Innoveren is kiezen

Innovatie wordt vaak voorgesteld als iets waar je altijd voor moet zijn. Ik vind van niet. Het maken van keuzen is noodzakelijk. Uitgangspunt daarbij is of we de ontwikkelingskansen van aarde en mens verbeteren of verslechteren. Met innovatie kun je beide kanten op! Ik ga dit thema uitwerken in deze en een aantal volgende blogposts

Eerst een korte update van eerdere posts[1]. Ik begon met drie typen innovatie te onderscheiden, alle zowel technisch als sociaal. Aan de hand van deze drie typen kon het verschil tussen vooruit en achteruit innoveren worden duidelijk gemaakt.

Technische innovatie

Type 1 betreft technische innovaties die bedoeld zijn om de arbeidsproductiviteit te vergroten, zoals volledig geautomatiseerde magazijnen en andere vormen van robotica.

Type 2 zijn technische innovatie waarmee bedrijven de neerwaartse spiraal van prijsconcurrentie willen doorbreken. Het zijn producten die ons leven makkelijker en soms leuker maken, zoals PC, iPhone, iPad, digitale camera, navigatiesysteem en sociale media.

Type 3 betreft technische innovaties gericht op een duurzame (CO2-neutrale) productiehuishouding, gebaseerd op een kringloop van zuurstof/stikstof, water en materialen en een ‘diervriendelijke’ veehouderij.

Sociale innovatie

Type 1 sociale innovaties zijn maatregelen die de arbeidsproductiviteit verhogen: taakverdeling (lopende band), outsourcing, competentiemanagement en planning en control-systemen.

Type 2 sociale innovaties zijn maatregelen die het verlies aan betrokkenheid van mensen bij hun werk als gevolg van doorgeslagen control-technieken ongedaan maken. Betrokkenheid is in het bijzonder bij kennisintensieve werkzaamheden een vereiste. Bedrijven snijden daarom managementlagen weg, vergroten de complexiteit van banen en maken arbeid flexibeler.

Type 3 betreft de groei van de directe democratie. Werknemers verwerven eigendomsrechten en coöperaties herleven. Bewoners krijgen zeggenschap over hun directe omgeving en mensen nemen onderdelen van de gezondheidszorg, verzekering en financiële dienstverlening zelf ter hand.

Vooruit innoveren en achteruit innoveren

Van vooruit innoveren is sprake als het uiteindelijke doel is, mogelijk maken van een leefbaar bestaan voor huidige en toekomstige generaties waar ook ter aarde.

Van achteruit innoveren is sprake als het uiteindelijke doel is, groei van het BNP, van de omzet van bedrijven en van hun aandeelhouderswaarde.

Innovatie vooruit en achteruit

Vooruit en achteruit innoveren bedienen zich beide van de genoemde typen innovaties, maar plaatsen deze in een wezenlijk ander verband. In innoveren vooruit staat type 3 centraal en dit ‘kleurt’ de andere typen. In het geval van innovatie achteruit domineert type 1; de andere typen worden toegepast ter versterking daarvan.

De komende weken werk ik dit onderscheid uit, door te verkennen wat vooruit dan wel achteruit innoveren voor bedrijven, instellingen, overheden en individuele mensen in kan houden.

 Alvast enkele voorbeelden:

Veel bedrijven schakelen over op zonne-energie vanwege het financiële voordeel. Ze gaan selectief om met doorvoering van innovaties die tot type 3 horen. Neem TESCO, de grootste supermarktketen in de VS. Deze blijft producten verkopen die hun klanten dik maken en alles behalve duurzaam worden geproduceerd, want daaraan verdienen ze in de eerste plaats. Een bedrijf dat vanuit het gezichtspunt van innovatie vooruit werkt, zou, desnoods op termijn, alleen biologisch verantwoorde producten verkopen.

Bedrijven die kiezen voor vooruit innoveren, zullen vanuit dit perspectief het eigendom (deels) teruggeven aan de werknemers en de indeling van werk aan hen overlaten (Semler!). Dit leidt bijna vanzelf tot autonome en uitdagende werkplekken. Dit lijkt op bedrijven die een meer horizontale organisatiestructuur, werken in teams en flexibele arbeidsomstandigheden doorvoeren om de arbeidsproductiviteit te vergroten. Maar bij innoveren vooruit vloeit de betrokkenheid van de werknemers vooral voort uit de keuze voor producten en diensten die een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het leven.

