Innovatie hoger onderwijs leidt zelden tot betere kwaliteit

Het hoger onderwijs ontvangt miljarden aan EU subsidies. Deze komen vooral ten goede aan de werking van de instellingen zelf. Het onderwijs wordt er niet beter door.

Onderwijs EU Innovation studyEen rapport van de EU biedt een boeiende kijk op innovatie binnen hoger onderwijs [1]. Na lezing kan ik niet anders concluderen dat daarbij zelden sprake is van verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

Het EU-rapport vat innovaties in het hoger onderwijs samen onder drie noemers: (1) opkomst van nieuwe vormen van onderwijs en leren, (2) gebruik van data-analyse en (3) globalisering.

Nieuwe vormen van leren

Lag het accent de laatste decennia van de 20ste eeuw op de doorbraak van activerende onderwijsvormen als project- en probleemgestuurd onderwijs, de 21ste eeuw kan worden getypeerd als de periode van de digitalisering. Alleen Coursera bedient met zijn MOOCs inmiddels meer dan 5 miljoen studenten met op zich hoogwaardig instructiemateriaal.

Gebruik data-analyse

Het gebruik van learning analytics neemt een hoge vlucht. Onderwijsinstellingen beschikken over veel data om het studiegedrag van studenten te volgen en zo mogelijk te beïnvloeden. Ook zijn er inmiddels monitoringsystemen voor studenten waarmee ze hun vorderingen van week op week kunnen volgen.

Globalisering

De 20ste eeuw was de eeuw van de uitwisselingsprogramma’s, vaak met een idealistische tintje. Gaandeweg is het aantrekken van kwalitatief goede en/of goed betalende studenten en het openen van buitenlandse campussen voor een aantal universiteiten big business geworden.

De cruciale vraag is, leiden deze innovaties tot beter onderwijs en zo niet, waartoe dan wel?

De kwaliteit van onderwijs is goed als studenten een uitdagend leerproces doorlopen dat de gestelde doelen ruimschoots realiseert. De American Association of Higher Education heeft hiervoor een aantal principes geformuleerd, waaronder (1) samenhang theorie en praktijk, (2) actief leren, (3) intensieve feedback, (4) samenwerkend leren, (5) personaliseren en (6) duidelijke afspraken[3]. Op elk van deze principes valt in de meeste universiteiten het nodige te verbeteren.

Onderwijs - 2000 in 1910Geen van de hierboven aangeduide innovaties heeft direct of indirect betrekking op een van deze principes. MOOCs zijn meer efficiënte en soms ook meer effectieve manieren van kennisoverdracht in vergelijking tot hoorcolleges. Maar niemand vindt dat verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs in de eerste plaats om verbeterde kennisoverdracht vraagt[4]. Het gebruik van data-analyse is vooral ingegeven door het tijdig opmerken van studievertraging en daarmee verbetering van het numeriek rendement en globalisering vindt plaats omwille van financiële motieven, het aantrekken van goede studenten en het streven naar een hogere ranking.

De Europese Unie stelt miljarden beschikbaar voor de innovatie van het hoger onderwijs. Dat hun bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs beperkt is, is geen toeval. Sally Findlow beschrijft hoe onderwijsvernieuwers alleen kans maken op overheidsmiddelen als zij meetbare resultaten kunnen overleggen[5]. Deze voorwaarde beïnvloedt welke projecten worden ingediend en welke niet. Verbetering van de competenties van afgestudeerden is pas na jaren vast te stellen en wie dit ambieert kan dus geen ‘harde cijfers’ overleggen en verliest ook binnen instellingen de slag om het binnenhalen van subsidies.

