Moet het klimaatbeleid veranderen? 

De uitslag van de verkiezingen voor de provinciale roept de vraag op of het klimaatbeleid moet veranderen. Hier mijn antwoord, dat ik toelicht aan de hand van drie begrippen ‘kennis’, ‘democratie’ en ‘legitimiteit’.

Wat weten we van de klimaatsverandering

Dat het klimaat verandert als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen is net zo zeker als dat de aarde om de zon draait. Maar hoe snel die verandering gaat en de gevolgen ervan merkbaar zijn (bijvoorbeeld de stijging van de zeespiegel), is veel lastiger te voorspellen. 

Veel mensen vertrouwen klimaatwetenschappers niet en denken dat het niet zo’n vaart loopt. Het is een bekend psychologisch verschijnsel dat mensen ‘geloven’ wat in hun kraam te pas komt. Zo zegt de voorman van de Farmers Defence Force’ dat het afgelopen moet zijn met die ‘stikstof flauwekul’. Dat zegt hij niet omdat hij enige studie heeft gemaakt van klimaatsverandering, maar omdat hij deze kennis (terecht) ziet als een bedreiging voor het voortbestaan van de agrarische sector in zijn huidige vorm. De BBB doet dat anders. Ze stelt eveneens de belangen van de boeren voorop en ziet deze als de helden van de Nederlandse voedselproductie. Maar de partij rept met geen woord over de bijdrage van de agrarische sector aan de productie van broeikasgassen en de afname van de biodiversiteit. 

Er is geen enkele reden om op basis van de verkiezingsuitslag anders over het klimaat te gaan denken:

Vijf sectoren – elektriciteit, voedsel en grondgebruik, industrie, transport en de bebouwde omgeving – veroorzaken het probleem en moeten erop aangesproken worden een evenredige bijdrage te leveren aan de oplossing ervan.

Hoe democratisch is het regeringsbeleid?

De uitslag van de statenverkiezingen heeft de verhouding tussen voor- en tegenstanders van het klimaatbeleid niet veranderd. De tegenstanders hebben wel een naam gekregen. Maar in de Eerste Kamer wordt het (uitgedunde) regeringsblok ter linkerzijde geflankeerd door een aantal linkse partijen en samen kunnen deze voor een meerderheid zorgen.  BBB zal dan wel over een ‘grof schandaal’ spreken, maar in een parlementaire democratie gaat het om het aantal stemmen dat vóór een wetsvoorstel wordt uitgebracht.  De linkse partijen zullen mogelijk tegen het beleid stemmen omdat het niet ver genoeg gaat.  Dan is er geen beleid meer en zal de regering aftreden. Ik weet zeker dat klimaatbeleid van de dan volgende rechtse regering (met BBB!) nog maar een schim is van wat het nu belooft te zijn.

Mochten de linkse partijen tegen het klimaatbeleid stemmen, dan is dat in elk geval niet slim.

Hoe ‘legitiem’ is het huidige beleid?

Legitimiteit betekent dat beleid draagvlak heeft. Een bestuur verwerft draagvlak door los van de vertegenwoordigende organen te luisteren naar wat er onder de bevolking leeft en daarmee rekening te houden bij het maken van beleid. Dit wordt ook wel met het woord ‘governance’ aangeduid. Het leek er even op dat Johan Remkes voor dit draagvlak had gezorgd, maar als dat er al was, is het vervolgens weer snel verdampt. Draagvlak leunt op drie zaken: de grondslag van het beoogde beleid uitleggen, het standpunt van anderen invoelend benaderen en tegenstanders een aanvaardbaar alternatief bieden. In dit geval zonder toe te geven aan de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, wat niet wil zeggen dat elk tussendoel in beton gegoten is. 

Wat betekent dit? 

 Ik zou er als regering niet voor kiezen om het huidige beleid met een kleine meerderheid te bekrachtigen, maar een brede parlementaire werkgroep in te stellen die samen met klimaatdeskundigen voorstellen doet om draagvlak in de samenleving voor het klimaatbeleid te vergroten. Een beleid dat recht doet aan alles wat we (zeker) weten over klimaatverandering en de wijze waarop deze ons allemaal, de boeren incluis, zal raken.

Afbeelding met tekst, gebouw

Automatisch gegenereerde beschrijving
Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Leven met de natuur en niet van de natuur

De komende maanden tref je hier korte en zo nodig geactualiseerde fragmenten uit mijn e-boek Leven met de natuur. Leven met de natuur staat tegenover leven van de natuur. In deze eerste aflevering lees je wat het verschil is.