[1] In mijn post Innovatie is belangrijk. Maar voor wie? (28 jan. 2015) http://wp.me/p32hqY-aN onderscheidde ik drie typen technische innovatie. Een week later (5 febr. 2015) kwamen drie vergelijkbare typen sociale innovatie aan de orde in De innovatie van hoe we met elkaar omgaan http://wp.me/p32hqY-b3. Daarna gebruikte ik beide indelingen om het verschil tussen Vooruit en achteruit innoveren toe te lichten (11 febr. 2015) http://wp.me/p32hqY-b9 Daarna (19 febr. 2015) schreef ik Leven in een periode van transitie dat de denkbeelden van Jan Rotmans behandelt, verwoord in zijn boek Nederland kantelt http://wp.me/p32hqY-be De 5de aflevering van deze reeks blokposts (24 febr. 2015) ging over de wijze hoe Henri Mintzberg’ een Samenleving uit balans weer in evenwicht wil krijgen http://wp.me/p32hqY-bn

Leidt R&D tot innovatie?

Afbeelding 1
Afbeelding 1

Tussen de investeringen van een bedrijf in R&D en het innovatieve gehalte van dat bedrijf bestaat géén statistisch verband is (afbeelding 1). Evenmin is er een relatie tussen de investeringen in R&D en de financiële resultaten van bedrijven, de omzet, de winst en de aandeelhouderswaarde[1].

Mag je dan stellen dat de investeringen in R&D weggegooid geld zijn? Zeker niet; er is meer onder de zon dan innovatie. Permanente verbetering van de kwaliteit van de geleverde producten en diensten bijvoorbeeld. En ook patenten die verhandeld worden. Omgekeerd, de investeringen van Apple in de ontwikkeling van de iPhone waren relatief beperkt omdat slim gemaakt is gemaakt van bestaand onderzoek van de overheid.

Afbeelding 2
Afbeelding 2

Voor de meeste bedrijven staat de noodzaak van investeren in R&D niet ter discussie. De 1000 bedrijven met de grootste R&D uitgaven geven er wereldwijd jaarlijks $647 miljard aan uit. Dit bedrag is elk jaar toegenomen, zij het minder dan de toename van de omzet (afbeelding 2). De indruk bestaat dat in de Westerse wereld het plafond is bereikt. In China daarentegen was in 2013-2014 sprake van een spectaculaire toename van de uitgaven voor R&D met 40%

Terugblikkend op de afgelopen 10 jaar en vooruitblikkend op de toekomst is een aantal trends zichtbaar:

  1. De uitgaven voor R&D worden selectiever; bedrijven brengen onderzoek meer in lijn met hun innovatiestrategie. R&D medewerkers worden verspreid over het hele bedrijf in plaats van concentratie in speciale onderzoeksafdelingen.
  2. Bedrijven doen steeds meer onderzoek naar latente en manifeste behoeften van consumenten. Klanten en leveranciers worden dan ook steeds vaker bij het ontwikkelingswerk betrollen. R&D krijgt hierdoor steeds minder een technisch karakter. Dit geldt minder voor bedrijven die sterk op technologie zijn gebaseerd: Siemens, Bosch, maar ook Google.
  3. Bedrijven maken steeds meer gebruik van onderzoek van derden (open innovatie). Bedrijven en universiteiten werken samen in pre-competitief onderzoek. Dit gebeurt voor een deel in ‘campussen’. Het bekendste voorbeeld daarvan in Nederland is de High Tech Campus in Eindhoven.
  4. Globalisering gaat vaak samen met ontwikkeling van lokale netwerken van bedrijven en overheden. Het maximaal benutten van het ontwikkelingspotentieel van de regio speelt daarbij een belangrijke rol. Geënt op het voorbeeld van Silicon Valley zijn er in Nederland inmiddels diverse voorbeelden, waarvan Brainport het bekendste is[2].
  5. Bedrijven verwachten dat radicale innovatie in veel gevallen software- en internet-gerelateerd zal zijn en ze investeren hier steeds meer in. Dit geldt niet alleen voor bedrijven als Google, maar ook voor de automotive, aerospace en defensie-industrie. Het gaat dan om zogenaamde cross-overs, het benutten van ontwikkelingen in verschillende sectoren. In Nederland wringt dit enigszins met het topsectorenbeleid dat gericht is op afzonderlijke sectoren.
  6. Bedrijven willen graag samenwerken met wetenschappelijke onderzoekers, maar geven daarbij de voorkeur aan gespecialiseerde instituten als de Duitse ‘Freudental Institute’ en in Nederland TNO. Bedrijven zoeken ook samenwerking met universiteiten. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor persoonlijke contacten met leden van in hun ogen belangrijke onderzoeksgroepen.
  7. De overheid speelt op talrijke gebieden potentieel een belangrijke rol. Het betreft dan investeren in (regionale) netwerken, mogelijk maken van gespecialiseerde onderzoeksinstituten ter versterking van ontwikkelende (regionale) netwerken (missie-gebonden onderzoek), zelf aanschaffen van innovatieve producten, versterking van het technisch onderwijs en universiteiten in staat (blijven) stellen tot het doen van fundamenteel onderzoek.
  8. Op generieke maatregelen, zoals belastingaftrek, zit niemand te wachten. Veel bedrijven vinden het ‘subsidiecircus’ op nationaal en Europees niveau veel te ingewikkeld en tijdrovend.

