Mensen zijn slechte machines

Het opvangen van soft signals wordt in de gezondheidszorg en veel andere bedrijfstakken niet altijd gewaardeerd. Managers baseren zich liever op hard controls en hard signals. Dat de kwaliteit daaronder leidt realiseren ze zich niet. Alleen met meer autonomie op de werkvloer krijgen soft signals weer een kans

Unknown

Openstaan voor soft signals wordt in de gezondheidszorg niet altijd gewaardeerd

shoppingHarari beschrijft in zijn boek Homo Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid onze verre voorvaders, de verzamelaars. Vooral twee eigenschappen stelden hen in staat om te overleven: Vermogen tot samenwerken en verfijnde waarneming. Elk lid van de groep moest over deze eigenschappen beschikken, want taakverdeling was beperkt. Dit kostte heel wat breinactiviteit en daarom was hun herseninhoud groter dan die van ons[1].

Vooral het vermogen om waar te nemen is vanaf de tijd dat mensen zich vestigden en al helemaal gedurende de industriële revolutie minder manifest geworden. Hoe komt dat?

De industriële revolutie bracht toenemende specialisatie met zich mee. Vooral in de werksituatie kwam en steeds meer hiërarchie en deze zorgde, samen met systemen voor planning & control voor uniforme voorschriften en toezicht daarop. Bij een vierde kenmerk sta ik wat langer stil: Institutionalisering.

Iimages 18.38.41nstitutionalisering is regulering van gedrag binnen uiteenlopende vormen van organisaties. Karl Weick spreekt van sense making. Organisaties zorgen ervoor dat hun leden op een vergelijkbare manier leren kijken naar, spreken over en duiden van de wereld. Zo’n gemeenschappelijke framing is uiterst effectief: Ze vermindert onzekerheid en ambiguïteit en ze verschaft een gedeeld oordeel over goed en slecht. Daar staat tegenover een vergaande bijziendheid voor zaken die buiten dit kader vallen en er blijft weinig ruimte over voor intuïtie en authentiek waarnemen en het opvangen van soft signals.

Institutionalisering in de gezondheidszorg

Ik heb een aantal studies gevonden die de gevolgen van institutionalisering illustreren in ziekenhuizen en zorginstellingen.

Unknown-1
Deze post is gebaseerd op mijn toespraak bij het afscheid van Emile Curfs als hoogleraar maatschappelijk ondernemen door zorgverzekeraars aan de OU op 26 – 01- 2018

De eerste studie[2] gaat over het feit dat ernstige medische fouten vaak voorkomen hadden kunnen worden als meer aandacht was besteed aan soft signals: Vaak terloopse opmerkingen van patiënten of voorzichtige vragen van jongere medewerkers over ziekteverschijnselen. Dergelijke opmerkingen werden afgedaan met dit komt wel vaker voor of waar bemoei je je mee. Het handelen volgens protocollen is bij veel medewerkers in de plaats gekomen de eigen ogen open houden.

Uit de tweede studie[3] blijkt dat het vermogen om soft signals te coderen nog niet is verdwenen maar ook hoe het wordt onderdrukt. Soft signals worden vaak opgevangen tijdens terloopse gesprekken met patiënten. De onderzochte medewerkers gaven echter aan dat ze dit soort gesprekken steeds vaker uit de weg gaan omdat ze in de war raken en dat leidinggevenden er geen waarde aan hechten.

De derde studie[4] laat zien dat van medewerkers elkaar minder aanspreken op fouten als ze ervaren hebben dat dit niet effectief is of schadelijk voor hen zelf is. Dat laatste is weer een rechtstreeks gevolg van de ervaren sociale veiligheid en de invloed van hiërarchie.

Veel professionals in de gezondheidszorg willen niets liever dan hun werk goed doen en daarbij hoort ook open staan voor soft signals. Vergaande protocollering, sociale onveiligheid, werkdruk en hiërarchische verhoudingen zorgen ervoor dat dit laatste niet altijd vanzelfsprekend is. Bovenstaande studies kunnen makkelijk worden aangevuld met voorbeelden van buiten de gezondheidszorg.

De vraag rijst of het misschien de prijs is die we voor onze welvaart moeten betalen.

Op het eerste gezicht is dat inderdaad het geval. Welvaart komt neer op de mogelijkheid ook bij een modaal salaris veel producten en diensten te kunnen aanschaffen. Lage prijzen zijn het gevolg van massaproductie en die is op haar beurt het gevolg van schaalvergroting en strakke regulering van het werk. Managers zijn daarom blij met robots, maar voor sommige werkzaamheden zijn laagbetaalde werknemers goedkoper. Deze moeten dan wel werken volgens strakke voorschriften. Dat lukt niet altijd, want mensen zijn nu eenmaal slechte machines. Bedrijven zien dan ook uit naar de komst van een nieuwe generatie robots, gebaseerd op kunstmatige intelligentie, die nog meer werkzaamheden kunnen overnemen, ook van hoger opgeleiden.

Unknown-2

De ontwikkeling naar schaalvergroting is ook naar de gezondheidszorg overgeslagen. De verwachting was dat dit de kosten zou verlagen. Het is maar zeer de vraag of dat zo is.

