De aarde: Onuitputtelijke bron van schone energie

Aardwarmte speelt een grote rol in de plannen van Amsterdam, Nijmegen en menige andere gemeente om in 2040 CO2-emissievrij te zijn. Er is nog heel veel werk te doen voordat dit doel is bereikt.

Aardwarmte bij kwekerij Zeurniet in Honselersdijk. 

We lezen veel over de snelle groei van zonne- en windenergie.Publicaties over aardwarmte (geothermie) waren tot voor kort schaars. Niet vreemd want het aandeel van aardwarmte in het wereldwijze energiegebruik in 2017 is (afgerond) 0%, tegen 81% fossiele bronnen[1]. Maar verandering is in zicht. Enige tijd geleden schreef ik over de winning van ondiepe aardwarmte (tussen 250 – 750 m.). In deze post komt het hele scala van mogelijkheden om aardwarmte te winnen aan de orde.

In Nederland hebben tuinbouwondernemers in 2007 de grondslag gelegd voor het ontstaan van een geothermiesector. Er zijn vanaf dat jaar 35 putten geboord, waarvan er 14 actief zijn. 

De totale jaarlijkse vraag naar warmte in Nederland bedraagt thans ongeveer 960 petajoule. Deze zal vermoedelijk dalen naar 930 petajoule in 2030 en naar 870 petajoule in 2050. Deze daling van de vraag komt door een efficiënter gebruik van warmte, betere isolatie en dalende bevolkingsgroei. Hier staat tegenover het groeiende gebruik van elektriciteit voor vervoer. De bijdrage van geothermie aan de huidige vraag naar warmte is slechts 3 petajoule.

Ongeveer de helft van de vraag naar warmte is afkomstig van de gebouwde omgeving (verwarming en warm kraanwater). Aardgas, biomassa en restwarmte zijn thans de belangrijkste energiebronnen. In de toekomst moet geothermie de plaats van het aardgas voor een belangrijk deel overnemen.

Doublet met productie- en infiltratieput. Afbeelding afkomstig uit: Stappenplan geothermie voor de glastuinbouw, december 2013

Wat is aardwarmte?

Geothermie, onttrekt warmte aan aardlagen tussen 250 en 5000 meter diep (zie afbeelding). Hier bevindt zich warm water van 15 tot 125oC. Dit water kan wel 150 miljoen jaar oud zijn en het is zout door de erin opgeloste mineralen. Het water wordt opgepompt met behulp van een productieput, staat zijn warmte af via een warmtewisselaar en het afgekoelde water verdwijnt weer via een injectieput in de bodem, op enige afstand van de plaats waar het vandaan komt (Zie afbeelding) Hier warmt het in ongeveer een jaar tijd weer op. Beide putten samen heten een doublet.  

Reserves

Jos Limberger. Foto Universiteit Utrecht

Jos Limberger is onlangs aan de Universiteit van Utrecht gepromoveerd op de ontwikkeling van geothermie[2]. Hij berekent dat de jaarlijks winbare hoeveelheid aardwarmte in de orde van grootte ligt van het totale jaarlijkse mondiale energieverbruik. Hieraan is echter een aantal mitsen en maren verbonden. Het opzetten van een grootschalig productiesysteem vereist grote investeringen. Deze zijn vergelijkbaar met de aardoliewinning, waarvan de baten echter veel hoger zijn. De productie moet (in tegenstelling tot de aardoliewinning) over een relatief groot oppervlak worden gespreid, om het water weer op temperatuur te laten komen. Tegelijkertijd moeten de putten dichtbij de plaats liggen waar de warmte wordt gebruikt.

Al met al zijn de kosten voor de ontwikkeling van boorlocaties op dit moment nog te groot voor economisch verantwoorde exploitatie.

Een meer grootschalige aanpak kan hier verandering in brengen. Dit lijkt te gaan gebeuren.

Het onderstaande filmpje geeft een goed beeld van de winning van aardwarmte.

Wereldwijd hebben 49 landen in de periode 2014 – 2017 samen ongeveer $20 miljard geïnvesteerd in geothermie.  Naar verhoging niet veel. Shell besteedde in die periode $25 miljard aan het zoeken naar nieuwe olievelden. Nederland investeert naar verhouding veel: in de eerste helft van 2018 alleen al is er bijna een half miljard dollar toegezegd aan subsidie. 

