De klimaatdiscussie verzandt.  Wat Nu!? 

Op 9 juni verschijnt het nieuwe boek van Thijs Homan en Rob Wetzels over de stagnatie van de strijd tegen de klimaatverandering. Lees hier mijn bespreking van dit boek

Wat Nu!? is de naam van een boek over grootschalige verandering van gedragspatronen met een focus op de klimaatproblematiek. De auteurs zijn Thijs Homan, emeritus hoogleraar organisatieverandering aan de Open Universiteit en Rob Wetzels, voormalig kerndocent duurzaamheid aan Nyenrode Business Universiteit. Het boek is vanaf 9 juni in de boekwinkel verkrijgbaar.

Het was een voorrecht en genoegen om als eerste lezer kennis te hebben mogen maken met de inhoud van dit boek. Het boeit direct en dat neemt tijdens het lezen alleen maar toe.

Het boek gaat over maatschappelijk uiterst relevante onderwerpen. In de eerste plaats de crisissen waarmee we worden geconfronteerd waaronder de klimaatproblematiek, die in het boek als casuïstiek wordt behandeld. In de tweede plaats grootschalige gedragsverandering die nodig is om aan dergelijke crisissen het hoofd te bieden en die vooralsnog maar mondjesmaat tot stand komt.

In het eerste deel van het boek stellen de auteurs het gangbare perspectief op veranderen, waarbij de veranderaar zich buiten het te veranderende veld plaatst (‘wij gaan hen veranderen’)  tegenover – deels naast – een alternatieve benadering (‘wij veranderen’). Daarbij kiezen ze geen toeschouwersperspectief (‘aboutness’) maar gaan ze uit van een ‘withness‘-perspectief: Wat maak je zélf mee als je met anderen interacteert en probeert verandering te weeg te brengen? Wat doe je precies?

‘Wij gaan hen veranderen’ 

Het gaat niet goed met de strijd tegen de klimaatverandering.  Maatregelen komen maar langzaam van de grond en roepen vaak hevig verzet op. Thijs Homan is maar al te bekend met deze processen. Veel opgelegde en uitgestippelde veranderprocessen in bedrijven en andere organisaties leveren niet het gewenste effect op. Medewerkers verzetten zich er vaak tegen en kennen talloze manieren om aan de gevolgen ervan te ontsnappen. 

De auteurs ziet veel parallellen met het ‘klimaatveld’.  Ook hier roept een breed scala aan organisaties, variërend van overheid, politieke partijen en milieuorganisaties, burgers op hun gedrag te veranderen. Dit boek toont aan dat de gangbare strategieën van grootschalige gedragsverandering een groot risico lopen te mislukken omdat ze voorbij gaan aan de essentie van dit soort veranderprocessen.  

In het gangbare sturingsmechanisme van veranderprocessen is sprake van een onderscheid tussen degenen die klimaatambities, -doelen, -akkoorden en -plannen opstellen en diegenen die als gevolg van deze plannen hun gedrag moeten veranderen. Dit ‘wij-gaan-hen-veranderen’-perspectief gaat ervan uit dat de beoogde grootschalige gedragsverandering het resultaat is van de juiste implementatiemethoden en transitiestrategieën door degenen die de verandering willen bewerkstelligen.

Geen enkele inwoner in een vrij land is echter bereid te veranderen, alleen omdat de bestuurders dat willen. 

‘Wij veranderen’

De auteurs geven de lezer daarom een aanvullend perspectief met het bijbehorende vocabulaire mee om in verandertrajecten te stappen die mogelijk wel effectief zijn.

Tegenover het ‘wij-gaan-hen-veranderen’-perspectief plaatsen Thijs Homan en Rob Wetzels het ‘wij-veranderen’-perspectief dat zij ontlenen aan het sociale complexiteitsdenken.  

Menselijk gedrag en de betekenis die dat voor de betrokkenen heeft, verandert alleen onder invloed van directe interactie-ervaringen met andere mensen, voornamelijk in de directe omgeving: Klimaatproblemen ‘are talked into existence’. Mensen zijn betrokken bij talrijke interacties en daarbij ontstaan gemeenschappelijke denkbeelden,  ‘betekeniswolken’ in de terminologie van Homan en Wetzels. Belangrijk vanuit een veranderingsperspectief is dat de manier waarop mensen over ‘het klimaat’ denken niet in beton is gegoten. Hoe het precies zit, weten ze soms niet en ook over de consequenties bestaan twijfels.  Op deze punten zijn ze gevoelig voor meningen van anderen: ‘The cracks where the light gets in’.

Hoe interacties tussen mensen in uiteenlopende groepsverbanden, variërend van huiskamergesprekken tot vergaderingen in directies van internationale ondernemingen, verlopen is de kern van deel 2 van het boek van Homan en Wetzels. De lezer maakt uitvoerig kennis met de talloze dynamieken die bij concrete interactieprocessen aan de orde zijn als er sprake is van gedragsverandering. Daarbij tonen ze aan dat het juist onze eigen concrete dagelijkse interacties zijn (inclusief alle gedachten en emoties die we daarbij zelf ervaren) die uiteindelijk de basis vormen voor grootschalige veranderingen met een wereldwijze strekking: ‘Real and lasting change is not imposed. It emerges’.

Machtsverschillen

In concrete interactiedynamieken tussen gesprekspartners ontstaan machtsverschillen, die op hun beurt een stempel drukken op de manier waarop men met elkaar verder praat; welke thema’s wel aan de orde kunnen komen en welke onderwerpen, visies en standpunten juist niet meer geaccepteerd worden. Hand in hand gaande met het ontstaan van machtsverschillen tekenen zich ook rollen en posities af en in het verlengde daarvan lokale sociale identiteiten: ‘wie ben ik hier in dit gesprek?’, ‘wat kan ik hier wel en wat kan ik hier niet maken?’. Precies dit zijn de gedragspatronen waar Homan en Wetzels het over hebben. Waarbij ze glashelder maken dat gedragspatroonverandering niet iets abstracts is, maar een-op-een te maken heeft met het veranderen van lokale machtsverhoudingen. Dergelijke machtsverhoudingen veranderen niet omdat een buitenstaander die managet of een interventie doet. Maar ze ontstaan als sommige gespreksdeelnemers spontaan of heel bewust andere dingen doen en zeggen, dan tot dan toe gewenst en gebruikelijk. Het hangt daarbij vervolgens van de reacties van de andere gespreksgenoten af welke betekenis deze andere activiteiten of uitspraken krijgen. Als anderen positief reageren ontwikkelt zich een ruimte voor het nieuwe idee of het nieuwe gedrag, wat zich dan verder kan gaan ontwikkelen. Eenmaal enthousiast geworden over de gedragsverandering zal men hierover met anderen in gesprek gaan. Ook in die gesprekken zijn precies dezelfde dynamieken aan de orde.

Als het nieuwe idee of gedrag ook daar postvat, zullen die ideeën en gedragingen op den duur in steeds meer gesprekken herhaald gaan worden, er toe leidend dat er zich in al die gesprekken bepaalde convergente gezichtspunten en gedragspatronen ontstaan.  

Ontwikkeling van patronen

Wereldwijd vinden miljarden ‘conversaties’ plaats, die uiteindelijk allemaal een lokaal karakter hebben waarbij concrete mensen met concrete anderen in gesprek zijn. Er is sprake van verandering van grootschalige gedragspatronen als er zich in al die gesprekken bepaalde nieuwe visies en betekenisgevingen aftekenen, die in steeds meer gesprekken herhaald gaan worden en (onder meer ondersteund door de sociale media) zo op den duur de hele wereld over kunnen gaan. De auteurs spreken in dit verband over ‘betekenisreizen’. Onderzoekers in de VS stelden vast dat in de VS in het denken over ‘klimaat’ zes grootschalige patronen zijn te herkennen (zie afbeelding). Deze patronen zijn door de jaren betrekkelijk stabiel en vanwege het ‘grensoverschrijdende’ karakter van een aantal ‘lokale groepen’, denk aan families, wetenschappers met internationale contacten, zakenrelaties, zullen deze patronen met de nodige nuances een wereldwijd karakter hebben. 

