Nederland: land van auto’s en koeien

De afgelopen maanden zijn op deze plaats 25 facetten van de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde gekomen.  Maar hoe nu verder? Hoe urgent is verbetering van de kwaliteit eigenlijk? 

Ik vrees dat de kwaliteit van de leefomgeving al minstens een halve eeuw de verkeerde kant op gaat en wel in twee opzichten. In de eerste plaats is de auto in die periode een steeds dominantere rol gaan spelen. Stapje voor stapje zijn keuzen gemaakt die verplaatsing met de auto vergemakkelijken en dat heeft vergaande consequenties gehad voor de natuur, de luchtkwaliteit, het klimaat en de ruimtelijke ordening. Onze leefomgeving is ingericht vanuit het gebruik van de auto in plaats vanuit wat er ecologisch mogelijk en voor onze gezondheid wenselijk is. Tegelijkertijd is het openbaar vervoer zelden nog een goed alternatief, zowel wat reistijd, kosten en punctualiteit betreft.

Een tweede structurele aantasting van de leefbaarheid is afkomstig van de agro-industrie. Driekwart van het oppervlak van ons land is bestemd voor koeien. Die koeien leveren een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van broeikasgassen die de nog resterende natuur verder ten gronde richten. Maar deze vorm van grondgebruik leidt ook tot inefficiënte inrichting van de productie van voedsel, dat ook nog eens tot de nodige gezondheidsproblemen leidt.

Ik de komende maanden onderzoek ik twee actuele thema’s, de opkomst van ‘zelfrijdende’ auto’s en de ’15-minutenstad’. Beide zijn casestudies op het gebied van leefomgevingskwaliteit en in beide gevallen spelen overwegingen op het gebied van mobiliteit en natuurbehoud een belangrijke rol. Het gaat om twee miniseries van zeven à acht posts.

Daarna zal de frequentie van mijn posts verminderen, al blijf ik geregeld aandacht vragen voor de fundamentele keuzen die we moeten maken op weg naar een meer humane ruimte in het algemeen en een kwalitatief goede leefomgeving in het bijzonder.  

Daarnaast ben ik begonnen met een nieuwe blog ‘Expeditie muziek’. Ik heb mijn liefde voor muziek altijd verwaarloosd en dat ben ik aan het goedmaken. Ik denk dat lezers die van muziek houden mijn korte posts waarin stukjes tekst en YouTube filmpjes elkaar afwisselen even leuk vinden als ik het vind om ze te schrijven.

Benieuwd?  Kijk op hermanvandenbosch.online

22. Natuur, nooit ver weg

De 22de aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over vermindering van de tegenstelling tussen stedelijk en landelijk gebied. Daarvoor is het nodig anders te gaan denken over natuur in en buiten de stad. 

Foto’s uit de ruimte tonen een scherp contrast tussen stad en platteland. Stedelijke gebied is overwegend grijs; landelijk gebied kleurt groen, geel en bruin. Ook binnen steden vallen scherpe contrasten op tussen dicht bebouwde wijken en parken. Zelfs op buurtniveau zijn soms scherpe overgangen.

De scheiding tussen stad en land

Grote en middelgrote steden aan de ene kant en landelijk gebied aan de andere kant zijn in veel opzichten gescheiden werelden en vooral plattelandsgemeenten willen dat graag zo laten.  Voor een uitgebalanceerde ontwikkeling van stedelijke en landelijke gebieden is het veel beter als de onderlinge samenhang wordt benadrukt, dat hun ontwikkeling vanuit één ruimtelijke visie en (bestuurlijke) organisatie plaatsvindt en dat tussen beide gebieden vloeiende overgangen zijn. De grootste fout die kan worden gemaakt is de tegenstelling stad en land te beschouwen als een tegenstelling tussen stad en natuur. Waar in het landelijk gebied grootschalige landbouw (over)heerst, heeft de resterende natuur het zwaar te verduren. Waar in steden natuurinclusief wordt gebouwd, neemt de biodiversiteit zienderogen toe. 