De kap van oerbossen gaat gewoon door

In zijn magistrale boek Homo sapiens beschrijft Yuval Noah Harari hoe overal op aarde waar mensen verschenen een regionale uitsterfgolf van dierlijk leven heeft plaatsgevonden. Meestal was overmatige jacht daar de oorzaak van. Het zoeken naar nieuwe jachtgebieden is dan ook een van de redenen dat de homo sapiens zich snel over de aarde verspreidde. 

Vanaf de industriële revolutie nam de impact van mensen op ecosystemen niet alleen exponentieel toe, maar de aard ervan kreeg een wereldwijd karakter. Hierdoor werd het voortbestaan van de mensheid zelf op het spel gezet: Als de opwarming van de aarde ertoe leidt dat de bodems in de permafrostgebieden ontdooien, komt er zoveel CO2 vrij dat menselijk leven in grote delen van de aarde onmogelijk zal zijn door overstroming en temperatuurstijging. 

Lange tijd gingen mensen ervan uit dat ze de natuur met technische middelen naar hun hand konden zetten om al doende de schijnbaar onuitputtelijke natuurlijke bronnen te exploiteren. Veel van deze technische middelen blijken na verloop van tijd veronachtzaamde effecten te hebben. Stuwdammen houden bijvoorbeeld niet alleen het water tegen, maar ook het kostbate slib dat stroomafwaarts voor de bodemvruchtbaarheid zorgde. 

Milieuwetenschappers zien ecosystemen als natuurlijk kapitaal; ‘leveranciers’ van ‘diensten’. Deze maken menselijk bestaan mogelijk. De enige voorwaarde is dat de onderliggende ecosystemen intact worden gelaten. Deze bepalen ‘de grenzen van de groei’.  De uitstoot van CO2 had beperkt moeten blijven tot wat bodems, bossen en zeeën kunnen opslaan en het gebruik van fossiele brandstoffen had daarop afgestemd moeten zijn. Dat weten we, ook de bazen van Big Oil, allang. Vooral om redenen van winstbejag zijn de grenzen van de groei genegeerd. Dat eist nu zijn tol. Het repareren en herstel ervan wereldwijd gaat duizenden miljarden kosten. Dit is overigens minder de aardoliemaatschappijen al die jaren hebben verdiend met aanhoudend misbruik van ecosystemen. Helaas worden zij nauwelijks aangesproken om de rekening te betalen.

De blogposts die hier de komende maanden te lezen zijn gaan over wat het betekent om bij de inrichting van stedelijk en landelijk gebied beter aan te sluiten bij de werking van ecosystemen.

Daarvoor moeten ze eerst hersteld worden: Niet alleen de uitstoot van CO2 moet verminderen, COmoet ook uit de lucht worden gehaald. Dit vraagt grote inspanningen, inclusief veranderingen in de verdeling van de materiële welvaart. 

Deze visie komt overeen met de beginselen van de donuteconomie. Kate Raworth stelt dat de mensheid de aarde naar eigen inzicht kan inrichten zolang rekening wordt gehouden met de sociale ondergrens en de ecologische bovengrens.  Daartussenin ligt de humane ruimte. Eerdere publicaties van mijn hand waren pogingen om de grenzen van de humane ruimte in het vizier te krijgen. Dat geldt ook voor de posts die je de komende maanden hopelijk met interesse zult lezen.

Afbeelding met tekst, gebouw

Automatisch gegenereerde beschrijving
Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Hoe banken in de VS van de kredietcrisis profiteren

Deze post laat zien hoe banken in de VS vele miljarden aan de kredietcrisis hebben overgehouden, zoals te lezen is in een bloedstollend verslag in de New York Times

Het titelblad van de New York Times.publicatie over de nasleep van de zogenaamde kredietcrisis

In de VS heeft het gemak waarmee banken hypotheken verstrekten tot de kredietcrisis geleid. Wereldwijd moesten overheden de banken met miljarden belastinggeld overeind houden.

In de VS heeft het huisvestingsprobleem een ​​extra bittere dimensie. Miljoen eigenaren van huizen verloren hun eigendom tijdens de kredietcrises. Op verzoek van de banken stonden deurwaarders binnen de kortst keren voor de deur van degenen die hun hypotheek niet meer konden betalen. De meesten daarvan hadden in de voorliggende jaren een huis gekocht met een op het oog zeer voordelige hypotheek.  Het ging vooral om gekleurde mensen uit de lagere middenklasse, voor wie een eigen huis daarvoor niet was weggelegd en weinig financiële reserve hadden. De banken kwamen zo in het bezit van miljoenen huizen.