Aan de ontwikkeling van deze patronen is geen enkele vorm van regie voorafgegaan. Het gaat om ‘emergerende’ denkbeelden die ontstaan in lokale conversaties die zich wereldwijd uitkristalliseren. 

Overigens betekent dit niet dat mensen die hetzelfde ‘label’ opgeplakt krijgen ook allemaal precies hetzelfde denken en doen, daarvoor zijn de benamingen te abstract. Anderzijds hebben diezelfde grootschalige patronen wel degelijk effect op het dagelijkse gedrag omdat ze houvast geven, men zich ermee identificeert en ze een sociale status geven. In dit verband wijzen Homan en Wetzels erop dat er altijd sprake is van meerdere patronen die naast elkaar aanwezig zijn. Een kenmerkende tendens hierbij is dat men vanuit een toeschouwersperspectief andere patronen labels op gaat plakken vergelijkbaar met de ‘wappies’ uit het coronatijdperk.  Vanuit een withnin-optiek begrepen kan dat opgeplakt krijgen van een label pijnlijk worden ervaren. Het kan ertoe dat men het label als een soort geuzennaam gaat gebruiken, waarbij zich tussen de eigen groep en andere groepen polariserende interactiedynamieken  ontwikkelen. 

Betekenisvolken’ met betrekking tot klimaat (Homan en Wetzels, p. 228)

Gebruik en misbruik van wetenschappelijke argumenten

Het heeft geen pas om ‘anders-gelabelde’ personen categorisch als ‘idioten’ te betitelen. In lokale conversatie kan blijken dat achter zo’n ‘label’ een betekeniswolk schuil gaat die ook voor een andere groep, bijvoorbeeld de ‘gealarmeerden’ waardevolle inzichten bevat, bijvoorbeeld over de geldigheid van de redenering achter het klimaatbeleid.

Veel voorgestelde maatregelen in het kader van klimaatbeleid verwijzen naar wetenschappelijke inzichten. Dat is maar deels terecht.

Aan de ene kant zijn er onmiskenbare verschijnselen zoals de enorme concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer en de stijging van het zeeniveau en de temperatuurstijging op aarde.  Maar tussen deze waarnemingen en het klimaatbeleid – bijvoorbeeld boeren uitkopen om de stikstofneerslag nabij natuurgebieden uitstoot te verminderen – ligt een keten van complexe oorzaak-gevolg relaties met een wisselende mate van waarschijnlijkheid, die tot verschillende conclusies kan leiden.  

Ook de IPCC-rapporten, geschreven door de beste klimaatwetenschappers van de wereld, zijn gesteld in termen van grote en mindere waarschijnlijkheid van de effecten van de toekomstige opwarming van de aarde en het effect van de maatregelen die we nu nemen. Gewone burgers die doorgaans over een beperkt deel van de informatie beschikken en de gevolgen van de klimaatverandering nauwelijks ervaren maken hun eigen afwegingen, zeker als het beleid hun belangen rechtstreeks schaadt. Het zijn daarbij juist de betekeniswolken en grotere betekenispatronen waar men zelf onderdeel van uitmaakt en de emoties die men daarbij ervaart, die primair van invloed zullen zijn op de concrete reacties die men op de IPCC-rapporten en al de publicaties daarover zal geven. 

Een open discussie

Het mensenvolk wekt niet de indruk voortvarend bezig te zijn om zijn gedrag aan te passen aan wat in het gangbare klimaatdiscours noodzakelijk wordt geacht. Dit ondanks het feit dat veel partijen het daartoe in uiteenlopende bewoordingen oproept. Het lijkt er echter op dat deze oproepen vooral tot tegenreacties leiden en de klimaat’discussie’ polariseert. 

Het lezen van het tweede deel van het boek van Homan en Wetzels levert talrijke momenten van bewustwording op over de manier dat waarop wij ons in uiteenlopende conversaties ‘gedragen’ op een manier die niet bijdraagt aan zoals de auteurs dat noemen vruchtbare ‘ideeënsex’. 

Het relatief korte deel 3 van het boek bevat denkbeelden over de manier waarop de ‘klimaatdiscussie’ effectiever zou kunnen verlopen.  Maar iedereen die het tweede deel ‘met rode oortjes’ heeft gelezen, heeft dat dan al in de gaten.  

Een centraal begrip in deel drie is ‘reactorschap’, gebaseerd op ons vermogen tot inleving in de denkwereld van een ander en daaraan elementen uit onze eigen betekeniswolk te koppelen. Dit kan leiden tot een gezamenlijk onderzoek naar ieders vooronderstellingen en beelden van de klimaatwerkelijkheid en van elkaar. Maar ook tot het tastend aanvoelen van en inspelen op wat er in de context conversationeel mogelijk is.

Het boek verwijst naar een speciaal voor dit doel ontwikkeld online ‘tool’ dat daarvoor voelsprieten aanreikt en inspiratie bevat voor daaropvolgend reactorschap.

Met name ook degenen die zichzelf als ‘trekkers’ in de klimaatdiscussie beschouwen of door anderen dat predicaat opgeplakt hebben gekregen, kunnen veel leren van dit boek. Een minister die een ‘betekenisreis’ wil maken met zijn of haar ‘tegenstanders’ maakt de meeste kans begrepen te worden en anderen beter te begrijpen. Deze minister schuift dan – al is het maar een beetje – op van ‘wij-gaan-hen-veranderen’ naar ‘wij-veranderen’.  

Gezonder door groen?

Een groene leefomgeving is goed voor je gezondheid, maar lang niet alle effecten zijn duidelijk. Daarover gaat deze post.

In het rapport Beleidsdenken over stedelijk groen en gezondheid komt een ambtenaar van het ministerie van VWS aan het woord die stelt: Tien extra bomen per stratenblok zorgen ervoor dat de leeftijd gerelateerde gezondheidsklachten gemiddeld zeven jaar later optreden. Zo is het dus niet. Er zijn voldoende studies die aanwijzingen geven over een relatie tussen stedelijk groen en gezondheid, maar het is nog onduidelijk onder welke omstandigheden dat zo is, voor wie dat het geval is en om wat voor groen het gaat.

In de loop van volgende week introduceer ik het dan te verschijnen nieuwe boek van Thijs Homan en Rob Wetzels ‘Wat nu!?’ In dit boek verklaren de auteurs het uitblijven van brede acceptatie van veranderingen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Vervolgens gaan ze uitgebreid in op de vraag ‘Wat nu?’ De frequentie van mijn posts wordt dan tevens verhoogd van een naar twee per week.

Ik benoem hieronder een aantal van de aan ‘groen’ toegeschreven gezondheidseffecten

1. Verbetering luchtkwaliteit

Fijnstof draagt bij aan een breed scala van aandoeningen. Vooral infecties van de luchtwegen en hart- en vaatziekten, maar ook kanker en mogelijk diabetes. Bomen en planten – coniferen in het bijzonder – kunnen inderdaad fijnstof afvangen. De mate waarin dit gebeurt is echter geringer dan nodig is om wezenlijke invloed te hebben op de gezondheid.

