De wereldwijde handel in voedingsmiddelen is een gekkenhuis.

Deze post gaat over de enorme hoeveelheid aan landbouwproducten die Nederland invoert, doorvoert en exporteert. Inderdaad een gekkenhuis. De belangrijkste gevolgen: voedselverspilling en hoge extra kosten.

De oplossing: een veel groter deel van ons voedsel lokaal produceren. Als Nederland ook nog zou overschakelen naar een gezonder dieet, dan zou het land voor agrarisch grondgebruik ook nog eens veel kleiner kunnen zijn. 

Ongeveer een derde van al het voedsel dat wereldwijd wordt geproduceerd – ter waarde van $ 1.000 miljard – wordt weggegooid. Dit komt voor een deel door ontoereikende productieprocessen in ontwikkelende landen en onverschilligheid van consumenten in ontwikkelde landen.  Een derde oorzaak is de grote afstand die voedsel moet afleggen van gebieden waar het wordt geproduceerd naar de consumenten, zeker als het tussentijds nog bewerkingen moet ondergaan.

Het is uitermate wenselijk om de wereldomvattende stroom van voedselproducten te beperken en veel meer te produceren voor de eigen markt, en dan ook nog eens bij voorkeur in en nabij de grote steden.

In essentie is er nu al sprake van zo’n nabijheid: 40% van alle akkers en weiden ligt op een afstand van hoogstens 20 km van een stad verwijderd, het peri-urbane gebied. In plaats van dat de opbrengt uit dit gebied in de nabijgelegen stad of steden wordt gebruikt, gaat een aanzienlijk deel ervan de halve wereld over en komt het voedsel voor de desbetreffende steden deels van veraf.

Nederland is na de VS. de grootste exporteur van agrarische producten. Tegelijkertijd importeert Nederland landbouwproducten uit lagelonenlanden zoals soja, palmolie, maïs, kokosnoot, cacao, koffie, rundvlees, leer en hout. Voor de productie van de import is jaarlijks een oppervlak van vier keer Nederland nodig (zie afbeelding op de volgende pagina). Brazilië en Kameroen zijn grootleveranciers; landen die bekend staan om massale natuurvernietiging en schending van mensenrechten. De geïmporteerde cacao is 25% van de hoeveelheid die op de wereld wordt geproduceerd

Van al die geïmporteerde producten wordt een groot deel weer geëxporteerd, nadat deze hier zijn verwerkt. Dit betreft bijvoorbeeld 85% van alle soja, nadat deze onder andere gebruikt is als diervoeding. Van alle geïmporteerde palmolie, cacao, koffie, kokosnoot, hout en rundvlees en leer wordt de helft weer doorgevoerd. 

Wat onder de lijn overblijft, heb ik al in een eerdere post vermeld: Nederland heeft 50% meer agrarisch grondgebied nodig voor de eigen voedselproductie dan het eigen agrarisch grondgebied dat al ongeveer 2/3 van het totale landoppervlak van het land beslaat. Zoals ik in de vermelde eerdere post al schreef, van het totale agrarisch grondgebied in Nederland wordt 71,9% gebruikt voorde productie van voer voor koeien. De land- en tuinbouw op de overige 28,9% zou 82% van de benodigde calorieën en 63% van de benodigde eiwitten die Nederlanders nodig hebben, kunnen leveren. Ik schrijf ‘; zou kunnen’,  want ook deze worden grotendeels uitgevoerd en vervangen door ingevoerde voedingsmiddelen. Deze wereldwijze carrousel van agrarische producten drijft uiteraard ook de prijs ervan op.

Een interessant experiment in die richting van productie voor de lokale markt zijn de zogenaamde ‘herenboeren’. Het gaat om groepen van ongeveer 200 burgers die land pachten en een professionele boer inhuren om het land te cultiveren volgens regeneratieve principes. Elke week bezoeken ze hun ‘eigen’ boerderij, om hun deel van de gewassen (en vlees) op te halen, elkaar te ontmoeten en incidenteel als vrijwilliger mee te werken. Deze korte video hieronder geeft een beeld.