De idee dat stedelijke en landelijke gebieden elkaar zouden moeten doordringen is niet nieuw. Indertijd is bijvoorbeeld in Amsterdam bewust gekozen voor het behouden van een aantal scheggen ende bouw van tuindorpen. Enkele afbeeldingen in de bovenstaande collage tonen dergelijke vloeiende overgangen tussen stad en platteland: Eko-park, Zweden (rechtsboven), Abuja, Nigerië (linksonder) en Xion’an, China (midden onder). Beide laatste zijn ontwerpen van SOM, een internationaal stedenbouwkundig bureau dat zich toelegt op biofiel ontwerpen.

De natuur de stad intrekken

Marian Stuiver is programmaleider Green Cities van Wageningen Environmental Research aan de WUR. In haar recente boek De symbiotische stad beschrijft ze de noodzaak om steden opnieuw in te bedden in bodem, water en levende organismen. Een interessant voorbeeld is een ontwerp van twee van haar studenten, Piels en Çiftçi, voor stadsuitbreiding van Lelystad. De omliggende natuur loopt door in het bebouwde gebied: bodem en bestaande waterlopen zijn leidend; bebouwing is daaraan aangepast.  Passages voor dieren lopen tussen en onder de huizen door (zie fotocollage, linksboven.) Anderen spreken in dit geval over rewilding. Op deze manier is er geen enkel bezwaar tegen als een klein deel van het platteland een woonbestemming krijgt. De natuur vaart er wel bij.

Herstel van het landelijke gebied

De bedreiging van de natuur kwam en komt overigens niet in de eerste plaats van stedelijke expansie, maar vooral door de uitbreiding van het agrarisch gebied. Denk dan niet alleen aan de kap van oerwouden ten behoeve van de productie van palmolie. Ongeveer de helft van het Nederlandse landoppervlak, eens ‘woeste grond’ is bestemd voor koeien. Die zijn er maar zelden, het land wordt vooral gebruikt voor de productie van veevoer.

De ontwikkeling van de grootschalige geïndustrialiseerde landbouw heeft ertoe geleid dat de meeste kleine landschapselementen zijn verdwenen, een van de oorzaken van de dalende biodiversiteit. Een onderdeel van het Klimaatakkoord op 28 juni 2019 was de afspraak een Aanvalsplan landschapselementen op te stellen. Maar dat betreft maar een deel van het platteland. Veel overbemeste weilanden en akkers bestemd voor de productie van veevoer in Nederland waren ooit waardevol natuurgebied. Tegenwoordig stellen zij oogpunt van biodiversiteit weinig voor en ze zijn een bron van broeikasgassen. Bij natuurherstel gaat het er daarom niet in de eerste plaats om het areaal van bossen te vergroten. Het overgrote deel van de grond kan voor land- en veeteelt bestemd blijven onder voorwaarde dat deze op een natuurinclusieve manier wordt bedreven. Het aantal boeren zal dan eerder toenemen dan kleiner worden. 

De stad de natuur intrekken

Verdichting van de stad is op veel plaatsen probleemloos mogelijk, maar deze mag niet ten koste gaan van het groene areaal binnen de stad. Zogenaamde verticale bossen maken het verlies aan groen geenszins goed. Er is bovendien ruimte nodig voor stadsland- en tuinbouw (fotocollage, midden boven), kantoren, ambacht, nijverheid en schone industrie als onderdeel van het streven naar volledige wijken. De natuur in Nederland is ermee gebaat als een à twee procent van de grond die nu gebruikt wordt voor de productie van veevoer wordt gebruikt voor woningbouw, ingebed in een groenblauwe infrastructuur, maar wel in de buurt van stationslocaties om autogebruik te matigen. Enige uitbreiding en verdichting geldt ook voor dorpen die daardoor weer draagvlak ontwikkelen voor de voorzieningen die ze de afgelopen decennia zagen verdwijnen. 

Tenslotte, eerder heb ik opgemerkt dat de natuur meer is dan water, bodems, planten en bomen. Biofiele architecten trekken de natuur ook de bebouwde omgeving in door in het ontwerp analogieën met natuurlijke vormen op te nemen en natuurlijke processen te gebruiken voor koeling en gezonde lucht. Het ’Zandkasteel’ in Amsterdam is hier nog steeds een iconisch voorbeeld van (fotocollage, rechtsonder). 

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.

De wereldwijde handel in voedingsmiddelen is een gekkenhuis.