Steeds meer mensen vinden dat als dit de prijs voor de welvaart is, ze liever wat minder welvaart hebben. Je moet er niet aan denken dat robots het werk van zorgverleners overnemen. Ambacht wordt daarom weer meer gewaardeerd en kleine klinieken schieten als paddenstoelen uit de grond.

Organisatie - Laloux reinventing organization

Voor velen van ons is zinvol werk onmisbaar. Daarbij hoort ook een voldoende mate van verantwoordelijkheid en autonomie. De laatste tijd groeit de belangstelling voor zelforganisatie en zelfbestuur binnen bedrijven en instellingen sterk. Dit houdt onder meer in

– Meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij uitvoerende medewerkers;

– Minder hiërarchie en minder managers;

– Zelfcontrole in teams als onderdeel van kwaliteitszorg.

Het aantal bedrijven met een of andere vorm van zelforganisatie en zelfbestuur neemt snel toe: Van 3% in 2012 tot 8 % in 2016. In zijn boek Reinventing organizations geeft auteur Frederic Laloux talloze voorbeelden.

screenshot 20.55.13Wie het boek van Laloux leest wordt enthousiast, maar vraagt zich tegelijkertijd af of het niet te mooi is om waar te zijn. Een in 2015 verschenen onderzoek, het HOW-report, bevat sterke aanwijzingen dat organisaties met zelforganisatie beter presteren[5].

Uit dit onderzoek blijkt dat beter functioneren van organisaties met zelforganisatie en -bestuur komt omdat werknemers ander gedrag tonen dan werknemers elders. De onderstaande tabel toont een aantal houdings- en gedragskenmerken. Deze komen in bedrijven met zelfbestuur voor bij 85 – 95% van de werknemers. Het gemiddelde van alle andere bedrijven is 60 – 70%.

screenshot 21.25.23Zelforganisatie doet een beroep op kwaliteiten die in veel bedrijven en instellingen eerder worden onderdrukt. Het gaat daarbij om initiatief nemen, zich verantwoordelijk voelen, intuïtie en ook open staan voor soft signals.

Uiteraard vereisen deze organisaties ook een heel ander soort leiderschap, afgezien van het feit dat er ook minder managers zijn en teams coördinerende taken onderling verdelen.

Het is te hopen dat er op korte termijn meer onderzoek komt naar zelforganisatie en de effecten daarvan. Vooralsnog onbeantwoorde vragen zijn:

  • Gelden de positieve eigenschappen van zelforganisatie voor alle typen organisaties?
  • Is er een relatie tussen het vermogen tot zelforganisatie en opleiding van de medewerkers?
  • Welke invloed hebben aandeelhouders en toezichthouders op de ontwikkeling van zelforganisatie?
  • Welke eisen stelt zelforganisatie aan opleiding, coaching en training van medewerkers en leidinggevenden?
  • Welke invloed hebben persoonlijkheidseigenschappen van werknemers op hun waardering voor zelforganisatie?
  • Welke positieve en negatieve rol speelt informeel leiderschap?

In veel werkzaamheden leggen mensen het af tegen machines. Laten we die daar dan vooral inzetten. Andere werkzaamheden daarentegen hebben baat bij de combinatie van ratio en gevoel en die is uniek voor mensen. Maar dan moeten mensen wel de kans krijgen om daarin te excelleren, want als machine zijn ze niet geschikt. Meer autonomie op de werkplek en meer zelforganisatie zijn daarbij belangrijke voorwaarden.

[1] De schaarse kennis van verzamelaars is gebaseerd op rotstekeningen, archeologische vondsten en de studie van verzamelaars in een recent verleden.

[2] Graham P.Martin, Lorna McKee en Mary Dixon-Woods: Beyond metrics? Utilizing ‘soft intelligence’ for healthcare quality and safety in: Social Science & MedicineVolume 142, October 2015, Pages 19-26

[3] Laura Sheard, Claire Marsh, Jane O’Hara, Gerry Armitage, John Wright en Rebecca Lawton: Understanding why UK hospital staff find it difficult to make improvements based on patient feedback. In: Social Science & Medicine. In: Volume 178, April 2017, Pages 19-27

[4] Carolyn Tarrant, Myles Leslie, Julian Bion en MaryDixon-Woods: A qualitative study of speaking out about patient safety concerns in intensive care units van (Social Science & Medicine (Volume 193, November 2017, Pages 8-15)

[5] http://howmetrics.lrn.com/wp/wp-content/uploads/2016/05/HOW-REPORT-5-6-16.pdf

Zelforganisatie en –bestuur leiden tot betere prestaties

Het recente HOW-report geeft sterke aanwijzingen dat bedrijven en instellingen met zelforganisatie en -bestuur het best presteren.

screenshot 2Krachtige pleidooien voor zelforganisatie en -bestuur zijn er volop, denk maar aan Frederic Laloux, wiens boek Reinventing Organizations nu al managementboek van de eeuw wordt genoemd[1]. Er waren vooralsnog weinig gegevens die deze pleidooien cijfermatig ondersteunen. Het recente HOW report heeft hierin verandering gebracht[2]

Het HOW-report onderscheidt drie typen organisaties op basis van hun governance, cultuur en leiderschap: informed acquiescence, blind obedience en self-governance.