Onderzoek in Nederland

Het onderzoek in Nederland is het afgelopen jaar opgeschaald: Het betreft vooral onderzoek naar de mogelijkheden van ultradiepe geothermie[3]. Dit mede omdat vanwege de hoge temperatuur (120 – 250C.) Deze vorm van geothermie ook relevant is voor de industrie, die een warmtebehoefte heeft van 400 petajoule). 

Aan dit grootschalig onderzoek doen mee Engie, de Universiteit Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Utrecht, de Hogeschool Utrecht en de Stichting Kantorenpark Rijnsweerd. 

Verder doet Energie Beheer Nederland (EBN) seismisch onderzoek om vast te stellen waar en op welke diepte zich winbare aardwarmte bevindt en bovendien of de bodemgesteldheid winning mogelijk maakt[4].   

Risico’s

Bij het boren naar aardwarmte, doet zich een beperkt aantal risico’s voor, dat bij in acht neming van grote zorgvuldigheid en het gebruik van de juiste technieken en apparatuur tot een minimum teruggebracht kunnen worden. 

Door bij het boren rekening te houden met natuurlijke breuken in de ondergrond is de kans op een aardbeving klein.

Dankzij een speciale constructie van de buizen kan er geen water van de ene aardlaag in de andere terecht komt. 

Van groot belang verder is dat bij de productie van aardwarmte geen materie aan de ondergrond wordt onttrokken: De warmte wordt met behulp van een warmtewisselaar gewonnen en het afgekoelde water wordt weer teruggepompt. Hierdoor blijft de druk onveranderd en is de kans op bodemdaling gering.

Pionier stadium

De Staatstoezicht voor de Mijnen, tevens belast met geothermie, is tamelijk kritisch over de manier waarop de winning en de exploitatie van aardwarmte tot dusver in Nederland heeft plaatsgevonden. Hiervan is in 2017 uitvoerig verslag gedaan in het rapport De Staat van de geothermie in Nederland[5].

Het rapport schrijft dat milieu- en veiligheidsrisico’s onvoldoende worden onderkend, wet- en regelgeving niet goed genoeg wordt nageleefd en er sprake is van een zwak ontwikkelde veiligheidscultuur bij initiatiefnemers en hun aannemers. De Raad wijt dat deels aan de kleinschaligheid van de sector, het gebrek aan middelen en onvoldoende deskundig personeel. Dit heeft geleid tot een aantal incidenten.  Zo is er overigens met medeweten van de Raad geboord op plaatsen in Limburg en Brabant die dicht bij breukzones liggen. Door de (verplichte) aanwezigheid van een sensorsysteem werden de overigens lichte aardbevingen die daar het gevolg van waren onmiddellijk opgemerkt, waarna de winning op deze locaties is stilgelegd. Hetzelfde geldt voor boringen in het aardbevingsgebied van Groningen. 

In mei 2018 heeft het Platform Geothermie het Masterplan aardwarmte in Nederland, een brede basis voor een duurzame warmtevoorziening[6]gepubliceerd.

Dit plan moet ertoe leiden dat aardwarmte samen met duurzame restwarmte en biomassa op substantiële wijze gaat bijdragen aan de toekomstige vraag naar warmte. De huidige productie van 3 petajoule neemt dan toe naar 50 petajoule in 2013 en tot meer dan 200 petajoule per jaar in 2050. Van deze 200 petajoule zal ongeveer 40% geleverd zal worden via warmtenetten. Om dit doel te bereiken moet het aantal doubletten groeien van de huidige 14 naar 175 in 2030, en vervolgens naar 700 in 2050. 

Bij de opschaling van het aantal doubletten speelt de aanwezige expertise in de glastuinbouw een grote roi. De ondergrond in het Westland is goed in kaart gebracht. Van de gewenste uitbreiding van 3 naar 50 petajoule in 2030, kan 30 petajoule in de glastuinbouwsector worden gerealiseerd, wat tijd geeft om elders seismisch onderzoek uit te voeren.

