Hoe kan wetenschappelijk onderwijs zijn doelstellingen wél realiseren?

Realisering van de doelstellingen van het wo – zo stelde ik in een vorige blogpost – vereist onderwijs op maat voor volwassen ervaren deeltijdstudenten en voor initiële dagstudenten. Ik illustreer deze zienswijze hieronder aan de hand van drie Dublin descriptoren: kennis, toepassing en oordeelsvorming.

Kennis en toepassing

De slechtste manier om leren bij volwassenen te ondersteunen
De slechtste manier om leren bij volwassenen te ondersteunen

Verwerven van wetenschappelijke kennis door volwassen studenten dient nauw aan te sluiten bij hun ervaringskennis (Knowles, 1990). De realisering van de eerste en de tweede Dublin descriptor moet daarom in nauwe samenhang plaatsvinden. Een voorbeeld daarvan is verdiepen van aanwezige kennis van een praktijkprobleem met theoretische begrippen. Dit kan gebeuren aan de hand van realistische cases of met probleemgestuurd onderwijs. Alleen zo wordt voorkomen dat zich een theoretisch cognitief systeem ontwikkelt naast en grotendeels los van de reeds aanwezige praktijkkennis.

Maar ook voor initiële dagstudenten is de relatie tussen theorie en praktijk van essentieel belang. Zij klagen er vaak over dat hun opleiding te theoretisch is. Anders dan bij volwassen ervaren studenten, moet de opleiding voor deze groep de praktijkvoorbeelden zelf aandragen.

Oordeelsvorming (inclusief kritisch denken en probleemoplossing)

De derde Dublin descriptor vereist een heel andere aanpak. Oordeelsvorming betreft de analyse van een complex vraagstuk, waarbij het niet op voorhand duidelijk is, welke kennis een rol speelt. Ook is vaak aanvullende dataverzameling nodig.

Projectgroep Universiteit Aalborg
Projectgroep Universiteit Aalborg

Volwassen ervaren studenten kennen dit soort problemen maar al te goed en ze lossen ze op met behulp van hun praktijkkennis. Het onderwijs moet aansluiten bij deze problemen en vervolgens laten zien dat het gebruik van wetenschappelijke inzichten en methoden leidt tot een dieper inzicht, een meer gefundeerd oordeel en een betere oplossing. Hierbij speelt een ervaren ‘coach’ een belangrijke rol. Deze kent de praktijk, is in staat is studenten te helpen bij het selecteren en toepassen van wetenschappelijke begrippen en ondersteunt hen het doen van onderzoek. Helaas geen alledaags profiel op een doorsnee-universiteit.

Ook voor initiële studenten zijn projecten, die gekoppeld zijn aan praktijkproblemen, wenselijk. Deze projecten verlopen via een iteratief proces. Verdiepen van kennis van de praktijk – bijvoorbeeld door observaties en interviews – en opzoeken van relevante theoretische inzichten, wisselen elkaar af. In de Universiteit van Aalborg (Denemarken) voeren studenten elk semester zo’n project uit. Deze universiteit heeft wereldwijd een voorbeeldfunctie voor menige instellingen voor hoger onderwijs (Kjearsdam & Enemark, 1994).

Leersituatie

Naast ervaring speelt de leersituatie eveneens een belangrijk rol bij de inrichting van onderwijs voor initiële en volwassen studenten.

Availability onlineVoor initiële studenten is de studie een essentieel onderdeel van hun leven. Voor de meesten gaat dit samen met zelfstandig wonen in een universiteitsplaats en deelnemen aan het leven op de campus. Voor werkende studenten moet de studie zich voegen naar het werk en het privéleven. Leven op een campus en contactonderwijs zijn dan ook niet aan de orde. Een combinatie van afstands- en contactonderwijs (blended learning) heeft de voorkeur. Projecten kunnen in de werksituatie worden uitgevoerd. Initiële studenten zijn het meest gebaat bij projectruimten in de campus, van waaruit ze geregeld bedrijven en organisaties bezoeken.

Praktijkopleiding

Het blijft een illusie om te denken dat projecten alleen voldoende zijn om initiële studenten te laten beschikken over voldoende praktijkkennis. Er dringt zich hier een parallel op met de universitaire lerarenopleidingen. Een aantal decennia geleden werd er nog tamelijk lichtzinnig gedacht over de voorbereiding tot het vak van leraar. Nu weten we dat één jaar extra studie, eventueel verdeeld over bachelor en master, minimaal noodzakelijk is om voldoende startcompetentie te verwerven.

