Hoe weten we wat kinderen van hun omgeving vinden? Deze post gaat over onderzoek naar de voorkeuren van kinderen.
In 1989 geeft een groep onderzoekers de verkenning van de belevingswereld van kinderen een boost. Ze maken gebruik van gesprekken met kinderen in de klas of tijdens wandelingen en van tekeningen en foto’s waarop deze hun waardering kenbaar maken. Dat doen ze bijvoorbeeld met een rood of groen kader of het op- of naar beneden steken van hun duim (zie foto’s hierboven). Deze studies geven informatie over een veelheid van aspecten van de belevingswereld van kinderen, zoals natuur, milieu, directe woonomgeving, mogelijkheden om te spelen, voorzieningen, zich verplaatsen. I
Ik vat hieronder samen wat ik in een vijftal van deze studies gevonden heb.
Natuur
Bij alle kinderen staat ‘groen’ hoog aangeschreven. Ze verblijven graag in een parkachtige omgeving. Ze zien daarin eindeloos veel mogelijkheden om te spelen: Water, omgevallen bomen, materiaal om hutten te bouwen, struiken om zich achter te verstoppen. Ze zouden in het park graag wc’s hebben en een overdekte ruimte om bij regen in te schuilen.
Vrijwel unaniem waarderen ze spelen in de natuur hoger dan het gebruik van speeltoestellen.
Maar ze waarderen de natuur ook om te wandelen, te fietsen en te kijken naar dieren. Ze betreuren het als een park slecht bereikbaar is vanuit hun huis. Hierdoor mogen ze er alleen onder begeleiding naar toe. Kleine parken in de directe woonomgeving zouden een oplossing zijn, vinden ze.
Milieu
Kinderen willen dat het op straat netjes uitziet. Uitgesproken negatief zijn ze over zwerfafval, lampen die kapot zijn en vandalisme. Dit geldt voor de straat, maar ook voor semipublieke ruimten (gangen, galerijen en trappen) in flatgebouwen. Ze hebben een hekel aan verkeersdrukte en -lawaai en fietsen liever niet op straten waar ook auto’s rijden. Ze weten al op jonge leeftijd dat auto’s CO2 uitstoten (‘niet goed voor het milieu en voor onze gezondheid’).
Ze waarderen kunst op straat en zijn geboeid door graffiti, maar alleen als het mag, anders noemen ze het vandalisme!
Directe woonomgeving
Kinderen én volwassenen willen allemaal wat Talja Blokland publieke familiariteit noemt. Deze begint met thuisgevoel op de stoep. De kleintjes kunnen daar stoepkrijten, er staan wat banken en de ouders onderhouden het speelveldje in de straat. Idealiter kennen de meeste buurtbewoners elkaar van naam of van gezicht. Samen letten ze dan ook een beetje op de kinderen van anderen.
Spelen
Kinderen willen brede stoepen en een plek (minstens 10 x 10 m) dicht bij huis die zich leent voor (fantasie)spellen en waar eventueel ook aantrekkelijke speeltoestellen staan. Ook ruimte om te voetballen en andere sporten te beoefenen staat hoog aangeschreven.
Een groter speelplein (minstens 50 x 50 m) trekt veel kinderen aan uit de omliggende straten en leidt ertoe dat de kinderen in wisselende combinaties met elkaar spelen. Met veilige loop- en fietspaden neemt hun actieradius aanzienlijk toe en daarmee ook de keus van speelplekken. Naarmate dat er minder zijn, blijven kinderen vaker thuis en spreken daar af met vriendjes. Computerspelletjes zijn dan favoriet.
Voorzieningen
Veel kinderen zeggen een wijk- of buurtcentrum te waarderen, als de activiteiten maar afgestemd zijn op de eigen leeftijdsgroep en er ook een bibliotheekvoorziening is. Ze zoeken plezierige ‘reuring’ op: Samen dansen, een toneelvoorstelling maken, een (zaal)voetbaltoernooi, een spellenmarathon, mogelijkheden om iets te kopen en te snoepen en soms mogen de ouders meedoen. De tieners willen wat rondhangen – socialiseren en chillen – maar ook zij zoeken een plezierige atmosfeer en geen gore keet die volwassenen neerzetten op een afgelegen stuk grond.
Iedereen vindt het plezierig als er in de buurt of wijk activiteiten worden georganiseerd. Het onderscheid in leeftijden wordt dan ineens een stuk minder belangrijk.
Zich verplaatsen
Vrijwel alle kinderen willen alleen of bij voorkeur in groepjes naar school gaan en zich veilig door de buurt kunnen verplaatsen. Slechts een kleine minderheid van de kinderen onder de 10 jaar mag dat. De meeste kinderen doen dit niet omdat hun ouders de schoolweg – vaak terecht – te onveilig vinden. Oudere kinderen gaan met de fiets of met de bus; degenen die met de bus gaan vinden het wachten vaak vervelend en zouden veel frequentere verbindingen willen zien. Wie niet trouwens! Een groep ouders is ook bang dat kinderen met ‘vreemden’ in contact komen. Deze angst slaat over op de kinderen.
Vergelijkbaar onderzoek onder jongere kinderen en oudere jeugd voegt interessante gegevens toe over de ontwikkeling van voorkeuren. De jongste kinderen spelen het liefste thuis of op de stoep, in de tuin of op het balkon. Vanaf een jaar of acht neemt de behoefte aan uitbreiding van de actieradius snel toe. Een groene omgeving blijft onverkort aantrekkelijk. Vooral jongens – maar ook steeds meer meisjes – willen voetballen of andere sporten doen, meisjes hebben op jongere leeftijd dan jongens behoefte aan ‘chillen’ Naarmate ze ouder worden neemt bij allen de behoefte daaraan toe
Volgende week lees je hier de laatste post in de reeks ‘Leefbaar wonen’. Daarna begint een nieuwe reeks van enkele tientallen wekelijkse blogposts onder het motto ‘leven mét de natuur’
Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.
De vermindering van criminaliteit is niet in de eerste plaats te verwachten van politie en justitie, ondanks de beste technologische ondersteuning, maar van een samenleving met meer gelijkheid en voldoende inkomen, adequate huisvesting en goed onderwijs voor iedereen.
