Beter hoger onderwijs hoeft niet meer te kosten

De reflex is dat toename aantal studenten en aanbieden beter onderwijs meer geld kosten. Met een verstandige combinatie van docenten en technologie hoeft dat niet zo te zijn

Elke docent binnen het hoger onderwijs ervaart het onderwijstrilemma. Meer studenten, achterblijvende inkomsten en een roep om beter onderwijs. Deze drie gegevenheden worden onverenigbaar geacht. De VS konden dit trilemma oplossen door het collegegeld te verhogen; gemiddeld betalen studenten inmiddels $25.000 per jaar. Geld van de ouders of anders geleend[1]. Dit hoge collegegeld pakt slecht uit voor de toegankelijkheid van het onderwijs. In de VS wordt naar analogie van ons trilemma gesproken van de iron triangle: de toegankelijkheid van het onderwijs moet omhoog, de kwaliteit moet beter maar het collegegeld moet omlaag. Zowel in Nederland als de VS is de kans op veel extra geld van de overheid voor het hoger onderwijs klein. Dus het trilemma lijkt onoplosbaar.

Personen - Amade M'charekIn de VPRO tegenlicht documentaire ‘De slimme universiteit’[2] betoogt de Amsterdamse hoogleraar wetenschapsantropologie Amade M’charek dat universiteiten in honderden jaren niet zijn veranderd. Ze heeft gelijk, als je afziet van de schaalvergroting: Aan het einde van de 19de eeuw stonden hoogleraren voor zaaltjes met enkele tientallen studenten; nu kunnen er dat honderden zijn. Maar wat ze daar doen – voorlezen uit eigen werk of een interessant betoog houden – is hetzelfde gebleven. De grootste prijs van de massaliteit is dat opdrachten en werkstukken nauwelijks van feedback worden voorzien of worden nagekeken door onderwijsassistenten aan de hand van antwoordmodellen.

Volgens velen is het onderwijstrilemma daarom alleen oplosbaar is met minder studenten, acceptatie van kwaliteitsverlies of meer geld. Ik ben het daar niet mee eens. Een alternatief is het hoger onderwijs vanaf de grond opnieuw te doordenken.

De eerste stap is daartoe is teruggaan naar twee essentiële doelen van hoger onderwijs:

  1. Studenten raken vertrouwd met denkbeelden van een of meer wetenschapsgebieden.
  2. Ze leren ze deze gebruiken om complexe vraagstukken te doorgronden en mogelijk op te lossen, bijvoorbeeld door het doen van onderzoek.

Onderwijs - Frontaal onderwijsHoor- en werkcolleges, literatuurstudie en practica zijn al eeuwenlang middelen om te werken aan de eerste doelstelling. Hier staat de docent centraal. Het tweede doelstelling komt aan de orde in projecten, werkstukken, ontwerpopdrachten. Essentieel hierbij is dat studenten eigen initiatief tonen, samenwerken en grondige feedback krijgen van deskundige docenten.

Onderwijs - onderwijsinnovatie2Helaas komt de tweede doelstelling er in veel opleidingen bekaaid vanaf. De afstudeerscriptie is meestal de enige grote opdracht die studenten zelfstandig tot een goed einde moeten brengen. Ze zijn hier dan ook nauwelijks op voorbereid. Dit ligt anders als studenten al vanaf het begin van de opleiding onderzoek doen, problemen analyseren, referaten schrijven en ontwerpopdrachten maken. Bij voorkeur over realistische problemen en in aansluiting op hun eigen interesse. Alleen of in kleine groepen van hoogstens zes personen, gedurende ongeveer de helft van de beschikbare studietijd. Het leereffect is groot, maar twee tot vier uur per week feedback door ervaren onderzoekers en ontwerpers is noodzakelijk.

Onderwijs - Collegezaal2In het huidige onderwijs ontbreekt hiervoor de tijd want in wetenschappelijke opleidingen gaat onvoorstelbaar veel tijd zitten in de eerste doelstelling. Loop door een willekeurige universiteit en wat je ziet zijn docenten die in zalen van allerlei formaat het woord voeren. Kleine ruimten waar studenten projectwerk doen zijn, zie je niet of veel minder. Overdracht van informatie kan effectiever als studenten op een tijdstip dat hen uitkomt een kwalitatief hoogwaardige online presentatie volgen, hun eigen kennis achteraf toetsen en zaken die ze niet begrijpen voorleggen aan een online community. Instellingen kunnen besluiten hun online materiaal zelf te maken, maar ze kunnen beter putten uit de immense hoeveelheid ‘open educational resources’ (inclusief MOOCs) die wereldwijd beschikbaar is.

De combinatie van online informatieoverdracht en kleinschalige begeleiding leidt tot onderwijs dat schaalbaar, betaalbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit is. Het moge duidelijk zijn dat deze aanpak tijd creëert voor docenten om zich met de tweede doelstelling bezig te houden. Hierdoor kunnen ze laten zien dat hun werkelijke betekenis ver uitstijgt boven die van the sage at the stage en dat ze inderdaad onvervangbaar zijn.

Onderwijs - flipped classroom 3

[1] De studieschuld van studenten in de VS is inmiddels opgelopen tot $1200 miljard.

[2] http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2015-2016/slimme-universiteit.html.

