
Wat Nu!? is de naam van een boek over grootschalige verandering van gedragspatronen met een focus op de klimaatproblematiek. De auteurs zijn Thijs Homan, emeritus hoogleraar organisatieverandering aan de Open Universiteit en Rob Wetzels, voormalig kerndocent duurzaamheid aan Nyenrode Business Universiteit. Het boek is vanaf 9 juni in de boekwinkel verkrijgbaar.
Het was een voorrecht en genoegen om als eerste lezer kennis te hebben mogen maken met de inhoud van dit boek. Het boeit direct en dat neemt tijdens het lezen alleen maar toe.
Het boek gaat over maatschappelijk uiterst relevante onderwerpen. In de eerste plaats de crisissen waarmee we worden geconfronteerd waaronder de klimaatproblematiek, die in het boek als casuïstiek wordt behandeld. In de tweede plaats grootschalige gedragsverandering die nodig is om aan dergelijke crisissen het hoofd te bieden en die vooralsnog maar mondjesmaat tot stand komt.
In het eerste deel van het boek stellen de auteurs het gangbare perspectief op veranderen, waarbij de veranderaar zich buiten het te veranderende veld plaatst (‘wij gaan hen veranderen’) tegenover – deels naast – een alternatieve benadering (‘wij veranderen’). Daarbij kiezen ze geen toeschouwersperspectief (‘aboutness’) maar gaan ze uit van een ‘withness‘-perspectief: Wat maak je zélf mee als je met anderen interacteert en probeert verandering te weeg te brengen? Wat doe je precies?
‘Wij gaan hen veranderen’
Het gaat niet goed met de strijd tegen de klimaatverandering. Maatregelen komen maar langzaam van de grond en roepen vaak hevig verzet op. Thijs Homan is maar al te bekend met deze processen. Veel opgelegde en uitgestippelde veranderprocessen in bedrijven en andere organisaties leveren niet het gewenste effect op. Medewerkers verzetten zich er vaak tegen en kennen talloze manieren om aan de gevolgen ervan te ontsnappen.
De auteurs ziet veel parallellen met het ‘klimaatveld’. Ook hier roept een breed scala aan organisaties, variërend van overheid, politieke partijen en milieuorganisaties, burgers op hun gedrag te veranderen. Dit boek toont aan dat de gangbare strategieën van grootschalige gedragsverandering een groot risico lopen te mislukken omdat ze voorbij gaan aan de essentie van dit soort veranderprocessen.
In het gangbare sturingsmechanisme van veranderprocessen is sprake van een onderscheid tussen degenen die klimaatambities, -doelen, -akkoorden en -plannen opstellen en diegenen die als gevolg van deze plannen hun gedrag moeten veranderen. Dit ‘wij-gaan-hen-veranderen’-perspectief gaat ervan uit dat de beoogde grootschalige gedragsverandering het resultaat is van de juiste implementatiemethoden en transitiestrategieën door degenen die de verandering willen bewerkstelligen.
Geen enkele inwoner in een vrij land is echter bereid te veranderen, alleen omdat de bestuurders dat willen.
‘Wij veranderen’
De auteurs geven de lezer daarom een aanvullend perspectief met het bijbehorende vocabulaire mee om in verandertrajecten te stappen die mogelijk wel effectief zijn.
Tegenover het ‘wij-gaan-hen-veranderen’-perspectief plaatsen Thijs Homan en Rob Wetzels het ‘wij-veranderen’-perspectief dat zij ontlenen aan het sociale complexiteitsdenken.
Menselijk gedrag en de betekenis die dat voor de betrokkenen heeft, verandert alleen onder invloed van directe interactie-ervaringen met andere mensen, voornamelijk in de directe omgeving: Klimaatproblemen ‘are talked into existence’. Mensen zijn betrokken bij talrijke interacties en daarbij ontstaan gemeenschappelijke denkbeelden, ‘betekeniswolken’ in de terminologie van Homan en Wetzels. Belangrijk vanuit een veranderingsperspectief is dat de manier waarop mensen over ‘het klimaat’ denken niet in beton is gegoten. Hoe het precies zit, weten ze soms niet en ook over de consequenties bestaan twijfels. Op deze punten zijn ze gevoelig voor meningen van anderen: ‘The cracks where the light gets in’.