Foto: The Ascent: een gemeenschap van vertellers die de reis naar geluk en voldoening beschrijven
Een prettige en veilige omgeving om te leven. Voor veel mensen staan deze wensen bovenaan hun verlanglijstje. Veiligheid heeft veel facetten, van bescherming tegen natuurgeweld en epidemische ziekten tot veiligheid in het verkeer, brandweer en een veilig internet. Al deze vormen van veiligheid komen aan bod in een van de essays in deze serie. Hieronder ligt de nadruk op bescherming tegen misdaad: Geweld, overvallen, inbraken, chantage en diefstal.
De veilige stad is de vierde van een reeks korte essays over hoe steden humaner kunnen worden. Dat betekent het vinden van een evenwicht tussen duurzaamheid, rechtvaardigheid en leefbaarheid. Dit vereist het maken van keuzen. Zodra deze zijn gemaakt, is het gebruik van slimme technologieën vanzelfsprekend.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie doet het risico te worden geconfronteerd met fysiek geweld in belangrijke mate af aan de kwaliteit van leven. In 2000 resulteerden moorden wereldwijd in een half miljoen doden; bijna twee keer zoveel als in oorlogen in hetzelfde jaar[1]. Het aantal moorden in de Europese Unie was ongeveer 5200. Weliswaar is in de EU sprake van een vermindering van criminaliteit[2]. Tussen 2008 en 2016 daalden autodiefstallen met 36% en overvallen met 24%. Beide trends zijn na 2010 afgevlakt. Het door de politie geregistreerde seksueel geweld in de EU vertoont echter tussen 2013 en 2016 een stijging van 26%
Oorzaken van criminaliteit
Alvorens het te hebben over oplossingen, kijk ik naar wat onderzoek heeft te melden over de oorzaken van criminaliteit.
Het is belangrijk om te beseffen dat factoren die worden gezien als de oorzaken van crimineel gedrag lang niet altijd tot dat gedrag hoeven te leiden. Ze verhogen veeleer het risico daarvan. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen rechtstreekse oorzaken en oorzaken op wat grotere afstand, die voorwaarden scheppen, maar niet noodzakelijk minder invloedrijk of belangrijk zijn.
De onderstaande figuur vat de essentie van een aantal publicaties uit de laatste jaren samen, met voorbijgaan aan details en nuances[3]
Criminaliteit hangt samen met ongelijkheid, armoede, slechte huisvesting, werkloosheid, alcoholgebruik en drugs. Dit zijn dan ook de belangrijkste kenmerken van buurten waar veel criminaliteit voorkomt. Voor bewoners van deze buurten belemmeren deze omstandigheden een fatsoenlijk leven[4]. Het zijn stressoren die bijvoorbeeld de kwaliteit van de ouder-kindrelatie beïnvloeden. Het zijn hechtingsproblemen, onvoldoende ouderlijk toezicht, ook op het gebruik van alcohol en drugs, gebrek aan discipline of een overmaat aan autoritair gedrag, die het risico dat jongeren te maken krijgen met criminaliteit doen toenemen en tevens het vooruitzicht op een succesvolle carrière op school en elders verminderen.
In wijken waarin deze problemen aan de orde van de dag zijn, is vaak tevens sprake van gebrekkige informele sociale controle door buurtbewoners en zoeken jongeren hun heil bij bendes en andere criminele organisaties die de criminaliteit verder doen toenemen, zowel in de eigen buurt als elders.
Volgens een Australische studie worden de meeste criminele handelingen gepleegd door personen jonger dan 20 en is 29% van alle kinderen minstens één keer betrokken geweest bij criminele activiteiten. 70% van alle jongeren die in voor de rechter verschijnen komt daar echter niet meer terug. De meeste misdaden worden gepleegd door een relatief kleine groep. Een onderzoek uit Zweden, dat criminaliteit analyseert in de periode 1973 – 2004, toonde aan dat 3,9% van de bevolking werd veroordeeld voor een totaal van 93.643 gewelddadige misdrijven. 25% van deze groep was echter verantwoordelijk voor 63% van alle geweldsmisdrijven[5].
Onderzoek naar de percentages geweldsmisdrijven in de afgelopen decennia maakt het mogelijk om een dieper inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van criminaliteit[6]. In de tweede helft van de 20e eeuw namen de misdaadcijfers in de VS jaar jaarlijks toe. In de jaren negentig zette echter een daling in en criminaliteit bevindt zich tegenwoordig op veel plaatsen op een historisch dieptepunt. In New York City bijvoorbeeld waren er in 1990 meer dan 2200 moorden. De afgelopen jaren waren dat er minder dan 300 per jaar.
Levitt onderzocht alle mogelijke redenen voor deze daling[7]en samen met Donohue concludeerde hij in 2001 in een wetenschappelijk artikel dat de alles omvattende verklaring de legalisatie van abortus was[8]. Op het hoogtepunt in 1990 waren er 1,5 miljoen abortussen in de VS vergeleken met 4 miljoen levendgeborenen. Ze verwezen daarbij naar het grote aantal publicaties dat aantoont dat ongewenste kinderen meer kans hebben om met criminaliteit in aanraking te komen, vooral vanwege de eerdergenoemde hechtingsproblemen. En juist deze groep kinderen neemt drastisch af door de legalisatie van abortus.
In een recente update van hun eerdere paper, bevestigen Levitt en Donohue de sterkte van de relatie tussen abortus en criminaliteit in de VS met gegevens uit de periode 1997 – 2014: In staten met de hoogste abortuscijfers waren de criminaliteitscijfers 60 procent lager dan in staten met de laagste percentages[9].
Het is belangrijk om te waarschuwen voor een monocausale redenering bij het aanwijzen van oorzaken van criminaliteit. Economische stressoren zoals armoede, werkloosheid en schulden kunnen leiden tot criminaliteit, bijvoorbeeld omdat ze het gezin ontwrichten. De meeste arme mensen houden zich echter aan de wet en zorgen goed voor hun kinderen. Hechtingsproblemen in de ouder-kindrelaties komen ook voor in welgestelde gezinnen. Het is echter de frequentie en cumulatie van stressoren die telt.
De ultieme maatregelen om misdaad te verminderen en veiligheid te verbeteren zijn: Voldoende inkomen, adequate huisvesting, betaalbare kinderopvang, vooral voor ‘gebroken gezinnen’ en ongehuwde moeders en ruime mogelijkheden voor onderwijs aan meisjes.
Zorg voor jongeren die voor het eerst met criminaliteit in aanraking zijn gekomen is van het grootste belang, omdat deze velen ervan weerhoudt opnieuw in de fout te gaan.