Na de crisis begonnen tientallen private equity firma’s met kortingen van 30 tot 50 procent panden van uitgezette bewoners op te kopen en te verhuren. Al tegen 2016 was 95 procent van de noodlijdende hypotheken in de boeken van Fannie Mae en Freddie Mac geveild aan Wall Street-investeerders. Hiermee was een meer dan lucratieve business gecreëerd: Verhuur van eengezinswoningen. Door deze transactie verschoof een totale waarde van $ 60 miljard deels in contanten naar de banken en in de vorm van onroerend goed naar de nieuwe eigenaren, die ineens mega-huisjesmelker werden. In een aantal gevallen verhuurden zij de huizen aan de voormalige eigenaren. Deze waren aanzienlijk duurder uit omdat de vastgoedprijzen gestaag stegen en de verhuurders het nodige rendement uit hun investering wilden halen.

In elk beschaafd land zou de overheid huiseigenaren hebben gesteund hij de herstructurering van slechte hypotheken of hun hebben geholpen hun kredietwaardigheid te herstellen. In plaats daarvan heeft de Amerikaanse regering de overdracht van rijkdom van burgers naar private equity-bedrijven vergemakkelijkt.

Nadien hadden de hypotheekbanken in de VS de smaak goed te pakken.  Er was een miljoenen business gecreëerd, die voor de kredietcrisis niet bestond, namelijk de verhuur van eengezinswoningen in de suburbs.  

Hiermee hebben de ‘wolven van Wallstreet’ de woningmarkt totaal ontwricht. De gemiddelde prijs van een woning is in de periode 2000 – 2020 gestegen van vier tot achtmaal het modale inkomen. Huisjesmelders verleiden bewoners om afstand te doen van hun huis met alle bijkomende zorgen. Het zijn bovendien vooral zwarte wijken waarop beleggers hun pijlen richten. Hier is inmiddels gemiddeld 30% van alle woningen door beleggers gekocht. New York City spant de kroon met meer dan de helft van alle verkochte particuliere woonhuizen. Meestal worden deze huizen gesplitst en tegen hoge prijzen verhuurd. Ook in Nederland zijn trouwens opkopers van huizen actief.

Daarnaast zijn banken zijn er als de kippen bij gebleven om huiseigenaren die de hypotheek niet kunnen betalen uit het huis te zetten. De overheid legde hen geen strobreed in de weg, tot aan de coronapandemie. Opnieuw konden miljoenen bewoners de hypotheeklasten niet mee betalen. Er kwam, zeer tegen de zin van de republikeinen, een moratorium op huisuitzetting dat nog maar met grote moeite in stand kan worden gehouden en ongetwijfeld zal worden versoepeld. Dan breken opnieuw gouden tijden aan voor baken, speculanten en huisjesmelkers.

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.

Wonen is geen recht meer maar handel

In deze post beantwoord ik de vraag waarom woningen zo duur zijn geworden. De prijsstijging van de afgelopen jaren heeft maar ten dele te maken met het feit dat er minder nieuwe huizen worden gebouwd. In deze post ga ik in op wat dan wel de oorzaak is.

De prijzen van woningen stijgen al jaren sneller dan het gemiddelde inkomen. Tussen 2012 – 2022 steeg in Nederland de gemiddelde prijs van een woning van € 233.000 naar € 380.000. In Amsterdam verdubbelde de prijs in deze periode van € 280.000 naar € 560.000. Deze prijsstijging lijkt zijn hoogtepunt te hebben bereikt. Niettemin, om zo’n ‘gemiddeld huis’ te kunnen kopen op basis van 100% hypotheek tegen 3% rente is een jaarinkomen van meer dan € 100.000 vereist. Een nieuwbouwwoning kost in Nederland in 2021 gemiddeld € 450.000.

De belangrijkste oorzaak van de prijsstijging is de beschikbaarheid van een vrijwel onbeperkte hoeveelheid geld.

Geld om een woning te kopen komt in de eerste plaats van de kopers zelf. In Nederland was het krijgen van een hypotheek voor de aanschaf én de inrichting van een huis makkelijk genoeg. In 1990 was de hypotheekschuld van het Nederlandse volk nog 60% van het bbp; in 2009 was deze opgelopen tot 104%, hoger dan in welk land ter wereld. Daarna was er sprake van stabilisering.

De drempel voor hypotheekverstrekking is na de kredietcrisis weliswaar hoger komen te liggen, maar een aanzienlijk aantal twintigers en dertigers kan alsnog een huis kopen dankzij de te hulp geschoten overheid. Deze stond ouders toe eenmalig aan elk kind een ‘jubelton’ te schenken. Nederlanders zijn (gemiddeld) rijk genoeg: Samen hebben we ruim € 400 miljard spaargeld!

Maar ook investeerders zijn – gegeven de onzekerheid op de aandelenmarkt – wereldwijd steeds meer bereid grote sommen geld te steken in de aanschaf van bestaande huizen of in het verhandelen van bouwgrond. Het zijn vooral ‘hedgefondsen’ en andere particuliere beleggers die kansen zien. Hans de Geus legt in zijn boek Hoe ik toch huisjesmelder werd; Over woonarmoede en ongelijkheid uit hoe ook de banken daarbij volop meewerken.