Helaas ontbreekt een gespecificeerde begroting. Maar als het geformuleerde doel wordt bereikt, komt de haalbaarheid van de energietransitie een stap dichterbij.


[1]https://goo.gl/KyKPrc

[2]https://www.uu.nl/en/events/phd-defence-thermo-mechanical-characterization-of-the-lithosphere-implications-for-geothermal

[3]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/energie/30487/engie-geothermie?utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=e-mail&utm_campaign=Daily+Focus+19+November

[4]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/energie/30545/locaties-geothermie?utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=e-mail&utm_campaign=Daily+Focus+27+November

[5]https://www.sodm.nl/documenten/rapporten/2017/07/13/staat-van-de-sector-geothermie

[6]https://www.geothermie.nl/images/Onderzoeken-en-rapporten/20180529-Masterplan-Aardwarmte-in-Nederland.pdf

Smart city? Slimme burgemeester!

De eerste stap naar de ontwikkeling van een smart city is niet technologie maar ‘good governance’

Burgemeester Park van Seoul bij het luisterende oor – Foto Sharable

Ik schrijf al een paar jaar over smart cities. Ik vroeg me af welk advies ik de burgemeester zou geven als ze me zou vragen hoe ze haar gemeente smart kon maken. Dit is wat bij me opkwam[1].

Hoe word je een smart city?

Eén ding is zeker: Slim worden begint niet bij de keuze van technologie of het verzamelen van gegevens.

Het bezoeken van een ‘smart city expo’, waar technologiebedrijven klaar staan om sensoren, CCTV-camera’s, slimme meters, slimme verlichting, slimme vuilniscontainers, software en besturingssystemen te verkopen, heeft daarom ook geen prioriteit.

In plaats daarvan moet het gemeentebestuur ervoor zorgen dat aan de volgende zes voorwaarden wordt voldaan:

  1. Zorg voor goede governance. Dat is hoe dan ook nodig zodra er breed ondersteunde keuzen gemaakt moeten worden
  2. Ontwikkel een gefundeerde visie op de ontwikkeling van de gemeente, rekening houdend met de zorgen van alle belanghebbenden, burgers in de eerste plaats
  3. Maak experimenten mogelijk en ondersteun die, met name die welke door burgers zijn geïnitieerd.
  4. Word een gelijkwaardige partner van technologiebedrijven bij de keuze van geschikte technologieën.
  5. Zorg ervoor dat technologische en niet-technologische beleidsinstrumenten naadloos worden geïntegreerd.
  6. Evalueer projecten regelmatig en besluit tijdig om ze op te schalen of te beëindigen.

1. Goede governance

Goede governance gaat verder dan verkiezingen, vertegenwoordigende organen, het volgen van de juiste procedures en het handhaven van de wet.

Een essentieel kenmerk van goede governance is dat burgers erop kunnen vertrouwen dat de overheid hun belangen beschermt en dat hun stem wordt gehoord.

Het overbruggen van de formele democratische structuren (burgemeester en wethouders, vertegenwoordigers, ambtenaren) en de belanghebbenden (burgers, bedrijven, instellingen) vereist frequente (in)formele vergaderingen, vormen van participatieve budgettering en de mogelijkheid om mee te spreken. Nog belangrijker is de gedeeltelijke decentralisatie van besluitvorming naar buurten, organisaties of bedrijven.

De burgemeester speelt een centrale rol bij het bijeenbrengen van de formele democratische bestuursorganen en de stem van de belanghebbenden, burgers in de eerste plaats. De legendarische burgemeester Park Wonsoon uit Seoul maakte van elke gelegenheid gebruik om naar de zorgen van zijn burgers te luisteren. Om dit te symboliseren heeft hij een groot beeldhouwwerk van een oor voor het stadhuis geplaatst, waarin burgers hun zorgen kunnen uiten[2].

De tijd is voorbij dat alleen de instemming van de raad richting geeft aan de ontwikkeling van gemeenten.

Inspraakprocedures, die geïnteresseerde partijen in staat stellen om hun stem te laten horen, voldoen evenmin. In plaats daarvan willen stakeholders vanaf het begin betrokken zijn bij de ontwikkeling van plannen, wat overigens in veel gevallen de besluitvorming versnelt.