Wereldwijd neemt het besef van de economische oorzaken van criminaliteit toe. Het is echter verbazingwekkend dat deze – zij het complexe – relatie in het beleid geen centrale plaats inneemt. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat de samenleving recht heeft op effectieve bescherming tegen de relatief kleine groep recidivisten, die verantwoordelijk is voor de meeste misdaden, met name gewelddadige misdaden.
Sociaal kapitaal
Hoe intensiever bewoners van een buurt met elkaar omgaan en oog houden op elkaars bezittingen, hoe minder criminaliteit een kans krijgt. Sociale controle is altijd een machtig wapen tegen criminaliteit geweest[10]. Om een veilige leefomgeving te creëren, hoeven contacten niet tot buren te worden beperkt. Een onderzoek onder de 12 Nederlandse ‘veiligste’ gemeenten heeft aangetoond dat nauwe samenwerking tussen inwoners en de politie op buurtniveau bijdraagt aan de veiligheid en aan zich veilig te voelen[11]. Andere voorwaarden zijn de visuele aanwezigheid van politie op de fiets (beter dan in de auto), gedetailleerde kennis van en communicatie met jeugdgroepen, daklozen onderdak bieden om druggerelateerde misdaden te voorkomen en hoge prioriteit voor de bestrijding van geweld en inbraak.
Beoordeling van veiligheid met betrekking tot crimineel gedrag in 60 wereldsteden: The Economist
Een buurtgerichte aanpak hangt niet af van de grootte van de stad. Om deze reden behoort Amsterdam, de meest onveilige stad van Nederland, tot de veiligste steden ter wereld[12]. Voor steden in Latijns-Amerika, te midden van een golf van criminaliteit en geweld, is de prijs van de misdaad hoog. Een recente studie toont aan dat misdaad en geweld voor Latijns-Amerika landen gemiddeld 3% van het BBP per jaar kost, wat ongeveer $ 261 miljard is voor de regio. Steden in Latijns-Amerika en Azië investeren in technologische apparatuur om misdaad te bestrijden. Medellin, de voormalige hoofdstad van criminaliteit, bereikte daarentegen aanzienlijke verbeteringen door de wortels van criminaliteit aan te pakken: armoede, drugshandel en sociale contacten[13]. Interventieprogramma’s die het sociaal kapitaal versterken, worden op verschillende plaatsen gestart.
APPS-programma (toepassingen voor doel, trots en succes) in Columbus
De missie van het APPS-programma is vermindering van criminaliteit door beschermende omstandigheden te creëren in het leven van jongeren in Columbus (14-23 jaar)[14]. De preventiestrategie van het initiatief bestaat uit tussen beide komen in geval van geweld op straat en conflictbemiddeling door getrainde mediatoren. Bovendien voorziet het programma in educatieve, recreatieve, trainingsgerichte en artistieke activiteiten in vier buurthuizen.
De rol van politie en justitie
De strijd tegen criminaliteit in onze samenleving is vooral een strijd tegen criminelen met behulp van traditionele en geavanceerde technologische middelen. Over het algemeen wordt de politie als de belangrijkste speler beschouwd, die bijna als vanzelf aan de goede kant staat. Er is echter een groeiend risico – althans in sommige landen waaronder de VS, dat de politie zelf een onevenredige bron van geweld wordt en een organisatie die delen van de bevolking onderdrukt[15]. Voor de meerderheid van de gekleurde burgers in de VS vertegenwoordigt de politie niet ‘het goede’, maar is zij onderdeel geworden van een vijandige staatsmacht[16]. In het navolgende besteed ik veel aandacht aan de politie in de VS, want ontwikkelingen in dat land vinden elders navolging. In veel andere, waaronder Nederland, is de politie een veel meer geïntegreerd onderdeel van de samenleving, ondanks haar masculiene en autoritaire cultuur, die ten koste gaat van een soepele integratie van vertegenwoordigers van minderheden en vrouwen.
Historisch gezien is de politie in de meeste landen de beschermer van staatsmacht en is deze uitgerust om opstanden en vaak ook protesten de kop in te drukken[17]. Vroege politieorganisaties in de VS droegen dezelfde blauwe uniformen als de voormalige slavenpatrouilles. In de meeste landen is de politie georganiseerd naar het voorbeeld van een militaire hiërarchie. Leden van de politie moeten, net als soldaten, bevelen opvolgen, wat nadelig is voor de ontwikkeling van een persoonlijk moreel ‘agent’schap[18].
In 2017 leidde politieoptreden in de VS tot een ongekend aantal van 1100 slachtoffers, waarvan slechts een beperkt aantal blanken. Bovendien houdt de politie zich al tientallen jaren bezig met raciale profilering. Tussen 2004-2012 heeft de New Yorkse politie meer dan 4,4 miljoen inwoners gecontroleerd. Het leeuwendeel van deze checks resulteerde niet in verdere actie. In ongeveer 83% van de gevallen was de persoon zwart of Latino, hoewel de twee groepen samen goed zijn voor iets meer dan de helft van de bevolking.
Artwork Nafis White: “Het vertoont geen tekenen van stoppen”
Gedragsregels om het aantal dodelijke slachtoffers van politieoptreden te verminderen
Wetenschappers hebben acht gedragsregels opgesteld die het aantal doden door de politie kunnen stoppen en meer in het algemeen bijdragen aan een positiever imago[19].
De-escaleren van situaties voordat een toevlucht tot geweld wordt genomen.
Beperking van het aantal vormen van geweld dat in specifieke situaties gebruikt kan worden.
Beperking van het gebruik van de nekklem.
Geven van een waarschuwing voordat geweld wordt gebruikt.
Niet schieten op bewegende voertuigen.
Eerst alle alternatieven voor dodelijk geweld toepassen.
Beletten dat collega’s buitensporig geweld uitoefenen.
Het gebruik van geweld altijd rapporteren.
De onderzoekers wilden weten in hoeverre dit soort regels al worden toegepast en daarom onderzochten ze 90 politiedistricten in de VS. Het bleek dat geen enkele afdeling alle acht beleidsmaatregelen had geïmplementeerd. In slechts 34 resp. 31 onderzochte afdelingen waren de-escalerende situaties of uitputtend gebruik van alternatieven vereist alvorens toevlucht te nemen tot dodelijk geweld. Slechts in 30 afdelingen grepen agenten in als een collega buitensporig geweld uitoefende en slechts 15 gevallen was rapporteren van alle vormen van geweld verplicht, inclusief het bedreigen van burgers met een vuurwapen.
Onderzoekers berekenden dat het in acht nemen van alle genoemde maatregelen zou kunnen leiden tot een vermindering van 72% van het aantal geweldsdoden door de politie.