Zelfs wie geen ‘gewone’ hypotheek krijgt, komt in aanmerking voor een ‘beleggingshypotheek’, dankzij de huur die zo’n pand gaat opleveren. 

Huren is in Nederland nauwelijks een alternatief. Zeker niet voor wie een betaalbare woning zoekt. Tegenover een forse daling van het aanbod van sociale woningen staat een stijging van het aantal huurwoningen in het ‘geliberaliseerde’ deel van de huurdersmarkt. Deze groei is niet alleen veroorzaakt door de snelle toename van het aantal particuliere koopwoningen maar door een ‘briljante’ interventie van de toenmalige minister Stef Blok die locatie en uitstraling liet meetellen bij het puntensysteem voor sociale huurwoningen.  Hierdoor ‘promoveerde’ een fors aantal sociale woningen naar het geliberaliseerde deel van de woningmarkt en konden de prijzen nog verder stijgen. In Amsterdam is de prijs van een huurwoning in de vrije sector per m2 gemiddeld gestegen van €17 in 2007 naar €24 in 2021.

De gevolgen laten zich raden. De huurlasten leggen een dermate groot beslag op het inkomen van veel huurders dat er te weinig geld over blijft voor minimaal levensonderhoud. Het gaat om 710.000 (23%) van de 3,1 miljoen mensen met een huurwoning. Voor mensen met een koopwoning ligt dit aantal veel lager 240.000 (5%) van de 4,6 miljoen eigenaar-bewoners. 

Inmiddels waait er een andere wind in Den Haag.  Is deze krachtig genoeg? Daarop ga ik de volgende posts in.

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden

Woningnood = marktdenken

Iedereen die zoekt naar een betaalbaar huis weet dat de wachttijd voor een huurwoning in de sociale sector minimaal tien jaar is. Dit geldt in veel landen. Niet allemaal. Deze post laat zien dat landen waarvan de overheden na 1980 het marktdenken hebben omarmd de grootste woningnood kennen.

Alt Erla (links) en Karl Marx hof (rechts) in Wenen

Wonen in de stad wordt steeds meer een voorrecht voor het rijkere deel van de bevolking. Daarbij besteedt meer dan een miljoen Nederlanders veel meer dan het maximaal wenselijk geachte percentage van hun inkomen (40%) aan huisvesting, nutsvoorzieningen en vervoer. Voor Amerikanen geldt dit in nog extremere mate.

Betaalbaar, gezond, veilig en zeker wonen is een mensenrecht en dat wordt op steeds grotere schaal geschonden.

Het tekort aan betaalbare woningen neemt ook buiten Nederland toe. In de VS neemt het zelfs dramatische vormen aan. Zo’n 40 miljoen burgers lopen het risico uit hun huis te worden gezet, omdat ze de huur of de aflossing van de hypotheek niet meer kunnen betalen. De situatie in Oostenrijk is gunstiger en dat is geen toeval. De stad Wenen investeert 1% van de belastingopbrengst in volkshuisvesting, waarvan 80% van de inwoners gebruik kan maken. De huurprijs ligt om en nabij 6 euro m2 per maand en de gemiddelde wachttijd is 14 maanden (in Amsterdam 14 jaar). De stad maakt er een ere zaak van om ook in architectonisch opzicht de hoogste standaarden te hanteren als het om volkshuisvesting gaat.  Complexen als Alt Erlaa en Karl Marx-hof zijn daar voorbeelden van.

De teloorgang van de volkshuisvesting

Tussen beide wereldoorlogen en nog geruime tijd daarna verschilde de situatie in Nederland niet wezenlijk van die in Wenen.  Onder de bezielende leiding van onder andere wethouder Floor Wiebaut kwamen er in Amsterdam ‘luxe’ wooncomplexen voor de werkende bevolking tot stand zoals het Schip, ontworpen door De Klerk. Ook elders en na de Tweede Wereldoorlog lieten meer dan 1000 woningbouwverenigingen zich gelden 

Dat aan deze situatie een einde kwam is geen optelsom van onvoorziene gebeurtenissen, zoals de toename van het aantal huishoudens en groeiende vraag naar woningen. Deze was in de naoorlogse periode aanzienlijk groter. 

Er liggen bewuste beleidskeuzen aan ten grondslag.

De belangrijkste was dat overheden vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw een terugtrekkende beweging in de volkshuisvesting maakte en de bouw van sociale woningen steeds meer overliet aan de markt.