Innovatie hoger onderwijs leidt zelden tot betere kwaliteit

Het hoger onderwijs ontvangt miljarden aan EU subsidies. Deze komen vooral ten goede aan de werking van de instellingen zelf. Het onderwijs wordt er niet beter door.

Onderwijs EU Innovation studyEen rapport van de EU biedt een boeiende kijk op innovatie binnen hoger onderwijs [1]. Na lezing kan ik niet anders concluderen dat daarbij zelden sprake is van verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

Het EU-rapport vat innovaties in het hoger onderwijs samen onder drie noemers: (1) opkomst van nieuwe vormen van onderwijs en leren, (2) gebruik van data-analyse en (3) globalisering.

Nieuwe vormen van leren

Lag het accent de laatste decennia van de 20ste eeuw op de doorbraak van activerende onderwijsvormen als project- en probleemgestuurd onderwijs, de 21ste eeuw kan worden getypeerd als de periode van de digitalisering. Alleen Coursera bedient met zijn MOOCs inmiddels meer dan 5 miljoen studenten met op zich hoogwaardig instructiemateriaal.

Gebruik data-analyse

Het gebruik van learning analytics neemt een hoge vlucht. Onderwijsinstellingen beschikken over veel data om het studiegedrag van studenten te volgen en zo mogelijk te beïnvloeden. Ook zijn er inmiddels monitoringsystemen voor studenten waarmee ze hun vorderingen van week op week kunnen volgen.

Globalisering

De 20ste eeuw was de eeuw van de uitwisselingsprogramma’s, vaak met een idealistische tintje. Gaandeweg is het aantrekken van kwalitatief goede en/of goed betalende studenten en het openen van buitenlandse campussen voor een aantal universiteiten big business geworden.

De cruciale vraag is, leiden deze innovaties tot beter onderwijs en zo niet, waartoe dan wel?

De kwaliteit van onderwijs is goed als studenten een uitdagend leerproces doorlopen dat de gestelde doelen ruimschoots realiseert. De American Association of Higher Education heeft hiervoor een aantal principes geformuleerd, waaronder (1) samenhang theorie en praktijk, (2) actief leren, (3) intensieve feedback, (4) samenwerkend leren, (5) personaliseren en (6) duidelijke afspraken[3]. Op elk van deze principes valt in de meeste universiteiten het nodige te verbeteren.

Onderwijs - 2000 in 1910Geen van de hierboven aangeduide innovaties heeft direct of indirect betrekking op een van deze principes. MOOCs zijn meer efficiënte en soms ook meer effectieve manieren van kennisoverdracht in vergelijking tot hoorcolleges. Maar niemand vindt dat verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs in de eerste plaats om verbeterde kennisoverdracht vraagt[4]. Het gebruik van data-analyse is vooral ingegeven door het tijdig opmerken van studievertraging en daarmee verbetering van het numeriek rendement en globalisering vindt plaats omwille van financiële motieven, het aantrekken van goede studenten en het streven naar een hogere ranking.

De Europese Unie stelt miljarden beschikbaar voor de innovatie van het hoger onderwijs. Dat hun bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs beperkt is, is geen toeval. Sally Findlow beschrijft hoe onderwijsvernieuwers alleen kans maken op overheidsmiddelen als zij meetbare resultaten kunnen overleggen[5]. Deze voorwaarde beïnvloedt welke projecten worden ingediend en welke niet. Verbetering van de competenties van afgestudeerden is pas na jaren vast te stellen en wie dit ambieert kan dus geen ‘harde cijfers’ overleggen en verliest ook binnen instellingen de slag om het binnenhalen van subsidies.

Dat het ook andere kan laat een van de besproken casestudies zien. Het Olin College of Engineering is in 1997 gesticht met de bedoeling om meer en betere ingenieurs op te leiden. Daartoe is gekozen voor een multidisciplinaire aanpak, waarin onderwijsprojecten een centrale rol spelen (Zie onderstaand videofragment)

Ook bijzonder is dat alle studenten behalve technische vakken ook vakken volgen op het gebied van ondernemerschap en liberal arts. Docenten en studenten werken samen aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs. Het instituut is inmiddels een van de beste undergraduate colleges is van de VS. Toch zegt men nog jaren nodig te hebben om zeker te weten of het doel, meer en betere ingenieurs, wordt gerealiseerd. Maar men hoeft dan ook geen beroep te doen op subsidie van de EU.

In een van de volgende blogposts ga ik dieper in op het curriculum van Olin. Onze eigen technische opleidingen kunnen er hun voordeel mee doen.

[1] Brennan, John, Broek, Simon, Durazzi, Niccolo, Kamphuis, Bregtje, Ranga, Marina and Ryan, Steve (2014) Study on innovation in higher education: final report. European Commission Directorate for Education and Training Study on Innovation in Higher Education, Publications Office of the European Union, Luxembourg. http://eprints.lse.ac.uk/55819/

[3] in samenwerking met het Education Commission of the States en de Johnson Foundation. De principes zijn gebaseerd op theorie, onderzoek en praktijkervaringen van docenten.