Dat het ook andere kan laat een van de besproken casestudies zien. Het Olin College of Engineering is in 1997 gesticht met de bedoeling om meer en betere ingenieurs op te leiden. Daartoe is gekozen voor een multidisciplinaire aanpak, waarin onderwijsprojecten een centrale rol spelen (Zie onderstaand videofragment)

Ook bijzonder is dat alle studenten behalve technische vakken ook vakken volgen op het gebied van ondernemerschap en liberal arts. Docenten en studenten werken samen aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs. Het instituut is inmiddels een van de beste undergraduate colleges is van de VS. Toch zegt men nog jaren nodig te hebben om zeker te weten of het doel, meer en betere ingenieurs, wordt gerealiseerd. Maar men hoeft dan ook geen beroep te doen op subsidie van de EU.

In een van de volgende blogposts ga ik dieper in op het curriculum van Olin. Onze eigen technische opleidingen kunnen er hun voordeel mee doen.

[1] Brennan, John, Broek, Simon, Durazzi, Niccolo, Kamphuis, Bregtje, Ranga, Marina and Ryan, Steve (2014) Study on innovation in higher education: final report. European Commission Directorate for Education and Training Study on Innovation in Higher Education, Publications Office of the European Union, Luxembourg. http://eprints.lse.ac.uk/55819/

[3] in samenwerking met het Education Commission of the States en de Johnson Foundation. De principes zijn gebaseerd op theorie, onderzoek en praktijkervaringen van docenten.

[4] MOOCs: The announcement of the wrong revolution https://hermanvandenbosch.com/2013/04/15/moocs-the-cutting-announcement-of-the-wrong-revolution/

[5] Sally Findlow: Accountability and innovation in higher education: a disabling tension. Studies in higher education Volume 33, Issue 3, June 2008, pages 313-329

Het einde van het hoger onderwijs zoals wij dat kennen is nabij

Steeds meer studenten combineren studeren en werken. Een diploma halen gaat zich over een langere periode en over verschillende onderwijsaanbidders uitstrekken. Dit zal het onderwijs drastisch veranderen.

Geen online of f2f-programma’s meer, geen instellingen voor contact- of afstandsonderwijs, geen voltijdse of deeltijdse opleidingen. Ook geen nominale studieduur en geen vertraagde studenten. Er komt een woord voor in de plaats en dat bestaat al: ‘studeren’.

Onderwijs - volwassen studenten 2Als eerste zal de vaste studieduur verdwijnen. In de VS bestaat de meerderheid van de studenten aan campusuniversiteiten uit studenten ouder dan 25 jaar. Sommige instellingen hebben de studieduur al flexibel gemaakt, zodat studenten hun studie kunnen afstemmen op hun andere bezigheden. Nederlandse instellingen stapelen maatregel op maatregel om studenten nominaal te laten studeren. Ze gaan hiermee voorbij aan de groeiende verscheidenheid van de studentenpopulatie. Was vroeger de Open Universiteit nog een uitkomst voor wie een flexibel programma wilde; ook hier is rigiditeit van de programmering toegenomen.

Onderwijs - levenlang leren 3Behalve variabele studieduur hebben studenten in de VS de beschikking over een keur aan studiemogelijkheden. Online programs en campus universities en er is een groeiend aantal competence based programs, waarvan de duur afhangt van de tijd die nodig is om de gewenste competenties onder de knie te krijgen. Toch is deze keuzevrijheid deels schijn, want als je een type studie hebt gekozen, dan verloopt je hele opleiding volgens dit stramien. Dit is nu precies wat de steeds verder diversifiërende studentenpopulatie niet wil.

Onderwijs - Aalborg 6Een derde vorm van pluriformiteit betreft de didactiek: Onderzoek- en ontwerprojecten, hacketons, tutorials, community-based learning en andere[1]. Een voorbeeld is the Virtual Learning Academy Charter School (VLACS) in New Hampshire[2]. Deze instelling biedt vijf ‘tracks’ aan waaruit studenten kunnen kiezen. Maar ook hier geldt, wie eenmaal een ‘track’ gekozen heeft, zit eraan vast. We raken nu de kern van de op handen zijnde verandering[3].