Ongeveer 62% van alle organisaties behoort tot het eerste type. We treffen hier doorgaans een raad van bestuur met daaronder enkele managementlagen aan. Aansturing gebeurt overwegend op basis van strategische plannen en een hieraan gerelateerd systeem van planning en control. Centraal daarin staan prestatie-indicatoren (KPI’s) en kwartaalrapportages op basis vanvan een hogere managementlaag een lagere ‘afrekent’. Medewerkers worden ‘gemotiveerd’ door financiële prikkels en bonussen.

30% van alle bedrijven en instellingen kent een bevelstructuur. Hierbij draait het om de uitvoering van (meestal gestandaardiseerde) opdrachten en niet om de levering van ‘afgesproken prestaties’.

Beide typen bedrijven en instellingen voldoen niet meer. Zij reageren veel te traag op technologische ontwikkelingen, veranderingen op de markten en ze houden onvoldoende rekening met het groeiend aandeel van hoog gekwalificeerde medewerkers. De C-suite loopt met zijn strategische plannen voortdurend achter de feiten aan.

Het antwoord is het derde type, organisaties waar medewerkers zelf in hoge mate verantwoordelijk zijn voor organisatie en bestuur. Het aandeel van dit type organisaties is toegenomen van 3% in 2012 tot 8% in 2016.

screenshot 7

Presteren bedrijven getypeerd door zelforganisatie en -bestuur ook beter?

Om deze vraag te beantwoorden is grootschalig onderzoek gedaan in bedrijven in 17 landen (waaronder Nederland, Duitsland, VS, India, Rusland, China, Japan). Daarbij is gekeken naar de prestaties van deze bedrijven en naar een aantal kenmerken op het gebied van arbeidsverhoudingen en governance.

De prestaties zijn gemeten aan de hand van onderstaande indicatoren.

Business performance

  • Groei marktaandeel
  • Groei bedrijfsresultaat
  • Klanttevredenheid

Innovatie

  • Systematische innovatie van producten en diensten
  • Externe erkenning als innovatief bedrijf
  • Bereidheid to adoptie van goede ideeën

Betrokkenheid van medewerkers

  • Loyaliteit
  • Bereidheid om inspanning te vergroten
  • Bereidheid om bedrijf aan te bevelen

Duurzaamheid

  • Duurzaamheid als onderdeel van bedrijfsstrategie
  • Commitment met samenleving en milieu
  • Reputatie

Ongewenst gedrag

  • Waargenomen wangedrag
  • Gerapporteerd wangedrag
  • Afwezigheid van pesten

Onderstaande afbeelding geeft voor elk de drie typen bedrijven de scores weer op bovenstaande indicatoren. Bedrijven met zelforganisatie en -bestuur scoren op alle indicatoren beter.

screenshot 4 kopie

Het human operating system

Maar waarom zijn de prestaties van bedrijven met zelforganisatie en –bestuur over de hele linie beter? Hiervoor is volgens het HOW rapport het human operating system verantwoordelijk. Het human operating system kan worden getypeerd door drie groepen met samen negen variabelen, de zogenaamde HOW-indices.

De HOW-indices

Karakter (Character)

De instelling van medewerkers van een organisatie ten opzichte van elkaar en de omgeving. Indices zijn:

  • Waarden, zoals respect, integriteit en nederigheid
  • Significantie, de impact op samenleving en natuur
  • Bewustzijn (consciousness), tot uitdrukking komend in empathie, compassie en zorgzaamheid

Vertrouwen (Trust)

De vanzelfsprekendheid waarmee medewerkers van een organisatie uitgaan van de bijdrage van anderen en de vrijheid men men elkaar hierbij toekent.

Gedrag (Key enabling behaviour)

Een reeks handelingsdisposities, die rechtstreeks de prestaties van de organisatie beïnvloeden, zoals:

  • Bereidheid om risico’s te nemen
  • Vieren van gezamenlijke successen en erkennen van ieders bijdrage daaraan
  • Samenwerken en hulpvaardigheid
  • Delen van informatie
  • Behoud van eigen oordeelsvermogen tegenover groepsdruk

Onderstaande figuur toont dat bedrijven met zelforganisatie en bestuur wezenlijk hoger scoren op bovenstaande indices en daarmee een superieur human operating system hebben. Uit het onderzoek kwam tevens naar voren dat bedrijven waarvan medewerkers elkaar in hoge mate vertrouwen veel innovatiever zijn.

screenshot 5 kopie

Leidinggevenden die het belang van bovenstaande indices uitdragen – karakter en vertrouwen in het bijzonder – blijken het sterkst vertegenwoordigd te zijn in bedrijven met zelfbestuur en -organisatie. Het is vermoedelijk gerechtvaardigd om te stellen dat de aanwezigheid van dit type leidinggevenden een kritieke succesfactor is voor de ontwikkeling van gedreven en ondernemende medewerkers en daarmee van dit type organisaties.