[4] MOOCs: The announcement of the wrong revolution https://hermanvandenbosch.com/2013/04/15/moocs-the-cutting-announcement-of-the-wrong-revolution/

[5] Sally Findlow: Accountability and innovation in higher education: a disabling tension. Studies in higher education Volume 33, Issue 3, June 2008, pages 313-329

Universiteiten overleven alleen door te kiezen

Dit is de vijfde en laatste aflevering in de reeks disruptieve ontwikkelingen in het hoger onderwijs in de VS, die ook voor ons van belang zijn. De stelling is dat instellingen voor hoger onderwijs keuzen moeten maken om te overleven.

Instellingen voor hoger onderwijs hebben jaren lang hun stijgende kosten verhaalt op studenten. Deze lieten zich makkelijk overtuigen dat een studie hen de rest van hun leven verzekert van een hoog inkomen. Voor de millenniumgeneratie gaat dit niet meer op. De nationale studieschuld is in tien jaar verviervoudigd en is $1100 miljard gepasseerd.

Werkgevers zijn ontevreden. Volgens onderzoeksbureau Gallup is een grote meerderheid van werkgevers het eens is met de stelling[1] “Graduates are woefully underprepared”. Tegenover 10 miljoen werklozen staan er in de VS 4 miljoen onvervulbare vacatures. Een ding is zeker: Onderwijs moet goedkoper en/of flexibeler en/of kansen op beter werk vergroten. Bij de realisering daarvan zal studeren ‘online’ een belangrijke rol spelen.

Availability onlineMet de huidige technologische middelen is studeren online mogelijk tegen een voor Amerikaanse begrippen lage prijs en met goede kwaliteit. De internetuniversiteiten, die rond de eeuwwisseling ontstonden, waren nog niet zo ver. Zij hadden een te sterke ‘technology push’, leverden ontoereikende begeleiding, waren te duur en hun aanzien was beperkt. Veel universiteiten besloten daarom als reactie in te zetten op hun traditionele sterktes om al doende meer op Harvard te gaan lijken. Ze investeerden in de kwaliteit van hun personeel, onderzoek en faciliteiten. Het gevolg: nog meer uniformiteit en hoger collegegeld[2].

Een kleine 15 jaar later is het beeld totaal veranderd. Nu door toedoen van de topuniversiteiten (Harvard, MIT, Stanford). Eerst met ‘Open Educational Resources’, later met MOOCs. MOOCs golden in eerste instantie niet als alternatief voor het gangbare onderwijs van deze instellingen. Een op handen zijnde ontwikkeling – opnieuw ingezet door topuniversiteiten – lijkt hier verandering in te gaan brengen.

Sleutelwoord is flexibilisering[3]. MOOCs gaan deel uitmaken van het reguliere onderwijs van deze instellingen. Deze kiezen daarbij voor ‘blended learning’ in plaats van voor alleen afstandsonderwijs. Veel andere instellingen, die in eerdere afleveringen de revue passeerden, doen dat wel. De topuniversiteiten kunnen zich dan ook permitteren om hun prijzen onveranderlijk hoog te houden.

FlexibilityVoor MIT is modulariseren het uitgangspunt. Cursussen worden in kleinere pakketten geplaatst die op verschillende manieren gecombineerd kunnen worden. MIT denkt aan de inzet van MOOCs, via Edx gecombineerd met ‘learning villages’ in een aantal grote steden[4].

Harvard denkt na over een opzet van een jaar online, de volgende twee jaar op campus en daarna een jaar deeltijd, in combinatie met een baan[5].

Duke University gaat MOOCs (samen met Coursera) aanbieden als inleidingen van cursussen en als vervolg daarop ‘learning spaces’ (werkgroepen en laboratoria) op een of meer campussen.

Een van de meest interessante ontwikkelingen is het project Open Loop University, van Stanford 2025, dat campus- én online-ervaringen verbindt met werken en stages buiten de universiteit[6].

Het overgrote deel van studenten gaat niet naar deze topuniversiteiten en de reactie van de overige universiteiten is dus minstens zo belangrijk. Volgens Christensen zal de helft hiervan binnen een decennium verdwijnen en is specialisatie de enige manier om te overleven. Dit kan zijn door op te treden als leverancier van inhoud, als opleidingsinstituut óf exameninstituut, als specialist op één gebied, door afstands-, campus-, voltijds- of deeltijds onderwijs aan te bieden, door zich expliciet te richten op de lokale gemeenschap of door zich te onderscheiden met een lage prijs. Speciale instituten als Degreed zullen in staat zijn om op elk gewenst moment de competenties van studenten in kaart te brengen, ongeacht hoe deze zijn verworven.

Universiteiten overleven alleen door zich te specialiseren. Een aantal voorbeelden:

Leverancier van inhoud

Als leverancier van inhoud treden vooral bekende MOOC-platforms zoals Udacy, Oursera en Edx, maar ook een organisaties als Udemy met inmiddels al 20.000 cursussen. Ook Google in dit traject is gestapt: MOOC.org moet de Youtube voor cursussen worden.

Leercoach

De Western Governors University (WGU) specialiseert zich op flexibel competentiegericht en betaalbaar afstandsonderwijs en onderscheidt zich met name door kwaliteit van de begeleiding. Zij krijgt haar verdienmodel sluitend door géén eigen studiemateriaal te produceren.

