17. Een gezellige inclusieve buurt

De zestiende aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over de gezelligheid van de buurt.  Dit is ook een onderdeel van de ‘leerbaarometer’, die eerder aan de orde kwam.

Vrijwel iedereen die gaat verhuizen kijkt met enige spanning uit naar wie de buren zullen zijn. Over overeenkomsten en verschillen tussen bewoners als basis voor een gezellige inclusieve buurt, gaat deze post.

‘Ons soort mensen’

Op de vraag ‘wat hoop je dat je buren zijn’ wordt vaak spontaan geantwoord ‘ons soort mensen’.  Daar zit een praktische kant aan: een gezin met kinderen hoopt op een gezin met speelmaatjes in ongeveer dezelfde leeftijd.  Er verder dat de buren niet te luidruchtig zijn, in zijn voor een gezellig contact of het maken van praktische afspraken, indachtig het principe ‘een goede buur is beter dan een verre vriend’. Een slecht verstaander legt ‘ons soort mensen’ vaak uit als zou het gaan om mensen met hetzelfde inkomen, geloof , etnische dan wel culturele achtergrond. Dat hoeft niet het geval te zijn. Aan de andere kant is er niets op tegen als mensen met een vergelijkbare identiteit op kleine schaal elkaars nabijheid zoeken.

Alle soorten mensen

Een zekere homogeniteit onder de directe buren, zeg degenen in hetzelfde bouwblok, kan goed samengaan met een grotere variëteit op buurtniveau in levensstijl, etnische of culturele achtergrond, leeftijd en draagkracht. Deze variëteit is een voorwaarde voor de groei van inclusiviteit. Niet iedereen zal met iedereen omgaan, maar verscheidenheid in denkbeelden, interesse en capaciteiten kan goed van pas komt bij de organisatie van gezamenlijke activiteiten op buurt en wijk niveau. 

Variatie in leef- en woonvormen

De aanwezigheid van uiteenlopende leef- en woonvormen kan inspirerend werken.  Zo beschikken cohousing projecten soms over faciliteiten die ook toegankelijk zijn voor buurtbewoners, zoals een fittness-center of een restaurant.  Hetzelfde geldt voor een samenwoning project voor ouderen. Maar het is ook denkbaar dat er in de buurt een project is voor het begeleid wonen voor (ex-)drugverslaafden of voormalige daklozen.  De Actieagenda Wonen “Samen werken aan goed wonen” (2021) geeft voorbeelden van de nieuwe mantra ‘de inclusieve wijk’. Het is een hoopgevend relaas in een dossier waarin narigheid overheerst. Het project Majella wonen in Utrecht sprak mij erg aan:  Twee naoorlogse appartementencomplexen zijn verbouwd tot een plek waar voormalige daklozen en ‘reguliere’ huurders een hechte woongemeenschap ontwikkeld hebben. Het komt iedereen ten goede als de bewoners van dit soort projecten in de buurt aanvaard worden en uitgenodigd worden om mee te doen. 

Overleg tussen buurtgenoten

Van belang blijft dat bewoners van een buurt in een zo vroeg stadium aan tafel zitten om afspraken te maken over de wijze waarop het gezamenlijke deel van het leven zo prettig mogelijk gemaakt kan worden.  Dat kan het best gaan via wisselende combinaties van informele buurtvertegenwoordigers, die met hun directe buren over lopende zaken spreken. Maar indien nodig ook met vertegenwoordigers van de gemeente en met de wijkagent. Een Whatsapp-groep is onmisbaar. Overleg is sowieso nodig als een buurt zelf kan beslissen over de inrichting van de openbare of semipublieke ruimte en de begrenzing met het privédomein. Daarover later meer.

Ook het mixen van inkomensgroepen is wenselijk, zeker als de verschillen in huizentype en tuinomvang niet al te groot zijn. Het werkt niet als de indruk van een soort ‘goudkust’ gaat ontstaan. 

In het geval van functiemenging en op buurt- of wijkniveau vestiging van kantoren of andere vormen van bedrijvigheid plaatsvindt, is het zeer gewenst dat medewerkers daarvan ook in de buurt integreren.  Dit zal bijna vanzelf gaan als er ook een buurtcentrum is met horeca. Anders is het minimaal gewenst dat vertegenwoordigers van winkels, kantoren of andere bedrijven meedoen aan het buurtoverleg.