Bedrijven investeren al tientallen jaren in R&D. Investeren in innovatie is van veel recentere oorsprong. Aanvankelijk dacht men nog lineair: Investeringen in R&D leiden vanzelf tot innovatie. De meeste bedrijven zijn er tegenwoordig van doordrongen dat bij innovatie veel meer komt kijken en zeker niet alleen geld. R&D en innovatie worden daarom steeds beter onderling afgestemd, al is het oude lineaire denken nog lang niet verdwenen. Het navolgende citaat van Steve Jobs toen hij in 1998 werd geïnterviewd door Fortune spreekt boekdelen: Innovation has nothing to do with how many R&D dollars you have. When Apple came up with the Mac, IBM was spending at least 100 times more on R&D. It is not about money. It is about the people you have, how you are led and how much you get it.”

[1] Het volledige rapport “The 2014 Global Innovation 1000 Study” van Strategy& kan worden gedownload. Deze blogpost is deels gebaseerd op dit rapport. Een uitvoerige samenvatting lees je hier: http://shar.es/10PTrj

[2] Onlangs verscheen een nieuw rapport van de AWTI over “Regionale hotspots, broedplaatsen voor innovatie: http://www.awti.nl/upload/documents/publicaties/tekst/Regionale-Hotspots-_-Def.pdf

Stop de innovatiegekte

Om nog lang en gelukkig op deze planeet te kunnen leven is innovatie vereist. Toch – of beter daarom – zeg ik “Stop de innovatie-gekte”. De term innovatie is uitgehold; veel zogenaamde innovaties zijn veranderingen  – soms verbeteringen – aan producten of diensten of zij zijn  bedacht door de verkoopafdeling. ‘Echte’ innovaties, in de zin van wezenlijk vernieuwende én op de markt aanvaarde producten, diensten of verdienmodellen, zijn verreweg in de minderheid[1].

Ook overheden omarmen het begrip innovatie. Grote sommen geld worden uitgetrokken om de concurrentiekracht van de economie te verbeteren. De wereld heet een kenniseconomie en aanzienlijke investeringen in R&D zijn nodig om een voortrekkersrol te spelen, althans zo wordt beweerd. Maar waarom?

Hebben we aan hun toekomst gedacht?
Hebben we aan hun toekomst gedacht?

De vraag die onbeantwoord blijft, is welke problemen innovatie oplost. In het verleden hebben mechanisering en automatisering geleid tot grote stijging van de productiviteit en daarmee van inkomen en welvaart. Maar ook – tot op de dag van vandaag – tot mensonterende arbeidssituaties in zogeheten lage-lonen landen en tot een ongekende aanslag op onze natuurlijke omgeving. Hiervoor gaan toekomstige generaties de rekening krijgen. Geen onverdeeld succes, dus.

We kunnen beter stoppen met het gebruik van de term innovatie als panacee en ons afvragen welke problemen we de komende decennia moeten aanpakken. Dan kunnen we – waar nodig – werken aan de technische en sociale innovaties om deze problemen op te lossen. Dat zou écht innovatief beleid zijn[2].

Ik pleit ervoor dat innovatie wereldwijd is gericht op de volgende negen uitdagingen:

 1. Voedsel.
Innovatie no. 1: wereldwijd goedkope duurzame energie
Innovatie no. 1: wereldwijd goedkope duurzame energie

De capaciteit van de wereld om voedsel te produceren kan vele malen worden vergroot. Vereist zijn zoet water en hiervoor is energie nodig. De uitdaging waarvoor we staan is een enorme opschaling van de productie van goedkope duurzame energie. Er is op zich niet veel research voor nodig om dit doel te bereiken. Politieke wil des te meer.