Sectorspecialist

Een aantal universiteiten concentreert op zich een specifiek vakgebied en hoopt op deze manier tegemoet te komen aan de behoefte op de arbeidsmarkt aan zeer gespecialiseerd personeel[7]. Het Pacific Gas & Electric Power Pathways Initiative biedt samen met reeks partners beroepsgerichte trajecten aan. Dit geldt ook voor het Clemson University International Center for Automotive research.

Campus

community-college-t-shirtDe meeste universiteiten zullen echter gewoon lokale of regionale campusuniversiteit blijven. Hun voortbestaan hangt af van de mate waarin ze voorzien in goed academisch geschoold personeel voor de lokale en regionale arbeidsmarkt. Essentieel is dat ze daarbij samenwerken met bedrijven en andere instellingen met het oog op projecten, stages en onderzoek. Ze kunnen een deel van de classrooms ‘flippen’ en gebruik maken van MOOCs. Ze moeten zorgen voor kwalitatief goede docenten en vooral geen lokale variant van Harvard of Stanford willen zijn.

Universiteiten die kleur bekennen door zich te specialiseren op inhoud, methode en/of verdienmodel kunnen de toekomst met vertrouwen tegemoet zien, ongeacht hoe die keuze eruit ziet.

[1] Artikel bevat onderzoek naar de waardering van afgestudeerden op de arbeidsmarkt: https://chronicle.com/article/The-Employment-Mismatch/137625/#id=overview

[2] Voor een compacte en heldere beschrijving van het ‘lemmingengedrag’ van universiteiten: Michelle R. Weise & Clayton M. Christensen: Hire Education: Mastery, modularization, and the workforce revolution.

[3] Zie voor een beschrijving van de ontwikkelingen aan deze instellingen richting flexibilisering: https://www.insidehighered.com/news/2014/12/02/some-research-universities-flexibility-and-modularity-influence-long-term-plans

[4] http://web.mit.edu/future-report/TaskForceOnFutureOfMITEducation_PrelimReport.pdf

[5] Zie interview met Edx directeur Anant Agarwal https://www.insidehighered.com/news/2013/11/25/massachusetts-institute-technology-names-edx-key-component-educational-strategy

[6] In mijn blogpost http://wp.me/p32hqY-a0 heb ik me al laten inspireren door deze ontwikkeling, maar dan als alternatief voor onderwijs aan volwassenen. Stanford denkt erover om dit model aan te bieden aan alle studenten, hetgeen niet vreemd is gezien op haar ondernemende studentenpopulatie binnen Silicon Valley.

[7] Reimagening higher education, Linsey Sledge & Tiffany Dovey Fishman – DU Press (mei 2014) http://dupress.com/articles/reimagining-higher-education/?id=us:2sm:3tw:dup758:eng:fed:111914:du_press:sxswedu

De nieuwe mantra van het hoger onderwijs in de VS: Betaalbaar, Toegankelijk en Kwaliteit

Dit is nummer twee in een reeks van In vijf blogposts over disruptieve krachten in het hoger onderwijs in de VS, die ook voor ons van belang zijn. Vandaag gaat het over alternatieven voor de dure ‘on campus’ opleidingen.

distance educationWat MOOCs zijn weet iedereen inmiddels wel[1]. Topuniversiteiten als Harvard, Stanford en MIT hebben het initiatief genomen en de kwaliteit van de inhoud staat (dus) niet ter discussie. Het zelfde geldt ook voor de manier waarop de inhoud wordt gepresenteerd én ze zijn gratis. Het grote nadeel van MOOCs is dat essentiële onderwijsfunctie ontbreken, zoals feedback van deskundige docenten. Er kunnen dan ook geen studiepunten mee verdiend worden. Althans tot voor kort.

Dit jaar biedt het prestigieuze Georgia Institute of Technology een masteropleiding Informatica aan, in samenwerking met Udacity, een van de MOOC-aanbieders van het eerste uur[2]. Deze opleiding kost $7000. Voor dit geld ontvangen studenten hetzelfde diploma als hun collega’s die het ‘on campus’ programma volgen, dat $40.000 kost. Het online master programma van Georgia Tech voorziet – in tegenstelling tot het ‘gratis’ aanbod van Udacity – in aanvullende opdrachten en projecten die door docenten worden beoordeeld.

Het initiatief van het Georgia Tech maakt deel uit van een veel bredere beweging om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te vergroten, de kosten te verlagen en daarmee een halt toe te roepen aan de snel stijgende studieschuld (inmiddels $ 1000 mld), zonder compromissen te doen aan kwaliteit. Tot dusver werd het onmogelijk geacht om deze drie doelen – “the iron triangle” – gelijktijdig te realiseren. Om te bewijzen dat dit toch kan heeft Educause samen met ‘Next Generation Learning Challenges’ een ‘call’ doen uitgaan voor ontwerpen van een bacheloropleiding die minder dan $5000 per jaar kost[3]. Ook afstemming met de arbeidsmarkt was een van de vereisten.

Een groot aantal instellingen heeft op de ‘call’ gereageerd en een zevental programma’s is als pilot uitgekozen. De ‘winnaars’ kwamen in aanmerking voor subsidie. Een van de winnaars volgt het voorbeeld van Georgia Tech en werkt samen met Coursera, ook een aanbieder van MOOCs.