Ik pleit daarom voor een vergelijkbare onderwijsvoorziening voor een ieder die vanuit een universiteit in een bedrijf of instelling gaat werken. Uiteraard dient ook hier, naar analogie van de lerarenopleiding, de praktijkcomponent zeer zwaar te wegen.

Kjearsdam, Finn , & Enemark, Stig. (1994). The Aalborg experiment. Project innovation in University Education. Aalborg: Aalborg University Press.

Knowles, M.S. (1990). The adult learner. A neglected species. Houston TX: Gulf Publishing.

Gaat ‘Open Loop Learning’ het hoger onderwijs voor volwassenen redden?

Het hoger onderwijs aan volwassenen neemt in Nederland een marginale positie in. Bij zijn vormgeving worden twee kardinale fouten gemaakt: Opleidingen voor volwassenen zijn ten onrechte kopieën van initiële dagopleidingen en de overheid heeft bepaald dat deeltijd studenten werkweken maken met een belasting van ongeveer de helft van ‘reguliere’ studenten. Naast het werk of andere activiteiten. Iets dat bijna niet is op te brengen.

In een initiële dagopleiding maken studenten zonder praktijkervaring kennis met een wetenschapsgebied. Ze leren een ‘taal’ om over de werkelijkheid te praten zonder die werkelijkheid te hoeven kennen. Een psychologie student kan symptomen benoemen van ernstige psychische afwijkingen maar komt zelden in aanraking met een patiënt. Een bedrijfskundestudent leert over ondernemerschap, zonder daar zelf iets mee te hoeven doen. Dit wordt niet als een probleem gezien. Afgestudeerden beschikken na hun studentenleven toch wel over de gewenste startcompetenties voor de meeste beroepen.

Voor volwassenen die een opleiding volgen, ligt dat totaal anders. Zij beschikken voorafgaand aan de studie reeds over een schat van praktijkkennis die tijdens de studie een waardevolle rol kon spelen. Dit gebeurt echter nauwelijks. In de studie staat de theorie centraal, net zoals bij voltijdse studies voor initiële studenten.

De kennissamenleving is de grote verliezer. Innovatie komt voort uit maken van verbindingen tussen theorie en praktijk, tussen exploreren en exploiteren. Een werknemer die een studie volgt, kan voor de werkgever van grote betekenis zijn. De werkgever wil hier graag tijd voor inruimen. Benutting van dit potentieel vereist een radicaal herontwerp van het hoger onderwijs voor volwassenen, waarin de relatie tussen theorie en praktijk centraal staat. Het hier te schetsen model van ‘Open Loop Learning’ is een stap in de goede richting[1].

Double Loop Learning 1In plaats dat studenten werk en studie náást elkaar doen, verrichten zij in Open Loop Learning vooral activiteiten die werken en studeren tegelijkertijd zijn. Het gaat om (onderzoek)projecten in of ten behoeve van het eigen bedrijf, alleen of met meer studenten samen. Studenten verrichten deze projecten in werktijd. De opleidende instelling zorgt voor deskundige begeleiders. Ter ondersteuning van het project verwerven studenten relevante kennis door een aantal cursussen te volgen. MOOCs of andere vormen van e-learning zijn hiervoor zeer geschikt. Het onderwijsaanbod kan verder worden verrijkt met activiteiten náást het werk: intensieve vaardigheidstrainingen, talenstudie, stages in andere bedrijven, verblijf in het buitenland et cetera.

De studie wordt gaandeweg ingevuld, mede afhankelijk van de manier waarop de interesse van de student én de behoeften van het bedrijf zich ontwikkelen. Hoe lang studenten erover doen is – binnen vast te stellen grenzen – onbelangrijk. De coach ziet er samen met de student op toe dat het totaal afgestemd is op de gegeven opleidingsdoelen. Als het werkende leven wordt voorgesteld als een lijn, dan zijn de studie-activiteiten ‘loops’ die daar afstand van nemen, maar toch ermee verbonden blijven.