 

Onderwijs - Revolution in HEUniversiteiten gaan inspelen in op de groeiende behoefte van studenten om te kiezen uit verschillende studiemogelijkheden en typen onderwijs. Deze verscheidenheid kan voortvloeien uit beschikbare tijd en financien, leervoorkeuren, behoefte aan afwisseling, aanbod en geboden ondersteuning. Ook wordt het veel makkelijker om onderwijsactiviteiten van uiteenlopende instellingen te combineren en te laten certificeren.

Een veelvormig beeld van studerenden is het resultaat. Een student die in het hoogseizoen werkt, volgt in die tijd een paar cursussen online, maar komt elke maandag met medestudenten bijeen voor de wekelijkse discussiemeeting. Als het seizoen rustiger wordt, neemt hij deel aan een intensieve vaardigheidstraining waarvoor hij twee dagen per week op de universiteit moet zijn. De andere dagen is er veel tijd om te lezen en elke week komt hij samen met andere studenten en een tutor bijeen om de stof door te spreken. Hij combineert zijn vakantie in de VS met een hacketon op het gebied van programmeren.

 

Onderwijs - Aalborg 5

Een andere student werkt voltijds. Zij gaat dagelijks naar de universiteit waar zij met een viertal andere studenten een projectruimte heeft. Een maal in de week wordt de voortgang doorgesproken met de begeleider. Zij volgt ondertussen twee MOOCs om haar kennis op bepaalde onderdelen van het project uit te diepen.

Een derde student doet een project op haar werk en spreekt een maal in de maand via Skype met de begeleider. Verder komt zij eenmaal in de maand naar de universiteit voor een intensief seminar. Als er geen project is, probeert zij elke maand een cursus online af te ronden[4].

Onderwijs - volwassen studentenDe studieduur zal flexibel zijn. Studenten zullen – net als vele anderen – een basisinkomen hebben en wat ze meer nodig hebben, verdienen ze bij. Ze betalen voor elke cursus afzonderlijk[5] en daarnaast betalen ze een basispakket dat hen toegang geeft tot voorzieningen als openbaar vervoer, bibliotheken en mentoren.

Er zullen geen afstands- of campus, voltijdse- of deeltijdse studenten meer zijn. Jong of oud studeert en doet dat op de manier die op een gegeven moment het beste uitkomt. Niemand meet de studievoortgang, behalve de student zelf. Waarom zou iemand ook in een wereld waar volledige werkgelegenheid een illusie wordt.

[1] De trage invoering van online alternatieven is onbegrijpelijk uit oogpunt van ‘evicence-base’. Uit een meta-analyse van 1000 vergelijkende studies over het effect van f2f learning en online learning blijkt dat laatstgenoemde categorie betere leereffecten heeft: Means, Barbara; Toyama, Yukie; Murphy, Robert; Bakia, Marianne; Jones, Karla Evaluation of Evidence-Based Practices in Online Learning: A Meta-Analysis and Review of Online Learning Studies. US Department of Education http://eric.ed.gov/?id=ED505824

[2] Zie: http://www.christenseninstitute.org/the-next-gen-high-school-to-watch/#sthash.AJkkJoa3.dpuf

[3] Zie voor een gedetailleerde beschrijving van de ‘trekkers’ van deze verandering: Richard DeMillo: Revolution in Higher Education How a Small Band of Innovators Will Make College Accessible and Affordable MIT Press 2015.

[4] Craig Weidemann and Karen Pollack The death of “online” learning in higher education: As technologies become ubiquitous, familiar labels will vanish. Of studenten nu ‘online’ studeren of op de campus; ze zullen voor een groot deel gebruik van dezelfde technologische voorzieningen.

[5] Personen tussen 18 en 30 zouden een aantal vouchers kunnen ontvangen om tegen een sterk gereduceerde prijs cursussen te volgen en een of meer opleidingen af te ronden. Als deze op zijn, stellen werkgevers vouchers ter beschikking.

