1. De 15-minuten stad van vage herinnering naar toekomstbeeld

Een 15-minutenstad zal de noodzaak om een auto te gebruiken verminderen en daarmee de leefbaarheid van steden vergroten. Dat zal niet gebeuren met de komst van autonome auto’s.

Veel meer dan de komst van autonome auto's zal de invoering van een 15-minutenstad de leefbaarheidsproblemen van steden oplossen.
Paris: La ville du quart d’heure

Problemen met de leefbaarheid van onze steden zal de trage opmars van autonome auto’s niet oplossen, tenzij het verkeerssysteem waarin ze functioneren radicaal verandert. Daarover gingen de voorgaande posts. Die verandering houdt in dat vooral wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van hoogwaardig openbaar vervoer waarvan autonome minibussen die voor een perfect voor- en natransport zorgen.

Daarmee zijn we er niet. De noodzaak om ons dagelijks over grote afstanden te verplaatsen zou moeten verminderen en dat geldt ook van het over de hele wereld transporteren van grondstoffen en voedsel. Hierover gaat de volgende reeks van blogposts. 

De opgave is te zorgen voor een aantrekkelijk alternatief dat de noodzaak van frequente verplaatsingen over lange afstanden vermindert. In veel steden heeft de corona pandemie bijgedragen aan de vergroting van het draagvlak voor deze gedachte. Parijs wordt daarbij als voorbeeld genoemd, maar wat voor Parijs geldt, geldt voor elke stad. 

Toen Anne Hidalgo in 2016 aantrad als nieuwe burgemeester waren haar eerste daden, het sluiten van de autoweg over de kade van de Seine en de aanleg van kilometers fietspaden. Eerst lag de nadruk hierbij op milieuoverwegingen. Het draagvlak was blijkbaar groot genoeg om haar herverkiezing in 2020 niet te verhinderen.  Ze had goed begrepen dat alleen maatregelen om het autoverkeer te beperken onvoldoende waren. Daarom was ze de verkiezingen ingegaan met de idee van “la ville du quart d’heure”, de 15- minuten stad, ook wel de stad met ‘complete buurten’ genaamd. In essentie gaat het daarbij om stedelingen in staat te stellen vrijwel alles wat ze nodig hebben, variërend van werkgelegenheid, huisvesting, voorzieningen, scholen, zorg en ontspanning, te vinden op een loop- of fietsafstand van 15 minuten. Dat idee sprak wel aan. De klemtoon op het bemoeilijken van het autorijden werd vervangen door de veel sympathieker ervaren idee van het overbodig maken van het gebruik ervan.

Toen de pandemie uitbarstte, beletten lockdowns mensen hun huis te verlaten dan wel zich over een grotere afstand dan een kilometer te verplaatsen.  Voor de dagelijkse rit naar het werk of naar school kwam telewerken in de plaats en het aantal (tijdelijke) ‘pistes á cycler’ breidde zich snel uit. Veel Parijzenaren beschouwden het opnieuw ontdekken van de eigen buurt een revelatie. Zij zochten dagelijks de parken op, de klandizie van de buurtwinkels nam toe en de forensen beschikten ineens over veel meer tijd en ondanks alle zorgen droeg de pandemie bij een herleving van ‘dorpse’ gezelligheid.

Herleving inderdaad, want tot de jaren ’60 wisten de meeste bewoners van landen in Europa, de VS, Canada en Australië niet beter of alles wat ze dagelijks nodig hadden te verkrijgen was op loop- of fietsafstand. Tegen deze achtergrond kreeg de idee van de 15-minutenstad in Parijs tractie. We spreken over een 15-minuten stad als haar buurten de volgende kenmerken hebben:

– Een gevarieerd aanbod van huizen voor bewoners met uiteenlopende leeftijd en achtergrond;

– Voetgangers en fietsers – kinderen in het bijzonder – kunnen zich veilig verplaatsen over autoluwe wegen;

– Winkels voor alle dagelijkse voorzieningen op een loopafstand van maximaal 400 meter

– De aanwezigheid van een medisch centrum en een basisschool;

– Uitstekende aansluitingen op openbaar vervoer;

– Geconcentreerde parkeergelegenheid

– Een aantal bedrijven en werkplaatsen;

– Uiteenlopende typen ontmoetingsplaatsen, variërend van parkjes tot cafés en eetgelegenheden;

– Ruim voldoende groen en lommerrijke straten

– Voldoende dichtheid om te zorgen draagvlak deze voorzieningen;

– een zekere mate van zelfbeheer.

Stedenbouwkundige hebben deze denkbeelden zelden uit het hart verloren. In veel steden heeft de pandemie ervoor gezorgd dat deze vage herinneringen bereikbare doelen zijn geworden, al staan ze op grote afstand van de werkelijkheid die zich op de meeste plaatsen heeft ontvouwd.

In de volgende post sta ik stil bij de manier waarop stedenbouwkundige de idee van de 15-minitenstad van droombeeld tot maakbare realiteit hebben gemaakt.