In plaats van een voldoende aanbod van betaalbare huurwoningen te garanderen stimuleerden regeringen de aanschaf van een koophuis. In het Verenigd Koninkrijk kende Margret Thatcher huurders het recht toe om de (sociale) huurwoning waarin ze woonden te kopen. Het gevolg was dat de woningcorporaties 2,5 miljoen woningen moesten verkopen. Overigens is inmiddels 40% daarvan opgekocht door investeerders, die deze huizen tegen een veelvoud van de oorspronkelijke huurprijs verhuren aan wie zich dat kan permitteren. In Nederland hebben de woningcorporaties tussen 2009 – 2020 ruim 200.000 woningen verkocht. In Amsterdam ging het om ruim 30.000 woningen, ondanks het nijpend tekort aan sociale woningen.

Nu wil de overheid het opgelopen tekort aan woningen gaan inlopen. Los van de vraag of zo veel bouwen wel mogelijk is, gaat dit alleen lukken als tegelijkertijd de woonlasten omlaag gaan. Dat is misschien nog wel een lastigere opgave dan het bouwen van huizen.

Bij het schrijven van deze post heb hierbij dankbaar gebruik gemaakt van het boek Uitgewoond van de stadsgeograaf Cody Hochstenbach, die al jarenlang onderzoek doet naar de woonsituatie van minder bedeelde groepen.

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.

De economie van de ‘slum’

In deze post laat ik zien dat zogenaamde ‘slums’ een onderdeel zijn van de stedelijke economie van ontwikkelende landen, waaruit blijkt hoe deze sociale ongelijkheid nodig heeft en versterkt.

Impressies van Dharavi, Mumbai, India

Iedereen die een beetje ‘wook’ is, zou te hoop lopen als ik het in mijn posts had over de achterbuurten van de Nederlandse steden in plaats van over buurten met kwetsbare bewoners. Aan de term ‘slum’ stoort niemand zich, behalve de bewoners, die zich misschien nog wel meer zouden storen aan de term ‘kwetsbaar’. Ik kom daar nog op terug. Voorlopig beperk me ertoe het woord ‘slum’ tussen aanhalingstekens te zetten.

Veel ‘slums’ zijn ontstaan door de trek vanuit het platteland naar steden als gevolg van de slechte omstandigheden op het platteland en de veronderstelde gunstige vooruitzichten van leven in de stad. De realiteit was anders; eenmaal aangekomen waren ‘slums’ vaak de enige plekken om te wonen en te werken. 

‘Slums’ zijn levendige en dichtbevolkte plaatsen met beperkte voorzieningen. De bedrijvigheid van de bewoners is onverbrekelijk verbonden met de economie van de buitenwereld. 

Dharavi, een gebied van 175 hectare grenzend aan het centrum van Mumbai met naar schatting 1 miljoen inwoners, is daar een levendig voorbeeld van. Het is een uitgestrekte wirwar van smalle straatjes, onderling verbonden huisjes en eenpersoonskamers die ook dienst doen als fabriekjes. De film Slumdog Millionaire is opgenomen tegen de achtergrond van Dharavi, enkele jaren voordat de families van de kinderen die een hoofdrol vertolkten in het kader van stadsvernieuwing uit hun huizen werden gezet.

Binnen de slum zijn pottenbakkers, makers van bakstenen, leerlooiers, wevers en zeepmakers werkzaam. Bewoners vergaren ook inkomen door de stad in te trekken als venter of straatveger. Dharavi is verder de thuisbasis van zo’n 30.000 verzamelaars van alles wat recyclebaar is:  Batterijen, oude computers en mobiele telefoons, gloeilampen, papier en karton, kleding, kabels en draden en vooral veel plastic. De plaatselijke vuilnisbelten zijn werkterrein is. De duizenden kleine bedrijfjes langs de steegjes van Dharavi verwerken meer dan 80% van het afval van Mumbai. De bijdrage van Dharavi daaraan bedraagt meer dan $ 1 miljard.

Als gevolg van de stijgende onroerend goed prijzen in Mumbai is er een grote druk op het stadsbestuur om de wijk af te breken en de bewoners te verplaatsen naar oorden ver buiten het stadscentrum. Plannen voor de herontwikkeling van Dharavi behelzen de bouw van woongebouwen van 10 – 20 verdiepingen, werkplaatsen, scholen, parken en wegen voor 57.000 gezinnen. Veel van de huidige bewoners verzetten zich fel tegen deze plannen omdat er voor veel bedrijfjes geen plaats meer zal zijn en omdat bestaande sociale verbanden uiteen zullen vallen. Maar de investeerders in onroerend goed dromen ervan dit gebied een betere bestemming te geven….. 

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.

Nood aan woningen.  De markt toont zijn werking

Volgens velen is het huidige tekort aan (betaalbare) woningen een voorbeeld van marktfalen. In deze post leg ik uit waarom het tegendeel waar is: De markt werkt uitstekend.

