloite.

[3] Zie mijn blogpost ‘De bom onder onze banen’ http://wp.me/p32hqY-6L De gegevens in deze post zijn gebaseerd op een onderzoek van Carl Benedikt Frey en  Michael A. Osborne (University Oxford, UK), “The future of employment: how susceptible are jobs to computerization” (September 2013)

Vooruit en achteruit innoveren

Dit is de derde aflevering van een reeks posts over maatschappelijke effecten van verschillende typen innovatie. In de vorige afleveringen heb in drie verschillende typen technische en sociale innovatie onderscheiden.

Het woord vooruitgang hoor je niet meer zo vaak. Ik herinner het me vooral uit de mond van de legendarische Philip Bloemendal als hij, eind jaren ’50, verslag deed van het dichten van een dijk of de opening van een nieuwe weg in Polygoonjournaal in de bioscoop.

Ik ga het woord vooruitgang nieuw leven inblazen. Het staat vanaf vandaag voor alle ontwikkelingen die leiden tot beëindiging van het gebruik van fossiele grondstoffen, tot groei van bio-based economie, tot vergroting van veiligheid, welzijn en welbevinden, tot ontplooiing van onze capaciteiten in werk, kunst en cultuur en tot samenleven in goede verstandhouding en vrede.

vooruitgangHet zou mooi zijn als innovatie de motor van de vooruitgang was. Helaas is dat vaak niet het geval. Sommige innovaties zijn eerder een belemmering voor vooruitgang. Vandaar het onderscheid tussen vooruit en achteruit innoveren. Of deftiger gezegd progressieve en regressieve innovatie.

Technische innovaties type 1, zoals vervanging van werk door robots, zijn geen vooruitgang als er voor mensen geen zinvol werk komt of als we het beschikbare werk niet herverdelen. Hetzelfde geldt voor sociale innovatie type 1: Invoering van planning- en control systemen om de productiviteit te verhogen gaat meestal samen met dalende betrokkenheid van de medewerkers. Maar ook innovaties type 2 zijn geen vanzelfsprekende routes naar vooruitgang: Wat de meerwaarde van de iPhone 6 ten opzichte van eerdere edities ook moge zijn, zijn productie verslindt grondstoffen. Door zijn gemiddelde levensduur van 18 maanden levert hij ook een forse bijdrage aan de groei van de afvalberg. Maar ook sociale innovaties type 2 hebben bedenkelijke kanten. Minder gelaagdheid binnen organisaties komt voort uit de wens sneller te kunnen reageren op veranderingen. Maar minder snelheid, verandering en drukte zou een weldaad zijn.

evolutieHet was natuurlijk makkelijker om regressieve innovatie in het geheel geen innovatie te noemen. Dat is lastig omdat het de context is die innovaties progressief of regressief maakt. Neem zelfbedieningswinkels, pinnen of geld uit de muur halen. Deze ontwikkelingen hebben niet geleid tot massale werkloosheid en ze maken ons leven prettiger. Ik reken ze daarom tot de vooruitgang. Automatisering is geen probleem, ook niet als deze tot minder werk leidt. Voorwaarde is wel dat er nieuwe banen komen, het resterende werk rechtvaardig wordt verdeeld en mensen de vrijkomende tijd op een andere zinvolle manier besteden. Maar als automatisering en robotisering leiden tot massale werkloosheid is er sprake van regressieve innovatie oftewel achteruitgang.

Vooruitgang vindt plaats bij een goede wisselwerking tussen technische en sociale innovatie. Welke kant het opgaat? Dat hebben we zelf in de hand. Daarover gaan de volgende blogposts.

De innovatie van hoe we met elkaar omgaan

If men are to remain civilized or to become so, the art of associating together must grow and improve (de Tocqueville, 1840)

Technische innovaties zijn doorgedrongen tot in alle hoeken van de wereld. Op het gebied van hoe we met elkaar omgaan lijken we soms nog in het stenen tijdperk te leven. ‘Parijs’ is daarvan een dramatisch voorbeeld. Aan de ene kant een krant die zijn brood verdient met anderen te kwetsen, aan de andere kant een groep die het normaal vindt om dat met geweervuur te wreken.