Het HOW-report bevat sterke aanwijzingen dat bedrijven die zijn gekenmerkt door zelforganisatie en –bestuur beter presteren en dat dit komt door de instelling, het vertrouwen en het gedrag van de medewerkers.

Het (consultance)bedrijf dat dit onderzoek uitvoert, LRN[3], ondersteunt al decennia bedrijven die ethische principes een centrale plaats toekennen[4]. Het bedrijf is in 1993 opgericht door Dov Seidman, een prominent voorvechter van ethisch leiderschap.

Wie meer wil weten over ethisch leiderschap zal geboeid kijken naar het bovenstaande interview met Dov Seidman (32 minuten) opgenomen tijdens het Fortune-Time Global Forum in 2016.

[1] Reinventing organizations van Frederic Laloux, Nelson Parker 2014.

[2] http://howmetrics.lrn.com/wp/wp-content/uploads/2016/05/HOW-REPORT-5-6-16.pdf Het rapport bevat tevens een methodologische verantwoording. Het woord HOW loopt als een rode draad door het rapport. De visie van de opstellers is namelijk dat de prestaties van een organbisatie niet afhangen van wat deze doet, maar hoe ze dat doet.

[3] LRN betekende oorspronkelijk Legal Research Network, maar het acroniem heeft later verschillende andere betekenissen gekregen, waaromder Legal Knowledge Company.

[4] http://lrn.com/about/people/

Kleurt de Universiteit van Amsterdam blauw, oranje, geel of groen?

Het vandaag gestarte referendum stelt medewerkers van de universiteit van Amsterdam een fundament te leggen voor nieuw beleid en bestuur.

screenshot-2Ruim een jaar geleden en een half jaar na de bezetting van het Maagdenhuis, startte de commissie Democratisering & Decentralisering haar werkzaamheden[1]. De opdracht van de commissie was de ontwikkeling van voorstellen om bestuur en organisatie van de Universiteit van Amsterdam democratischer te maken. Dat waren het college van bestuur, de centrale ondernemings- en studentenraad, de vakbonden en de actiegroepen overeengekomen. Ook was afgesproken om de voorstellen van de commissie in een referendum voor te leggen aan de universitaire gemeenschap. Op 24 oktober heeft de commissie haar eindrapport gepresenteerd aan het college van bestuur[2] en op 23 november is het referendum van start gegaan.

De commissie heeft een grondige analyse gemaakt van de situatie aan de Universiteit van Amsterdam. Daar zijn de afgelopen jaren nogal wat problemen gerezen. Deze hebben te maken met de inhoud van het beleid – bijvoorbeeld het ‘doorgeslagen rendementsdenken’, maar ook de weinig gelukkige samenwerking met de Vrije Universiteit en de Hogeschool van Amsterdam – en de vorm van het bestuur – bijvoorbeeld de concentratie van de macht bij college van bestuur en decanen en het gebrek aan autonomie en zeggenschap op de lagere niveaus.

De voorstellen van de commissie sluiten aan bij de probleemanalyse

Wat het beleid betreft, gebleken is dat er nauwelijks sprake is van een consistente koers en dat het gesprek daarover binnen de universitaire gemeenschap niet wordt gevoerd. De commissie stelt dan ook voor – naar voorbeeld van de New York City University – een breed samengestelde senaat in te stellen waar deze discussie kan plaatsvinden. Om de discussie op gang te helpen heeft de commissie acht kernwaarden geformuleerd – het Charter van de Universiteit van Amsterdam – en deze worden eveneens in het referendum voorgelegd.

Wat het bestuur betreft, heeft de commissie – in het verlengde van haar opdracht – vier alternatieve bestuursmodellen gemaakt. Deze staan inmiddels bekend als het blauwe, oranje, gele en groene model. Elk model bevat een aantal principes voor verschillende facetten van bestuur en organisatie van de universiteit. Voor sommige facetten hanteren twee of drie modellen overigens hetzelfde principe. Dit alles is samengevat in het onderstaande overzicht.

screenshot

Kleurt de Universiteit van Amsterdam blauw, oranje, geel of groen? Geen van deze modellen biedt pasklare oplossingen. Het gaat om denkwijzen om tot oplossingen te komen. De deelnemers aan het referendum kunnen bij elk van deze facetten vasthouden aan dezelfde kleur, maar ze kunnen per facet ook voor een andere kleur kiezen.

Het oranje en het gele model

Vanaf de jaren ’60 is er in Nederland en daarbuiten gediscussieerd over de zeggenschap van medewerkers en studenten binnen universiteiten. Vergelijkbare discussies over de (mede)zeggenschap vinden overigens ook plaats binnen bedrijven en andere organisaties. Binnen de universitaire wereld kunnen twee stromen worden onderscheiden. Volgens de eerste is er geen reden waarom bestuur en medezeggenschap in universitaire instellingen wezenlijk zouden moeten verschillen van andere organisaties. Het gaat dan om een duaal stelsel met aan de ene kant professionele bestuurders en aan de andere kant personeel in ondernemingsraden en studenten in studentenraden met wettelijk vastgestelde advies- en instemmingsrechten.

