
Op 14 en 15 juli 2021 kreeg het stroomgebied van de Geulle In Limburg en het aangrenzende Waalse deel (in totaal 340 km2) te maken met 128 millimeter regen. Dat zijn 18 emmers per m2. En dat is meer dan tweemaal de inhoud van het stuwmeer achter de dam bij Eupen.
Van al dat water kwam echter minder dan een derde tijdens de overstromingsperiode aan in Valkenburg. De rest werd door de natuur tegengehouden.
De vraag is nu of natuurinclusieve maatregelen dit aandeel verder verhogen? Al voor de watersnood heeft een aantal natuurbeschermingsorganisaties voorstellen gedaan om de natuur zelf te hulp toe roepen bij het voorkomen van overstromingen. Daarover gaat de volgende post. Nu wil ik stil staan bij de oorzaken van de overstroming.
Oorspronkelijk waren de hogere delen van het Europese middengebergte bedekt met uitgestrekte loofbossen en venen. Beide kunnen grote hoeveelheden water vasthouden. Ook de hellingen waren bebost. Hier stroomde het water traag ondergronds omlaag. De dalvlaktes waar het water weer bovengronds kwam, hadden hierdoor een moerasachtig karakter. Hier ontstonden waterloopjes die de rivieren voedden. Deze vonden hun weg door bossen of grazige gebieden om vervolgens kronkelend door de dalvlakte de monding te bereiken.
Door de eeuwen is het karakter van het middelgebergte veranderd: Grote delen van de bossen en venen werden productiebos, akkerland en weiland. Moerassige gebieden werden ten behoeve van de landbouw gedraineerd en op de plateaus en in de dalen ontstonden dorpen en kleine steden.
Vooral bebouwing, wegen en akkers (maïsakkers met name) maken dat de bodem neerslag nauwelijks vasthoudt met meer kans op overstromingen als gevolg.
Op een aantal plaatsen zakt de neerslag die door de bodem wordt vastgehouden verder de ondergrond in. Daar staan andere plaatsen tegenover die nauwelijks grondwater opnemen. Ruwweg kan het stroomgebied van de Geul in twee delen worden verdeeld. In de bovenloop van de Geul vanaf Epen en in het Waalse deel van het stroomgebied overheersen oude gesteenten waarin water bijna niet kan doordingen. Op de meeste plaatsen in de benedenloop van de Geul en haar zijrivieren kan de ondergrond daarentegen veel water bergen. Gemiddeld is hierdoor het waterbergend vermogen van het stroomgebied van de Geul aanzienlijk groter dan dat van de Ahr en de Vesdre.
In het stroomgebied van de Geul werd ongeveer 2/3 van alle neerslag in de overstromingsperiode vastgehouden door planten en bomen, bodem en ondergrond.
Op 14 en 15 juli 2021 stroomde er 12 miljoen m3 door Valkenburg met een snelheid oplopend tot 130 m3water/seconde. Als de neerslag niet voor het grootste deel in het stroomgebied was gebufferd, was de ramp niet te overzien geweest. Of toch wel, dan was het verwoestende karakter van de Geul te vergelijken met dat van de Ahr en de Vesdre. Hier perste zich meer dan 600 m3 water/seconde door tientallen dorpen, waarvan Altenahr en Pepinster de grootste schade leden.
Samenvattend kunnen we stellen dat de hoeveelheid regen, het type ondergrond, de aard van de bodems en de verandering van een natuur- in een cultuurlandschap, inclusief wegen en bebouwing, samen het karakter van de overstroming in Valkenburg hebben bepaald. Met deze omstandigheden moet dus rekening worden gehouden bij de keuze van de maatregelen die het stromingsgebied van de Geul voor een nieuwe ramp moeten behoeden.
Je treft het tweede deel van deze post aanstaande donderdag 13 juli op deze plaats aan.