Gevangenissen
Het Amerikaanse rechtssysteem wordt nauwlettend in de gaten gehouden en staat onder druk om te hervormen dankzij initiatieven zoals het Art for Justice Fund, Open Society Foundation en vele rapporten[20]. Hierbij wordt één aspect grotendeels over het hoofd gezien: Het ontwerp van gevangenissen[21]. Het Amerikaanse gevangeniswezen is hard en bruut. Het is niet verwonderlijk dat de meeste mensen een gevangenis verlaten als crimineel voor het leven.
Sinds 2016 richt niemand minder dan sterarchitect Frank Gehry (Guggenheim Bilbao!) zich op dit onderwerp. De inspanningen van Gehry, samen met zijn studenten, worden geïllustreerd in de documentaire ‘Frank Gehry: Building Justice’: Wat als we mensen als mensen gaan behandelen – hoe zou de gevangenis er dan uit zien?, vraagt Gehry zich af in deze documentaire. De documentaire is hier te bekijken.
We zien dat Gehry’s studenten Scandinavische gevangenissen bezoeken, die gbaseerd zijn op herintrede in plaats van afstraffing door ontbering.
Impact van de politieacademie
Susan Rahr’s verwisselde haar rol als sheriff van King County, Washington, met die van hoofd van een regionale politieacademie. Ze was al jaren verontrust door het gemak en de gretigheid van het gebruik van geweld door politieagenten en nam aan dat de politieacademie het verschil kan maken. Toen ze de academie betrad, was haar eerste indruk de dominantie van een militaristische cultuur. Naleving van regels was gebaseerd op de dreiging met straf in plaats van op het hanteren van ethische principes.
Haar intentie, die landelijk de aandacht trok, was dat politieagenten het imago van ‘beschermer’ gaan krijgen: Personen met een breed scala aan vaardigheden, die tegelijkertijd wijs en humaan zijn[22]. Om dit doel te bereiken, breidde ze de opleiding uit met oefeningen om gespannen situaties te hanteren zonder toevlucht te nemen tot geweld, om een probleem op te lossen zonder een arrestatie te doen, en om politieoptreden te bekijken door de ogen van een veronderstelde dader.
In een interessant interview[23]met vijf vertegenwoordigers van groepen die zich slachtoffer voelen van het justitieel beleid in de VS, betwist niemand de rol van politie als zodanig. Daarentegen pleiten alle deelnemers pleiten voor burger-toezicht, wat betekent dat gemeenten beslissen over wat een veilige samenleving is en met welke methoden het recht wordt gehandhaafd.
De rol van technologie
Gezien deze achtergrond, is het lastig om het enthousiasme te delen van ‘smart city’ adepten jegens de voordelen van technologie om misdaad te bestrijden[24]. Technologie zal criminaliteit niet doen verdwijnen en criminele organisaties zullen uiteindelijk de technologische expertise van de politie overtreffen. Technologie is ook geen oplossing voor de oorzaken van criminaliteit zoals armoede, uiteengevallen gezinnen, gender-gerelateerd en ander geweld en verslaving.
Toch kan technologie een aanvullend hulpmiddel zijn binnen een meer humane benadering van veiligheid, gesteld dat de techniek betrouwbaar is en er geen twijfel hoeft te bestaan over de integriteit van degenen die over het gebruik ervan beslissen. Hieronder volgt een beknopt overzicht van huidige trends in de inzet van technologie in de bestrijding van de misdaad. De voorbeelden komen onder andere uit de Smart City Solution Database, een uitgebreide verzameling smart city-applicaties, tools en beleid [25]en een rapport van het McKinsey Global Institute, Smart Cities: digitale oplossingen voor een leefbare toekomst[26].
Misdaden oplossen
De snelheid waarmee de politie op de plaats van een misdrijf arriveert beïnvloedt de kans op oplossing ervan. Soms kunnen daders nog worden aangetroffen of zijn hun sporen nog vers. Daarom rusten steden wijken waarin veel misdrijven plaatsvinden uit met sensoren die schoten registreren.
Shotspotter
Om schoten te detecteren, zijn er ongeveer 30 – 40 akoestische sensoren per vierkante kilometer nodig. Deze akoestische sensoren registreren geluid, locatie en tijd. Wanneer een wapen wordt afgevuurd, lokaliseert audio-triangulatie de juiste locatie en algoritmen analyseren het geluid. Tussen het moment waarop de schoten worden gelost en het alarm in het dichtstbijzijnde politiebureau afgaat, liggen slechts 45 seconden[27]. Deze korte video laat zien hoe de shotspotter werkt.
Er zijn nog andere hulpmiddelen die de opsporing van criminelen ondersteunen. Elk misdrijf laat een voetafdruk achter, soms letterlijk, en technologie als de Criminal Finder, helpen om de eigenaars van die ‘voetafdruk te vinden.
Criminal Finder
De Criminal Finder gebruikt kunstmatige intelligente om criminelen te vinden door gegevens over een groot aantal misdrijven in het nabije verleden te vergelijken met gegevens over de plaats van het misdrijf. Met elk nieuw misdrijf neemt het vergelijkingsmateriaal van de database toe[28].
Misdaadpreventie
Misdaadpreventie is het ultieme doel van politieactiviteit, uiteraard zonder de wortels van de criminaliteit aan te pakken. Desalniettemin zal niemand ontkennen dat het voorkomen van criminaliteit een groot goed is. Een elementair voorbeeld van criminaliteitspreventie is het in kaart brengen van gegevens over de tijden, locaties en aard van eerdere misdaden om inzicht te geven waar en op welke tijden politiepatrouilles moeten patrouilleren. Soms worden deze gegevens met het publiek gecommuniceerd. De mobiele app CrimeRadar onthult realtime gevarenzones die het publiek beter kan vermijden.
CrimeRadar (Rio de Janeiro)
CrimeRadar gebruikt algoritmen om misdaadpatronen te voorspellen op basis van misdaadrapporten[29]. De applicatie schat de waarschijnlijkheid van toekomstige misdrijven, op basis van een wiskundige beoordeling van de locatie, timing en kenmerken van miljoenen individuele misdaden (moord, geweld, ontvoering, diefstal, verkrachting) van januari 2010 tot april 2016. Na deze datum wordt de onderliggende dataset om onbekende redenen niet meer bijgewerkt. Burgers weten het met deze app. wanneer ze bepaalde plaatsen moeten vermijden.