De tweede stroming is van mening dat universiteiten niet vergelijkbaar zijn met de meeste andere organisaties. Van oudsher is er sprake van een universitas magistrorum et scolarium, dat wil zeggen gemeenschap van medewerkers en studenten. Deze dragen dan ook samen de eindverantwoordelijkheid over het bestuur, vergelijkbaar met de organisatie van het openbaar bestuur. Gekozen bestuurders bereiden beleid voor en voeren het uit en zij leggen hierover verantwoording af aan de raad.

In de voorstellen van de commissie staat de kleur oranje voor het gedachtegoed van de eerste stroming en geel voor de tweede stroming. Zowel het oranje als het gele model omarmen de principes van de vertegenwoordigende democratie: In het gele model kiezen medewerkers en studenten samen universiteits- en faculteitsraden en in het oranje model zijn er op beide niveaus afzonderlijke ondernemings- en studentenraden.

De kleur blauw staat overigens voor de bestaande situatie aan de UvA, die het best kan worden beschreven als een uitgeklede versie van het gedachtegoed van oranje.

Het groene model

Het groene model benadert zeggenschap van medewerkers en studenten op een heel andere manier. Uitgangspunt zijn niet bestuur en organisatie, maar het dagelijkse werk en de studie. Medewerkers en studenten krijgen meer autonomie bij de vormgeving van de opleiding[3]. Het gedroomde beeld is dat van de universiteit als een federatief verband van instituten voor onderwijs en onderzoek op een bepaald vakgebied. Aan de basis zijn docententeams – in nauwe samenspraak met studenten – verantwoordelijk voor bepaalde onderdelen van het onderwijs, bijvoorbeeld het eerste jaar. Vertegenwoordigers van deze teams bepalen – wederom in samenspraak met studenten – het bestuur van hun instituut. Dat kan een raad zijn, maar ook een gekozen manager, die op afgesproken tijden de stand van zaken bespreekt in een plenaire vergadering.

Mocht het groene model een meerderheid van de stemmen naar zich toe trekken, dan wordt op termijn wordt bekeken of faculteiten nog wel nodig zijn en hoe het bestuur van de universiteit er dan uit kan komen te zien.

Voor het ‘groene model’ is op dit moment veel belangstelling in commerciële bedrijven[4] en andere organisaties[5]. Er zijn inmiddels binnen Nederland en daarbuiten de nodige inspirerende voorbeelden, niet in de laatste plaats de veelbesproken organisatie Buurtzorg Nederland. Deze organisaties ervaren zonder uitzondering dat zelfbestuur leidt tot meer betrokkenheid van werknemers dan het eens in de zo veel jaren kiezen van een ondernemingsraad. Zelfs als deze zijn best doet om de ‘achterban’ voldoende te informeren en te laten participeren.

Welk model ook wordt gekozen -afgezien van blauw – een zorgvuldig en gefaseerd implementatieplan is een vereiste. Binnen de UvA gaat het om een noviteit met de belofte om bestaande problemen op te lossen, maar tevens met het risico om nieuwe problemen te creëren.

[1] De auteur van deze bijdrage is lid van de commissie D&D

[2] Het volledige rapport en een samenvatting daarvan zijn hier te vinden: http://commissiedd.nl/eindrapport/

[3] Voor het onderzoek geldt een vergelijkbaar uitgangspunt; hier zal vooral sprake zijn van meer autonomie voor onderzoeksgroepen bestaande uit onderzoekers en PhD-studenten.

[4] Er is een snel groeiend aantal publicaties en empirische studies beschikbaar. Enkele voorbeelden: Ricardo Semler: Semco stijl, Boekerij 2013; Lars Kolind & Jacob Botter: Unboss, Vakmedianet Management, 2014, Frederic Laloux: Reinventing organizations (ook in het Nederlands): Het Eerste Huis, 2015, Brian Robertson: Holacracy, Atlas Contact, 2015, Isaac Getz & Brian Carney: Freedom, Inc. Die Keure, 2014.

[5] Een interessante insteek geeft Martin Luckman in Global Forum, het EFMD Business Magazine Hij beschouwt de herziening van de universitaire bestuursstructuur als een reeks stappen naar een meer ‘agile’ wijze van organiseren, naar analogie van het bedrijfsleven. In deze stappen komen veel elementen van ‘groen’ terug, zoals zelfsturende docententeams en weinig hiërarchie: http://globalfocusmagazine.com/agile-universities/

Wie bestuurt de Universiteit van de Toekomst?

Dertig jaar New Public management heeft de universiteiten geen goed gedaan. Schaalvergroting blijkt veel duurder dan gedacht, kwantitatieve prestatie indicatoren bedrijven de kwaliteit van het onderzoek en de ontevredenheid van het personeel is groot. Een radicale verandering is nodig.

Het is 30 jaar geleden begonnen, maar de gevolgen worden steeds zichtbaarder: Een nieuwe groep van ‘professionele bestuurders’ nam de zeggenschap over de Onderwijs - schaalvergroting ROC Leidenuniversiteit van docenten en studenten over.  Ze hadden grootse plannen: Meer goed betalende  buitenlandse studenten, hoge scores op internationale rankings, een massa derde-geldstroom inkomsten. Een stroom van fusies – zogenaamd om redenen van efficiency – en imponerende gebouwen waren het gevolg. Het New Public Management bood bruikbaar bestuurlijke instrumentarium: Eenhoofdig leiderschap en kwantitatieve prestatie-indicatoren om het middenmanagement, docenten en studenten op af te rekenen [1].