2. Tegengaan hittestress

Hittestress ontstaat als gevolg van hoge temperatuur en luchtvochtigheid. Verder speelt de windsnelheid en de stralingstemperatuur een rol. Wanneer de kruinen van bomen 20% van het oppervlak van een relatief groot areaal bedekken, vermindert de luchttemperatuur overdag met 0,3oC. Deze relatief geringe daling leidt echter al tot 10% minder sterfgevallen. Vaak wordt 40% kruinoppervlak over een groter oppervlak als ideaal beschouwd. 

3. Reduceren mentale stress en verbetering gemoedstoestand

Volgens Arbo Nederland is 21% van het aantal verzuimdagen stress gerelateerd, hetgeen ongeveer €3 miljard schade betekent. Een korte termijn effect van contact met de natuur op stress, concentratievermogen en interne rust is aangetoond. Het is niet duidelijk wanneer dit effect optreedt: Is een aantal uren zitten in de tuin voldoende of moet je dagelijks een flinke wandeling maken en doet het er dan toe waar je wandelt? 

4. Bevorderen van sociaal contact

Vooral ouderen zijn vaak sociaal geïsoleerd, wat negatief uitpakt voor hun mentale en fysieke gezondheid. Meer groen nabij de woonomgeving, bijvoorbeeld in de vorm van buurtparkjes, nodigt uit tot sociale contacten. Van belang daarbij zijn de plaatsing van banken, voldoende zicht op de omgeving, de afwezigheid van (verkeers)lawaai en de staat van onderhoud. Het zijn dus niet alleen de bomen en het gras

5. Vermindering van geluidshinder

Vegetatie is enigszins geluiddempend, maar belangrijker is dat bewoners van huizen met een groene omgeving geluid als minder hinderlijk ervaren, ook al omdat de kans dat ze in een minder dicht bevolkte wijk wonen groter is. Verondersteld wordt dat de positieve impact van groen komt door een al besproken mechanisme, namelijk de verbetering van de stressbestendigheid als gevolg van het aanwezige groen.

De positieve impact op de gezondheid in het algemeen is voldoende bewezen, in het bijzonder de invloed op de mentale gezondheid, de vermindering van stress en de beschutting tegen hitte.  

Er zijn nog veel openstaande vragen, met name welk type groen voor welke doelgroep de grootste impact heeft. De positieve invloed van bossen is groter dan die van parken, maar dit wordt gecompenseerd door het feit dat mensen doorgaans meer tijd doorbrengen in parken dan in bossen. De uitspraak van de ambtenaar waarmee ik deze paragraaf begon lijkt wat kort door de bocht. 


Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Hou op met die zogenaamde verticale bossen

Op zoek naar uitbreiding van stedelijk groen was daar ineens de hype van het stapelen van bomen. Het verticale bos. Een onzinnig idee. Waarom leg ik uit in deze post.

Ik pak de reeks over natuurinclusieve steden weer op, na deze een maand te hebben onderbroken voor de publicatie van posts naar aanleiding van het laatste IPCC-rapport. 

Begin juni introduceer ik het dan te verschijnen nieuwe boek van Thijs Homan en Rob Wetzels ‘Wat nu!?’ In dit boek motiveren de auteurs het uitblijven van brede acceptatie van veranderingen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Vervolgens gaan ze uitgebreid in op de vraag ‘Wat nu?’

Steeds meer steden opteren voor een zogenaamd verticaal bos. Het eerste was het Bosco Verticale in Milaanontworpen door de architect Stefano Boeri (zie collage, foto rechtsonder). Het bestaat uit twee torens van 110 en 76 meter waarop plaats is ingeruimd voor 20.000 planten en 900 bomen, variërend in lengte van 3 – 9 meter. 

Boeri is gevraagd om een qua vorm vergelijkbaar project te realiseren in China, de Nanjijng Green Towers, een stuk hoger maar met minder bomen (foto midden onder). Dit project zal naar verluid jaarlijks 25 ton CO2 absorberen. De stad Taipei wilde niet achter blijven. Voor deze stad, die al beschikt over het op een na hoogste gebouw ter wereld, ontwierp de Belgische architect Vincent Callebaut de Agora Garden (foto links boven).De 23.000 planten en bomen van dit gebouw, in de vorm van een DNA-molecuul, zullen per jaar 130 ton aan CO2 absorberen. In Melbourne wordt de ‘Green Spine’ toren gebouwd. Dit zal met 101 verdiepingen het hoogste verticale bos ter wereld moeten worden (foto rechtsboven). Het laatste voorbeeld is de Toronto Tree Tower van architect Chris Pecht. Deze is geheel van hout met bomen op de grote balkons (foto linksonder).

Ook Nederland doet mee (Zie onderstaande collage). Een ouder Nederlands voorbeeld is het stadskantoor van Venlo (foto linksonder), al is hier geen sprake van bomen maar van een groene muur met planten in zakjes. Nederland zal op afzienbare termijn nog meer groene gebouwen krijgen, onder andere de nog resterende toren van de Amsterdamse Bijlmerbajes (linksboven). In Utrecht is een vergelijkbaar project in voorbereiding, Wonderwoods, in samenwerking met Stefano Boeri (middenonder). Deze is ook betrokken bij de Eindhovens Trudo toren (rechts) Deze toren is, in tegenstelling tot de overige verticale bossen bestemd is voor sociale woningbouw.

Ik sta kritisch ten opzichte van deze hype. Bomen moeten wortelen in de volle grond omdat zich daar het bodemleven afspeelt en zij via het mycelium contact met elkaar kunnen zoeken en de groei van hun wortels dan aanpassen aan de beschikbare voedingsstoffen. In plaats van opgetakelde bomen, zie ik liever balkons ingericht als kleine tuinen, met een gevarieerde beplanting van heesters, vaste planten, grassen, varens, bollen en knollen zodat er in elke week wat te beleven valt. Een dergelijke groenvoorziening is aangelegd op de balkons bij The George op de Zuidas in Amsterdam. Plantenbakken zijn geïntegreerd in het gebouw.  Om de kwaliteit van het door Piet Oudolf ontworpen groen te behouden is het beheer daarvan uitbesteed. Begrijpelijk,  al zag ik toch liever dat de bewoner hier zelf aardigheid in kregen.

Verder zou ik ervoor kiezen om groen weer terug te laten komen tegen de muren, zie de derde fotocollage. Gangbare opvattingen over beheer van gebouwen hebben ertoe geleid dat dit soort groen minder wordt toegepast, omdat het de gevels zou beschadigen. De fraaie wingerds aan de Hobbemakade te Amsterdam (middenboven) zijn uitgroeiende boomstammen die van oudsher grote delen van de gevels bedekken, zonder schade te veroorzaken. Ik vind begroeide gevels met beplanting die wortelt in de grond, een van de mooiste vormen van stedelijk groen.


Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

En nu dit weer: De temperatuur van de oceanen is vanaf begin maart gestegen naar de hoogste waarde ooit

Oceanografen en meteorologen luiden de noodklok omdat de temperatuur van de oceanen naar het hoogste punt ooit is gestegen. Wat dit betekent, lees je in deze post.

Mijn plan om de reeks over natuurinclusieve steden te vervolgen na drie ingelaste blogposts over de ‘laatste waarschuwing’ van het IPCC is weer uitgesteld omwille van de actualiteit.

Dat de temperatuur van de oceanen de laatste 15 Jaar evenveel gestegen is dan de 45 daaraan voorafgaande jaren was bekend. De laatste jaren is de stijging zelfs gedaald omdat we ons in een periode van ‘El niña’ bevinden, waarin de oceanen afkoelen en een matigend effect hebben op de opwarming van de aarde. Dit in tegenstelling tot perioden van  ‘El niño’, waarin de temperatuur van de oceanen stijgt. Het vorige hoogterecord was in 2016, maar dat was midden in een ‘El niño’-periode. Dit record is nu overtroffen, ondanks ‘El niña’.