Voorspellend politieonderzoek
Voorspellend politieonderzoek gebruikt wiskundige methoden en analytische technieken om potentiële criminele activiteiten te identificeren. De politie van New York gebruikt een geavanceerd programma en een database van meer dan 42.000 mensen. Eén procent (!) van de mensen in de database is wit, 66% zwart en 31,7% Latino.
Met dit systeem kan de politie onmiddellijk gedetailleerde informatie krijgen over personen die worden gevolgd of gearresteerd. Het systeem is verbonden met 9.000 videocamera’s en het heeft ook toegang tot gegevens van 2 miljoen nummerplaten, 100 miljoen aangiften, 54 miljoen oproepen met het alarmnummer, 15 miljoen klachten, 12 miljoen strafregisters, 11 miljoen arrestaties en 2 miljoen huiszoekingen.
Een machine learning-algoritme die bekend staat als Patternizr verbindt verdachte personen met onopgeloste misdaden door vergelijkbare patronen en gedragskenmerken op te sporen. De algoritme is getraind met behulp van politiegegevens van tien achtereenvolgende jaren aan de hand van handmatig geïdentificeerde misdaadpatronen. Patternizr werd in 2017 in gebruik genomen met de hulp van honderd civiele analisten. De initiële ontwikkelingskosten waren $ 350 miljoen.
Veel andere steden implementeren vergelijkbare systemen, bijvoorbeeld York[30]en Glasgow[31]. Een volledig operationeel systeem, zij het minder technologisch geavanceerd, is te vinden in Moskou[32].
Moskou videobewakingssysteem
Het systeem – dat $ 250 miljoen kost – maakt gebruik van 128.000 (!) particuliere videobewakingscamera’s in openbare ruimtes, binnenplaatsen, ingangen, scholen en nog eens 9.000 camera’s op verkeersknooppunten, in de metro en in culturele, sportieve en sociale ruimtes. Het is in staat om gezichten te identificeren en ondersteunt een breed scala aan politietaken, zoals de automatische productie van bekeuringen. Er worden ongeveer 75.000 boetes worden per dag uitgeschreven.
Deze geavanceerde systemen werken nog te kort om hun effectiviteit te evalueren. De politie zelf meldt een aanzienlijke daling van criminele activiteiten. Een studie van het Max Planck Instituut voor Buitenlands en Internationaal Strafrecht concludeert na drie jaar onderzoek dat het nog niet mogelijk is om definitieve uitspraken te doen over de effectiviteit van de software. Het pilotproject is in 2018 daarom een tweede fase ingaan[33].
De behoefte aan burgertoezicht
In de VS heerst sepsis over de integriteit van het justitiële systeem, inclusief de politie. Een aantal steden, zoals Seattle, Oakland, Berkeley en Davis, heeft burgertoezicht op het gebruik van nieuwe technologieën door de politie verplicht gesteld. Bovendien hebben zij het gebruik ervan verboden zonder goedkeuring van de lokale overheid.
In New York werd in 2017 een gemeentelijke bepaling voorgesteld om het gebruik van kunstmatige intelligentie te reguleren, de Public Oversight of Surveillance Technology Act (POST)[34]. In tegenstelling tot vergelijkbare verordeningen in San Francisco en Oakland vereist deze bepaling alleen dat de politie informatie beschikbaar stelt over de technologie die wordt ingezet. Het gebruik van nieuwe bewakingstechnologie wordt daarentegen niet ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraad[35]. Tot op de dag van vandaag is deze bepaling nog steeds niet aangenomen.
Het Legal Defence and Educational Fund, een prominente burgerrechtenorganisatie in de VS, drong er bij het stadsbestuur van New York op aan het gebruik van gegevens te verbieden die beschikbaar zijn gekomen met behulp van een discriminerend danwel bevooroordeeld handhavingsbeleid[36]. Deze wens is in juni 2019 ingewilligd en dit leidde ertoe dat het aantal personen dat is opgenomen in de database is teruggebracht van 42.000 naar 18.000. Het betrof alle personen die zonder concrete verdenking in het systeem waren opgenomen.
Terwijl de beraadslagingen in New York doorgaan, ging San Francisco een paar stappen verder en werd de eerste stad die het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie door de politie en andere openbare instanties verbood[37]. De gemeenteraad was het ermee eens dat gezichtsherkenning ooit een waardevol hulpmiddel zou kunnen worden. Op dit moment kan echter niet worden gegarandeerd dat gezichtsherkenning op verantwoorde wijze en zonder discriminerende effecten wordt gebruikt. Gewoon door het feit dat de technologie er niet klaar voor is.
Experts erkennen dat de kunstmatige intelligentie die aan gezichts-herkenningssystemen ten grondslag ligt nog steeds onnauwkeurig is, vooral als het gaat om het identificeren van de niet-blanke bevolking[38].
Rekognition: Amazon’s technologie voor gezichtsbewaking
In een test vorig jaar door de ACLU, verwarde Rekognition, de gezichtsherkenningssoftware van Amazon ten onrechte de gezichten van 28 leden van het Amerikaanse Congres met die van arrestanten. Ook hier waren het vooral niet-blanke leden van het congres[39].
Het Center on Privacy and Technology van Georgetown concludeert dat er sinds 2016 zo veel gevallen bekend zijn geworden van fouten in en misbruik van gezichtsherkenningstechnologie dat dat lokale, provinciale en federale overheden deze technologie zouden moeten verbieden[40].
Privé domein
Terwijl in het publieke domein de weerstand tegen gezichtsherkenning op basis van algoritmen en kunstmatige intelligentie snel toeneemt, nemen de commerciële toepassingen van deze technologie in sneltreinvaart toe. De technologie belooft bijvoorbeeld een alternatief voor falende politie-interventie tegen winkeldieven.
Facewatch
Facewatch is een gezichtsherkenningsbedrijf in het Verenigd Koninkrijk. Het cloudgebaseerde beveiligingssysteem voor gezichtsherkenning beschermt bedrijven tegen criminaliteit. Het systeem stuurt onmiddellijk waarschuwingen wanneer personen die betrokken waren bij winkeldiefstal en andere criminele activiteiten het bedrijf betreden[41].
Afgezien van hun twijfelachtige betrouwbaarheid, brengen dit soort systemen winkelpersoneel in een onmogelijke positie. Het is te veel gevraagd dat een winkelbediende een klant weigert op basis van een waarschuwing van het systeem. De politie bellen, als deze klant inderdaad de winkel verlaat zonder te betalen, zet ook geen zoden aan de dijk. Fysieke weerstand bieden is een slecht idee. In een warenhuis kunnen veiligheidsbeambten de verdachte stalken die dan waarschijnlijk het pand zal verlaten en om elders slag te slaan.