Deze weg zal de waarde van studeren voor werkende volwassenen, voor hun werkgever en voor de samenleving danig vergroten. De belangstelling voor een studie zal hierdoor ongetwijfeld stijgen. Instituten die een rol willen spelen bij de opleiding van volwassenen, zullen ook forse veranderingen moeten ondergaan. Ontwerpen van cursussen en lesmateriaal moeten ze vooral niet meer zelf doen. MOOCs en andere reeds voorhanden zijnde e-learning cursussen bieden hiervoor een prima alternatief. Nodig zijn in de eerste plaats projectbegeleiders; deze dienen te beschikken over kennis van zowel theorie en praktijk. Daarnaast spelen studiecoaches een belangrijke rol.

Wie gaat de kar trekken? Verdient de naam Open Loop University die Stanford heeft gekozen voor zijn project navolging? Of wordt het toch gewoon Open Universiteit…….

[1] Het model van ‘open loop learning’ is geïnspireerd op het project Stanford 2025 ‘The Open Loop University’, een radicaal herontwerp van Stanford als ‘reguliere’ universiteit. Maar ook hier is het doel theorie en praktijk te verbinden. De instelling heeft een fascinerend webdocument gemaakt in de vorm van een terugblik vanuit het jaar 2100: http://natalie-whearley-a9si.squarespace.com/open-loop-university. De afbeelding in deze post komt ook uit dit document.

Gekker moet het niet worden. Over het imagoprobleem van afstandsonderwijs

In de twaalf jaar dat ik aan de Open Universiteit werk heb ik heel wat visitaties meegemaakt. Bij binnenkomst zijn commissies vaak afwachtend. Na afloop zijn ze onder indruk van het onderwijs dat theorie en praktijk verbindt en qua kwaliteit tot de top behoort. Een intensieve begeleiding door een tutor is steeds meer gewoon en studenten kunnen deelnemen aan groepsbijeenkomsten in studiecentra. Door hun opleiding aan de Open Universiteit oefenen studenten hun beroep beter uit. Het is niet voor niets dat zij deze instelling al jaren uitroepen tot de beste deeltijdopleider van Nederland.

Waardering voor opleidingsvormen
Waardering voor opleidingsvormen

Helaas denkt niet iedereen zo positief over afstandsonderwijs. Nevenstaande tabel toont de mening van Amerikaanse werkgevers. Online programma’s bungelen onderaan. De ondervraagden spiegelen hun opvatting aan hun eigen opleiding in een ‘brick and mortar’ universiteit (Barber, Donnelly, & Rizvi, 2013). De ervaringen die ze daar hebben opgedaan beschouwen ze als onvervangbaar. Waarschijnlijk heeft geen van hen persoonlijke ervaring met online onderwijs.

De meningen van een twintigtal HRM managers van internationaal werkzame bedrijven die Monique Bijker heeft geïnterviewd voor haar proefschrift zijn schrikbarend te noemen (2013). In het begin is er nog niets aan de hand. Als ze uit drie vormen van onderwijs de beste voorbereiding op de praktijk moeten kiezen, scoort onderwijs waarbij studenten praktijkproblemen moeten oplossen terecht hoger dan traditioneel onderwijs en probleemgestuurd onderwijs. Maar als ze vernemen dat het werken met levensechte problemen gebeurt in het kader van afstandsonderwijs en dat de doelgroep oudere studenten zijn die studie en werk combineren, valt het oordeel ineens heel anders uit. Men staat afwijzend tegenover de motivatie en intelligentie van de oudere studentenpopulatie. Ze beschouwen leeftijd daarom als een sterk negatieve indicator voor de kans op een baan.

Ook bij deze groep scoort afstandsonderwijs negatief. Vooral de jongere HRM-functionarissen beschouwen afstandsonderwijs als ‘sociaal gedepriveerd’. Net als hun Amerikaanse collegae spiegelen zij dit type onderwijs aan hun eigen opleiding die ze in de eerste plaats als een sociale ervaring zien.

Groepsbijeenkomst Open Universiteit
Groepsbijeenkomst Open Universiteit

Zowel de Amerikaanse als de Nederlandse managers die hiervoor de revue zijn gepasseerd, idealiseren de eigen opleiding. In het overgrote deel van de 17.000 universiteiten die deze wereld rijk is, vindt onderwijs plaats in volle collegezalen met een minimum aan interactie. Sociale interactie vindt vooral plaats buiten het programma en is voor veel studenten zonder meer een waardevolle ervaring. Studenten aan afstandsuniversiteiten hebben ook een rijk sociaal leven buiten hun omleiding. Sterker nog, de studie zelf  verschaft talloze mogelijkheden tot kleinschalige interacties met docenten en medestudenten.