Tussen deze programma’s komen aanzienlijke verschillen voor. Sommige zijn expliciet voor minderheden, andere voor volwassenen die studie met een baan combineren. Zij hebben – behalve de lage prijs – een aantal gemeenschappelijke kenmerken.

Competency-based learning

Alle trajecten bouwen hun curricula op aan de hand van competenties. Het ‘College for America'(CFA) kent geen reguliere cursussen. Studenten doen opdrachten of werken aan projecten en elk daarvan levert een bijdrage van een aantal van de in totaal 120 competenties. Een soort dashboard geeft studenten inzicht in de ontwikkeling van deze competenties

screenshot

Verschillende docent-rollen

In het reguliere onderwijs hebben studenten vooral te maken met de professor voor de klas. De nieuwe opleidingen maken gebruik van hoogwaardige informatie die al op grote schaal aanwezig is. Zij zien hun meerwaarde in studenten te helpen zich kennis eigen te maken en toe te passen. Vandaar minder professoren maar meer mentoren, tutoren, examinatoren en studiebegeleiders.

Studeren online

Alle opleidingen zijn ‘off-campus’, of te wel thuisonderwijs. Er hoeven geen dure faciliteiten te worden onderhouden die slechts een deel van het jaar worden gebruikt. Dit geldt als de voornaamste reden dat de opleidingen voor Amerikaanse begrippen goedkoop zijn.

Collegegeld

Studenten betalen in het algemeen een vast (laag) bedrag per maand, half of heel jaar, ongeacht de hoeveelheid gevolgd onderwijs.

Vrijheid van tempo

Er wordt afstand gedaan van het principe van ‘fixed seat-time’: Studenten studeren in hun eigen tempo en ze kunnen meer malen per jaar (soms ongelimiteerd) starten.

In wezen is er sprake van een tweede digitale revolutie in het onderwijs. Tien jaar geleden ontstonden de eerste digitale universiteiten. Deze zijn er in het algemeen niet in geslaagd om de drie doelen, betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit te combineren. Dit lijkt nu wel het geval, vooral omdat het reguliere universiteiten zijn, zowel particulier als openbaar, die deze nieuwe vormen van onderwijs aanbieden. Ook is de ICT-infrastructuur aanzienlijk verbeterd, mede dankzij het feit dat universiteiten er fors in hebben geïnvesteerd.: $1,35 mld in 2013.

Nu bijna de helft van alle studenten in de VS studeren en werken combineert en investeren in studie voor de gemiddelde student steeds minder loont, is de verwachting gerechtvaardigd dat het percentage studenten dat een ‘thuisstudie’ gaat doen snel zal toenemen.

[1] MOOC: Massive, open, online course

[2] Massive (but not open): De achtergrond van het nieuwe online programma van Georgia Tech: https://www.insidehighered.com/news/2013/05/14/georgia-tech-and-udacity-roll-out-massive-new-low-cost-degree-program

[3] Dit artikel bespreekt tevens de aard en de opzet van de zeven winnende initiatieven. De afbeelding is afkomstig van deze publicatie. http://net.educause.edu/ir/library/pdf/NG1233.pdf

Mijn universiteit

Iedereen heeft het erover: De universitaire wereld staat aan de vooravond van fundamentele veranderingen. Christensen et al spreken van disruptieve innovatie (2011). Barber et al hebben het over een naderende aardverschuiving (2013). De noodzaak van verandering wordt zelden weersproken: De kosten van universiteiten stijgen wereldwijd ver boven het niveau van de inflatie[1], het aantal studenten zal in 15 jaar verdubbelen[2], de overheden moeten bezuinigen, steeds meer studenten willen studie met werk combineren en het afnemende veld is kritischer over de voorbereiding van studenten op de arbeidsmarkt. Universiteiten produceren wereldwijd een gigantische stroom van publicaties, waarvan slechts een klein deel grote wetenschappelijke of maatschappelijke impact heeft[3].

Deze problemen zijn voor een aanzienlijk deel terug te voeren op de eenvormigheid van universiteiten die maar een doel hebben, te stijgen op de rankings. Ze aanvaarden als vanzelfsprekend het principe ‘meer kwaliteit kost meer geld’. De opgave waar universiteiten voor staan is daarentegen het leveren van méér kwaliteit voor minder geld. Nu ’s werelds topuniversiteiten makkelijk toegankelijke cursussen aanbieden die worden gemaakt door vooraanstaande wetenschappers (MOOCs) is het vertrouwen dat dit gaat lukken aanzienlijk gestegen. In plaats dat docenten in elk van de 17.000 universiteiten die de wereld rijk is, hun colleges afdraaien, beloven MOOCs een aanbod van online cursussen voor een miljoenenpubliek, verzorgd door ’s werelds beste geleerden en gebruikmakend van de beste onderwijstechnologie.

Het idee is aantrekkelijk maar het bevestigt wel de opvatting dat kennisoverdracht de kern van het wetenschappelijk onderwijs is. Dat is helaas vaak het geval, maar het zou niet zo moeten zijn.

Wetenschappelijk onderwijs kent twee doelstellingen: Verwerven van wetenschappelijke kennis en deze kennis leren gebruiken. Er kan nog veel worden verbeterd aan de manier waarop universiteiten deze doelstellingen realiseren, ook voor minder geld.