De sterke stijging vanaf begin maart kwam als een onaangename verrassing (de zwarte lijn boven in de grafiek) . Ze is de oorzaak van hittegolven in het zuidelijk halfrond. Mogelijk is dit het begin van een nieuwe ‘El niño’ die voor een extra opwarming van de aarde zal zorgen en de nu al bekende symptomen zal verergeren: De bevolking in de hoorn van Afrika wacht al vijf jaar op regen. De bosbranden in Australië in 2019 waren erger dan ooit en in Pakistan overstroomde een gebied ter grootte van het verenigd Koninkrijk. En bovenal is daar het smelten van het ijs op de polen en de daarmee samenhangende stijging van de zeespiegel.

De reden van de plotselinge stijging van de temperatuur van de oceanen is vooralsnog onbekend. Oceanologen vrezen dat de oceanen die de afgelopen jaren een deel van de CO2-uitstoot hebben geabsorbeerd, verzadigd raken.  


Deze nieuwe onheilstijding versterkt de groeiende kritiek op het IPCC-rapport.  Het rapport concludeert op goede gronden dat beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5oC in 2050 zo goed als verkeken is. Toch benoemt het een illusionaire uitweg, namelijk de groei van het gebruik van fossiele brandstoffen tijdelijk tolereren, in afwachting van grootschalige toepassing  van nog uit te vinden technieken voor de grootschalige afvang en verwijdering van CO2

De enige manier op de opwarming van de aarde te beperken was een radicale afname van het wereldwijd nog steeds groeiend gebruik van fossiele brandstoffen.

Ik herhaal mijn eerdere conclusie. We moeten doorgaan met maatregelen die de opwarming van de aarde beperkten. Een temperatuurstijging van 3,2oC in 2100 is vermoedelijk het maximaal haalbare. Daarnaast is er veel meer aandacht nodig voor de gevolgen daarvan. Voor ons land hebben de stijging van de zeespiegel, omgaan met heftige regenval en hitte in stedelijke gebieden de meeste impact. 

Hoe beperken we de opwarming van de aarde tot 3,2C in 2100?

Beperking van de opwarming van de aarde tot 3,2C in 2100 zal de wereld de nodige moeite kosten. Dat geldt ook voor de aanpassing aan de gevolgen daarvan. Daarover gaat deze post.

Gemiddelde stijging van de temperatuur van de aarde in 2021

In mijn vorige blogpost ben ik ingegaan op de conclusie van het laatste rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), namelijk dat de temperatuur van de aarde vrijwel zeker opgelopen zal zijn tot 3,2oC of hoger in 2100

Had het anders gekund?

Er zijn het afgelopen decennium minstens drie kansen (‘windows of opportunity’) geweest om de opwarming van de aarde te consolideren op 2oC. In 1½oC heeft volgens mij geen enkele partij die het Parijse akkoord ondertekende, ooit geloofd. 

– Onmiddellijk beginnen met wereldwijde vermindering van de winning en het gebruik van fossiele energie, gepaard aan krachtige vermindering van het gebruik van energie en andere grondstoffen. Geen investeringen meer in fossiele brandstoffen.

– Meer geleidelijke vermindering van de uitstoot van CO2 tot 2035 en gigantische uitbreiding van de capaciteit om CO2 af te vangen, uit te lucht te halen en op te slaan

– Volledig stoppen met ontbossing en herbebossing met minstens 400 miljoen bomen.

De eerste optie zou alleen mogelijk zijn geweest als de welvarende landen de rest van de wereld krachtig financieel hadden ondersteund met de uitvoering van zo’n beleid.

De tweede optie – de voorkeursoptie van ‘Big Oil’ en de zware industrie – was gebaseerd op onbewezen technologie, waardoor deze optie een zware wissel op de toekomst had getrokken.

– De derde optie – met name herbebossing – werpt pas na tientallen jaren vruchten af; bomen hebben immers tijd nodig om te groeien, en CO2 op te slaan.

In feite is ‘de wereld’ de tweede weg ingeslagen, maar dan zonder de middelen om de CO2-uitstoot af te vangen, uit te lucht te halen en op te slaan. Niettemin zal de uitstoot van CO2 in de welvarende landen de komende decennia afnemen. In landen als India en China is er daarentegen sprake van forse toename door economische groei, ook dankzij de productie van consumptiegoederen voor de rest van de wereld. 

Het had anders gekund als regeringen krachtdadig en eensgezind hadden gehandeld en de intenties van het verdrag van Parijs hadden uitgevoerd.

Hoe ziet de wereld er in 2100 uit?

Aan het beantwoorden van deze vraag komt geen glazen bol te pas.  Alle symptomen zijn er al en die zullen alleen maar erger worden. Bovendien, 3,2oC zal een gemiddelde zijn. Uit de bovenstaande kaart blijkt dat de temperatuur aan de westkust van de VS nu al bijna met 2,5oC is gestegen. De gevolgen zijn bekend: droogte, afgewisseld met perioden van hevige neerslag, mega-bosbranden, mislukte oogsten, tekort aan voedsel en (drink)water. Maar ook landen rond de evenaar, in het Verre Oosten en niet te vergeten de poolgebieden gaan al in de richting van 3oC.

Welke temperatuur kunnen mensen aan? Als het heet en vochtig is, zoals in de moessonlanden, is 35oC een fatale grens.  Bij die temperatuur kan het lichaam niet meer transpireren en koelt dus niet meer af. Bewoners zullen deze gebieden verlaten en een omvangrijke stroom klimaatvluchtelingen komt op gang. Nu al wordt de grens van 35oC plaatselijk benaderd in het zuidwesten van de VS, Mexico, Noord Afrika, de moessongebieden in het Verre Oosten en de noordkust van Australië. Bekijk hier een interactieve kaart.

In Nederland komt weliswaar meer en meer heftige neerslag en de temperatuur stijgt, maar we blijven buiten de risicozone.

Wat we wel gaan merken is de stijging van het zeeniveau (waarschijnlijk een halve meter in 2050 en een meter in 2100) en daarmee samenhangend ook van het peil van de rivieren. De huidige dijken – op deltahoogte – zijn te laag. Ook krijgen we in de steden te maken met steeds heftiger hitte-eilanden. Er zal vaker sprake zijn van smogvorming. Zoet water wordt schaars.

Wat nu?

De enige (theoretisch) mogelijkheid een temperatuurstijging van gemiddeld 3,2oC of meer alsnog af te wenden is wereldwijd met onmiddellijke ingang de volgende maatregelen in te voeren:

– afname van de productie van fossiele brandstoffen met minstens 10% per jaar;

– invoering van een forse CO2-taks, die kan worden afgekocht door CO2 af te vangen;

– vermindering van de hoeveelheid runderen jaarlijks met 7,5% en vlees belasten als alcohol; 

– invoeren van een maximumsnelheid van 80 km/u; de snelheid van auto’s begrenzen op 100 km/u. Verder beprijzen van kilometers in stedelijke gebieden;

 – verdubbelen van de bouw van windmolens, ook op land; eigenaren van huizen en gebouwen verplichten op alle bruikbare daken zonnepanelen te leggen. Als dat nog onvoldoende is, kerncentrales bouwen

– alleen nieuwbouw toe te staan als hergebruik van bestaande gebouwen niet mogelijk is; huizentekort opheffen door splitsing van woningen.