Veiligheid in de humane stad
Daling van criminaliteit hangt samen met het verbeteren van de kwaliteit van leven van het armste deel van de samenleving in plaats van groeiende ongelijkheid toe te laten. Dit gaat noodzakelijkerwijs gepaard met het verbeteren van de opleidingsmogelijkheden voor de jongste kinderen, het creëren van een respectvolle en uitdagende omgeving op scholen en het voorkomen van genderongelijkheid.
Het zou naïef zijn om te denken dat minder ongelijkheid en verbetering van inkomen, banen en huisvesting voor de armste groepen de criminaliteit geheel zullen doen verdwijnen. Hebzucht, zoeken naar sensatie, verveling, lidmaatschap van verkeerde groepen, foute connecties, imitatie, psychische aandoeningen hangen niet noodzakelijk samen met armoede. Bovendien zijn ook rijke mensen op veel manieren betrokken bij activiteiten op de rand van de wet en daar overheen maar zij zijn omringd door advocaten, en invloedrijke relaties die effectieve bescherming bieden.
Scholing, zeker als deze al op zeer jonge leeftijd begint, kan problemen in de huiselijke sfeer gedeeltelijk compenseren. Ook de kwaliteit van het sociale leven in buurten, inclusief een bepaald niveau van sociale controle, heeft invloed. In al deze gevallen ondersteunt zichtbare aanwezigheid van wijkagenten zonder onnodig machtsvertoon de noodzakelijke samenwerking tussen politie en burgers. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat jonge kinderen na een ongedwongen eerste criminele activiteit recidive worden.
Dit alles laat onverlet de noodzaak van een professionele en politie, ondersteund door geavanceerde technische hulpmiddelen. Geen enkele technologie, indien bewezen effectief en niet discriminerend, is bij voorbaat uitgesloten. Het is echter de vraag of dit moet leiden tot de huidige ontwikkeling van bewaakte steden, aangemoedigd door ‘smart city’ adepten.
Het pad dat hierboven is geschetst is lang, maar het wijkt radicaal af van wat er momenteel over de hele wereld gebeurt. Ik ben bang dat het gebruik van technologie door een militaristische en autoritaire politieorganisatie de politie van burgers vervreemdt. De torenhoge investeringen in technologische expertise halen het niet bij hetgeen waartoe een onzichtbare, gedistribueerde en ‘agile’ organisatie binnen de criminele wereld in staat is, die zich bovendien – per definitie – niet aan de wet hoeft te houden.
Tot slot vat ik de kenmerken samen van een humane benadering van veiligheid in onze steden, rekening houdend met de relatie tussen criminaliteit en armoede, levensomstandigheden, gebrek aan opleiding en ontwrichtende gezinsomstandigheden. Ook het gedeeltelijk falen van politie en justitie om criminelen op he rechte pad te krijgen speelt daarbij een rol.
Acties voor een humane weg naar veilige steden
1. Beschikbaarheid van banen, voldoende inkomen en goede levensomstandigheden voor alle volwassen leden van de samenleving, rekening houdend met individuele voorkeuren.
2. Het aanbieden van kwalitatief goede verplichte scholing voor alle kinderen van twee jaar en ouder, waardoor hun intellectuele, sociale en creatieve ontwikkeling wordt versterkt en voldoende mogelijkheden voor pre-schoolse opvang van kinderen van drie maanden en ouder.
3. Ontwikkeling van een veelzijdige leefomgeving in buurten, die ruime mogelijkheden biedt voor spelen en sociale activiteiten voor alle bewoners, waardoor een bepaald niveau van sociale controle wordt gecreëerd.
4. Niet-agressieve zichtbaarheid van politie in buurten, ter ondersteuning van de leefbaarheid en met een geschoolde blik op opkomend afwijkend gedrag van kinderen (en volwassenen) in samenwerking met relevante instellingen
5. Zichtbaarheid van politie in centrale delen van de stad ondersteund door technologische en niet-discriminerende hulpmiddelen.
6. Het gebruik van technologische hulpmiddelen door politie en justitie, inclusief het gebruik van algoritmen en kunstmatige intelligentie, staat onder toezicht van vertegenwoordigers van de gemeenschap. Deze worden ondersteund door experts die adviseren over de effectiviteit van ingezette en toekomstige apparatuur en de (ongewenste) bij- bijwerkingen.
7. Witteboordencriminaliteit wordt krachtig aangepakt mede om te voorkomen dat deze een alibi wordt voor andere mensen om de wet te overtreden.
8. Gevangenissen bieden humane levensomstandigheden, ook als het beschermen van de samenleving voor recidive een lange periode van hechtenis vereist.
9. De maatschappij investeert het voorkomen dat (jonge) criminelen recidivisten worden, hetgeen veel verder gaat dan alleen het verlenen van taakstraffen.
10. Degenen die schade toebrengen aan openbare en privé-eigendommen zijn altijd verplicht om deze te vergoeden. Terugbetaling vindt plaats in realistische maandelijkse termijnen en de schuld kan worden verminderd in geval van aanhoudend goed gedrag.
11. De organisatie van de politie verandert van een militaire in een moderne publieke organisatie die balanceert tussen individuele verantwoordelijkheid en doelmatige coördinatie van activiteiten.
De economische wetenschap heeft door groei van productie en en productiviteit als apriori’s te aanvaarden in belangrijke mate bijgedragen aan de uitputting van de grondstoffen
In een vorige blogpost besprak ik het boek De derde industriële revolutie van Jeremy Rifkin[1]. in zijn visie op de toekomst spelen hernieuwbare grondstoffen, internettechnologie en kleinschaligheid de hoofdrol. Het zijn alsmaar toenemende consumptie, groeiende productiviteit en stijging van het nationaal product waarvoor de economie als wetenschap zich inspant, die dit toekomstbeeld in de weg staat.
Het selectieve gebruik van natuurwetenschappelijke analogieën
De grondleggers van de economische wetenschap, Adam Smith en Jean-Baptiste Say zochten naar wetmatigheden achter het economisch handelen. Ze meenden deze gevonden te hebben in een analogie met de mechanica, de wetten van Newton in het bijzonder: Zoals de deeltjes in het heelal elkaar aantrekken en afstoten en uiteindelijk in een positie van evenwicht komen, zo gedragen mensen zich op de markt gedreven door hun eigenbelang. Als iedereen zijn eigenbelang nastreeft zorgt de ‘onzichtbare hand’ ervoor dat vraag en aanbod in een evenwichtstoestand raken.