Hoe interacties tussen mensen in uiteenlopende groepsverbanden, variërend van huiskamergesprekken tot vergaderingen in directies van internationale ondernemingen, verlopen is de kern van deel 2 van het boek van Homan en Wetzels. De lezer maakt uitvoerig kennis met de talloze dynamieken die bij concrete interactieprocessen aan de orde zijn als er sprake is van gedragsverandering. Daarbij tonen ze aan dat het juist onze eigen concrete dagelijkse interacties zijn (inclusief alle gedachten en emoties die we daarbij zelf ervaren) die uiteindelijk de basis vormen voor grootschalige veranderingen met een wereldwijze strekking: ‘Real and lasting change is not imposed. It emerges’.
Machtsverschillen
In concrete interactiedynamieken tussen gesprekspartners ontstaan machtsverschillen, die op hun beurt een stempel drukken op de manier waarop men met elkaar verder praat; welke thema’s wel aan de orde kunnen komen en welke onderwerpen, visies en standpunten juist niet meer geaccepteerd worden. Hand in hand gaande met het ontstaan van machtsverschillen tekenen zich ook rollen en posities af en in het verlengde daarvan lokale sociale identiteiten: ‘wie ben ik hier in dit gesprek?’, ‘wat kan ik hier wel en wat kan ik hier niet maken?’. Precies dit zijn de gedragspatronen waar Homan en Wetzels het over hebben. Waarbij ze glashelder maken dat gedragspatroonverandering niet iets abstracts is, maar een-op-een te maken heeft met het veranderen van lokale machtsverhoudingen. Dergelijke machtsverhoudingen veranderen niet omdat een buitenstaander die managet of een interventie doet. Maar ze ontstaan als sommige gespreksdeelnemers spontaan of heel bewust andere dingen doen en zeggen, dan tot dan toe gewenst en gebruikelijk. Het hangt daarbij vervolgens van de reacties van de andere gespreksgenoten af welke betekenis deze andere activiteiten of uitspraken krijgen. Als anderen positief reageren ontwikkelt zich een ruimte voor het nieuwe idee of het nieuwe gedrag, wat zich dan verder kan gaan ontwikkelen. Eenmaal enthousiast geworden over de gedragsverandering zal men hierover met anderen in gesprek gaan. Ook in die gesprekken zijn precies dezelfde dynamieken aan de orde.
Als het nieuwe idee of gedrag ook daar postvat, zullen die ideeën en gedragingen op den duur in steeds meer gesprekken herhaald gaan worden, er toe leidend dat er zich in al die gesprekken bepaalde convergente gezichtspunten en gedragspatronen ontstaan.
Ontwikkeling van patronen
Wereldwijd vinden miljarden ‘conversaties’ plaats, die uiteindelijk allemaal een lokaal karakter hebben waarbij concrete mensen met concrete anderen in gesprek zijn. Er is sprake van verandering van grootschalige gedragspatronen als er zich in al die gesprekken bepaalde nieuwe visies en betekenisgevingen aftekenen, die in steeds meer gesprekken herhaald gaan worden en (onder meer ondersteund door de sociale media) zo op den duur de hele wereld over kunnen gaan. De auteurs spreken in dit verband over ‘betekenisreizen’. Onderzoekers in de VS stelden vast dat in de VS in het denken over ‘klimaat’ zes grootschalige patronen zijn te herkennen (zie afbeelding). Deze patronen zijn door de jaren betrekkelijk stabiel en vanwege het ‘grensoverschrijdende’ karakter van een aantal ‘lokale groepen’, denk aan families, wetenschappers met internationale contacten, zakenrelaties, zullen deze patronen met de nodige nuances een wereldwijd karakter hebben.
Aan de ontwikkeling van deze patronen is geen enkele vorm van regie voorafgegaan. Het gaat om ‘emergerende’ denkbeelden die ontstaan in lokale conversaties die zich wereldwijd uitkristalliseren.
Overigens betekent dit niet dat mensen die hetzelfde ‘label’ opgeplakt krijgen ook allemaal precies hetzelfde denken en doen, daarvoor zijn de benamingen te abstract. Anderzijds hebben diezelfde grootschalige patronen wel degelijk effect op het dagelijkse gedrag omdat ze houvast geven, men zich ermee identificeert en ze een sociale status geven. In dit verband wijzen Homan en Wetzels erop dat er altijd sprake is van meerdere patronen die naast elkaar aanwezig zijn. Een kenmerkende tendens hierbij is dat men vanuit een toeschouwersperspectief andere patronen labels op gaat plakken vergelijkbaar met de ‘wappies’ uit het coronatijdperk. Vanuit een withnin-optiek begrepen kan dat opgeplakt krijgen van een label pijnlijk worden ervaren. Het kan ertoe dat men het label als een soort geuzennaam gaat gebruiken, waarbij zich tussen de eigen groep en andere groepen polariserende interactiedynamieken ontwikkelen.