Interdisciplinair: Het nieuwe normaal?

Het kankeronderzoek illustreert het moeizame proces van onderzoek naar commerciële toepassing. Samenwerking tussen wetenschappers van verschillende disciplines kan dit proces verkorten en goedkoper maken. Vanaf de opleiding moet interdisciplinaire samenwerking meer in praktijk worden gebracht. Nu zoeken vooral vakgenoten elkaar op.

De samenleving heeft nog steeds hoge verwachtingen van wetenschap. Toch blijven veel knellende problemen onopgelost. Echter de weg van wetenschappelijk onderzoek naar waardevolle maatschappelijke toepassingen is lang. Te lang. Een van de sleutels is interdisciplinaire samenwerking. De ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen illustreert dit.

De ontwikkeling van Yervoy, een vernieuwende geneesmiddel tegen kanker, dat in 2014 op de markt kwam is, gaat terug naar 1987. Pas in 1996 kon James Allison in een artikel melding maken van positieve resultaten op muizen. In 2011 werd het middel goedgekeurd door de FDA. De ontwikkelingskosten waren inmiddels tot $ 250 miljoen opgelopen. Een kuur met Yervoy kost in de VS $120.000 voor een persoon. Farmaceutische industrieën halen zich vaak de woede van het publiek op de hals met dit soort prijzen. Toch verdient Bristol Myers Squibb die dit geneesmiddel op de markt bracht, niet bovenmatig veel (rendement van 22%, tegenover Apple 30%). Veel nieuwe medicijnen vallen tijdens het lange ontwikkelingstraject af, ook nadat er al vele tientallen miljoenen in zijn geïnvesteerd[1]. Onderstaande afbeelding geeft het ontwikkelingstraject van een medicijn weer.Samenleving - ontwikkeling geneesmiddelen

Het lijkt er alleen maar moeilijker op te worden. Volgens EATRIS (European Advanced Translational Research Infrastructure in Medicine) zijn in de periode periode 1989 – 2008 de uitgaven voor kanker onderzoek verdubbeld, het aantal nieuw uitgebrachte nieuwe medicijnen is daarentegen gehalveerd.

Wat is er aan de hand[2]?

Onderwijs - ivoren toren 4Lange tijd waren veel wetenschappers vooral bezig met hun eigen onderzoek. Ze publiceerde hier van tijd tot tijd over, bezochten congressen en hadden persoonlijk contact met vakgenoten vaak op basis van persoonlijke sympathieën. Van Geenhuizen onderzocht in 2010 het resultaat van valorisatieactiviteiten van een viertal Nederlandse universiteiten en stelde vast dat in 60% van de gevallen uitblijven van resultaat was te wijten aan het feit dat onderzoekers noch instellingen happig waren op externe samenwerking, in het bijzonder met de industrie[3]. Dit verandert snel.

Universiteiten begrijpen steeds beter hoe ze onderzoek te gelde kunnen maken. Ze willen daarom snelle resultaten, ondanks het gevaar van perverse effecten daarvan. Een daarvan is de publicatiedwang. Promovendi worden geacht vier artikelen te publiceren en het komt vaak voor dat zij wachten met de verspreiding van hun data totdat ze denken een publicabel artikel te kunnen indienen. Voor de voortgang van het onderzoek naar geneesmiddelen kan dit funest zijn. Ook zijn zij minder geneigd samen te werken omdat voor hun promotie alleen artikelen gelden waarvan zij de eerste auteur zijn.

De wenselijkheid van snelle resultaten stimuleert ‘evidence based’ onderzoek. Dit is onderzoek naar de significantie van het effect van geneesmiddelen. Zo’n geneesmiddel hoeft dan lang niet voor iedereen effectief te zijn. Deze keuze gaat ten koste van meer fundamenteel biologisch onderzoek naar processen in het menselijk lichaam op moleculair niveau. Gebleken is dat verschillende patiënten soms totaal anders reageren op werkzame stoffen, ook bij hetzelfde type kanker.

