6. Afgewogen dichtheid

De zesde aflevering in de reeks over omgevingskwaliteit gaat de vraag in hoeverre verdichten van de stedelijke (woon)omgeving bijdraagt de kwaliteit daarvan. Je kunt tweemaal per week,  op maandag en donderdag, een nieuw artikel lezen.

Van alle kanten wordt erop aangedrongen zuiniger om te gaan met de beschikbare ruimte dan dat in de afgelopen decennia is gebeurd. De rijksoverheid heeft zich in de Nederlandse Omgevingsvisie (NOVI) onomwonden uitgesproken om woningbouwlocaties binnen bestaand bebouwd gebied en nabij stations. te kiezen.

De noodzaak van zuiniger ruimtegebruik

Vaak wordt het schrikbeeld van ‘urban sprawl ‘in de VS aangehaald, maar Nederland kan er ook wat van. De bovenstaande kaarten tonen de groei van Amsterdam. Tussen 1900 en 2000 steeg het inwonertal van Amsterdam van 317.000 naar 727.000 bewoners. Het oppervlak nam toe van 560 naar 11.500 hectare.

Spreiding van functies over een steeds groter oppervlak en de bijbehorende verkeersbewegingen heeft geleid tot uitgestrekte monotone gebieden, saai siergroen, afhankelijkheid van de auto, uitbreiding van het wegennet en desondanks steeds meer congestie, verarming van het sociale leven, luchtverontreiniging, uitstoot van broeikasgassen en een aanslag op de natuur.

Uit een samenvattende studie van 300 onderzoeksprojecten door de OECD blijkt dat compactheid tot een efficiënter gebruik van voorzieningen leidt, maar dat er ook nadelen zijn op het gebied van gezondheid en welbevinden, meestal samenhangend met luchtvervuiling en verkeer. 

Voordelen van dichtere bebouwing

Aan een dichtere bebouwing wordt algemeen toegeschreven dat deze de beschikbaarheid van voorzieningenop looppafstand vergroot, draagvlak creëert voor een betere ontsluiting door openbaar vervoer en leidt tot efficiënter gebruik van nutsvoorzieningen. Bovendien wordt ook terecht gewezen op het feit dat – gecorrigeerd voor de bevolkingssamenstelling – de CO2-emissie in stedelijke gebieden minstens 30% kleiner is dan in suburbs. Een voordeel dat overigens verdwijnt naarmate de bebouwing hoger is. 

Geen noodzaak om te bouwen in ‘uitleglocaties’

Er is volgens veel stedenbouwkundigen geen enkele reden om uit te wijken naar ‘uitleglocaties’. Zij wijzen erop dat er in elke stad ruimte te over is voor klein- en grootschalige woonlocaties. Het gaat dan om in onbruik geraakte kantoorgebouwen en oude fabriekslocaties Ook kunnen veel nieuwe wooneenheden beschikbaar komen door splitsing van eengezinswoningen en renoveren en optoppen van oudere (portiek)flats.

Hierbij moet onmiddellijk worden aangetekend dat de argumenten alleen opgaan als tegelijkertijd de overlast van verdichting wordt beperkt. Bijvoorbeeld door vermindering van het autogebruik om te voorkomen dat de wegen nog voller worden er nog meer auto’s op straat geparkeerd staan. Ik zie dat nog niet gebeuren.

Concurrerende claims op gebruik stedelijke ruimte

Er is een nog belangrijke tegenwerping tegen verdere verdichting en dat is het feit dat ook andere bestemmingen een terecht beroep doen op beschikbare grond binnen de stedelijke ruimte. Dat is bijvoorbeeld de veel gehoorde wens om wonen en werken te mixen, ook om het aantal verplaatsingen te verminderen. 

De belangrijkste claim op de beschikbare ruimte is de noodzaak van uitbreiding van het (binnenstedelijk) groen. Uit een studie naar de ontwikkeling van ‘groen’ in Amsterdam en Brussel vanaf 2010 blijkt dat in beide steden de Open Space Ratio (OSR) is afgenomen, al was dat beleidsmatig niet de bedoeling. In Amsterdam betrof dit 3,68 km2 (4,7%) en in Brussel 9,17km2 (11,9%). Hierbij sluit een recente studie aan van Arcadiswaaruit blijkt dat de vier grote steden uitgesproken slecht scoren op gezonde buitenruimte, groen, luchtkwaliteit, geluidsoverlast, hittestress en veiligheid.

Noodzaak van een hernieuwde afweging van binnen- en buitenstedelijk bouwen

Het rapport concludeert dan ook het gebruik van stedelijke ruimte voor woningbouw moet worden afgewogentegen andere claims voor het gebruik van de ruimte, zoals uitbreiding van het stedelijk groen ook uit oogpunt van waterbeheer en hittebestrijding, mogelijk maken van stadslandbouw, behoud en uitbreiding van bedrijvigheid en de uitbreiding van speel- en bewegingsruimte. Tegelijkertijd moeten de bezwaren tegen op beperkte schaal bouwen op uitleglocaties worden herzien. Drie kwart van het agrarisch land staat in dienst van de intensieve veehouderij, niet bepaald waardevolle natuur. Hierop kom ik later terug.

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.