Dit alles gaat niet gebeuren, dus zal de aarde geleidelijk opwarmen met minimaal 3,2oC in 2100. We moeten ons daarom voortaan concentreren op twee concrete doelen: matiging van de CO2-uitstoot en aanpassing van onze manier van leven aan de gevolgen van de opwarming van de aarde. Wat het eerste doel betreft, de hiervoor beschreven maatregelen gelden daarbij in afgezwakte evenzeer als uitgangspunt. 

Aanpassing aan het veranderende klimaat

Aanpassing van ons leven, onze levensstandaard en de inrichting van het land zullen veel meer dan nu in het teken komen te staan van aanpassing aan de klimaatverandering. Daarbij gelden de volgende maatregelen:

– Bezien welk deel van het land eventueel aan het stijgende niveau van de zee en rivieren aan het water kan worden prijsgegeven en waar met hogere dijken steden, industriegebieden en essentiële infrastructuur kan worden beschermd.

 – Tegengaan van de hittestress in stedelijke gebieden door een drastische uitbreiding van het aantal bomen in en rond de steden, gecombineerd met plassen voor waterberging en verkoeling, deels op vrijkomende landbouwgrond; 

– Veiligstellen van de drinkwatervoorziening, die ook wordt bedreigd door verzilting van bodems in de kuststreek en beperking van het gebruik van drinkwater door aanleg van een afzonderlijke waterleiding voor dit doel;

– Vergroten van de zelfvoorziening van steden op het gebied van voedsel, door bosgebieden rond steden af te wisselen met landbouw en om in steden stadslandbouw te initiëren;

– Isolatie van huizen, nu ook om warmte buiten te houden; koele interieurs opnemen als eis bij -bouwplannen;

– Verminderen van de noodzaak van mensen om zich te verplaatsen, door 15-minutensteden krachtig te stimuleren.

– Afstemmen van de planning van buitensporten op de te verwachten weersgesteldheid

Voor Nederland hoeft een temperatuurstijging van de aarde tot 3,2oC niet dramatisch te zijn; voor grote delen van de wereld is dat wel het geval. Het is daarom hoognodig om een humaan immigratiebeleid voor klimaatvluchtelingen te initiëren en daarvoor financiële middelen vrij te maken.

In mijn e-boek over duurzame energie lees je alles over de vervanging van fossiele energie door duurzame energiebronnen. Je kunt het dossier Duurzame energie hier downloaden 

Vergeet dat de opwarming van de aarde beperkt blijft tot 1,5 graad Celsius

Het is nu vrijwel zeker dat de opwarming van de aarde in 2050 minstens 2oC zal zijn. De temperatuur zal daarna onvermijdelijk oplopen tot 3,2oC of hoger in 2100.  Op beperking van de temperatuurstijging tot 3,2oC, heeft ‘de wereld’ nog invloed. In deze en de volgende post licht ik deze conclusie toe.

Mijn post van 14 dagen geleden was een beknopte samenvatting van het laatste rapport van het ICPP (Intergovernmental Panel on Climate Change) getiteld Final Synthesis Report: Climate Change 2023_. Ons rest a rapidly closing window of opportunity to secure a livable and sustainable future for all.

De afgelopen dagen heb ik drie dagen in Sauerland gewandeld. Op weg erheen en terug werd ik met mijn snelheid van 120 km/u voortdurend ingehaald, met een snelheid die vaak hoger dan 200 km/h moet liggen. Zorg voor het klimaat leeft niet bij de mensen, denk ik dan. 

Toch moeten we iets doen met de conclusie van het IPCC rapport dat de 1,5oC in 2050 inmiddels zo goed als onbereikbaar is. Sterker nog, 1,5oC opwarming wordt al in de jaren ’30 bereikt. Vanaf het begin van de industriële revolutie heeft de wereld 1600 miljard ton CO2 in de atmosfeer gebracht. De laatste jaren komen hier jaarlijks 40 miljard ton bij. In Europa, Australië, de VS en Canada is er sprake van een lichte daling, mede ‘dankzij’ de oorlog in Oekraïne. In opkomende landen – India en China voorop – neemt de uitstoot van CO2 voorlopig sterk toe. Ook hier helpt de die oorlog een handje, omdat deze landen in Rusland spotgoedkoop olie kunnen kopen.

Nu de 1,5oC vrijwel zeker niet wordt gehaald in 2050, gaat alle aandacht uit naar wat er in de periode na 2050 gaat gebeuren.  Zeker is dat als gevolg van de aanhoudende CO2-uitstoot in de eerste helft van deze eeuw, de opwarming van de aarde in de tweede helft verder zal stijgen. William Nordhaus heeft de Nobel-prijs gekregen voor zijn berekeningen van de klimaatverandering. 

De bovenstaande figuur vat de essentie van zijn berekeningen samen. Het geeft vier scenario’s weer.  Met het groene en het rode kan de opwarming van de aarde lager uitkomen dan 2,5oC in 2100. Daarvoor moet de uitstoot van CO2 al in 2040 uitkomen op nul. Bovendien moeten we onmiddellijk starten met ‘negatieve emissie’, het uit de lucht halen van de miljarden tonnen aanwezige broeikaskassen. Dat gaat honderden miljarden kosten.

Hij ziet – en vele anderen – dat niet gebeuren, ook al omdat opschalen van de daarvoor vereiste technologie zo goed als onmogelijk is. De ‘baseline’ in de figuur geeft de hoeveelheid uitstoot aan als wereldwijd de groei van emissies tijdens het afgelopen decennium aanhoudt.  De blauwe lijn (‘optimal’) geeft het meest waarschijnlijke scenario weer. De emissies stijgen dan minder snel dan in de ‘baseline’, vooral dankzij het beleid dat de laatste jaren is ingezet. Dan piekt de CO2– uitstoot in 2050 en neemt hij langzaam af. Het ‘baseline’-scenario en ook dit scenario hebben grote gevolgen voor de aarde.

Die heeft een op economische groei gerichte wereld  vooral de laatste 40 jaar over zich afgeroepen, alle waarschuwingen ten spijt.

Velen zullen bij het zien van Nordhaus’s projecties uitroepen dat het toch allermaal veel sneller moet kunnen. Het had ook sneller gekund, maar de kans dat dit alsnog gaat gebeuren is minimaal. Recente gegevens illustreren dit. Ik doel op de jaarlijkse Energy Outlook , een publicatie van de Energy Information Administration, een bureau van de federale overheid van de VS.

De bovenstaande grafiek laat zien hoe de Energy Information Administration de verandering in het gebruik van primaire energiebronnen wereldwijd tot 2050 inschat. Dit zou uitkomen op een aandeel van 25% hernieuwbare energiebronnen. Dit percentage zal in Europa, Canada, Australië en zelfs de VS veel hoger zijn; diverse analisten denken aan 50%, maar in veel andere landen – denk aan India, is het aandeel van hernieuwbare energie voorlopig minimaal.

Uitvoering van het huidige beleid, een voorwaarde om de opwarming van de aarde in 2100 tot 3,2oC te beperken, zal al moeilijk genoeg zijn.  Neem als voorbeeld maar hoe lastig het is het is om in Nederland de stikstofuitstoot te beperken, nu de (virtueel) grootste politieke partij van Nederland de boeren zowat heilig heeft verklaard. Maar ook de weerstand tegen uitbreiding van zonneakkers en windmolenparken op land spreekt boekdelen.

En dan kom ik weer terug op het autogebruik, een van de grootse bronnen van broeikasgassen. Als ik in Nederland in mijn hybride met 100 km/u over de snelweg rijd, dan lijk ik zowat de enige.  Bekeuren van overtreders van de snelheidsbeperking lijkt geen prioriteit te hebben.  