In Nederland verzagen woningbouwverenigingen lange tijd grote delen van de bevolking van degelijke goede en betaalbare woningen.  Maar dat zou veranderen: In de jaren ’80 omarmden achtereenvolgende regeringen – zowel rechts en links – het marktmechanisme, net als in veel andere landen gebeurde.

Woningcorporaties kregen de opdracht omzichtig te beperken tot woningen voor de armste groepen. Een taak die ze door het afnemende aanbod en de groeiende vraag tegenwoordig nauwelijks meer aan kunnen, met wachttijden die kunnen oplopen tot tien jaar en meer tot gevolg.  

Voor het overgrote deel van de bevolking werd huisvesting overgelaten aan de markt, waar speculatie en gunstige financiële regelingen van de overheid de prijzen opdrijven. 

Wie nog een huurhuis buiten de sociale huisvesting kan bemachtigen, betaalt hier een buitenproportioneel deel van het inkomen voor. Uit onderzoek van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) blijkt dat in de VS tussen 1981 en 2016 huisvestingskosten gemiddeld met bijna 40% zijn gestegen ten opzichte van het inkomen per huishouden. Elders is dat niet veel minder.

Vergelijk deze passieve houding van de overheid eens met de aanleg van wegen. Deze worden met publieke middelen aangelegd in de openbare ruimte, vaak na onteigening van de eigenaren daarvan. Stel je voor dat wegen privé-eigendom waren en eigenaren tol konden heffen, zoals in het verleden gewoon was. Als gevolg hiervan zouden de gebruikers van de weg voor trajecten waarop ze snelheid kunnen maken het meeste betalen en het minste op drukke wegen. Het gevolg is dat de rijken kunnen doorrijden en de armen vastzitten in de file. Blijkbaar wordt mobiliteit waardevoller geacht dan huisvesting. 

Kun je nu stellen dat de markt heeft gefaald als het om huisvesting gaat? Dat is geenszins het geval.  De markt heeft uitstekend gewerkt en een hoog rendement opgeleverd voor bezitters van onroerend goed. Wie gefaald heeft is de overheid, die het marktmechanisme in de volkshuisvesting heeft geïntroduceerd. Als de overheid de gevolgen daarvan niet zou hebben gewild, dan had ze makkelijk kunnen ingrijpen.

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden: 

De stoelendans van de huisvesting

Veel mensen zijn op zoek naar een plek om gelukkig en veilig te zijn. Maar als ze die gevonden hebben stijgt de huur en moeten ze weer vertrekken. New York spant de kroon, waar grote groepen binnen een generatie meermaals hun toevlucht elders moesten zoeken. Daarover gaat deze post

Harlem, gezien vanaf het oude fort in het Central Park, New York Public Library 

Migratie is niet alleen een beweging van plattelandsbewoners naar de stad of tussen steden. Dat dit een kwestie van geld is gaat op voor de hele wereld, ook voor Amsterdam, Kopenhagen en Barcelona, ​​steden met een vooruitstrevend imago maar met een chronisch gebrek aan betaalbare woningen. 

Neem de Harlem in New York. In 1910 was de bevolking van Central Harlem ongeveer voor 10% zwart. In 1930 was dat 70%. In de jaren 1920 en 1930 was Centraal en West Harlem het middelpunt van de Harlem Renaissance en heette het Heaven en Black Mecca. Kort daarna werd de buurt hard getroffen door de Grote Depressie. De armoede hield de navolgende decennia aan. In de jaren zeventig verlieten bewoners die aan de armoede konden ontsnappen de buurt, op zoek naar betere scholen en huizen en veiliger straten en nam de armoede verder toe. Het gemeentebestuur begon in 1985 zijn eigendommen in Harlem openbaar te veilen, wat het begin was van een enorme gentrificatie, wat vooral snel stijgende huur betekende en daling van het aandeel van de zwarte bevolking van 87,6% tot 54,4% in 2010. Degenen die de stijgende huur niet konden betalen, verruilden Harlem voor de Bronx of Brooklyn. Hier gebeurt al enige tijd hetzelfde. Queens is nog een optie, maar velen verlaten de stad, wat door de coronapandemie nog eens is versterkt. Een substantiële groep die huur of hypotheek niet meer kan betalen, wordt uit huis gezet. De cijfers zijn verbluffend: alleen al in 2016 werden er volgens onderzoekers van de Princeton University in de VS ongeveer 2,3 miljoen huisuitzettingen aangevraagd bij Amerikaanse rechtbanken.

In de naoorlogse periode waren betaalbare huizen in Europa ook schaars en moesten jonge stellen jaren wachten voordat er een huis beschikbaar kwam. Om de huizencrisis na de oorlog te bedwingen, hebben regeringen de bouw van huizen aangejaagd en kwamen er op grote schaal goedkope huizen beschikbaar. Toen kon dat. Aan deze relatief gunstige situatie is de laatste decennia van de 20ste eeuw een einde gekomen. Daarvoor zijn veel redenen. De belangrijkste reden is, zoals ik in een volgende post nog zal laten zien, de overheid zelf. 