Anno 2015 tekenen de gevolgen zich af: Torenhoge schulden door uit de hand gelopen Onderwijs - gebouwen 2onroerend goedprojecten, aanhoudende bezuinigingen, calculerende en consumptieve studenten, overbelaste docenten, vrij gemaakte onderzoekers die de ‘ratings’ omhoog moeten stuwen, snel gegroeide overheadkosten en veel ontevredenheid. Het fijne en effectieve weefsel van tot over de grenzen bekende opleidingen – vaak in karakteristieke stadspanden – waar docenten en studenten een hechte gemeenschap vormden, is verloren gegaan.

Een kentering lijkt in zicht, al is veel kwaad geschied. Overal ter wereld steken protesten van studenten en docenten de kop op. Er is inmiddels een lange reeks wetenschappelijke publicaties die aantoont dat de ingezette schaalvergroting geleid heeft tot kostenstijging, in plaats van tot besparing[2]. Het NPW-instrumentarium heeft vooral perverse effecten gehad.

Onderwijs - gebouwenDe oplossing van de problemen komt niet alleen van uitbreiding van de medezeggenschap, waarover thans in Den Haag wordt gesproken. Het overgrote deel van studenten en docenten merkt weinig van de deliberaties in raden en besturen. Wat mij betreft is de oplossing vooral de organisatie van de universiteit figuurlijk op zijn kop te zetten.

Centraal in de Universiteit van de Toekomst staan autonome eenheden op het laagst mogelijke niveau. Te denken valt aan een vakgebied en/of een of meer

exam

samenhangende opleidingen. Ik noem deze eenheden voor het gemak instituten: Het Instituut voor wijsbegeerte van de Universiteit van Amsterdam, de Mintzberg School of Management’ van de Open Universiteit, het Instituut voor stedenbouw en planologie van de Universiteit van Utrecht, en zo voort. Elk Instituut kiest een decaan, die niet de baas is,  maar die als taak heeft inspireren en faciliteren. Dat betekent ervoor zorgen dat zo veel mogelijk docenten en studenten samen de verantwoordelijkheid nemen voor alles wat er in het instituut gebeurt. Zelfbestuur dus.

Onderwijs - Lege collegezaalUiteraard zullen de instituten onderling van alles willen afstemmen, bijvoorbeeld en samenwerking op het gebied van onderzoek. Deze afstemming vindt plaats in wat nu faculteiten zijn. Een belangrijke rol is weggelegd voor het afstemmingsoverleg, waarin docenten en studenten van de betrokken instituten zijn vertegenwoordigd. Denkbaar is ook dat instituten op termijn samenwerken in een soort netwerkstructuur

De belangrijkste taken die resten voor het centrale niveau zijn aangelegenheden met betrekking tot identiteit en allocatie van middelen (aan de instituten; dus niet aan de faculteiten). Overwogen kan worden op dit niveau te kiezen voor een soort parlement, dat de gekozen Rector en diens bureau aanstuurt.

De transformatie van een hiërarchische en gelaagde organisatie naar een Onderwijs - rendementsdenken 8netwerkstructuur, waarvan instituten de kernen vormen, zal jaren in beslag nemen. Er is genoeg bekend over transitiemanagement om dit in goede banen te leiden.

Het uiteindelijke doel van het hiervoor geschetste transitieproces is beter onderwijs en onderzoek, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij docenten, onderzoekers en studenten. Minder bureaucratie en overhead leidt tot meer geld voor onderwijs en onderzoek.

De komende jaren zullen voor alle betrokkenen zeker niet makkelijker worden, maar het hernieuwde eigenaarschap zal veel goed maken.

 

[1] illustraties bij deze blogpost  getuigen van de soms megalomane bouwprojecten en de daarmee geïnitieerde schaalvergroting.

[2] Ben Martin: What is Happening to our Universities? Science Policy Research Uit Working Paper Series, University of Sussec 2016. https://www.sussex.ac.uk/webteam/gateway/file.php?name=2016-03-swps-martin.pdf&site=25

Zie ook: David Matthews: Centralising Universities ‘ignores evidence of what works best’ in Times Higher Education February 15th 2016 https://www.timeshighereducation.com/news/centralising-universities-ignores-evidence-what-works-best

 

 

 

 

Democratisering van universiteiten kan niet zonder zelfbestuur

Problemen met het bestuur van instellingen voor hoger onderwijs zijn het gevolg van een discrepantie tussen de arbeidsorganisatie en de besturingsorganisatie. Voor het oplossen van deze problemen is meer medezeggenschap voor de raden niet voldoende. Invoering van zelfbestuur moet serieus worden overwogen.