Verwerven van wetenschappelijke kennis staat voor de meeste universiteiten gelijk met aanbieden van colleges. Er zijn docenten die volle collegezaken trekken en naar wie studenten ademloos luisteren, maar dit zijn uitzonderingen. De meeste colleges zijn saai en het publiek is luidruchtig. MOOCs maken een wereld van verschil, zeker als we studenten meer vrijheid geven om onderwerpen te kiezen die ze interessant vinden.

De toekomst van de collegezaal
De toekomst van de collegezaal

Verwerven van wetenschappelijke kan het beste plaatsvinden in samenhang met de tweede doelstelling, kennis leren gebruiken. Voor dit doel worden soms werkcolleges aangeboden, waar studenten oefenen met het toepassen van theorie aan de hand van opdrachten. Het gaat daarbij vrijwel altijd om wat onderwijskundigen ‘near transfer’ noemen. De voorbereiding van studenten op de praktijk vereist echter ‘far transfer’. Uitgangspunt daarbij zijn realistisch problemen, waarbij er voorshands geen relatie is gegeven met specifieke wetenschappelijke kennis. Studenten pakken dergelijke problemen aan met het doen van onderzoek in de praktijk, bij voorkeur in teamverband. Ze bewerken de gevonden gegevens, schrijven een rapport of maken een plan en presenteren de uitkomst aan de ‘eigenaar’ van het probleem. Voor en tijdens de uitvoering van dit onderzoek verdiepen studenten hun theoretische kennis, hetgeen uitstekend kan gebeuren aan de hand van een aantal MOOCs.

Het is in het geheel niet nodig dat een universiteit dit soort onderwijs slechts op een plaats aanbiedt. Mijn universiteit heeft Nederland en Vlaanderen als werkgebied en beschikt over een 15tal goed geoutilleerde academische werkplaatsen. Hier zijn werkkamers beschikbaar voor projectteams, maar studenten kunnen ook kiezen voor virtuele bijeenkomsten. Elk project wordt begeleid door een tutor; dit is een academisch geschoolde die in de praktijk werkzaam is en maximaal een dag in de week studenten begeleidt.

De wetenschappelijke staf van mijn universiteit is beperkt. Het gaat om personen die het onderwijs ontwerpen, studenten adviseren bij de keuze van MOOCs, tutoren begeleiden en verantwoordelijk zijn voor de toetsing. Jazeker, ik doe ook onderzoek, maar niet aan mijn universiteit.

Voordat ik nog wat meer vertel over mijn universiteit, een korte schets van het nieuwe hoger onderwijs bestel. Dit kent verschillende typen universiteiten die er niet over peinzen om zich in één ranking met elkaar te meten. Er zijn internationaal opererende onderzoek-universiteiten, die de beste docenten en studenten selecteren. Nederland heeft twee van zulke universiteiten. Vervolgens zijn er regionale universiteiten die voltijdse opleidingen aanbieden en niet selecteren aan de poort. Het onderzoek van deze universiteiten is nauw verbonden met de lokale economie. Tenslotte zijn er massa-universiteiten die soms enkele miljoenen studenten hebben, die vaak studie en werk combineren. Mijn universiteit lijkt daar wel op, behalve dan dat deze niet verder komt dan 50.000 studenten. Daarmee zijn we wel de grootse universiteit in het Nederlandse en Vlaamse taalgebied.

Onderzoek vindt plaats in topuniversiteiten, in regionale universiteiten en – steeds meer – in niet-universitaire instituten die zich vooral toeleggen op interdisciplinair onderzoek. Ik ben twee dagen per week gedetacheerd naar een van deze instituten, waar ik overigens samen met mijn collega’s ook een MOOC van wereldklasse aan het maken ben.

Mijn universiteit heeft maar één soort product: cursussen in deeltijd met een looptijd van een semester. In elke cursus werken studenten aan een realistisch probleem en ze bestuderen daarmee samenhangende MOOCs.  Deze cursussen zijn de bouwstenen van een academische graad, maar er zijn ook studenten die slechts één cursus volgen. Behalve academische werkplaatsen, beschikt mijn universiteit over één centraal gebouw. Dat is overgenomen van de voormalige Open Universiteit in Heerlen. Daar werkt het ondersteunende personeel en een deel van de academische staf.

Trouwens, mijn universiteit heeft niet alleen een gebouw van de voormalige Open Universiteit overgenomen, maar ook de naam. Logisch, deze naam staat voor de missie: open voor alle studenten, open voor de beste leerinhoud van de wereld en open naar de maatschappij.  Wie zou niet willen studeren aan deze universiteit

 

Barber, M., Donnelly, K., & Rizvi, S. (2013). An avalanche is coming. Higher education and the revolution ahead. London: Institute for Public Policy Research.

Christensen, C. M., Horn, M. B., Caldera, L., & Soares, L. (2011). Disrupting College: How Disruptive Innovation Can Deliver Quality and Affordability to Postsecondary Education http://goo.gl/ogr5r.

 

Dit bericht is op 6 mei jl. ook op Surfspace geplaatst.