Deze post gaat over de enorme hoeveelheid aan landbouwproducten die Nederland invoert, doorvoert en exporteert. Inderdaad een gekkenhuis. De belangrijkste gevolgen: voedselverspilling en hoge extra kosten.

De oplossing: een veel groter deel van ons voedsel lokaal produceren. Als Nederland ook nog zou overschakelen naar een gezonder dieet, dan zou het land voor agrarisch grondgebruik ook nog eens veel kleiner kunnen zijn. 

Ongeveer een derde van al het voedsel dat wereldwijd wordt geproduceerd – ter waarde van $ 1.000 miljard – wordt weggegooid. Dit komt voor een deel door ontoereikende productieprocessen in ontwikkelende landen en onverschilligheid van consumenten in ontwikkelde landen.  Een derde oorzaak is de grote afstand die voedsel moet afleggen van gebieden waar het wordt geproduceerd naar de consumenten, zeker als het tussentijds nog bewerkingen moet ondergaan.

Het is uitermate wenselijk om de wereldomvattende stroom van voedselproducten te beperken en veel meer te produceren voor de eigen markt, en dan ook nog eens bij voorkeur in en nabij de grote steden.

In essentie is er nu al sprake van zo’n nabijheid: 40% van alle akkers en weiden ligt op een afstand van hoogstens 20 km van een stad verwijderd, het peri-urbane gebied. In plaats van dat de opbrengt uit dit gebied in de nabijgelegen stad of steden wordt gebruikt, gaat een aanzienlijk deel ervan de halve wereld over en komt het voedsel voor de desbetreffende steden deels van veraf.

Nederland is na de VS. de grootste exporteur van agrarische producten. Tegelijkertijd importeert Nederland landbouwproducten uit lagelonenlanden zoals soja, palmolie, maïs, kokosnoot, cacao, koffie, rundvlees, leer en hout. Voor de productie van de import is jaarlijks een oppervlak van vier keer Nederland nodig (zie afbeelding op de volgende pagina). Brazilië en Kameroen zijn grootleveranciers; landen die bekend staan om massale natuurvernietiging en schending van mensenrechten. De geïmporteerde cacao is 25% van de hoeveelheid die op de wereld wordt geproduceerd

Van al die geïmporteerde producten wordt een groot deel weer geëxporteerd, nadat deze hier zijn verwerkt. Dit betreft bijvoorbeeld 85% van alle soja, nadat deze onder andere gebruikt is als diervoeding. Van alle geïmporteerde palmolie, cacao, koffie, kokosnoot, hout en rundvlees en leer wordt de helft weer doorgevoerd. 

Wat onder de lijn overblijft, heb ik al in een eerdere post vermeld: Nederland heeft 50% meer agrarisch grondgebied nodig voor de eigen voedselproductie dan het eigen agrarisch grondgebied dat al ongeveer 2/3 van het totale landoppervlak van het land beslaat. Zoals ik in de vermelde eerdere post al schreef, van het totale agrarisch grondgebied in Nederland wordt 71,9% gebruikt voorde productie van voer voor koeien. De land- en tuinbouw op de overige 28,9% zou 82% van de benodigde calorieën en 63% van de benodigde eiwitten die Nederlanders nodig hebben, kunnen leveren. Ik schrijf ‘; zou kunnen’,  want ook deze worden grotendeels uitgevoerd en vervangen door ingevoerde voedingsmiddelen. Deze wereldwijze carrousel van agrarische producten drijft uiteraard ook de prijs ervan op.

Een interessant experiment in die richting van productie voor de lokale markt zijn de zogenaamde ‘herenboeren’. Het gaat om groepen van ongeveer 200 burgers die land pachten en een professionele boer inhuren om het land te cultiveren volgens regeneratieve principes. Elke week bezoeken ze hun ‘eigen’ boerderij, om hun deel van de gewassen (en vlees) op te halen, elkaar te ontmoeten en incidenteel als vrijwilliger mee te werken. Deze korte video hieronder geeft een beeld.