Echter de voedselproductie kan nog veel verder het stedelijk gebied worden ingetrokken.  Dit kan gebeuren in particuliere tuinen of in ‘volkstuinen’ of in door buurtbewoners onderhouden collectieve groentetuinen. Maar ook door grootschalige stadslandbouw op daken van bedrijfsgebouwen die zich daarvoor lenen.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Het koeienrijk

Boeren staan tussen twee vuren. Ze zien zichzelf als degenen die de wereld voeden. Anderen zien het moderne agrarische bedrijf als grootschalige producent van broeikasgassen. Dat laatste kan veranderen. Daarover gaat deze tweet

De komende zeven posts gaan over ‘beter boeren’, of de noodzakelijke transitie van het boerenbedrijf, maar misschien nog wel het meest van die van ons, consumenten.

Grootschalige industriële landbouw

50% van het bewoonbare deel van het aardoppervlak heeft een agrarische bestemming. Ter vergelijking: bebouwing en infrastructuur beslaan 1%; hetzelfde percentage geldt voor zoet water (zie afbeelding). 

In Nederland is twee derde va het totale landoppervlak bestemd voor het agrarische bedrijf. Daarvan bestaat 71,9% uit weiden en akkerland ten behoeve van de teelt van veevoer. Desondanks is dit areaal na niet voldoende om alle koeien te voeden. Daarvoor wordt ook op grote schaal soja geïmporteerd. Nederland heeft daarom voor de productie van de eigen voedselbehoefte een areaal nodig van 1½ maal het beschikbare agrarische grondgebied

Op 1 april 2022 waren er 3,8 miljoen runderen geregistreerd, net zo veel het jaar daarvoor. Wereldwijd zijn er dat 1,6 miljard. De koeien zien de wei overigens maar zelden.  Zelfs de koeien die de zogenaamde weidemelk produceren staan maar 120 dagen per jaar, gedurende 6 uur per dag buiten.  

Op het resterende akkerland (28,1%) worden producten voor menselijke consumptie verbouwd. Deze zorgen voor 82% van het totale verbruik van calorieën en 63% van het verbruik van eiwitten.

Teloorgang van natuur en biodiversiteit

Vooral van de uitbreiding van het agrarisch gebied in de 20ste eeuw heeft de kwaliteit van de natuur in Nederland wezenlijk aangetast. Niet alleen uitbreiding van de steden. Als het gaat over de vermindering van de biodiversiteit hoeven we dus niet alleen te wijzen naar de kap van oerwouden voor de productie van palmolie.

De ontwikkeling van de grootschalige geïndustrialiseerde landbouw heeft ertoe geleid dat de meeste kleine landschapselementen zijn verdwenen, een van de oorzaken van de dalende biodiversiteit. Het gaat daarbij om houtachtige elementen zoals singels, bomenrijen, houtwallen, heggen, hagen, knotbomen, graften, grienden, kruidenrijke akkerranden en zo voort. Het zijn deze ‘kleine’ natuurelementen die het uiterlijk van het Nederlandse landschap in belangrijke mate bepaalden. Verder zijn bodems in het koeienrijk overbemest en er is zit bijna geen leven meer is. Als dit nog natuur is, is deze wel bijzonder schraal.

Maar ons voedsel dan?

Zouden Nederlanders de consumptie van rundsvlees en het gebruik van koeienmelk beperken, dan kan met een aanzienlijk kleiner agrarisch areaal worden volstaan: Om 100 gram eiwit te produceren uit soja (eetbaar in de vorm van tofu)  is ruim twee mland nodig. Voor eenzelfde hoeveelheid eiwit uit eieren is iets minder dan zes m2 nodig. Voor eiwit uit kippenvlees 7 m2, uit varkensvlees 10 m2. Voor 100 gram eiwit uit melk is gemiddeld 27 m2 nodig. Uit rundvlees gaat het om 163 m2 en uit lamsvlees 185 m2.

Vlees en melk zijn toch noodzakelijk? 

Volgens de meeste voedingsdeskundigen zijn vlees en vis volledig inwisselbaar voor bonen en noten. Dat geldt ook voor de consumptie van koeienmelk. Maar zo extreem is het niet. Het is al mooi als de vleesconsumptie de komende tien jaar wordt gehalveerd en vooral het aandeel van rundvlees daalt. Vervangen van melk en veel melkproducten zou al helemaal geen probleem hoeven te zijn. Kaas blijft ongetwijfeld populair.

In een volgende post ga ik in op het voeden van de wereldbevolking.  Dat zal niet lukken met het dieet dat we in Nederland en kennen en dat in nog extremere vorm in de Verenigde Staten gebruikelijk is.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.