‘Betekenisvolken’ met betrekking tot klimaat (Homan en Wetzels, p. 228)

Gebruik en misbruik van wetenschappelijke argumenten
Het heeft geen pas om ‘anders-gelabelde’ personen categorisch als ‘idioten’ te betitelen. In lokale conversatie kan blijken dat achter zo’n ‘label’ een betekeniswolk schuil gaat die ook voor een andere groep, bijvoorbeeld de ‘gealarmeerden’ waardevolle inzichten bevat, bijvoorbeeld over de geldigheid van de redenering achter het klimaatbeleid.
Veel voorgestelde maatregelen in het kader van klimaatbeleid verwijzen naar wetenschappelijke inzichten. Dat is maar deels terecht.
Aan de ene kant zijn er onmiskenbare verschijnselen zoals de enorme concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer en de stijging van het zeeniveau en de temperatuurstijging op aarde. Maar tussen deze waarnemingen en het klimaatbeleid – bijvoorbeeld boeren uitkopen om de stikstofneerslag nabij natuurgebieden uitstoot te verminderen – ligt een keten van complexe oorzaak-gevolg relaties met een wisselende mate van waarschijnlijkheid, die tot verschillende conclusies kan leiden.
Ook de IPCC-rapporten, geschreven door de beste klimaatwetenschappers van de wereld, zijn gesteld in termen van grote en mindere waarschijnlijkheid van de effecten van de toekomstige opwarming van de aarde en het effect van de maatregelen die we nu nemen. Gewone burgers die doorgaans over een beperkt deel van de informatie beschikken en de gevolgen van de klimaatverandering nauwelijks ervaren maken hun eigen afwegingen, zeker als het beleid hun belangen rechtstreeks schaadt. Het zijn daarbij juist de betekeniswolken en grotere betekenispatronen waar men zelf onderdeel van uitmaakt en de emoties die men daarbij ervaart, die primair van invloed zullen zijn op de concrete reacties die men op de IPCC-rapporten en al de publicaties daarover zal geven.
Een open discussie
Het mensenvolk wekt niet de indruk voortvarend bezig te zijn om zijn gedrag aan te passen aan wat in het gangbare klimaatdiscours noodzakelijk wordt geacht. Dit ondanks het feit dat veel partijen het daartoe in uiteenlopende bewoordingen oproept. Het lijkt er echter op dat deze oproepen vooral tot tegenreacties leiden en de klimaat’discussie’ polariseert.
Het lezen van het tweede deel van het boek van Homan en Wetzels levert talrijke momenten van bewustwording op over de manier dat waarop wij ons in uiteenlopende conversaties ‘gedragen’ op een manier die niet bijdraagt aan zoals de auteurs dat noemen vruchtbare ‘ideeënsex’.
Het relatief korte deel 3 van het boek bevat denkbeelden over de manier waarop de ‘klimaatdiscussie’ effectiever zou kunnen verlopen. Maar iedereen die het tweede deel ‘met rode oortjes’ heeft gelezen, heeft dat dan al in de gaten.
Een centraal begrip in deel drie is ‘reactorschap’, gebaseerd op ons vermogen tot inleving in de denkwereld van een ander en daaraan elementen uit onze eigen betekeniswolk te koppelen. Dit kan leiden tot een gezamenlijk onderzoek naar ieders vooronderstellingen en beelden van de klimaatwerkelijkheid en van elkaar. Maar ook tot het tastend aanvoelen van en inspelen op wat er in de context conversationeel mogelijk is.
Het boek verwijst naar een speciaal voor dit doel ontwikkeld online ‘tool’ dat daarvoor voelsprieten aanreikt en inspiratie bevat voor daaropvolgend reactorschap.
Met name ook degenen die zichzelf als ‘trekkers’ in de klimaatdiscussie beschouwen of door anderen dat predicaat opgeplakt hebben gekregen, kunnen veel leren van dit boek. Een minister die een ‘betekenisreis’ wil maken met zijn of haar ‘tegenstanders’ maakt de meeste kans begrepen te worden en anderen beter te begrijpen. Deze minister schuift dan – al is het maar een beetje – op van ‘wij-gaan-hen-veranderen’ naar ‘wij-veranderen’.