Afstandsonderwijs kampt met een imagoprobleem. Dit betreft het onderwijs zelf en helaas ook de studenten. Ik denk daarom dat het beter is om begrippen als afstandsonderwijs en tweede kans onderwijs niet meer te gebruiken. Wat we in plaats daarvan moeten zeggen? Lees daarvoor (opnieuw) de eerste alinea van deze post.

Barber, M., Donnelly, K., & Rizvi, S. (2013). An avalanche is coming. Higher education and the revolution ahead. London: Institute for Public Policy Research.

Bijker, M. (2013). Understanding the gap between business school and the workplace. Overconfidence, maximizing benefits and the curriculum. Proefschrift. Heerlen: Open Universiteit.

Wat is de overeenkomst tussen MOOCs en een stoommachine?[1]

Mijn vorige bericht ging over de ‘dreiging’ van een radicale innovatie in het hoger onderwijs. Ik wees erop dat velen MOOCs (massive open & online courses) een belangrijke rol toedelen in deze innovatie. Daar hoor ik ook bij, maar het zal niet om MOOCs alleen gaan. Een korte uiteenzetting van de geschiedenis van de stoommachine maakt duidelijk wat ik bedoel.

De uitvinding van de stoommachine maakte een radicale innovatie mogelijk, de industriële revolutie. De industriële revolutie omvatte echter veel meer dan de massale toepassing van stoommachines. Denk aan de verandering van de eigendomsverhoudingen, van de organisatie van het werk en van het sociale leven. Welnu, de rol van MOOCs is vergelijkbaar met die van de stoommachine.

Schema kenniscomponenten
Schema kenniscomponenten

Kennis

MOOCs zullen leiden tot een fundamentele verandering van de manier waarop we kennis verwerven. Dankzij MOOCs komt instructiemateriaal beschikbaar over een bijna eindeloze hoeveelheid onderwerpen. Dit materiaal is bruikbaar voor zelfstudie, maar ook binnen een opleiding. Hiermee kan het proces van kennisverwerving beter worden afgestemd op de interesse en de behoefte van studenten. Dat is vooral voor volwassenen van groot belang. Maar….

Inzicht en probleem-oplossen

met kennis alleen zijn we er niet. Het onderwijs van de toekomst moet studenten voorbereiden op de oplossing van realistische problemen binnen hun werk en in de samenleving. Hiervoor lenen zich projecten, praktijkopdrachten en casestudies. Deze kunnen groepsgewijs of individueel, F2F of digitaal, lokaal gericht of in een internationaal gezelschap op afstand plaatsvinden. Het verwerven van kennis moet hierop zijn afgestemd. De aanwezigheid van MOOCs vergemakkelijkt deze afstemming, maar maakt substantiële aandacht voor dit type leeractiviteiten niet overbodig.

Dezelfde woorden, andere betekenis
Dezelfde woorden, andere betekenis

Leren van ervaring

In tegenstelling tot kennis die via MOOCs wordt ‘overgedragen’ (gecodificeerde kennis), is er ook kennis die tijdens sociale interacties wordt geleerd in de praktijk (‘tacit knowledge’). Om deze reden heeft het wetenschappelijk onderwijs weinig aandacht aan dit soort kennis besteed. Daarmee blijft reflectie op wat in de praktijk wordt geleerd goeddeels achterwege. Ook in het geval van projecten is het van belang dat deze niet alleen over de praktijk gaan, maar in de praktijk worden opgezet. Alleen dan begrijpen studenten wat voor ondernemers en bestuurders realistische problemen zijn.

De gewenste innovatie binnen het hoger onderwijs omvat dus veel meer dan het gebruik van MOOCs alleen. MOOCs maken state-of-art kennis voor een ieder bereikbaar. Daarmee ontlasten zij docenten, die hard nodig zijn voor de begeleiding van projecten waarin kennis wordt toegepast en verdiept en bij de reflectie op de ervaringen die studenten in de praktijk opdoen.

MOOCs kunnen de ‘trigger’ zijn voor de op handen zijnde verandering. Zij kunnen niet met deze vernieuwing worden gelijkgesteld; net zo min als de stoommachine met de industriële revolutie.


[1] Dit is het tweede van drie ‘berichten’ over disruptieve innovatie in het hoger onderwijs