Innovatie van de manier waarop we met elkaar omgaan, is de kern van sociale innovatie[1]. Naar analogie van mijn vorige blogpost over technische innovatie, onderscheid ik voor het gemak drie typen.

Studentendag lopende bandType 1 betreft het nagenoeg verdwijnen van fysieke dwang en uitbuiting in de manier waarop we in ons deel van de wereld arbeid organiseren. De slavernij is afgeschaft. Daarvoor in de plaats zijn gekomen verfijnde methoden van arbeidsdeling, motivatie en beloning. Het scientific management van Frederick Taylor was een radicale innovatie die incrementeel verder ontwikkeld is[2]: competentiemanagement, ‘lean production’, flexibilisering[3] et cetera.  Systemen van planning en control houden dankzij ICT en ‘Internet of things’ minutieus in de gaten waar medewerkers zich bevinden, waarmee ze bezig zijn en wat hun output is. Dit geldt voor werknemers in fabrieken maar eveneens voor artsen, docenten en accountants. Het moge duidelijk zijn dat het verdwijnen van fysieke dwang beheersing van de ene groep mensen door de andere onverlet heeft gelaten.

Hiemstra - Principes van Samenwerken-10838Type 2 betreft het herstel van zeggenschap van mensen over hun werk. De industriële revolutie heeft het ambacht weggevaagd en daarmee ook voor velen de bevrediging, die werk kan geven. Verandering is op til. Centraal geregisseerde bedrijven en organisaties komen slagkracht tekort om snel te reageren op wat er in de wereld gebeurt. Dit vertaalt zich in meer horizontale organisaties waarin medewerkers intensief samenwerken en besluiten nemen. Werknemers die de eigen werkprocessen beheren, zullen ook (mede)eigenaar willen zijn[4] of eigen bedrijven, coöperaties en netwerken oprichten. Schaalverkleining zal niet beperkt blijven tot productie en dienstverlening maar ook in onderwijs en gezondheidszorg.

BuurtinitiatiefType 3 heeft betrekking op de ontwikkeling van gelijkwaardigheid als basis voor de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Samenlevingen lijken steeds meer te desintegreren en te bestaan uit separate groepen die elkaar negeren of bestrijden. Gelukkig is er een aantal initiatieven ‘van onderop’ dat uitkomst kan bieden. Het betreft talloze voorbeelden van zelforganisatie. Het gaat om mensen die gezamenlijk welzijnsvoorzieningen organiseren, het beheer van hun wijk op zich nemen en daarbij waar nodig samenwerken met overheidsinstanties en politie. Ook maatschappelijke ondernemingen kunnen tot deze vorm van innovatie worden gerekend.

Sociale innovatie stoelt op drie pijlers: (1) menswaardige arbeidsomstandigheden, (2) zelfontplooiing en zelfbestuur binnen  arbeidsorganisaties en (3) omgangsvormen op basis van gelijkwaardigheid. Ik kijk uit naar een krant waarin Christenen, Moslims en humanisten samen een vorm vinden om deze doelen te realiseren.

[1] Deze omschrijving wordt met zoveel woorden wereldwijd gebruikt. In Nederland wordt sociale innovatie vooral opgevat als ‘workplace innovation’.

[2] Minder verfijnde varianten, soms nauwelijks te onderscheiden van slavernij, treffen we echter aan in industrie en nijverheid in lage lonen landen, in hoge mate als gevolg van ‘outsourcing’ van arbeidsintensieve productie uit ons deel van de wereld.

[3] Hiertoe behoren onder andere thuiswerken, variabele arbeidstijd, zelf-roostering.

[4] Gesproken wordt over ‘shared leadership’ of ‘distributed leadership’