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.

De foute discussie over ‘Wanneer haal ik het eruit’

Economen die vorig jaar hun twijfels uitten over het rendement van een warmtepomp hadden het dus fout. Daarover gaat deze blogpost. Economen hebben het overigens vaak fout hebben omdat hun aannames niet blijken te kloppen.

Van links naar rechts: de opstellingen van een luchtwarmtepomp, een hybride warmtepomp en een waterwarmtepomp. Bron: hierverwarmt.nl

Van het gas af gaan is nu urgenter dan ooit; de wachtlijst voor alternatieven overigens ook. Huizen die na 2005 zijn gebouwd kunnen zonder veel extra (isolatie)inspanningen all-electric worden.  Voor huizen die ouder zijn, is een hybride warmtepomp vaak een goede oplossing. Die gebruikt de cv-ketel om bij te springen als het erg koud is. In dit geval kunnen huiseigenaren de komende jaren geleidelijk hun huis verder isoleren totdat ze helemaal van het gas af kunnen. Volgens het Planbureau voor de leefomgeving zal overigens tot in lengte van jaren op veel plaatsen in Nederland de hybride warmtepomp de beste oplossing zijn, als het aardgas op is in combinatie met groen- of hydrogas. 

Economen van de ING hebben berekend dat een warmtepomp nu en ook nog in 2030 een negatief rendement heeft. Om deze berekeningen te maken wordt een groot aantal hoogst aannames gehanteerd, iets wat economen altijd doen. Hoe ijdel deze aannames zijn, bleek al snel toen de prijs van aardgas ongekend begon te stijgen aardgas zelfs schaars wordt.

Ik erger me aan dit soort berekeningen. Afgezien van alle vaak triviale aannames, miskennen deze berekeningen ook dat veel mensen een goed gevoel hebben bij de gedachte dat de CO2 uitstoot van hun huis jaarlijks vermindert. 

Relevant is dan wel de vraag, hoeveel bedraagt de ‘winst’ in niet-uitgestoten CO2 als je een warmtepomp aanschaft voor verwarming en warm tapwater. 

De warmtepomp

Hier kom ik ook niet om drie aannamen heen: Een gemiddelde eengezinswoning, een warmtepomp die buitenlucht gebruikt en overwegend gevoed wordt door ‘grijze’ stroom. 

De luchtwarmtepomp van een gemiddeld huis gebruikt 3000 kWh en bij de productie van een kWh ‘grijze stroom komt 0,556 kg CO2 vrij. Totaal is dat dus 1.668 kg. per jaar.

De aardgasketel

Een gemiddelde eengezinswoning gebruikt 1050 m3 aardgas. Een m3 aardgas levert 35 megajoule energie. Het totale verbruik is dus 36.750 megajoule of ongeveer 37 gigajoule. De emissie van aardgas is al jaren constant, namelijk 56.7 kg per gigajoule. Dus verdwijnt er 2.098 kg CO2 in de lucht.

Een gemiddelde eengezinswoning met een combi-ketel stoot dus 1,3 keer zoveel CO2 uit als een vergelijkbare woning met een warmtepomp. Hoe dan ook, dit verschil wordt met het jaar groter omdat de grijze stroom steeds groener wordt. In 2030 is naar verwachting 70% van de energiemix ‘groen’ in plaats van 20% nu. Wie overigens 10 extra zonnepanelen op het dak legt, weet al zeker dat de warmtepomp voor 100% met groene energie wordt gevoed en dat de emissie 0 is.

Beviel deze blogpost? De inhoud is gebaseerd op het dossier Duurzame energie, dat een veelheid van feiten en zienswijzen bevat over de energietransitie. Je kunt dit e-boek (145 p.) hier gratis downloaden. 

Dit is de inhoud:

  1. Feiten om te onthouden
  2. Bronnen van duurzame energie in Nederland
  3. Openstaande keuzen
  4. Hoeveel zonnepanelen passen in Nederland?
  5. Energietransitie mogelijk dankzij de zonnecel
  6. Van zonnepaneel naar zonnedak en zonnepan
  7. Zonnepanelen kunnen (bijna) overal liggen
  8. Recycling zonnepanelen: naar de maan en terug
  9. Manieren om netverzwaring te voorkomen
  10. Smart grids: waar techniek, digitale en sociale innovatie samenkomen
  11. Samenwerken in een energiecoöperatie
  12. Duurzaam maken van je woning. Voor jezelf en de aarde
  13. Naar een rechtvaardige energietransitie
  14. Zonder energieopslag geen energietransitie
  15. Aardwarmte
  16. Biomassa
  17. Verwijderen, opvangen en opslaan van CO2
  18. Kernsplitsing en kernfusie
  19. Waterstof
  20. Onze toekomstige energievoorziening

Hoezo, even een paar kerncentrales bouwen?