Overigens de meeste van alle voornoemde zaken laten zich niet plannen, maar een dosis goede wil bij alle betrokkenen draagt bij aan een optimale kwaliteit van de leefruimte.

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.

3. Aantrekkelijk straatbeeld

De derde aflevering in de reeks over omgevingskwaliteit gaat over de balans tussen de samenhang tussen en de variatie van de afzonderlijke huizen of gebouwen. Op maandag en donderdag lees je elke week een nieuw artikel.

Straten en pleinen bevallen het best als er samenhang is tussen een aantal elementen, zoals de blokhoogte, het aantal verdiepingen, het type huizen, de rooilijn en de kleur. Als enkele elementen samenhangen, kunnen andere voor de eveneens broodnodige variatie zorgen. Uniformiteit alleen, leidt ertoe dat mensen een straat mijden.

Samenhang en variatie moeten in balans zijn

Variatie zorgt voor levendigheid en zal de tijd die bezoekers in de straat verblijven verlengen. Vrijwel overal ter wereld wordt dit principe toegepast. Muren worden toegerust met bogen, pilaren, veranda’s, portieken, schuine daken, vensterbanken, luifels, balustrades, kroonlijsten, dakkapellen, lineaire en verticale elementen, zie de afbeelding midden onder van een gebouw langs een van de avenues van Parijs. Tegelijkertijd komen de attributen van afzonderlijke gebouwen die voor afwisseling zorgen het meest tot hun recht tegen een samenhangende achtergrond. Ook dat blijkt nergens beter dan langs de Parijse avenues, waar de gebouwen volgens dezelfde principes zijn gebouwd en de gevelindeling vrijwel overal anders is. Ook het straatbeeld van plaatsjes in Sicilië (rechtsboven) en in de Elzas (rechtsonder) ontleent zijn aantrekkelijkheid aan de combinatie van samenhang en variatie.

Kleurgebruik

Een mooi voorbeeld zijn de gekleurde huizen in de Canadese nederzetting Lunenburg die in de 18de eeuw door Duitse houtbewerkers werd gesticht, tegenwoordig Unesco werelderfgoed (middenboven). De aard van de constructie en het type huizen bepaalt de samenhang; de kleur zorgt voor de variatie. 

Geleding

Een niet al te groot maas van gelijkwaardige straten draagt bij aan de spreiding van de bezoekers, wat ook het rendement van winkels en horeca versterkt. Zo’n maas, dat niet per se rechthoekig hoeft te zijn, vergemakkelijkt de oriëntatie. Een rechthoekig stratenpatroon gaat ten koste van het verrassingselement en doet afbreuk aan het gevoel dat er iets te ontdekken valt. Pleintjes zullen vaak te vinden zijn op kruispunten van straten.

Landmarks

Vergezichten ondersteunen de doorgrondelijkheid van de structuur van de publieke ruimte.  Dit wordt nog versterkt door kruispunten te voorzien van landmarks, zoals beelden, fonteinen of opvallende bouwwerken (foto rechtsboven). Als deze van veraf zichtbaar zijn helpen ze bij de vorming van een mental map door de bezoekers. Hier en daar bevestigen van plattegronden tegen een muur help daarbij en is veel beter dan ‘verrommelende’ wegwijzers. Hoe minder palen er in de grond staan, hoe beter.

Grachten en kanalen

Ook kanalen en grachten zijn structuurbepalende elementen. Waterwegen zorgen ook voor herstel van de menselijke maat in brede straten. Hun aanwezigheid is niet beperkt tot oude steden.  Ook in nieuwe stadsdelen accentueren ze de eenheid en zijn tegelijkertijd een elementen van variaties als gevolg van de vele bootjes die zich spoedig zullen aandienen. De afbeeldingen links zijn tonen een centrumstraat in Zaandam en een ‘waterweg’ in de Amsterdamse houthavens. Het gebruik van de randen van waterwegen als parkeerruimte is overigens te betreuren.

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.