Barcelona: Decidem

Barcelona heeft een digitaal participatief platform gebouwd, ‘Decidem’ (‘wij beslissen’ in het Catalaans)[3]. Dit platform stelt burgers in staat om aan het bestuur deel te nemen door ideeën voor te stellen, hierover te debatteren en te stemmen, ook in begrotingsaangelegenheden[4]. Ook andere steden, zoals Tallinn, hebben soortgelijke  instrumenten. Het unieke kenmerk van ‘Decidim’ is echter de mogelijkheid om discussies te voeren tussen kiezers onderling en tussen kiezers en politici; discussie is immers een van de pijlers van de democratie.

2. Een gefundeerde visie

Onderzoek toont aan dat de belangrijkste zorgen van de burger zijn: gezondheidszorg, veiligheid en kwaliteit van leven. De zorgen van ambtenaren en politici zijn echter mobiliteit, duurzaamheid en data. Het onderzoek vond plaats in Nederland, maar andere landen zullen niet zo veel verschillen[5]. Over het algemeen domineren de onderwerpen die door deze laatste groep worden geprioriteerd de beleidsagenda. Een gefundeerde visie zoals hier bedoeld, is gebaseerd op kennis, ervaringen en meningen van alle belanghebbenden[6]. Het afstemmen van de opvattingen van politici en ambtenaren aan de ene kant en de behoeften en wensen van de overige belanghebbenden aan de andere kant kost veel tijd en moeite, maar het is een absolute voorwaarde om smartte worden.

Kopenhagen – foto Christiane Jodi (Creative Commons)

De humane stad

Het begrip ‘humane stad’ is gebaseerd op de gelijktijdige realisering van waarden zoals duurzame ontwikkeling, rechtvaardigheid en een leefbare omgeving[7]. Amsterdam, Kopenhagen en Barcelona zijn op weg om dienovereenkomstig te handelen en digitale hulpmiddelen en gegevens toe te passen om deze uitgangspunten te ondersteunen.

Amsterdam wil uitgaande van het principe van duurzaamheid in 2040 CO2-neutraal zijn. Als onderdeel van zijn beslissing om de leefbaarheid te verbeteren, stemt Kopenhagen verkeerslichten vooral af op fietsers. Barcelona benadrukt gelijke kansen en gaat wil daarom alle burgers rechtstreeks laten meedoen aan besluitvorming (zie hierboven) en om iedereen digitale rechten te verlenen, verminderen Amsterdam en Barcelona het verzamelen van data in de publieke ruimte door technologiebedrijven.

3. Goedkeuren en ondersteunen van lokale initiatieven

We leven in een tijd waarin burgers steeds meer zelfsturend willen zijn[8]. De 400 energiecoöperaties in Nederland zijn een perfecte illustratie daarvan[9]. In deze coöperaties zijn wijkbewoners tegelijkertijd producenten en verbruikers van energie en zij zijn verantwoordelijk voor opslag en verhandeling van het overschot aan energie.

Het is belangrijk dat het gemeenbestuurdeskundige ondersteuning biedt aan burgerinitiatieven en innovatieve startups.

De manier waarop ondersteuning wordt georganiseerd, is van kritiek belang. Het ’placemaking’-model, ontwikkeld in het VK, kan op grote schaal worden toegepast. In dit model hebben kleine teams op wijkniveau bewezen zeer effectief te zijn[10].

Deelauto in Lombok – Foto Lombox Net

Lombox Net

Een voorbeeld van een energiecoöperatie is te vinden in Lombok, een wijk in Utrecht. Bijna 10 jaar geleden begon een aantal bewoners met het leggen van zonnepanelen op de daken van huizen, scholen en andere gebouwen. Door deze energiebronnen te verbinden, werd een lokaal ‘virtueel’ energiebedrijf opgericht dat momenteel 3000 huishoudens bedient. In 2014 is een smart grid uitgerold. Een smart grid is een gedeeltelijk zelfstandig functionerend deel van het hoofdnetwerk waarin lokaal geproduceerde elektriciteit wordt gedistribueerd, opgeslagen en zo nodig wordt uitgewisseld met het hoofdnetwerk. Apparaten binnen huishoudens die energie produceren (zonnepanelen) en energie gebruiken en opslaan (elektrische auto’s en boilers) kunnen vanuit een centraal punt worden bediend om vraag en aanbod in evenwicht te brengen. Dit is volledig geautomatiseerd en wordt beheerd door software. Slimme netwerken voorkomen dat het hoofdnetwerk overbelast raakt en maken kostbare verzwaren ervan overbodig[11]. De wijk heeft onlangs 20 elektrische auto’s in gebruik genomen gesteld voor energieopslag en om te delen.