Echter de voedselproductie kan nog veel verder het stedelijk gebied worden ingetrokken.  Dit kan gebeuren in particuliere tuinen of in ‘volkstuinen’ of in door buurtbewoners onderhouden collectieve groentetuinen. Maar ook door grootschalige stadslandbouw op daken van bedrijfsgebouwen die zich daarvoor lenen.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Eet lekkerder en beschouw vlees als een delicatesse

Het mediterrane dieet wordt als een van de gezondste (en lekkerste) eetgewoonten van de wereld beschouwd

Om gezond te leven, hebben we een hoeveelheid voedingsstoffen nodig, zoals eiwitten (in vlees, vis, melk en noten), koolhydraten (in granen en in aardappelen), onverzadigd vet (deels in vis en zuivel), vezels, mineralen, vitamines en niet te vergeten water.

Diëtisten adviseren volwassenen wereldwijd om dagelijks gemiddeld 2000 kilocalorieën binnen te krijgen.

De helft van deze hoeveelheid moet afkomstig zijn van groenten en fruit en de rest van volle granen, magere zuivelproducten en een beperkte hoeveelheid vis of vlees.

Tot op zekere hoogte kunnen deze ingrediënten elkaar compenseren, bijvoorbeeld minder vlees en meer noten en bonen.

Het eerste probleem is dat in ontwikkelde landen bijna iedere volwassene meer eet dan 2000 kilocalorieën. In de VS, zijn dat gemiddeld 2600 kilocalorieën per dag. Als gevolg hiervan leidt nu al 25% van de bevolking van de VS aan zwaarlijvigheid (obesitas), en de meerderheid overgewicht heeft, wat resulteert in een hele reeks gezondheidsklachten.

Het tweede probleem is dat het gemiddelde menu in ontwikkelde landen in menig opzicht niet gezond is. Vooral Amerikanen eten te veel verzadigd vet, met name in rood vlees, boter, room en chocolade). De hoeveelheid geconsumeerd vlees in de VS is 125 kilo per hoofd van de bevolking per jaar, wat de geadviseerde hoeveelheid vele malen overtreft. Bewoners van dat land eten ook te veel koolhydraten (granen, aardappelen), (toegevoegde) suikers, zout en bewerkt voedsel. Amerikanen eten veruit niet genoeg fruit, groenten en (vetarme) zuivelproducten, wat resulteert in een tekort aan vezels en mineralen. 

Experts geloven dat overmatige en slechte voeding 20% ​​van alle gevallen van kanker en een aanzienlijk aantal beroertes en hart- en vaatziekten veroorzaakt

Voeding-gerelateerde gezondheidsproblemen hangen samen met inkomen (sociale klasse): Hoe armer de mensen zijn, hoe meer vet (hamburgers) en suiker (cola) en hoe minder groenten en fruit ze eten.

Je mag concluderen dat de huidige nadruk op de productie van vlees en graan bijdraagt aan de ongezonde voeding van velen in ontwikkelde landen en trouwens ook steeds meer in ontwikkelende landen. Dit naast het feit dat het bijdraagt aan de opwarming van de aarde, de achteruitgang van biodiversiteit en bodemkwaliteit en aan de ontginning van steeds nieuwe agrarische gebieden ten koste van de bosgebieden.

In Nederland is het minder erg dan in de VS.  We eten minder vlees van in de VS (maar nog te veel), er is een overdaad aan vleesvervangers op de markt, waarvan de consumptie overigens gestaag verminderd (gewoon niet lekker genoeg) en voor wie zich ervoor open stelt is een macht van lekkere recepten waarin groenten de boventoon voeren. Je hoeft er de maandelijkse Allerhande maar op na te slaan.


Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.

Wat is regeneratieve landbouw

Slimme boeren beginnen nu met de transitie van hun bedrijf in de richting van regeneratieve landbouw en/of veehouderij. Deze post gaat in op de vraag wat de belangrijkste eigenschappen zijn van regeneratieve vormen van landbouw en veeteelt.

Gezonde bodem

Regeneratieve landbouw vergroot het vermogen van de bodem om koolstof te bewaren. Schimmels zorgen voor het behoud van organisch materiaal door dit te verbinden aan klei en mineralen. Het Rodale-instituut, een non-profitorganisatie die de biologische landbouw ondersteunt, stelt dat regeneratieve technieken meer dan 100% van de vrijkomende broeikasgassen opvangen. Volgens Tim LaSalle, medeoprichter van het Center for Regenerative Agriculture and Resilient Systems van California State University, is deze zienswijze gerechtvaardigd, maar hij vindt ook dat er meer onderzoek is nodig om gunstige en minder gunstige omstandigheden in kaart te brengen.