De analogie was slecht gekozen: In de mechanica zijn processen omkeerbaar, maar in de economie niet. Dat komt door de rol van energie. De thermodynamica was daarom een veel geschiktere bron geweest voor analogieën van economische processen: De totale hoeveelheid energie in het heelal is constant, maar bij het gebruik van energie treedt entropie op. In elke economische activiteit verandert hoogwaardige energie in energie met een lagere waarde. Hierbij komt een reeks schadelijke stoffen vrij: Bijvoorbeeld, onze veestapel is verantwoordelijk voor 18% van de uitstoot van broeikasgassen, 65% van alle lachgas (stikstofoxide; 300 maal schadelijker dan CO2) en 37% van alle methaan (23% schadelijker is dan CO2).
Economen hebben vanouds een blinde vlek voor de neveneffecten van de transformatie van grondstoffen naar eindproducten, zij zagen alleen de waarde die hierdoor werd gecreëerd[2]. De weinige economen die de gelijkenis tussen economische en thermodynamische processen wel zagen, waren dan ook de grondleggers van het duurzaamheidsdenken[3].
De vanzelfsprekendheid van groei en stijging van de productiviteit
De economische wetenschap gaat uit van de wenselijkheid van groei van het nationale product en van stijging van productiviteit. Beide resulteren uit de inzet van (extra) arbeid en in het bijzonder van kapitaal[4]. Toch was het alom bekend dat arbeid en kapitaal samen maar maximaal 14% van de groei van de productiviteit verklaren. Het waren de natuurkundige Reiner Kümmel (Universitität Würzburg) en de hoogleraar milieu en management Robert Ayres (INSEAD) die op basis van groeigegevens in de periode 1945 – 2000 aantoonden dat de ontbrekende 86% vrijwel geheel kan worden verklaard uit de groei van het energiegebruik. Economische groei is dus voor het overgrote deel het resultaat van het steeds meer energie-intensieve karakter van productie, dienstverlening en consumptie. Groei en entropie met al zijn negatieve gevolgen voor het milieu zijn onlosmakelijk verbonden.
Het is daarom niet alleen noodzakelijk om fossiele door herbruikbare brandstoffen te vervangen maar ook dat de efficiëntie van het gebruik van energie en van grondstoffen drastisch toeneemt. Bij gevolg is een aanpassing van ons consumptiepatroon meer dan gewenst. In het bijzonder afstand doen van bezit en omarmen van de deel-economie leveren hieraan een cruciale bijdrage[5]. Een deel-auto vervangt minstens 20 privéauto’s.
Het belang van consumptie en bezit
Pleiten voor de deeleconomie staat echter haaks op een ander leerstuk van de economische wetenschap. Volgens John Locke is privébezit een natuurrecht omdat het mensen motiveert om te werken. Immers grondstoffen zijn nutteloos; waarde ontstaat pas als de mens deze bewerkt.
De opvatting dat bezit de motor is achter het verrichten van arbeid staat overigens haaks op de meeste studies van antropologen en historici. Zij wijzen op de waarde van samenwerking en gemeenschappelijk eigendom (‘commons’) in de geschiedenis. Het waren vooral de adel en kooplieden die zich toeëigenden wat agrariërs en ambachtslieden meer produceerden dan ze zelf nodig hadden.
Het verderfelijke karakter van het economie onderwijs
In het onderwijs komt heden ten dage de milieuproblematiek uitvoerig aan de orde en de meeste leerlingen vinden het milieu erg belangrijk. Maar tegelijkertijd – zo stelt Rifkin – doordringen de lessen economie hen van de denkbeelden van de neoklassieke economie: Mensen handelen primair uit eigenbelang, de markt schept een natuurlijke ordening, bezit is ultieme motivatie van arbeid en de noodzaak van groei van het nationaal product en van arbeidsproductiviteit staan niet ter discussie. Daarmee wordt de weg naar een fundamentele oplossing van het ‘milieuprobleem’ geblokkeerd. Economieonderwijs in zijn huidige vorm moet daarom op zo kort mogelijke termijn van scholen verdwijnen[6].
Tot zover de aanklacht van Rifkin. Ik ben benieuwd wat ter verdediging van de waarde van economische wetenschap kan worden opgemerkt.
[1] The Third Industrial revolution: How lateral power is transforming energy, economy and the world. Palgrave MacMillan, 2011. Vertaald in Nederlands: De derde Industriële revolutie. Naar een transformatie van economie en samenleving, Nieuw Amsterdam Uitgevers (2014)
[2] Economen besteden tegenwoordig aandacht aan de externe kosten, maar dan gaat het uitsluitend om dat deel van de kosten van het productieproces dat door ‘derden’ wordt betaald.
[3] Nobelprijswinnaar: Frederick Soddy (1911), Nicolaas Georgescu-Roegen: ‘The entropy law and the economic proces’(1971) en zijn leerling: Herman Daly: Toward a steady state economy (1973). Jeremy Rifkin is door deze laatste auteur geïnspireerd bij zijn nieuwste The Zero Marginal Cost Society: The internet of things, the collaborative commons, and the eclipse of capitalism (2014).
[4] De rol van arbeid in de stijging van de productiviteit neemt alleen maar af: De productiviteit groeit de laatste 20 jaren zonder dat er veel nieuwe banen ontstaan. Tussen 1995 – 2002 verdwenen in 20 grootste economieën meer dan 31 miljoen industriebanen. De productiviteit steeg met 4,3% en productie groeide met 30%. De staalindustrie in de VS groeide tussen 1982 en 2012 70 tot 102 miljoen ton terwijl de werkgelegenheid daalde van 289.000 tot 74.000.
[5] Zie hiervoor McLaren & Agyeman: Sharing Cities. Ik heb aan dit boek onlangs een blogpost gewijd; http://wp.me/p32hqY-1sm
[6] Dit is ook de strekking van een wat oudere blogpost: Economieonderwijs vernieuwen of afschaffen http://wp.me/p32hqY-cO
Wat levert wetenschap op? In deze post vat ik de resultaten van een grootschalig onderzoeksprogramma samen dat als doel had de effectiviteit van leren en onderwijzen te helpen vergroten.