De argumenten tegen kernenergie zijn minder principieel dan een halve eeuw geleden. Maar dan nog blijft de vraag of het een verstandige keus is. Hierover gaat deze blogpost.

Mijn generatie was gewoon tegen kernenergie. Dat was zelfs nog voor Tsjernobyl. De reden was het gevaar van een melt-down en anders wel de noodslag kernafval op te slaan. De meeste jongeren van nu hebben geen principiële bezwaren tegen kernenergie. Als ze een suggestief (maar realistisch) plaatje zien als hierboven, dan weten ze het wel. Doe maar een paar kerncentrales. Maar zo eenvoudig is het niet. Ik ga het niet hebben over de gevaren, maar over de kosten.

Uit een nieuw rapport van het MIT, The Future of Nuclear Energy in a Carbon Constrained World blijkt dat kernenergie veel duurder is dan alle andere energiebronnen. De prijs van een centrale met een vermogen van 2000 megawatt is ongeveer €13,5 miljard. Ter vergelijking: 200 grote windmolens met een vermogen van 10 megawatt kosten samen €5 miljard inclusief aansluiting.

Dat de bouwkosten zo hoog zijn, komt ook doordat in Europa weinig expertise meer is op het gebied van de bouw van kerncentrales. Daarom zou de Wylfa kerncentrale (3 GW) in Noord-Wales gebouwd worden door het Japanse bedrijf Hitachi. Dat heeft in 2019 besloten met de bouw te stoppen en een verlies van €2,3 miljard voor lief te nemen. De reden is dat de prijs per kilowattuur die de overheid 35 jaar lang zou betalen onvoldoende is om de oplopende kosten van de bouw en de exploitatie te dekken. Deze prijs lag al aanzienlijk boven de huidige marktprijs van elektriciteit, waardoor de overheid het gebruik van kernenergie al die jaren zou subsidiëren. Hitachi ziet ook af van de bouw van een vergelijkbare centrale in het Britse Oldbury.

Finland bouwt sinds 2005 aan een nieuwe centrale in Olkiluoto. Die had er volgens de oorspronkelijke plannen al in 2009 moeten staan, voor een bedrag van €3,2 miljard. Nu hoopt men volgend jaar klaar te zijn; de kosten zijn meer dan verdrievoudigd tot €11 miljard. 

Frankrijk begon in 2007 met de bouw van een nieuwe centrale in Flamanville, aan de westkust van Normandië. Die had in 2012 klaar moeten zijn, à raison van €3,3 miljard. De laatste schatting van de kosten is ruim €19 miljard en ook deze centrale moet volgend jaar draaien. 

Een centrales van 2000 megawatt kost tussen de €10 – 15 miljard . Dat is veel geld, maar vooralsnog durf ik me op grond van dit bedrag alleen nog niet tot de voor- of tegenstanders te rekenen. Wat ik mis in alle publicaties over de energietransitie, is een overzicht van de integrale kosten van alle alternatieven. Het gaat dan niet alleen om de prijs van kerncentrales versus windmolens, maar ook om alle bijkomende kosten, zoals de verzwaring van het elektriciteitsnet, afvang en opslag van CO2 en/of kernafval, de verschillen tussen de kostprijs van de verschillende energiesoorten et cetera.

Beviel deze blogpost? De inhoud is gebaseerd op het dossier Duurzame energie, dat een veelheid van feiten en zienswijzen bevat over de energietransitie. Je kunt dit e-boek (145 p.) hier gratis downloaden. 

Dit is de inhoud:

  1. Feiten om te onthouden
  2. Bronnen van duurzame energie in Nederland
  3. Openstaande keuzen
  4. Hoeveel zonnepanelen passen in Nederland?
  5. Energietransitie mogelijk dankzij de zonnecel
  6. Van zonnepaneel naar zonnedak en zonnepan
  7. Zonnepanelen kunnen (bijna) overal liggen
  8. Recycling zonnepanelen: naar de maan en terug
  9. Manieren om netverzwaring te voorkomen
  10. Smart grids: waar techniek, digitale en sociale innovatie samenkomen
  11. Samenwerken in een energiecoöperatie
  12. Duurzaam maken van je woning. Voor jezelf en de aarde
  13. Naar een rechtvaardige energietransitie
  14. Zonder energieopslag geen energietransitie
  15. Aardwarmte
  16. Biomassa
  17. Verwijderen, opvangen en opslaan van CO2
  18. Kernsplitsing en kernfusie
  19. Waterstof
  20. Onze toekomstige energievoorziening