Onderwijs - studentenprotestIn februari 2015 kwam jarenlang sluimerende onvrede over het bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) tot uitbarsting. Buitenstaanders verbazen zich hierover: Nederlandse universiteiten doen het op het gebied van onderwijs en onderzoek immers goed. Insiders weten dat dit eerder ondanks dan dankzij het bestuur het geval is. De problemen zijn talrijk en gecompliceerd[1]. Onderzoek onder studenten en personeel van de UvA leverde 27 knelpunten op[2], zoals:

– Aanhoudende bezuinigingen, mede door schulden als gevolg van onroerend goed transacties.

– Gebrek aan transparantie bij de verdeling van middelen.

– Stijgend percentage tijdelijk personeel zonder enig uitzicht op een vaste aanstelling[3].

– Hoge werkdruk, mede door onrealistische normen voor onderwijsactiviteiten en onderzoekoutput.

– Centralisatie van de macht bij het College van bestuur en de decanen van faculteiten.

– Gecompliceerde organisatie met een versnipperde medezeggenschap.

– Verschraling van het onderwijs door overmatige nadruk op studierendement.

– Budgetteringssysteem vol perverse prikkels.

Deze knelpunten zijn zeker niet uniek voor de UvA[4].

Kamerlid Jasper van Dijk heeft de Tweede Kamer een initiatiefvoorstel voorgelegd met als doel het bestuur van universiteiten wezenlijk te verbeteren[5]. Dit voorstel omvat 40 beslispunten waarvan je hier een korte samenvatting kunt lezen[6].

IMG_1606Uitvoering van de voorstellen van Jasper van Dijk, die deels teruggrijpen op de in 1970 ingevoerde Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB), versterken zonder meer de medezeggenschap van studenten en medewerkers. Daarmee worden echter niet alle problemen opgelost. Dat komt omdat Jasper van Dijk vooral uitgaat van de principes van vertegenwoordigende democratie. Voor de versterking van het democratisch gehalte van organisaties is tevens invoering van zelfbestuur onmisbaar.

Om duidelijk te maken waarom bij democratisering van universiteiten meer komt kijken dan toekennen van meer bevoegdheden aan medezeggenschapsorganen, ga ik 50 jaar terug in de tijd en wel naar de eerste Maagdenhuisbezetting in 1969. Studenten keerden zich met succes tegen de almacht van de hoogleraren. De ongekend snel ingevoerde WUB leidde tot de invoering van min of meer paritair samengestelde universiteits- en faculteitsraden, die op een aantal gebieden medebeslissingsrecht hadden. Ook nieuw was de invoering van vakgroepen, ook wel gedemocratiseerde leerstoelen genaamd. In vakgroepen kon het wetenschappelijke personeel op basis van gelijkwaardigheid beslissen over de uitvoering van onderwijs en onderzoek. Studenten hadden in vakgroepen overigens geen stem van betekenis.

De waarde die medewerkers hechtten aan universiteiten- en faculteitsraden daalde met de jaren. Zij voelden zich niet in deze raden vertegenwoordigd en animo om in raden zitting te nemen ontbrak. Toen de Wet Modernisering Universitair Bestuursorganisatie (MUB) in 1997 de invloed van de raden verder inperkte, liet vrijwel geen lid van het wetenschappelijk personeel daar een traan om. Verzet kwam nog wel van studentenzijde.

IMG_1605Zo lang onderwijsprogramma’s uit losse vakken bestonden,  functioneerde de  vakgroepstructuur goed.  Het inzicht groeide  echter dat opleidingen méér zijn dan een optelsom van vakken. De MUB creëerde daarom voor onderwijs en onderzoek eigen organisaties. Er kwamen opleidingsdirecteuren die verantwoordelijk waren voor het onderwijs en die het budget beheerden. De vakgroepen ‘kantelden’ en werden afdelingen of capaciteitsgroepen[7]. Zij raakten – althans op papier – een groot deel van hun invloed kwijt.

De structuur die de MUB in het leven heeft geroepen, was van meet af aan gekenmerkt door conflicten tussen afdelingen en onderwijsdirecteuren. Veel plannen van onderwijsdirecteuren waren op zich niet slecht, maar deze werden meestal top-down doorgedrukt. Docenten pasten deze plannen overigens vaak naar eigen goeddunken aan en hun impact bleef daardoor beperkt.

Zoals uit het bovenstaande blijkt, zijn veel van de problemen waarmee universiteiten kampen het gevolg van discrepantie tussen wat in de sociotechniek heet ‘arbeidsorganisatiestructuur’ en ‘besturingsstructuur’. De arbeidsorganisatie heeft betrekking op de dagelijkse werkzaamheden van medewerkers, zoals ontwikkelen van onderwijs, samen met collegae een project begeleiden, lidmaatschap van een curriculumcommissie et cetera. De besturingsorganisatie staat voor de manier waarop over de werkzaamheden van docenten wordt beslist. Arbeidsorganisatiestructuur en besturingsstructuur zijn ver uit elkaar gegroeid ook als de besturingsstructuur min of meer democratisch is. De leden van een faculteitsraad die beslissen over bijvoorbeeld een nieuw curriculum in een van de (vele) opleidingen van een faculteit, zijn meestal maar beperkt op de hoogte van wat er in die opleiding speelt. Zelfbestuur voorkomt dit.