Varianten van regeneratief boerenbedrijf

Regeneratieve landbouw kent verschillende variëteiten zoals biologische landbouw, conserverende landbouw, agro-ecologie, roterende begrazing, voedselbossen en permacultuur. Veel daarvan zijn besproken in het baanbrekende Drawdown report, dat 100+ manieren beschrijft die de uitstoot van broeikasgassen te stoppen of te compenseren. Op de website van het Drawdown Project bekijk je de meest actuele versie. 

In hun boerderij Schevichoven willen Maarten en Eliëtte van Dam en Jeroen Plesman aantonen dat ‘regeneratieve permacultuur’ ook economisch een haalbare vorm van landbouw is. Hierbij wordt de bodem in standgehouden en verbeterd door verschillende meerjarige gewassen die in de vorm van stroken worden verbouwd (foto). De frambozen staan naast de tuinkruiden, waarnaast de groene asperges groeien. Eromheen staan stroken met klaver, die stikstof uit de lucht bindt. Door de klaver te maaien en op de kruiden en frambozenstruik te laten liggen is er sprake van milieuvriendelijke kunstmest. 

De documentaire From the ground up, die hier te zien is,  toont de kenmerken van regeneratieve landbouw in de praktijk. Een andere  video illustreert de rol van veehouderij in de regeneratieve landbouw. Regeneratieve methoden kunnen ook grootschalig worden toegepast zoals blijkt uit de deze video.

De bovenstaande doorsneden geven een overzicht van de verschillen tussen bodems in de conventionele en in de regeneratieve landbouw. Een gezonde bodem is een levend, ademend organisme, rijk aan miljarden gezonde bacteriën, schimmels en andere microben die allemaal een unieke rol spelen bij de groei van voedzame en gezonde gewassen, maar speelt ook een cruciale rol door zijn vermogen om koolstof vast te leggen en schonere lucht en water te creëren.

Een systeemverandering

De overgang naar regeneratieve landbouw omvat ook wetenschappelijk onderzoek, deskundige advisering, supermarkten die prioriteit geven aan gezonde en milieuvriendelijke producten, banken die financiële hulp bieden en overheden die bereid om de overgang naar duurzame vormen van landbouw en veeteelt te subsidiëren. Cruciaal is bijvoorbeeld de vraag welke mechanische technieken hierbij een rol kunnen spelen. Deze variëren van kleine electrische tractoren tot drones.

Ook in ontwikkelende landen

In ontwikkelingslanden opent regeneratieve landbouw de weg naar economisch sterkere regio’s en draagt bij aan beperking van de trek naar steden. In de jaren ‘90 ontwikkelde landbouwkundige Subhash Palekar een reeks landbouwmethoden die nu bekend staan ​​als Zero Budget Natural Farming. Zijn doel was verbeteren van de voedselzekerheid en voorkomen van hoge schulden veroorzaakt door leningen om meststoffen en zaden te betalen. Momenteel zijn er ongeveer 160.000 boeren in de Indiase staat staat Andhra Pradesh in India die regeneratieve methoden toepassen. De regering is van plan om dit aantal tegen 2024 tot 6 miljoen op te schalen.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Hoe ziet landbouw met toekomst er uit?

Om de toekomst van het boerenbedrijf te verzekeren moeten ALLE boeren kiezen voor een nieuw type agrarisch bedrijf. In deze post zet ik de gewenste veranderingen op een rij.

Voorbeeld van polycultuur

Het agrarisch bedrijf dat wij in Nederland kennen heeft op de lange termijn geen bestaansrecht. Dit vanwege de toenemende degradatie van de bodems. de noodzaak de uitstoot van broeikasgassen te beperken, het verlies aan biodiversiteit te stoppen, bij te dragen aan een gezonder dieet,  de wereldbevolking te voeden en de bestaanszekerheid van de miljoenen kleine boeren in ontwikkelende landen te verbeteren.

Boeren hoeven allerminst te verdwijnen; er moeten er eerder meer bijkomen. Tegelijkertijd moeten consumenten andere producten gaan kopen en er meer voor betalen.