Kortom; ik geloof er niet meer in dat de opwarming van de aarde tot 1,5oC beperkt blijft. Op wat dit betekent, ga ik in de volgende blogpost in.

Nota bene: Vanwege de actualiteit van deze en de volgende post onderbreek ik de reeks van posts over natuur in de stad. 

Die arme bomen

Deze en de volgende vier posts gaan over natuur in de stad, een levensnoodzaak. Maar ondertussen hebben stadsbomen het zwaar te verduren. Daarover gaat deze post.

Bomen in de stad staan er zelden zo florissant bij als deze.

Bomen mogen in geen enkele buurt ontbreken en daarom zijn er op veel plaatsen plannen om hun aantal fors uit te breiden.  Daarbij wordt lang niet altijd aandacht geschonken aan wat gezonde levensomstandigheden zijn voor bomen.

Dat bomen voor steden belangrijk zijn, is al eeuwen bekend. Eerst, vooral uit overwegingen van sier en status, later steeds meer vanuit het besef dat ze bijdragen aan het welzijn van mensen en het herstel van een gezond leefmilieu. Een volwassen grote boom absorbeert door opslag en productie van zuurstof, 5,4 ton CO2 en 20 kg fijnstof per jaar.

Milaan, Barcelona en London willen de komende decennia honderdduizenden nieuwe bomen plaatsen. Zowel met het doel CO2 te absorberen, maar ook om het ontstaan van hitte-eilanden tegen te gaan. 

Maar bomen hebben het zwaarStadsbomen worden zelden ouder dan 100 jaar en leiden aan uiteenlopende ziekten. Veel recent aangeplante bomen sterven binnen enkele jaren. De belangrijkste oorzaken zijn droogte, de stenige omgeving en de harde ondergrond. Bij de aanleg van straten wordt de grond met trilplaten verhard en het verkeer doet daar nog een schepje bovenop. De bomen hebben daardoor te weinig mogelijkheden om te wortelen waardoor ze te weinig water krijgen én makkelijk omwaaien. De 2,5 miljoen Nederlandse honden doen bovendien een voortdurende aanslag op de kwaliteit van de boomschors.

Een Nederlands bedrijf levert TreeTanks. Dit zijn ondergrondse kunststoffen kratten ter grootte van een parkeerplek waarin bomen ruim kunnen wortelen.  Via slangen kan de lucht- en watertoevoer worden geregeld. Deze kratten kunnen ook voor ondergrondse waterberging zorgen. Toch roept deze oplossing vragen op.  

In zijn boek The hidden life of trees (2016) schrijft Peter Wohlleben dat bomen onderling communiceren via mycelium (schimmeldraden).

Hij baseerde zich op het werk van de Amerikaanse biologe Suzanne Simard, die sprak van een wood wide web. De ecotoop waarin bomen staan zou bepalend zijn voor hun weerstandsvermogen. Daarom rijzen er ook twijfels aan de duurzaamheid van de zogenaamde verticale bossen, die in geen enkel opzicht een bos mogen heten. 

Bomen zijn bovendien geen wondermiddelen; ze leiden onder het kwaad dat ze moeten bestrijden.  

Er zijn inmiddels verschillende studies die aantonen dat de opname van CO2 minder wordt naarmate het klimaat warmer is (en wordt). Ze slagen er dan minder in de bladeren koel te houden en dat remt het proces van fotosynthese.

Tenslotte, de keuze van de boomsoort luistert steeds nauwer. De idee wordt verlaten dat vooral inheemse soorten geplant moeten worden zoals als de iep. In plaats daarvan gedijen bomen uit warmere en drogere streken in Nederland steeds beter, zoals de Japanse els en de Kaukasische beuk. 


Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden

IPCC: Opwarming aarde in 2100 eerder 3,2°C dan 1,5°C

“Our final warning”. heet het laatste rapport van het IPCC. Een wezenlijke trendbreuk in de uitstoot van broeikasgassen moet de komende jaren plaatsvinden. Zo niet zal de opwarming van de aarde in 2100 eerder 3,2% zijn dan 1,5%.

Enkele weken geleden heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) de zesde reeks onderzoeksrapporten (Assessment Reports) afgerond met de publicatie van het Final Synthesis Report: Climate Change 2023. Het IPCC  is een onderzoeksinstituut van de VN met als doel de aangesloten landen te informeren over de stand van het onderzoek naar klimaatverandering en de gevolgen daarvan. Dit rapport is de laatste waarschuwing.

Deze post bevat een korte samenvatting en bespreking van deze synthese, die bijna 100 pagina’s omvat.

Het syntheserapport is door zijn compactheid en vele verwijzingen lastig leesbaar.  Ook al omdat bij elke bewering de mate van zekerheid wordt aangegeven. De meest toegankelijke officiële samenvatting van het rapport kan hier worden gelezen. Ik heb bij het schrijven de samenvatting voor beleidsmakers en het volledige rapport gebruikt.

Het syntheserapport bestaat uit drie delen. Het eerste deel zet alle bekende feiten over de klimaatsverandering uiteen. Die geven weinig reden tot optimisme. Opmerkelijk is dat de pers hiervoor de afgelopen weken nauwelijks aandacht heeft gehad.  

Ik vrees dat de ‘ongemakkelijke waarheden’waarmee het IPCC ons herhaaldelijk confronteert weinig nieuwswaarde meer hebben.

Het tweede deel geeft een samenvatting van de veranderingen die de komende decennia in alle sectoren zijn vereist om opwarming van de aarde onder 2oC te houden. Het laatste deel gaat in op de sociale en politieke voorwaarden om deze veranderingen wereldwijd te realiseren.

Deel 1: De opwarming van de aarde en de gevolgen daarvan

De gemiddelde temperatuur van het aardoppervlak was in de periode 2011 -2020 gemiddeld 1,09°C hoger dan in de periode 1850–1900. De toename boven land was 1,59°C en boven de oceanen 088°C. 

58% van de totale emissie sinds 1850 vond plaats tussen 1850 en 1989 en ongeveer 42% tussen 1990 en 2019. In 2019 was de CO2-concentratie in de atmosfeer hoger dan in ten minste 2 miljoen voorafgaande jaren. Het staat vast dat de opwarming van de aarde het gevolg is van menselijke activiteiten.

Stijging van de gemiddelde jaarlijkse temperatuur van het aardoppervlak van 1,1oC in de periode 1850 – 2020

De wereldwijde broeikasgasemissies in 2019 bedroeg 59 GtCO2-eq en dat is 12% meer dan in 2010 en 54% meer dan in 1990. 79% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen is afkomstig van de sectoren energie, industrie, transport en gebouwen samen en 21% van landbouw, bosbouw en ander landgebruik.

Het groeitempo van de uitstoot van broeikasgassen (CO2-equivalenten) tussen 2010 en 2019 bedroeg 1,3% per jaar, lager dan dat tussen 2000 en 2009 (2,1% per jaar jaar). 

In 2019 woont ongeveer 35% van de wereldbevolking in landen die meer dan 9 tCO2-eq per hoofd van de bevolking produceren en 41% in landen die minder dan 3 tCO2-eq per hoofd van de bevolking uitstoten.

De 10% huishoudens met de hoogste uitstoot per hoofd van de bevolking draagt 34-45% bij aan de wereldwijde, op consumptie gebaseerd emissie van huishoudens, terwijl het aandeel van de onderste 50% 13-15% is. 

Aanpassing

Op veel plaatsen in de wereld worden beschermende maatregelen genomen om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken. Voorbeelden zijn herstel van wetlands en venen, bovenstroomse bebossing, duurzaam bodembeheer en systemen van vroegtijdige waarschuwing. Op sommige plaatsen worden plannen gemaakt om de dijken te verhogen.