6. Afgewogen dichtheid

De zesde aflevering in de reeks over omgevingskwaliteit gaat de vraag in hoeverre verdichten van de stedelijke (woon)omgeving bijdraagt de kwaliteit daarvan. Je kunt tweemaal per week,  op maandag en donderdag, een nieuw artikel lezen.

Van alle kanten wordt erop aangedrongen zuiniger om te gaan met de beschikbare ruimte dan dat in de afgelopen decennia is gebeurd. De rijksoverheid heeft zich in de Nederlandse Omgevingsvisie (NOVI) onomwonden uitgesproken om woningbouwlocaties binnen bestaand bebouwd gebied en nabij stations. te kiezen.

De noodzaak van zuiniger ruimtegebruik

Vaak wordt het schrikbeeld van ‘urban sprawl ‘in de VS aangehaald, maar Nederland kan er ook wat van. De bovenstaande kaarten tonen de groei van Amsterdam. Tussen 1900 en 2000 steeg het inwonertal van Amsterdam van 317.000 naar 727.000 bewoners. Het oppervlak nam toe van 560 naar 11.500 hectare.

Spreiding van functies over een steeds groter oppervlak en de bijbehorende verkeersbewegingen heeft geleid tot uitgestrekte monotone gebieden, saai siergroen, afhankelijkheid van de auto, uitbreiding van het wegennet en desondanks steeds meer congestie, verarming van het sociale leven, luchtverontreiniging, uitstoot van broeikasgassen en een aanslag op de natuur.

Uit een samenvattende studie van 300 onderzoeksprojecten door de OECD blijkt dat compactheid tot een efficiënter gebruik van voorzieningen leidt, maar dat er ook nadelen zijn op het gebied van gezondheid en welbevinden, meestal samenhangend met luchtvervuiling en verkeer. 

Voordelen van dichtere bebouwing

Aan een dichtere bebouwing wordt algemeen toegeschreven dat deze de beschikbaarheid van voorzieningenop looppafstand vergroot, draagvlak creëert voor een betere ontsluiting door openbaar vervoer en leidt tot efficiënter gebruik van nutsvoorzieningen. Bovendien wordt ook terecht gewezen op het feit dat – gecorrigeerd voor de bevolkingssamenstelling – de CO2-emissie in stedelijke gebieden minstens 30% kleiner is dan in suburbs. Een voordeel dat overigens verdwijnt naarmate de bebouwing hoger is. 

Geen noodzaak om te bouwen in ‘uitleglocaties’

Er is volgens veel stedenbouwkundigen geen enkele reden om uit te wijken naar ‘uitleglocaties’. Zij wijzen erop dat er in elke stad ruimte te over is voor klein- en grootschalige woonlocaties. Het gaat dan om in onbruik geraakte kantoorgebouwen en oude fabriekslocaties Ook kunnen veel nieuwe wooneenheden beschikbaar komen door splitsing van eengezinswoningen en renoveren en optoppen van oudere (portiek)flats.

Hierbij moet onmiddellijk worden aangetekend dat de argumenten alleen opgaan als tegelijkertijd de overlast van verdichting wordt beperkt. Bijvoorbeeld door vermindering van het autogebruik om te voorkomen dat de wegen nog voller worden er nog meer auto’s op straat geparkeerd staan. Ik zie dat nog niet gebeuren.

Concurrerende claims op gebruik stedelijke ruimte

Er is een nog belangrijke tegenwerping tegen verdere verdichting en dat is het feit dat ook andere bestemmingen een terecht beroep doen op beschikbare grond binnen de stedelijke ruimte. Dat is bijvoorbeeld de veel gehoorde wens om wonen en werken te mixen, ook om het aantal verplaatsingen te verminderen. 

De belangrijkste claim op de beschikbare ruimte is de noodzaak van uitbreiding van het (binnenstedelijk) groen. Uit een studie naar de ontwikkeling van ‘groen’ in Amsterdam en Brussel vanaf 2010 blijkt dat in beide steden de Open Space Ratio (OSR) is afgenomen, al was dat beleidsmatig niet de bedoeling. In Amsterdam betrof dit 3,68 km2 (4,7%) en in Brussel 9,17km2 (11,9%). Hierbij sluit een recente studie aan van Arcadiswaaruit blijkt dat de vier grote steden uitgesproken slecht scoren op gezonde buitenruimte, groen, luchtkwaliteit, geluidsoverlast, hittestress en veiligheid.

Noodzaak van een hernieuwde afweging van binnen- en buitenstedelijk bouwen

Het rapport concludeert dan ook het gebruik van stedelijke ruimte voor woningbouw moet worden afgewogentegen andere claims voor het gebruik van de ruimte, zoals uitbreiding van het stedelijk groen ook uit oogpunt van waterbeheer en hittebestrijding, mogelijk maken van stadslandbouw, behoud en uitbreiding van bedrijvigheid en de uitbreiding van speel- en bewegingsruimte. Tegelijkertijd moeten de bezwaren tegen op beperkte schaal bouwen op uitleglocaties worden herzien. Drie kwart van het agrarisch land staat in dienst van de intensieve veehouderij, niet bepaald waardevolle natuur. Hierop kom ik later terug.

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.