[1] Collegegeld in de VS is na inflatiecorrectie in 10 jaar met gemiddeld 35% gestegen

[2] In 2025 zal het aantal studenten wereldwijd verdubbelen tot 262 miljoen

[3] In 2000 bedrag het aantal publicaties in wetenschappelijke tijdschriften wereldwijd 1.132.291, in 2007 bedroeg dit aantal 1.455.383

MOOCs: The cutting announcement of the wrong revolution

A litany of recent complaints shows that something is wrong with higher education: Cost are rising with 10% every year (US), content has lost track with the explosive development of new knowledge, alumni’s competences do not match with the requirements of the labour market, teachers deliver lectures in the same way as their predecessors did for centuries, revenues for society are unclear. 40% of all students are leaving without a grade. Universities are inside looking, fixed at ratings, complacent and self-confident and consequently do not consider any reason for change.

According to Christensen[1], universities are on the eve of disruptive innovation. Disruptive innovation is the fast acceptance by the public of affordable new products and services, which were disregarded by established companies and are mostly offered by new entrants.

MOOC producentenLess than one year ago, the first MOOCs (massive online open course) were launched. Their pros and cons are discussed in an uncountable number of blogs; presumably, papers in academic journals are still in the peer review stage. The appearance of MOOCs is pleasing me. Not because they are free of charge or massive, but because they open the gates towards uncountable sources of knowledge, which will allow students to customize their need for information. I am confident that MOOCs will displace lecture-based teaching at short notice

However, this is the wrong revolution.

The future of the lecture theatre
The future of the lecture theatre

The exchange of lectures for MOOCs does not question the dominance of the acquisition of knowledge in higher education. Yet broad agreement exist that higher education in the first place has to develop ‘readiness for society’. The attainment of this goal is encompassing three learning processes: (1) the acquaintance of relevant knowledge, (2) the application of knowledge and (3) and the exchange between codified and practical (or tacit) knowledge. The best way by far to organize these learning processes is by merging them.

Learning processes
Learning processes

A critical assessment of mainstream of higher education reveals that universities spent most energy on delivery of knowledge. Application of knowledge is dominated by ‘near transfer’, which means that students learn to give practical examples of theoretical concepts. ‘Far transfer’ originates from the analysis and solving of real problems, without prior exposure to cues regarding relevant knowledge. It occurs in Schools that deploy problem- or project-based learning. Exchange of codified and practical knowledge is absent in general. It might take place during internships, but projects outside the university are better and moreover, they offer opportunity for integration with other learning processes.

A balanced and integrated approach of the three learning processes mentioned above is occurring in only few universities. Elsewhere, students learn (and forget) lots of knowledge, have only limited experience with the application of knowledge and are ignorant of the clash between codified and practical knowledge. Consequently, the majority of our universities are disavowing their main goal, the development of ‘readiness for society’. It is this verdict that justifies a revolution in higher education.

Who will smash the first tomato and start the right revolution?

I guess, nobody will, and this brings me back to the topic of disruptive innovation. Corporate universities have the best chance to take over higher education for adults at short notice. They are in a perfect position to organize projects and to exchange codified and practical knowledge. Until now, they are incompetent to organize the delivery of knowledge. Still, the breakthrough of MOOCs will make the difference. Deploying MOOCs will enable corporate academies to organize the three educational processes mentioned above in an integrated fashion at relatively low cost. This will enable companies to scale up their learning programs and to improve the level of competence of their employees, which is badly needed in face of our society’s need for innovation.


[1] Clayton M. Christensen, Michael B. Horn, Louis Caldera, and Louis Soares: Disrupting College: How Disruptive Innovation Can Deliver Quality and Affordability to Postsecondary Education February 2011 http://goo.gl/ogr5r

Wat is de overeenkomst tussen MOOCs en een stoommachine?[1]

Mijn vorige bericht ging over de ‘dreiging’ van een radicale innovatie in het hoger onderwijs. Ik wees erop dat velen MOOCs (massive open & online courses) een belangrijke rol toedelen in deze innovatie. Daar hoor ik ook bij, maar het zal niet om MOOCs alleen gaan. Een korte uiteenzetting van de geschiedenis van de stoommachine maakt duidelijk wat ik bedoel.

De uitvinding van de stoommachine maakte een radicale innovatie mogelijk, de industriële revolutie. De industriële revolutie omvatte echter veel meer dan de massale toepassing van stoommachines. Denk aan de verandering van de eigendomsverhoudingen, van de organisatie van het werk en van het sociale leven. Welnu, de rol van MOOCs is vergelijkbaar met die van de stoommachine.

Schema kenniscomponenten
Schema kenniscomponenten

Kennis

MOOCs zullen leiden tot een fundamentele verandering van de manier waarop we kennis verwerven. Dankzij MOOCs komt instructiemateriaal beschikbaar over een bijna eindeloze hoeveelheid onderwerpen. Dit materiaal is bruikbaar voor zelfstudie, maar ook binnen een opleiding. Hiermee kan het proces van kennisverwerving beter worden afgestemd op de interesse en de behoefte van studenten. Dat is vooral voor volwassenen van groot belang. Maar….