In de periode 2002 – 2008 vond in het UK een grootschalig onderzoeksprogramma plaats met als doel om wetenschappelijk onderbouwde uitspraken te doen over verbetering van de effectiviteit van onderwijzen en leren[1]. Er zijn zo’n 20 projecten uitgevoerd, alle met medewerking van de eigen docenten. De resultaten zijn gebundeld in tien principes. Bij het formuleren van deze principes is tevens gekeken naar ander onderzoek en naar beschikbare literatuur. Het onderstaande model gold als een denkkader voor de afzonderlijke projecten.
De principes zijn tamelijk abstract, maar desondanks zetten ze een herkenbare koers uit. Ze zijn niet bij voorbaat aan één type onderwijs gebonden, maar voor het leesgemak heb ik het over onderwijs en leerlingen.
1 Onderwijs bereidt leerlingen voor op levenssituaties in de breedst mogelijke zin
De leerresultaten van leerlingen omvatten veel meer dan wat tests en toetsen meten. Bijvoorbeeld betrokkenheid, concentratie, participatie, houding ten opzichte van leren en streven naar zelfstandigheid.
In de praktijk verschillen de standpunten over het gewicht van elk van deze leerresultaten. De neiging bestaat om direct meetbare resultaten voorrang te verlenen.
2 Kennisverwerving gaat hand in hand met bewustwording van het bestaan van verschillende soorten betekenisvolle kennis
In dit principe klinkt de opvatting door van onder andere Basil Bernstein dat kennis en curricula sociale constructies zijn, die onder invloed staan van politiek en macht. Er is nog veel meer onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de wijze waarop de kennis die leerlingen verwerven hegemoniaal van aard is[1].
Uiteindelijk gaat het erom dat leerlingen gecodificeerde kennis en kennis die geworteld is in de cultuur en in de praktijk integreren en gebruiken als bakens bij hun gedrag.
Leerlingen beseffen dat zowel hun gevoel als externe omstandigheden invloed hebben op de selectie en het gebruik van kennis.
Leerlingen komen in aanraking met verschillende vormen van kennis, zoals primaire bronnen, ervaring, sociale interactie, indrukken en hun intuïtie.
3 Ervaringen en uitkomsten van eerder leren drukken een stempel op het onderwijs-leerproces
Onderwijs activeert wat leerlingen eerder hebben geleerd, inclusief de gevoelens die dat (indertijd) meebracht.
Nieuwe kennis, houdingen en vaardigheden zijn aanzienlijk effectiever als ze worden geïntegreerd met bestaande kennis, houdingen en vaardigheden, eventueel in een nieuwe kader (adaptatie versus assimilatie).
4 Leren doen leerlingen ten principale zelf
Onderwijs verhoogt het effect van het leren door goed gekozen ondersteuning (scaffolding)
Ondersteuning hoeft niet van docenten te komen, maar kan ook via ICT of peers plaatsvinden. De wijze waarop de ondersteuning plaatsvindt dient wel professioneel te gebeuren.
De rol van dialoog als middel om leren te ondersteunen is groter dan die van discussies.
5 Toetsing en onderwijsleeractiviteiten zijn congruent
De wens om leerresultaten te meten en uit te drukken in cijfers versterkt (onwillekeurig) dat reproduceerbare eenheden (feiten, begrippen, conventies en theorieën) de overhand hebben.
Tal van te ontwikkelen vaardigheden, zoals werken in groepen, omgaan met verschillende inzichten, constructieve samenwerking en conflicthantering komen nauwelijks aan bod vanwege het ontbreken van een taal om kwalitatieve verschillen daarin te rubriceren.
6 Het resultaat van leeractiviteiten hangt sterk af van de betrokkenheid van de leerling
Leerlingen die zich bewust zijn van een relatie tussen hun leeractiviteiten en een door hen zelf gesteld of geaccepteerd doel zijn meer betrokken en leren beter
Groei van een onafhankelijke en autonome positie van leerlingen (door het zelfstandig maken van keuzen) verhoogt de effectiviteit van het leren.
Toerusten van leerlingen met middelen om het effect van hun eigen leeractiviteiten zichtbaar te maken leidt tot meer realistische verwachtingen van wat ze van de opleiding mogen verwachten en waar ze primair zelf verantwoordelijk voor zijn.
7 Ondersteuning van het leren betreft zowel individuele als sociale processen
Leren werken in groepsverband vereist een sequentie van sociale, communicatieve en conflict-oplossende vaardigheden.
Groepswerk levert een rechtstreekse positieve bijdrage aan verwerven van meer complexe vormen van kennis.
Groepswerk bevordert participatie, motivatie en interactie tussen leerlingen onderling en leerlingen en docent.
8 In formele leersituaties is ruimte voor informeel leren
Het aansluiten, verdiepen en voortbouwen op buitenschoolse ervaringen versterkt de motivatie om verder te leren en zorgt ervoor dat leerresultaten beklijven.
Activiteiten gericht op zelfstandig ontdekken – binnen en buiten school – dragen bij aan informeel leren.
9 Blijvend leren door een ieder die betrokken is bij opleiden, beïnvloedt de kwaliteit van opleiders en opleiding
Open staan voor blijvend leren wordt beperkt omdat onderwijsgevenden vaak denken te beschikken over de vereiste kennis en vaardigheden. De bereidheid om te leren neemt – net als bij leerlingen – toe als docenten bewust worden (gemaakt) van fricties in hun eigen handelen.
Docenten de beschikking geven over resultaten van onderzoek is weinig effectief; een instrument dat lijkt te werken zijn ‘research lessons’ waar hypotheses die leraren zelf eerder hadden geformuleerd worden getoetst.
De steeds dominantere cultuur van performativity is volgens docenten zelf een belangrijke rem op hun eigen ontplooiing.
10 Effectief onderwijs vereist dat docenten niet worden beschouwt als ‘agents’ van dominante krachten in de samenleving
Overheden moeten het onderwijs (en docenten) voldoende ruimte laten om doelen in de brede zin van het woord te realiseren (zie 1.)
Docenten denken in meerderheid dat de regulering toeneemt en dat de professionele ruimte daardoor ingeperkt raakt.
In mijn volgende blogpost ga ik dieper in op dit onderzoeksprogramma zelf. Ik zie het als een goed voorbeeld van hoe een groep onderzoekers een reeks onderling afgestemde projecten uitvoert, de koers gaandeweg bijstelt, vele betrokkenen (docenten en leerlingen) rechtstreeks bij het onderzoek betreft en veel werk maakt van de verbreiding (valorisatie) van de uitkomsten.