De 20de aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over voordelen om op loop- en fietsafstand over vrijwel alle dagelijkse voorzieningen te kunnen beschikken.

Ten tijde van de pandemie beletten lockdowns mensen hun huis te verlaten of zich te verplaatsen over een grotere afstand. Veel bewoners van grote steden hebben toen de eigen buurt opnieuw ontdekt. Zij zochten dagelijks de parken op, de klandizie van de buurtwinkels nam toe en de forensen beschikten ineens over veel meer tijd. Ondanks alle zorgen droeg de pandemie bij een herleving van ‘dorpse’ gezelligheid.
Herleving van de ‘volledige wijk’
Herleving inderdaad, want tot de jaren ’60 wisten de meeste bewoners van landen in Europa, de VS, Canada en Australië niet beter of alles wat ze dagelijks nodig hadden te verkrijgen was op een afstand van enkele minuten lopen. In de straat waar ik geboren ben alleen al waren onder andere vier slagers, vier bakkers, drie groentewinkels en twee winkels van De Gruyter en dat terwijl de straat niet veel langer was dan 500 meter. Nu zijn het er nul. Ook mijn basisschool lag aan die straat en voor de dokter moest je om de hoek zijn. Deze vorm van levensomgevingskwaliteit, zeg maar welvaart, is teloor gegaan, zeker in de VS. Stedenbouwkundige hebben dit denkbeeld niet uit het hart verloren. In veel steden heeft de pandemie ervoor gezorgd dat dergelijke herinneringen bereikbare doelen zijn geworden, al staan ze op grote afstand van de werkelijkheid. Tegen deze achtergrond kreeg de idee van de volledige wijk in veel steden tractie. Deze past in een meer omvangrijk planningsconcept, de 15-minuten stad.
Draagvlak voor voorzieningen
De idee is dat bewoners binnen een denkbeeldige cirkel met een oppervlak van ongeveer 50 hectare alle basale voorzieningen kunnen vinden, waar tegenover staat dat het aantal bewoners zodanig moet zijn dat daar ook economisch draagvlak voor is. Vaak wordt dan een ondergrens van gemiddeld 150 bewoners per hectare gehanteerd, rekening houdend met een vloeroppervlak van 40% voor andere functies. Uitgangspunt is dat de meeste straten autoluw zijn en volop gelegenheid geven voor spel en ontmoeting.
Gelegenheid voor sociale contacten
In zo’n gebied kunnen bewoners van de wijk van ’s ochtends tot ’s avonds terecht voor hun boodschappen en contacten. Ze vinden er een supermarkt, een bakkerij, een slager en een groentewinkel, een drogisterij, een handvol cafés en restaurants, een fitnesscenter, een basisschool, gemeenschappelijke ruimtes, ambachtelijke werkplaatsen en kantoren en verder een grote verscheidenheid aan huizen. Hier drinken mensen die thuis zijn hun ochtendkoffie, ontmoeten medewerkers collega’s en werken zzp’ers tijdens de rustige uren aan een cafétafel. Huismannen en -vrouwen doen hun dagelijkse boodschappen of doen een work-out in de sportschool, maken een praatje en drinken een kopje thee. Mensen ontmoeten elkaar voor de lunch, dineren en socialiseren op het terras of in de cafés, tot sluitingstijd. Een goed voorbeeld is de Oostpoort in Amsterdam, zij het een van de grotere met een station en een paar tramlijnen.
Planningsmodel
De cirkelvormige wijk is een ‘model’. Cirkels zijn een hulpmiddel bij de planning van dit type wijken. Op de bovenstaande kaart is de begrenzing van de buurten met een oppervlak van ongeveer 50 hectare weergegeven in de vorm van cirkels. Bij nieuw te bouwen wijken kan dit principe al op de tekentafel een rol spelen. Bij verdichtingsprojecten vormt de bestaande bebouwing het uitgangspunt. Het intekenen van cirkels is dan vooral een kwestie van het verdisconteren van lokale gegevenheden. Het middelpunt de cirkel zal dan vaak worden geplaatst op een plek waar al wat winkels zijn. Winkels buiten het beoogde centrale deel kunnen geholpen worden om zich daarheen te verplaatsen. Op andere plekken kan tussen bestaande woningen ruimte worden gereserveerd voor kleinschalige bedrijfsvestigingen, scholen, kleine parken en gemeenschappelijke tuinen en speelvoorzieningen. Als eenmaal de contouren vastliggen, kan invulling worden gegeven aan verdichting door de keuze een bebouwingstype dat het beste past bij het karakter van de buurt. Richting buitenkant van de denkbeeldige cirkel zal de bebouwingsdichtheid afnemen, behalve bij haltes van het openbaar vervoer of waar cirkels aan het water grenzen, vaak een uitgelezen plek voor wat hogere bebouwing.
Als een doorgaande weg door het middelpunt van de cirkel loopt, kan deze worden uitgebouwd tot stadsstraat, inclusief een route voor openbaar vervoer. Voorzieningen worden dan gerealiseerd rond een pleintje in het middelpunt van de cirkel en de daarop uitmondende staten.
Voor de ruimte tussen de cirkels kan gedacht worden aan meer grootschalig groen, wijk-overstijgende voorzieningen, een ondergrondse parkeergarage, routes voor het openbaar vervoer en doorgaande wegen. Vaak zullen de buurten trouwens naadloos in elkaar overgaan.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.