Inzicht en probleem-oplossen

met kennis alleen zijn we er niet. Het onderwijs van de toekomst moet studenten voorbereiden op de oplossing van realistische problemen binnen hun werk en in de samenleving. Hiervoor lenen zich projecten, praktijkopdrachten en casestudies. Deze kunnen groepsgewijs of individueel, F2F of digitaal, lokaal gericht of in een internationaal gezelschap op afstand plaatsvinden. Het verwerven van kennis moet hierop zijn afgestemd. De aanwezigheid van MOOCs vergemakkelijkt deze afstemming, maar maakt substantiële aandacht voor dit type leeractiviteiten niet overbodig.

Dezelfde woorden, andere betekenis
Dezelfde woorden, andere betekenis

Leren van ervaring

In tegenstelling tot kennis die via MOOCs wordt ‘overgedragen’ (gecodificeerde kennis), is er ook kennis die tijdens sociale interacties wordt geleerd in de praktijk (‘tacit knowledge’). Om deze reden heeft het wetenschappelijk onderwijs weinig aandacht aan dit soort kennis besteed. Daarmee blijft reflectie op wat in de praktijk wordt geleerd goeddeels achterwege. Ook in het geval van projecten is het van belang dat deze niet alleen over de praktijk gaan, maar in de praktijk worden opgezet. Alleen dan begrijpen studenten wat voor ondernemers en bestuurders realistische problemen zijn.

De gewenste innovatie binnen het hoger onderwijs omvat dus veel meer dan het gebruik van MOOCs alleen. MOOCs maken state-of-art kennis voor een ieder bereikbaar. Daarmee ontlasten zij docenten, die hard nodig zijn voor de begeleiding van projecten waarin kennis wordt toegepast en verdiept en bij de reflectie op de ervaringen die studenten in de praktijk opdoen.

MOOCs kunnen de ‘trigger’ zijn voor de op handen zijnde verandering. Zij kunnen niet met deze vernieuwing worden gelijkgesteld; net zo min als de stoommachine met de industriële revolutie.


[1] Dit is het tweede van drie ‘berichten’ over disruptieve innovatie in het hoger onderwijs

Help……er dreigt innovatie![1]

Zit je al jaren elke avond met je lief gezellig op de bank te kijken naar DWDD, zegt ze ineens ‘Ik wil een ’remake’ van mijn leven en niet met jou’. Dit is ongeveer wat wordt bedoeld met disruptieve innovatie (to disrupt = ernstig verstoren). De term werd in 1997 voor het eerst gebruikt door Clayton Christensen in diens ‘klassieker’ ‘The innovator’s dilemma’.

Disruptieve innovdisruptive innovationaties zijn veranderingen in het patroon van vraag en aanbod die marktleiders niet of te laat in de gaten hebben. Voorbeelden zijn de vervanging van microcomputers door PC’s, van vaste  telefonie door VoIP, van grote door schone en kleinere auto’s, van fotorolletjes door digitale fotografie, van buurtwinkel door supermarkt en zo voort. Grote ondernemingen missen dergelijke innovaties als ze te veel naar hun huidige (tevreden) klanten luisteren, te veel bezig zijn met de verbetering van hun bestaande productaanbod en geen gevoel hebben voor ‘weak signals’ in de samenleving. Vaak zijn het relatieve buitenstaanders, zoals Toyota en Apple, die van disruptieve innovatie profiteren.

Disruptieve innovaties komen vaak voort uit ontwikkelingen waarnaar marktleiders met dedain kijken. Toen ‘piraten’ met P2P-technologie een revolutie in de distributie van muziek ontketenden, dacht de muziekindustrie dat het opentrekken van een blik met advocaten afdoende was. Bedrijven in India en China produceren inmiddels auto’s, prothesen, geneesmiddelen en vele andere producten tegen ongekend lage prijzen. Producenten in het westen zien hierin vooralsnog geen aanwijzing voor een naderende disruptieve innovatie.

Veel tekenen wijzen erop dat het (hoger) onderwijs het volgende ‘slachtoffer’ wordt van disruptieve innovatie; het traditionele afstandsonderwijs in het bijzonder. Hiervoor zijn talloze ‘weak signals’. Te denken valt aan (1) de ongekende beschikbaarheid – online – van kwalitatief goede informatie, (2) de opkomst van MOOCs die dit materiaal filteren en inkaderen in een leeromgeving, (3) de verscheidenheid van leerbehoeften bij volwassenen die het ondoenlijk maakt om in beton gegoten opleidingen aan te bieden en (4) de dalende belangstelling voor het deeltijdonderwijs.

Het wachten is op één marktpartij die met een dusdanig aansprekend aanbod komt dat het publiek er massaal voor valt. De huidige marktleiders van afstandsonderwijs (Open Universiteit, NCOI) kunnen wachten op een buitenstaander of zélf innoveren. Dit kan op twee manieren: (1) een bedrijfs-brede strategie van innovatie of (2) ‘corporate venturing’; een dochteronderneming, die de vrije hand krijgt om innovatieve producten aan te bieden.

De ophanden zijnde verandering binnen het onderwijs wordt vaak in relatie gebracht met de introductie van MOOCs (massive online & open courses). Ik denk echter dat MOOCs slechts een deel van de oplossing zijn. In de volgende bijdrage ga ik in op de contouren van de hele oplossing.


[1] Dit is de eerste van drie ‘berichten’ over disruptieve innovatie in het hoger onderwijs