Beperkte financiële middelen, vooral in ontwikkelende landen, leiden tot een groeiende kloof tussen deze gevolgen van klimaatveranderingen en het effect daarop van deze maatregelen. De meeste adaptatiemaatregelen zijn gefragmenteerd, incrementeel, sectorspecifiek en ongelijk verdeeld over regio’s, waarbij lagere inkomensgroepen er het minste profijt van hebben. 

Matiging

Net als op het gebied van de aanpassing aan klimaatverandering hebben veel landen beleid geïnitieerd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zoals zonne- en windenergie en andere vormen van duurzame energie, elektrificatie, stedelijke groene infrastructuur, energie-efficiëntie en minder voedselverspilling en -verlies. Zonder deze maatregelen was de emissie sneller gestegen en in 2019 ongeveer 5,9 GtCO2-eq hoger geweest dan in werkelijkheid.

Desondanks gaat het huidige beleid en de daarin vastgelegde intenties bij lange na niet ver genoeg om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken. Ook 2°C raakt buiten bereik. Zonder een ingrijpende trendbreuk van het beleid wereldwijd, acht het rapport opwarming van de aarde rond 3,2oC tegen 2100 het meest waarschijnlijk.

Uitstoot groeikasgassen (CO2-equivalenten) onder vier verschillende scenario’s

Waargenomen veranderingen en effecten

3,3 – 3,6 Miljard mensen leven in gebieden waar klimaatverandering het meest merkbaar is. Ongeveer de helft van de wereldbevolking ervaart momenteel gedurende ten minste een deel van het jaar ernstige waterschaarste door een combinatie van klimatologische en niet-klimatologische factoren. Vaak wisselen een tekort en een overschot aan water elkaar in dezelfde gebieden af. Het zijn vooral, maar niet uitsluitend, ontwikkelingslanden en wereldwijd het armere deel van de bevolking dat hiervan de gevolgen ondervindt. 

Navrant is dat landen die het minst hebben bijgedragen aan de klimaatverandering onevenredig zwaar getroffen worden.

De zeespiegel 

Wereldwijd steeg het zeeniveau in de periode 1901 – 2018 met 20 cm. Het tempo van de zeespiegelstijging was 1,3 mm per jaar tussen 1901 en 1971, oplopend tot 1,9 mm tussen 1971 en 2006 en tot 3,7 mm tussen 2006 en 2018. Het is aannemelijk dat de stijging van de zeespiegel in 2050 50 cm zal bedragen en in 2100 een meter. In de komende 2000 jaar zal het zeeniveau tot 3 m stijgen als de opwarming beperkt zou blijven blijft tot 1,5 °C en tot 6 m bij 2 °C .

Bij aanhoudende opwarmingsniveaus tussen 2°C en 3°C gaan de ijskappen van Groenland en West-Antarctica in de loop van enkele millennia bijna volledig en onomkeerbaar verloren, waardoor de zeespiegel vele meters verder kan stijgen. 

Deel 2: Urgentie van klimaatactie op korte termijn

De schade van de klimaatverandering zal aanzienlijk groter zijn dan de kosten die een beperking van de klimaatverandering tot 2oC met zich mee zou brengen. Er zijn de komende 10 jaar snelle en vergaande transities in alle sectoren nodig om de stijging van de opwarming van de aarde alsnog tot 2oC te beperken en een leefbare en duurzame toekomst veilig te stellen. 

Energiesystemen
  • Halvering van het totale gebruik van fossiele brandstoffen voor 2030, de afvang en opslag van CO2 in de resterende fossiele brandstofsystemen; wijdverbreide elektrificatie; alternatieve energiedragers in toepassingen die minder vatbaar zijn voor elektrificatie; energiebesparing en efficiëntie.
  • Verder: diversificatie van energieopwekking (bijv. via wind, zon, kleinschalige waterkracht) en beheer van de vraagzijde (bijv. opslag en energie-efficiëntieverbeteringen).
Industrie en transport
  • Vergaande reductie van de uitstoot van broeikasgassen door de industrie door vraagbeheer, energie- en materiaalefficiëntie, circulaire materiaalstromen, reductietechnologieën en transformationele veranderingen in productieprocessen . 
  • Vermindering van de CO2-emissies van de scheepvaart, de luchtvaart en het zware landtransport met behulp van duurzame biobrandstoffen, waterstof en derivaten, waaronder ammoniak en synthetische brandstoffen. 
  • Vooruitgang in batterijtechnologieën die resulteert in de elektrificatie van alle auto’s, zware vrachtwagens inclusief en een aanvulling is op conventionele elektrische railsystemen. 
Steden, nederzettingen en infrastructuur
  • Rekening houden met de gevolgen en risico’s van klimaatverandering bij het ontwerp en de planning van de stedelijke bebouwing en de infrastructuur, waaronder verdichting, co-locatie van banen en huisvesting; ondersteuning van openbaar vervoer en actieve mobiliteit (lopen en fietsen),
  • Verminderen van energie- en materiaalverbruik en elektrificatie in combinatie met het gebruik van emissiearme bronnen.
  • Uitbreiding van de groenblauwe infrastructuur om de opname en opslag van koolstof te versnellen en de risico’s van extreme gebeurtenissen zoals hittegolven, overstromingen, hevige neerslag en droogte te verminderen.
Land, oceaan, voedsel en water
  • Behoud, verbeterd beheer en herstel van bossen en andere ecosystemen 
  • Maatregelen aan de vraagzijde (overgang naar duurzame, gezonde voeding en vermindering van voedselverlies/-verspilling) en verandering van de landbouw die resulteert in substantiële vermindering van de uitstoot van CO2, methaan en stikstof en land vrijmaakt voor herbebossing en herstel van ecosystemen. 
  • In de natuurlijke staat behouden en terugbrengen van ongeveer 30 – 50% van de land-, zoetwater- en oceaangebieden op aarde.
Gezondheid en voeding
  • Aanzienlijke uitbreiding van programma’s om de gezondheidssituatie en consumptie van grote delen van de wereldbevolking te verbeteren, 
  • Verbetering van de toegang tot drinkwater, verminderen van de blootstelling van water- en sanitaire systemen aan overstromingen, verbetering van vroegtijdige waarschuwingssystemen

Deel 3: Beleid en financiering

Om de opwarming van de aarde te beperken tot 2oC zijn het komende decennium en daarna investeringen nodig die een factor drie tot zes hoger zijn dan het huidige niveau.

Om deze investeringen mogelijk te maken zijn vereist politiek engagement, draagvlak bij de bevolking en maatschappelijk verantwoord ondernemen, minder gericht op winst dan op beperking van de eigen ecologische voetafdruk.

Noodzakelijk is verder meer internationale samenwerking en een aanzienlijke verhoging van de financiële steun vanuit ontwikkelde landen aan ontwikkelingslanden.

In regio’s die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen voor onder meer het genereren van inkomsten en werkgelegenheid, zijn hoge investeringen nodig voor diversificatie van de economie en de energiesector.  

Een substantieel deel van de bevolking in lage-emissielanden heeft geen toegang tot moderne energiediensten. Ontwikkeling, financiering en overdracht van duurzame technologie zijn noodzakelijk om significante emissiegroei te vermijden. 

Ambitieuze klimaatdoelstellingen impliceren grote veranderingen in de economische structuur, met aanzienlijke verdelingsgevolgen, binnen en tussen landen.

Verdelingsgevolgen binnen en tussen landen zijn onder meer grote verschuivingen van inkomen en werkgelegenheid tijdens de overgang van emissiearme naar emissiearme activiteiten. 