4. Gelijkwaardige samenwerking tussen overheid en technologiebedrijven

Een snelgroeiend aantal bedrijven creëert een zogenaamde smart city technologymarkt waar technische oplossingen worden aangeboden voor uiteenlopende stedelijke problemen. De beoordeling van deze technieken in het licht van de gemeentelijke toekomstvisie vereist technologen met een grondige kennis van urbane vraagstukken of omgekeerd. Het bestuur van de gemeente moet over zulke expertise beschikken. Dat kan in de persoon van een chief technology officer, omringd door een klein multidisciplinair team.

Wereldwijd groeit de bezorgdheid over het verzamelen van persoonlijke gegevens via Internet, smartphones, sensoren, CCTV’s en dergelijke.

De meeste van deze gegevens worden beheerd door technologiebedrijven zoals Google, Facebook en Amazon. Deze bedrijven gebruiken deze gegevens onder andere voor het personaliseren van de advertentiemarkt en maken daarmee hoge winsten.

Het EU DECODE-project onderzoekt hoe een burger-gecentreerde digitale samenleving kan worden gevormd, waar gegevens die op openbare plaatsen worden gegenereerd, worden opgeslagen met blockchain-technologie. Pilotprojecten vinden plaats in Barcelona en Amsterdam[12].

Amsterdam digitaal – Foto Gemeente Amsterdam

Voorbeeld: Amsterdam digital

De gemeente Amsterdam heeft onlangs een gloednieuw databeleid gepubliceerd, dat tot stand is gekomen mede dankzij de expertise van de groep rond de chief technology officer[13]. Kenmerken zijn:

  1. Veilig en snel internet voor alle burgers
  2. Gegevens gegenereerd in de openbare ruimte worden opgeslagen met blockchain-technologie.
  3. Al deze gegevens worden op geaggregeerd niveau openbaar gemaakt.
  4. Burgers kunnen beslissen welke persoonlijke gegevens kunnen worden gebruikt en door wie.
  5. Ongeoorloofd volgen van burgers via WIFI-tracking is verboden.
  6. In het geval van gegevensverzameling voor overheidsdoeleinden, is privacy inbegrepen in de ontwerpfase.

5. Naadloze integratie van beleidsinstrumenten

Technologische instrumenten zijn meestal alleen effectief als ze deel uitmaken van een veel breder pakket beleidsinstrumenten op het gebied van wetgeving, infrastructuur, communicatie en financiën.

Driverless bus Stockholm Per-Olof Forsberg (Creative Commons)

Autonome voertuigen

Tot voor kort werden van autonome voertuigen (AV’s) veel voordelen verwacht. Uit onderzoek blijkt echter dat zij de kwaliteit van het leven in onze steden eerder zullen verslechteren dan verbeteren. Veel mensen zullen namelijk het openbaar vervoer inruilen voor het gebruik van een AV. Het transportsysteem moet daarom als een geheel worden beschouwd. In een dergelijk systeem moeten coherente keuzes worden gemaakt met betrekking tot openbaar vervoer versus AV’s, AV’s versus door een bestuurder bediende voertuigen, gedeelde AV’s versus AV’s voor één gebruiker, vrachtvervoer versus personenvervoer en gemotoriseerd verkeer versus voetgangers en fietsers.

Op een gegeven moment zal een op AV’s gebaseerd systeem niet langer compatibel zijn met de aanwezigheid van door een bestuurder bediende voertuigen. Als het zover is, moet de overheid deze laatste verbieden. Daarnaast moet de ruimte in het stadscentrum worden geprioriteerd voor voetgangers en fietsers en projecten die bedoeld zijn voor ‘mobility as a service’. Bovendien moet het prijsmechanisme het gebruik van AV’s voor korte afstanden ontmoedigen ten gunste van voetgangers en (deel)fietsen[14].