2. Gezondheidszorg.

Basis voorwaarden zijn ook hier drinkwater, zorg en voeding. Een land als India boekt op het gebied van medische zorg vooruitgang door medicijnen en medische apparatuur te produceren tegen een fractie van de kosten hier. De uitdaging voor de rijke landen is om de kosten voor de gezondheidszorg drastisch te verminderen, ook door terugdringen van welvaartsziekten en de medicalisering van de zorg.

3. Grondstoffen.

Een van de grootse innovaties waarvoor nog veel onderzoek nodig is, is de vervanging van fossiele door duurzame grondstoffen als onderdeel van een biobased economy.  Ook van belang  hierbij is volledig hergebruik van materialen van fossiele oorsprong.

4. Vervoer
Vervoer kost behalve energie ook ruimte
Vervoer kost behalve energie ook ruimte

De beschikbaarheid van goedkope duurzame energie vergemakkelijkt transport en vervoer. Massaal gebruik van elektrische auto’s leidt echter tot onaanvaardbare belasting van de ruimte. Stromen van personen en goederen moeten dus deels ‘gepoold’  blijven, maar niet door de (spoorweg)infrastructuur uit de 19de eeuw te blijven moderniseren. Een uitdaging dus.

5. Ouder worden

Mensen worden ouder, blijven langer vitaal en ze zullen door voortgaande stijging van de productiviteit minder hoeven te werken. Maar werken blijft een onmisbaar middel tot ontplooiing. Dit betekent verdeling van de beschikbare arbeid en een aanzienlijk kortere werkweek en een aanzienlijk langer werkzaam leven.

6. Ontplooiing

De steeds hogere scholingsgraad en de behoefte aan zinvol en uitdagend werk maken ingrijpende veranderingen nodig in de arbeidsverhoudingen. De autonomie van werknemers zal toenemen; management krijgt een dienende functie en een daarbij passende beloning en een groot aantal personen zal werken in kleine eenheden prefereren. Bedrijven en andere organisaties zullen meer dan nu netwerken vormen.

7. Kwaliteit
Iets nieuws moet ook iets beters zijn
Iets nieuws moet ook iets beters zijn

Er valt nog een wereld te winnen aan verbetering van de kwaliteit van producten en diensten. Technische en andere innovaties kunnen ons leven ontegenzeglijk aangenamer maken. Ook productieprocessen kunnen aanzienlijk worden verbeterd. Bij het realiseren van deze uitdaging is veel aandacht nodig voor sociale en milieueffecten.

8. Samenleven

Mensen zullen meer van elkaar afhankelijk worden. Tegelijkertijd zal een betere verdeling van de welvaart tot minder migratie leiden. Globalisering en deelname van mensen in internationale netwerken betekenen ook dat staten de vrijheid van hun burgers minder kunnen inkapselen. Sociale vernieuwing moet leiden tot een duurzame balans tussen cohesie en diversiteit.

9. Overheid en markt

De markt belichaamt de vrijheid van mensen om te ondernemen; de overheid belichaamt de noodzaak om het vrije verkeer van geld, goederen en diensten waar nodig in goede banen te leiden. De uitdaging is om de grenzen van de markt aan te geven. Energie, water, collectief vervoer, gezondheidszorg én geld kunnen beter géén commerciële goederen of diensten zijn.

Overheden laten na om innovatiebeleid te formuleren aan de hand van deze of soortgelijke doelstellingen. Als zij dat deden, konden konden zij een gerichte stimulerende, coördinerende en waar nodig ondersteunende rol spelen. Nu is hun rol opportunistisch, ad-hoc en gericht op de korte termijn.

Een zinvol debat over het doel van innovatie vereist om te beginnen dat we ophouden met deze term te pas en te onpas te gebruiken.


[1] Een ‘uitvinding’ die niet succesvol is geïmplementeerd is volgens gangbare definities geen innovatie

[2] Ik vind dat het innovatiebeleid van de Europese Unie nog het dichtst bij deze benadering komt. De EU heeft 30 beleidsterreinen geformuleerd die samen zeven ‘societal challenges’, moeten realiseren, varierend van energie tot voedsel problemetief en van ouder worden tot sociale cohesie.