IMG_1607Volgens de principes van zelfbestuur, die in steeds meer organisaties met succes worden ingevoerd, moeten degenen die betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs – wetenschappelijk personeel en studenten – tevens een doorslaggevende rol spelen bij het nemen van besluiten hierover. Dit kan op allerlei manieren. In mijn Nijmeegse tijd vormden docenten semesterteams, die verantwoordelijk waren voor het ontwerp en de uitvoering van het onderwijs in dat semester[8]. Studenten waren daar ook bij betrokken. Vertegenwoordigers van de verschillende teams bespraken geregeld de samenhang tussen de semesters en andere opleidingsaangelegenheden. Integratie van dit overleg met de opleidingscommissie was overigens een volgende stap geweest.

Essentieel in deze aanpak is dat de bevoegdheden op de hogere niveaus zijn afgeleid van wat op een lager niveau geregeld wordt en niet andersom. Gesteld dat de docenten en studenten voor de opleiding binnen een vorm van zelfbestuur organiseren, dan ligt het voor de hand dat er op ditzelfde niveau – afdeling of departement – een orgaan is dat aangelegenheden op het gebied van onderwijs- en onderzoek afstemt.

Het eerstvolgende niveau is het niveau van de faculteit. Hier overleggen vertegenwoordigers van de afdelingen (personeel en studenten) over zaken van gezamenlijk belang – bijvoorbeeld kwaliteitszorg – en zij buigen zich over budgettering, personeelsbeleid, gezamenlijke voorzieningen en huisvesting.

De taak van decaan wijzigt. Deze is deels een visionair die nieuwe impulsen geeft aan de beleidsontwikkeling en bijvoorbeeld aandacht vraagt voor samenwerking tussen de vakgebieden. Deels is er sprake van een dienstbare en coachende taak, mede gericht op voorkomen van (belangen)conflicten tussen afdelingen en hun vertegenwoordigers.

In mijn visie is de universiteit een complex van samenwerkende faculteiten. Het ligt voor de hand om op het universitaire niveau een Raad van Decanen te hebben, met een voorzitter, die oog heeft voor aangelegenheden die de universiteit als geheel betreffen en beschikt over voldoende bindend vermogen om de decanen samen op een lijn te krijgen en te houden. Daarnaast zie ik een universiteitsraad, bestaande uit vertegenwoordigers van de faculteiten[9]. Veel taken die thans op universitair niveau worden uitgevoerd kunnen worden gedecentraliseerd naar faculteiten en afdelingen. De ambtelijke organisatie op universiteitsterrein kan dan ook vrij klein zijn.

Universiteiten leggen eenmaal in de vier jaar aan de Minister een Instellingsplan voor. Idealiter keurt de minister zo’n plan goed nadat ze zich heeft vergewist of de voorwaarden voor goed onderwijs, onderzoek en democratisch bestuur aanwezig zijn. Vervolgens stemt ze in met de financieringsgrondslag voor de komende vier jaar. Een door de Minister ingesteld orgaan kan haar hierbij adviseren.

Utopie? Steeds meer grote bedrijven denken na de invoering van zelfbestuur en parallel hieraan vermindering van het aantal managers[10]. Waarom zouden de instellingen met zo veel knappe koppen aan boord – studenten en personeelsleden – dat dan niet kunnen?

[1] Veel van wat in deze blog staat over universiteiten is ook toepasbaar op hogescholen.

[2] Het betreft Rapport inventarisatie knelpunten medewerkers en studenten UvA. Dit rapport kan hier gelezen worden: https://www.dropbox.com/s/99jt8avnapous74/Rapport-Inventarisatie-Knelpunten-UvA.pdf?dl=0

[3] Uit een zeer recent gepubliceerd rapport blijkt dat 2/3 van alle medewerkers van de UvA een tijdelijke aanstelling heeft.

[4] Het navolgende artikel uit de Guardian geeft een levendige beschrijving van de baanonzekerheid aan universiteiten in het VK.

[5] Initiatiefnota Jasper van Dijk (SP): Op naar de nieuwe universiteit: Voorstellen voor hoogwaardig en democratisch onderwijs en onderzoek. Deze nota kan hier worden gedownload: http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/details?id=2015A05007 Hier tref je ook de reactie van de Minister aan op deze initiatiefnota.

[6] de voorstellen op het gebied van onderzoek ben ik veel minder ingenomen met die op het terrein van onderwijs. Ik ga hier in een volgende blogpost op in. deze blogpost gaat over de besturing van het onderwijs.

[7] In feite bundelen capaciteitsgroepen vaak meer oude vakgroepen, die de facto bleven bestaan als ‘leerstoelgroepen

[8] Dit voorbeeld heeft betrekking op de invoering van nieuwe programma’s in zeven opleldingen van de Faculteit Beleidswetenschappen van de Katholieke Universiteit (thans Radboud Universiteit) in 1999.

[9] Ik laat vooralsnog in het midden of deze gekozen worden via verkiezingen of dat het om afgevaardigden van de universiteitsraden gaat.

[10] Veel denkbeelden over zelfbestuur en zijn varianten komen samen in het veelbesproken en alom geprezen boek van Frederic Laloux, Reinventing Organizations. Nelson Parker 2014.