6. Evalueren en implementeren of beëindigen van projecten

Smart cityprojecten worden gekenmerkt door vele, verscheiden en kleinschalige experimenten, meestal met substantiële subsidies. Vaak ontbreekt grondige evaluatie.  Daarom moeten dergelijke projecten tijdens de experimentele faseworden beschouwd als ‘living labs’. Hieraan kunnen elementen kunnen worden toegevoegd of onttrokken, op voorwaarde dat de effecten voortdurend worden gemonitord. Living Labs zouden hooguit een of twee jaar mogen duren. Na die periode wordt het experiment onderdeel van het staand beleid of wordt het beëindigd.

tratumseind – Foto Uit In Eindhoven

Stratumseind ​​in Eindhoven

Het uitgaansleven In de stad Eindhoven is geconcentreerd in Stratumseind. Het is een bruisende wijk, vooral in de weekenden. Helaas id deze ook af en toe het toneel van ruzies en geweld. Vijf jaar geleden begon de stad met de installatie van CCTV-camera’s en sensoren die geluiden en in de toekomst ook geur registreren. De verlichting kan ook worden aangepast. Het belangrijkste doel was om geweld te verminderen.

De stad beschouwt dit experiment als een ‘living lab’ en het is continu geëvalueerd. De resultaten tot nu toe zijn:

  1. Er is geen wetenschappelijk bewijs gevonden voor een verband tussen de smart technology, waaronder ook de aanpassing van de verlichting en het aantal incidenten.
  2. De komst van de politie in noodgevallen wordt enigszins versneld.
  3. Bezoekers voelen zich veiliger.

Het is de hoogste tijd om te beslissen over de voordelen van dit experiment en om te beslissen er al dan niet staand beleid van te maken[15].

In mijn advies aan de burgemeester zal ik de nadruk leggen op de woorden van Léan Doody (smart citydeskundige van de Arup Group): I don’t necessarily think ‘smart’ is something to aim for in itself.  Unlike sustainability or resilience, ‘smart’ is not a normative concept; you could think of cities which are ‘smart’ but not very liveable. The technology should be a tool to deliver a sustainable city[16]. Met andere woorden, je kunt technologie niet op haar waarde schatten zonder te weten wat de problemen zijn die ze zou moeten oplossen, hoe ze zich verhoudt tot de visie van het gemeentebestuur met betrekking tot de ontwikkeling van de stad en hoe ze samenhangt met andere beleidsinstrumenten.

Ik hoop dat de burgemeester nog eens aan mijn advies denkt.


[1]This short essay is based on a keynote presentation at the conference ‘Smart cities’ in Zagreb on April 9th2019.

[2]Duncan McLaren & Julian Agyeman: Sharing cities: A case for truly smart and sustainable cities MIT Press 2015

[3]https://decidim.org

[4]https://www.oidp.net/docs/repo/doc213.pdf

[5]Smart Cities: USP Marketing Consultancy: http://future-city.nl/smart-cities-onderzoek/

[6]For instance, consider the Charter for a humane city: https://www.dropbox.com/s/ji37e4paxjnu60z/2018%2011%2025%20Stedelijke%20uitdagingen%20Charter%20Eng.docx?dl=0

[7]http://smartcityhub.com/collaborative-city/long-read-beyond-the-smart-city-challenges-for-a-humane-city/

[8]http://www.participatorycity.org/#home-1

[9]http://smartcityhub.com/technology-innnovation/smart-grid/

[10]http://www.participatorycity.org

[11]https://irissmartcities.eu/content/lomboxnet-lom-nederlands

[12]https://decodeproject.eu/what-decode

[13]https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/innovatie/digitale-stad/

[14]http://smartcityhub.com/mobility/autonomous-vehicles-heaven-nightmare/

[15]http://www.axis-communications.com/smartcities?gclid=CjwKCAjwvbLkBRBbEiwAChbckQlqB1Igml1SD2Jk3R8VuNTcmGCYv-uK9wLeoT-fM8VnUKJ7mzZczRoC9YwQAvD_BwE

[16]https://medium.com/thebeammagazine/so-what-does-a-smart-city-really-look-like-8f5d00f5ce6b

Het gevoel van urgentie is totaal weg

Amsterdam wil vanaf 2030 alleen ‘schone’ auto’s toelaten in een deel van de stad. Een noodzakelijke stap om in 2040 geheel CO2-vrij te zijn.