Er is een reeks mogelijkheden voor duurzame voedselproductie, ook wel natuurinclusieve en regeneratieve landbouw genoemd. Hierin staat voorop een zo groot mogelijke opbrengst zonder de ecologische hulpbronnen waarop deze is gebaseerd aan te tasten. Het betreft onder meer:

  • Minimaliseren van bodemverstoring door direct zaaien, niet-ploegen en voorkomen van bodemverdichting.
  • Aanbrengen van een permanente organische bodembedekking door het laten liggen van gewasresten, zaaien van bodembedekkers of wisselteelten.
  • Diversificatie van soorten door vruchtwisseling of polycultuur.
  • Het selecteren van zaadsoorten die geschikt zijn voor de lokale omstandigheden en het toepassen van geschikte teelttechnieken.
  • Vergroten van het organisch materiaal in de bodem en gebruik van kunstmest beperken.
  • Gebruik van biologische middelen voor de bestrijding van plagen en onkruid.
  • Efficiënt beheer van de watervoorziening door verbeterde opvang van regenwater, verbeterde infiltratie, vermijding van verdamping (bijv. door mulchen, niet-ploegen en bedekken).
  • Vermijden van bodemverdichting door zware machines en overig veldverkeer.
  • Bevorderen van biodiversiteit door de aanplant van ecologische bufferzones.
  • Toepassing van precisielandbouwtechnieken, die de toevoeging van water en meststoffen precies afstemmen op de behoefte van de planten. 
  • Vermindering van de ecologische voetafdruk van vee, door de hoeveelheid vee aan te passen aan het beschikbare landoppervlak.

Volgende keer ga ik wat dieper in op de achtergrond van regeneratieve landbouw.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Hoeveel mensen kan de aarde voeden?

Deze vraag hoeveel mensen de aarde kan voeden is verkeerd gesteld.  Daarover gaat deze post. 

De CO2-uitstoot voor uiteenlopende gerechten

Het antwoord hangt namelijk af van wat mensen eten en of er voldoende ruimte is om op een duurzame manier aan die wens tegemoet te komen. De huidige voedselproductie in Nederland staat in elk geval niet model voor de wereld. Wij hebben al 50% meer agrarisch grondgebied nodig dan er in Nederland beschikbaar is om te voldoen aan onze voedingswensen is en gaan bij de productie daarvan allesbehalve duurzaam te werk.

Het eerste probleem is het dieet. 

De Food and Agricultural Organization (FAO) schat dat er in 2050 wereldwijd 60% meer voedsel nodig is dan nu wordt geconsumeerd. Als het om calorieën en eiwitten gaat, dan zou deze hoeveelheid ook nu al beschikbaar kunnen zijn en hoefde geen enkele aardbewoner honger te leiden. Dan is er wel een ander dieet nodig vooral in de ontwikkelde landen. De keuze van gewassen zal dan ingegeven moeten zijn door hun opbrengst in calorieën en eiwitten. Het accent op het houden van vee verschuift dan naar akker- en tuinbouw.

Het tweede probleem is de ecologische voetafdruk van de voedselproductie

Ook dit probleem heeft te maken met het vee, maar dan vooral met het soort vee. De bovenstaande tabel laat zien dat de de hoeveelheid vrijkomende broeikasgassen bij de consumptie van varkensvlees en kip veel kleiner is dan on het geval van die van rund- en schapenvlees. Bovendien is er voor het houden ervan minder ruimte nodig. Voor runderen die worden gehouden onder regeneratieve omstandigheden (veel minder koeien per hectare) geldt dat de uitstoot van broeikasgassen vergelijkbaar met die van de akkerbouw.

De opgave is een voedselsysteem te ontwikkelen dat voldoende en gezond voedsel produceert voor de mensheid en de opwarming van de aarde terugdringt. Zo moeilijk is dat niet.  Het probleem zit aan de consumptiekant, niet aan de productie kant.

Om dit doel te bereiken zijn er in de ontwikkelde en in de opkomende landen grote veranderingen nodig in het boerenbedrijf. Daarop kom ik in de volgende posts terug.


Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Het koeienrijk

Boeren staan tussen twee vuren. Ze zien zichzelf als degenen die de wereld voeden. Anderen zien het moderne agrarische bedrijf als grootschalige producent van broeikasgassen. Dat laatste kan veranderen. Daarover gaat deze tweet

De komende zeven posts gaan over ‘beter boeren’, of de noodzakelijke transitie van het boerenbedrijf, maar misschien nog wel het meest van die van ons, consumenten.

Grootschalige industriële landbouw

50% van het bewoonbare deel van het aardoppervlak heeft een agrarische bestemming. Ter vergelijking: bebouwing en infrastructuur beslaan 1%; hetzelfde percentage geldt voor zoet water (zie afbeelding). 

In Nederland is twee derde va het totale landoppervlak bestemd voor het agrarische bedrijf. Daarvan bestaat 71,9% uit weiden en akkerland ten behoeve van de teelt van veevoer. Desondanks is dit areaal na niet voldoende om alle koeien te voeden. Daarvoor wordt ook op grote schaal soja geïmporteerd. Nederland heeft daarom voor de productie van de eigen voedselbehoefte een areaal nodig van 1½ maal het beschikbare agrarische grondgebied

Op 1 april 2022 waren er 3,8 miljoen runderen geregistreerd, net zo veel het jaar daarvoor. Wereldwijd zijn er dat 1,6 miljard. De koeien zien de wei overigens maar zelden.  Zelfs de koeien die de zogenaamde weidemelk produceren staan maar 120 dagen per jaar, gedurende 6 uur per dag buiten.  

Op het resterende akkerland (28,1%) worden producten voor menselijke consumptie verbouwd. Deze zorgen voor 82% van het totale verbruik van calorieën en 63% van het verbruik van eiwitten.

Teloorgang van natuur en biodiversiteit

Vooral van de uitbreiding van het agrarisch gebied in de 20ste eeuw heeft de kwaliteit van de natuur in Nederland wezenlijk aangetast. Niet alleen uitbreiding van de steden. Als het gaat over de vermindering van de biodiversiteit hoeven we dus niet alleen te wijzen naar de kap van oerwouden voor de productie van palmolie.

De ontwikkeling van de grootschalige geïndustrialiseerde landbouw heeft ertoe geleid dat de meeste kleine landschapselementen zijn verdwenen, een van de oorzaken van de dalende biodiversiteit. Het gaat daarbij om houtachtige elementen zoals singels, bomenrijen, houtwallen, heggen, hagen, knotbomen, graften, grienden, kruidenrijke akkerranden en zo voort. Het zijn deze ‘kleine’ natuurelementen die het uiterlijk van het Nederlandse landschap in belangrijke mate bepaalden. Verder zijn bodems in het koeienrijk overbemest en er is zit bijna geen leven meer is. Als dit nog natuur is, is deze wel bijzonder schraal.

Maar ons voedsel dan?

Zouden Nederlanders de consumptie van rundsvlees en het gebruik van koeienmelk beperken, dan kan met een aanzienlijk kleiner agrarisch areaal worden volstaan: Om 100 gram eiwit te produceren uit soja (eetbaar in de vorm van tofu)  is ruim twee mland nodig. Voor eenzelfde hoeveelheid eiwit uit eieren is iets minder dan zes m2 nodig. Voor eiwit uit kippenvlees 7 m2, uit varkensvlees 10 m2. Voor 100 gram eiwit uit melk is gemiddeld 27 m2 nodig. Uit rundvlees gaat het om 163 m2 en uit lamsvlees 185 m2.

Vlees en melk zijn toch noodzakelijk? 

Volgens de meeste voedingsdeskundigen zijn vlees en vis volledig inwisselbaar voor bonen en noten. Dat geldt ook voor de consumptie van koeienmelk. Maar zo extreem is het niet. Het is al mooi als de vleesconsumptie de komende tien jaar wordt gehalveerd en vooral het aandeel van rundvlees daalt. Vervangen van melk en veel melkproducten zou al helemaal geen probleem hoeven te zijn. Kaas blijft ongetwijfeld populair.

In een volgende post ga ik in op het voeden van de wereldbevolking.  Dat zal niet lukken met het dieet dat we in Nederland en kennen en dat in nog extremere vorm in de Verenigde Staten gebruikelijk is.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.