Na lezing…..

Het bovenstaande is gebaseerd op een vergaande compilatie maar ook vrij letterlijke vertaling van het syntheserapport. Ik vond het schokkend…

Wat Nederland betreft; alleen de inhoud van de verkiezingsprogramma’s van de meest klimaatbewuste partijen komt in de buurt van de klimaatacties en de daarvoor vereiste maatschappelijke veranderingen die volgens dit rapport. nodig zijn. De kans op een substantiële trendbreuk om alsnog de 1,5% te halen is vrees ik nihil.

Het meest realistische scenario is mijns inziens daarom het huidige beleid om de uitstoot van broeikasgassen te beperken in stand te houden. Dat zal een hele opgave zijn.

Beperking van de opwarming van de aarde tot 3,2oC (en niet nog hoger) hoort daarmee tot de mogelijkheden. Tegelijkertijd zal er veel meer aandacht moeten uitgaan naar aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals de stijging van de zeespiegel, de kans op overstromingen door meer heftige en frequente neerslag, hittestress en niet te vergeten toename van klimaatmigratie. 

Wie kan de klimaatverandering afremmen?

In deze post ga ik in op de verantwoordelijkheid van ons – consumenten – maar vooral die van Big Oil voor het afremmen van de klimaatverandering.

Als boeren voor 25% aansprakelijk zijn, voor de klimaatverandering, wie is dat dan voor het resterende deel?

Kijken we eerst naar onszelf, de consumenten: De vermindering van de uitstoot van broeikasgassen raakt ons allemaal: Wereldwijd moeten burgers besluiten om minder kinderen te krijgen, meisjes te laten studeren, energiebesparende apparaten te gebruiken, onze daken te bedekken met zonnepanelen, te investeren in isolatie en warmtepompen, doelmatiger te reizen en vooral dichter bij huis te blijven en ons consumptiepatroon te veranderen. Veel mensen in ontwikkelende mensen doen die laatste twee zaken al.

Maak van vlees desnoods een delicatesse en drink plantaardige zuivel!

Echter, de impact van deze beslissingen valt in het niet bij beslissingen die op bedrijfsniveau moeten worden genomen. In een tot nadenken stemmend artikel benadrukt Derrick Jensen dat in de VS het huishoudelijke energieverbruik in de periode 1994 – 2009 minder dan 25% van het totale energieverbruik bedroeg, dat 90% van het zoet water naar de landbouw en de industrie gaat en dat huishoudelijk afval slechts 3% van de totale afvalproductie omvat. 

Hij concludeert dat als alle Amerikanen er alles aan zouden doen om hun ecologische voetafdruk te verkleinen door geen auto te rijden en veganist te worden, de emissie van broeikasgassen in de VS met slechts 22% zou verminderen.

Een recent rapport van het Carbon Disclosure Project onthult dat 100 wereldwijd opererende olie- en gas producerende bedrijven direct of indirect verantwoordelijk zijn voor 71% van alle broeikasgasemissies sinds 1988. Het zijn uiteraard deze bedrijven die de belangrijkste sleutel in de hand hebben voor vermindering van de productie van koolstofhoudende brandstoffen. Dankzij de onderzoeksjournalistiek van Follow the Money weten we dat – net als andere oliemaatschappijen – Shell al vele jaren op de hoogte is van de desastreuze gevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen, zonder daaruit enige conclusie te trekken voor zijn investeringsbeleid.

Te denken geeft overigens ook dat in de jaren na de ondertekening van het Parijse akkoord financiële instellingen meer dan $478 miljard hebben geïnvesteerd in de exploitatie van kolen. Big-oil werd altijd gespaard gespaard vanwege zijn grote economische belang 

In de komende weken kom ik nog verschillende malen terug op wat er mijns inziens mis is in het hedendaagse boerenbedrijf en wat boeren hier zelf aan kunnen doen. En soms ook doen.


iel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

De uitstoot van stikstof moet fors omlaag

Er is over weinig onderwerpen zo veel kennis beschikbaar als over de klimaatverandering.  Desondanks lijkt het er soms op dat deze kennis de status begint te krijgen van iets waarover je kan stemmen: 

“De stikstofuitstoot van het agrarisch bedrijf schaadt de biodiversiteit op ernstige wijze” Eens of niet eens?

Hoe zeer ik er ook voor pleit dat wetenschappers en politici het gesprek met klimaatontkenners open houden en invoelend te zijn naar de boeren; marchanderen met onomstotelijke waarheden mag niet de prijs zijn die politici daarvoor willen betalen.

Ik benoem hier voor de zekerheid nog maar even wat die onomstotelijke waarheden zijn.

Broeikasgassen

De opwarming van de aarde staat rechtstreeks in verband met de uitstoot van CO2 en van andere gassen, samen broeikasgassen genoemd. 76% van de opwarming over een periode van 100 jaar wordt veroorzaakt door koolstofdioxide (CO2) afkomstig van verbranding van fossiele brandstoffen, landgebruik (ontbossing, ploegen) en industriële processen (respectievelijk 62, 11 en 3 procent van totale opwarming). Methaan (CH4) is afkomstig van vee, verbranding van biomassa en rijstvelden (16% van de totale opwarming), stikstofoxide (NO2) en ammoniak (NH3) is afkomstig van meststoffen (6%). Gefluoreerde gassen zijn afkomstig van koelmiddelen en industriële processen (2 %).

De gevolgen van de opwarming van de aarde

De gevolgen van de opwarming van de aarde zijn op veel plaatsen zichtbaar: heftige natuurbranden, orkanen gevolgd door overstromingen, mislukken van oogsten door overmatige warmte. In steden is er vooral sprake van het ontstaan van hitte-eilanden, afgewisseld met stormen en langdurige hoosbuien waartegen de vaak verouderde riolering niet is opgewassen. De gevolgen zijn nog aanzienlijk versterkt door de onverstandige manier waarop de leefruimte is ingericht, zoals het bouwen van huizen op plaatsen met een hoog overstromingsrisico en de ‘verstening’ van grote delen van het stedelijk gebied.

Stikstof

Stikstof komt in de atmosfeer in de vorm van ammoniak (NH3) en stikstofoxide (NOx). Een deel daarvan slaat neer. Als een bepaalde concentratie van neergeslagen stikstof – de kritische depositiewaarde – wordt overschreven dat leidt dat tot zijn verstoring van de mineralenbalans in de bodem, sterk afgenomen vitaliteit van gewassen, hogere frequentie van ziekten, verstoring van de voedselketen en uiteindelijk afname van de dier- en plantensoorten.

In 2018 vond in Nederland overschrijding van de kritische depositiewaarde plaats in 118 van de 163 Natura 2000-gebieden.

Kritische depositiewaarden anders meten?

Dit een belangrijk discussiepunt, dat wellicht tot een opening leidt.  Volgens velen, ook Johan Remkes,  is de kritische depositiewaarde geen goede manier om natuurschade te meten. Het kabinet is dus op zoek naar een alternatieve meetmethode, die ook acceptabel is voor de EU.  Mogelijk leidt een andere meetmethode althans tijdelijk tot een wat grotere tolerantie ten opzichte van de uitstoot van stikstof. Hierdoor kan wellicht weer bouwactiviteit toegelaten worden krijgen boeren enige ruimte. 

De natuurschade is overigens inmiddels al vele malen aangetoond. De biodiversiteit in Natura 2000-gebieden vermindert snel; eikenbossen sterven af, brandnetels en bramen overwoekeren de heide. Dus dat de uitstoot omlaag moet staat onomstotelijk vast.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.