‘Het wordt nooit meer zoals het geweest is’. Dat waren ongeveer de woorden van minister-president Joop den Uyl in 1973, tijdens een toespraak op alle tv-netten. Aanleiding was de oliecrisis. Nier meer autorijden op zondag, benzine op de bon, gebruik openbaar vervoer, gordijnen dicht, kachel lager, trui aan…. Zijn woorden maakten indruk.

Ook in 2015 leek het er even op dat Nederland zich collectief schikte in de noodzaak van een energietransitie.

Bijna alle landen ter wereld hadden toen in Parijs afgesproken om in 2050 de uitstoot van broeikasgas tot nul te beperken. Uiteraard was Nederland van de partij, maar geen televisietoespraak van minister-president Mark Rutte. Toch voelde je dat het menens was. 

Even. De regering zette een groot aantal deskundigen en anderszins betrokkenen aan het werk aan de klimaattafels. Op zich een goede aanpak en deze kwamen er bijna uit

Maar, weer geen televisietoespraak en het bleef stil. Niet overal, enkele steden, waaronder Amsterdam en Nijmegen kwamen met eigen plannen. Amsterdam gaf aan in 2040 al emissie-vrij te willen zijn. 

De regering zwijgt nog steeds.

Dit ondanks gerechtelijke uitspraken in de Urgenda-zaak en berekeningen van het Planbureau voor de leefomgeving. Uit deze laatste bleek dat de voorstellen van de klimaattafels waarschijnlijk niet ver genoeg gaan en de lasten te zeer bij de burgers leggen.  Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de burgers een afwachtende houding aanneemt. Een teken aan de wand is dat partijen die spreken van ‘die klimaatonzin’ massaal stemmen trokken bij de verkiezingen voor de provinciale staten. 

Tot nu toe heeft geen enkele Nederlander ook maar het kleinst denkbare offer hoeven brengen voor het klimaat.

Het is een gemiste kans om de maximumsnelheid op de snelwegen niet te verlagen als een kleine stap in de goede richting. Ook om het gevoel van urgentie aan te wakkeren. Maar de regering zweeg.

Enkele dagen geleden kondigde het bestuur van de gemeente Amsterdam aan om auto’s die CO2 uitstoten in 2030 binnen de ring te verbieden. Overigens was al eerder besloten dat tegen die tijd grote delen van de binnenstad sowieso autovrij of -luw zullen zijn. Iedereen viel over deze aankondiging heen. Eindelijk sprak de regering: ‘Dit gaat te ver’ en de D66 staatsecretaris gaat proberen de maatregel te verbieden.

Hoezo te ver? Amsterdam wil in 2040 emissievrij te zijn. Dan moeten ze tien jaar eerder toch wel een eind op dreef zijn. Dat is over 11 jaar; tijd genoeg voor iedereen die graag met de auto door Amsterdam wil rijden – geen waar genoegen – om een elektrische auto te kopen. Over een paar jaar zullen deze betaalbaar zijn en zal er inmiddels ook een aanzienlijk aanbod tweedehands exemplaren zijn. Maar nog beter is er helemaal geen auto meer aan te schaffen en incidenteel een elektrische deelauto te huren. Die staan steeds vaker op elke hoek. Dat scheelt pas echt in de portemonnee.

Amsterdam valt te prijzen om deze maatregel nu al aan te kondigen.

Iedereen had op de vingers van een hand kunnen natellen dat de stad dit ook wel moest, gegeven eerdere uitspraken om in 2040 emissieloos te zijn en al veel eerder de gehele binnenstad autovrij en -luw te willen maken. 

Een ding is zeker, mocht het de regering nog gaan lukken het eens te worden over een klimaatwet, dan is de eerste opgave om het gevoel van urgentie bij het gros van de bevolking te versterken. Een stad die voorop wil loopt, verdient daarbij alle steun.

Header: Smart cars op de Dam. Foto: gemeente Amsterdam