Samenleving - interdisciplinair kankeronderzoekMeer samenwerking, in het bijzonder tussen verschillende disciplines is nodig. Ook onderzoeker Ron de Pigno had vastgesteld dat experimenten van klinische onderzoekers vaak faalden door gebrek aan biochemische kennis. Hij richtte het Institure of Applied Cancer Science op en introduceerde een multidisciplinaire werkwijze, die hij Teams of teams noemde. Biologen die fundamenteel onderzoek doen, klinische onderzoekers en ontwikkelaars van geneesmiddelen communiceren hier dagelijks. Dankzij de afstemming tussen uiteenlopende disciplines (zie afbeelding) konden de kosten voorafgaand aan het Fase 1 onderzoek (zie boven) met 2/3 worden teruggebracht.

Binnen Nederland zijn belangrijke stappen voorwaarts gemaakt door de samenwerking tussen artsen en onderzoekers binnen universitaire medische centra. De valorisatie van de kennis die dit oplevert kan verder worden verbeterd door samenwerking met de farmaceutische industrie. Dit gebeurt – vooralsnog op kleine schaal – in science parks in de nabijheid van academische ziekenhuizen De toekomst ligt in een geïntegreerde aanpak die verschillende vormen van onderzoek (moleculair en effectonderzoek), verschillende therapieën en diverse geneesmiddelen combineert. Zie onderstaande video[4].

Tegelijker is het belangrijk om uitwisseling van gegevens en onderzoekssamenwerking over de grenzen heen te verbeteren. Een voorbeeld daarvan is het International Cancer Genome Consortium (ICGS) dat grootschalige Europse onderzoeksprojecten coördineert. Alle beschikbare data zijn direct beschikbaar voor onderzoekers. Ze mogen gedurende een  bepaalde periode alleen worden gepubliceerd door degenen die deze data verzameld hebben.

Binnen Europa werkt de ESFRI aan het opzetten van research infrastructuren op uiteenlopende terreinen, bij voorkeur vanuit maatschappelijke themavelden en multidisciplinair[5]. Een goed voorbeeld is Eatris, de in Amsterdam gevestigde European infrastructure for translational medicine[6]. Hierin werken medische faculteiten en farmaceutische bedrijven samen aan het leggen van een effectieve verbinding tussen de vele stappen ‘from bench to bedside’.

Deze projecten kunnen plaatsvinden dankzij de miljoenen van Horizon 2020. Voor hun welslagen is het noodzakelijk dat toekomstige generaties onderzoekers het ‘normaal’ gaan vinden om samen te werken met collegae van verschillende disciplines. Onderzoeksleiders moeten misschien hun honger naar het snelle geld enigszins temperen door ruimte te maken voor interdisciplinaire samenwerking die meestal meer tijd kosten. Uiteindelijk zal de samenleving de wetenschap alleen blijven financieren als deze tot fundamentele nieuwe inzichten en een beter leven leidt.

[1] Zie: We Need to Innovate the Innovation Process; https://shar.es/1YeGn7

[2] Zie het onderzoek van Wessel Nijsse uit 2014 dat leidde tot diens MSc thesis aan de Open Universiteit: De kwaliteit van het translationeel onderzoek en de succesgraad van de medicijnontwikkeling naar kanker: https://www.dropbox.com/s/3ttydr0sh2rieke/Scriptie_2014-02-5_V2.docx?dl=0

[3] Geenhuizen, M. van, (2010). Valorisation of knowledge: preliminary results on valorisation paths and obstacles in bringing university knowledge to market. The Eighteenth. Annual High Technology Small Firms Conference. Enschede: Universiteit Twente.

[4] https://youtu.be/d9ouk_46xA8

[5] http://ec.europa.eu/research/infrastructures/index_en.cfm?pg=esfri

[6] http://www.eatris.eu