15. Betaalbare huisvesting

De afgelopen decennia is woonruimte over de hele wereld schaarser en duurder geworden en voor een steeds grotere groep té duur. Overheidsbeleid speelt hierbij helaas een belangrijke rol.  Maar goed beleid kan ook voor een kentering zorgen. Daarover gaat deze post.

Net als in veel andere ontwikkelde landen rekende de Nederlandse overheid het gedurende een groot deel van de 20ste eeuw tot haar taak om lagere en middengroepen te voorzien van goede en betaalbare huisvesting. Woningcorporaties zorgden voor de uitvoering van dit beleid. Voeg hieraan toe goed uitgeruste buurtwinkelcentra, ruime medische, sociale, educatieve en transportvoorzieningen en een tamelijk gemêleerde bevolking. Toen in de jaren zeventig de woningnood verminderde, was de natie gelukkiger dan ooit. Dat duurde niet lang.

De opkomst van het marktdenken in het huisvestingsbeleid

Tijdens de laatste decennia van de 20ste eeuw verschoof de zorg voor huisvesting grotendeels naar de markt. Parallel hieraan moesten woningcorporaties een deel van hun woningbezit verkopen. Hypotheken waren makkelijk te krijgen en diverse belastingfaciliteiten, zoals de ‘jubelton’ en de hypotheekrenteaftrek brachten een koopwoning binnen bereik van velen. Daarentegen nam de wachttijd voor een betaalbare huurwoning toe tot meer dan 10 jaar en in de geliberaliseerde zone werden huurwoningen steeds schaarser en duurder. In Duitsland en Oostenrijk is de zorg voor goede huisvesting een hoge prioriteit voor de overheid gebleven en is de wachttijd veel korter. Op de foto linksboven een deel van het beroemde huisvestingsproject Alt Erla in Wenen. Linksonder zes betaalbare woningen op het oppervlak van één voormalige woning in een Amerikaanse suburb en rechtsboven de ‘Kolenkit’ een sociale woningbouw project in Amsterdam.

De explosieve stijging van de woonlasten

Om toch nog enigszins betaalbaar te wonen, zoeken veel mensen een huis veraf van de plek waar ze werken. Iets dat weer negatief uitpakt voor de reiskosten en de daarmee gemoeide tijd. Anderen nemen voor veel geld genoegen met een veel te dure woning van slechte kwaliteit in een buurt waarin de leefbaarheid matig tot slecht is. Meer dan een miljoen huishoudens besteedt veel meer dan de het maximaal wenselijk geachte percentage van het inkomen (40%) aan huisvesting, nutsvoorzieningen en vervoer.

Tussen 2012 – 2022 steeg in Nederland gemiddeld de prijs van een woning van € 233.000 naar € 380.000. In Amsterdam verdubbelde de prijs van € 280.000 naar € 560.000. Wonen in de stad wordt steeds meer een voorrecht van het rijkere deel van de bevolking.

Vaak wordt aangenomen dat er in Nederland tot 2030 ongeveer 900.000 wooneenheden nodig zijn, waarvan een groot aantal voor eenpersoonshuishoudens. Het werkelijke aantal is vooralsnog lastig te bepalen.  

Meer nadruk op aanpassing bestaande bouw

Het lijkt erop dat er een kentering gaande is, in elk geval in het denken. Het doel is de komende jaren gemiddeld 100.000 woningen per jaar te bouwen en de doorlooptijd tussen planvorming en realisatie te verkorten. Realisering van dit doel lijkt uitgesloten onder andere door de stikstofcrisis.

De trage nieuwbouw heeft opnieuw de aandacht gevestigd op de mogelijkheid voor een aanzienlijk deel van deze nieuwe wooneenheden gebruik te maken van al bestaande huizen en gebouwen. Te meer daar naar schatting 80% van de vraag van eenpersoonshuishoudens komt.

De bestaande woningvoorraad vormt een gigantisch potentieel voor het creëren van nieuwe woonruimte. Dit potentieel is onder andere onderzocht door de Koöperatieve Architecten Werkplaats te Groningen, resulterend in het rapport Ruimte zat in de stad. Het onderzoek richt zich op zich op 1800 naoorlogse buurten (1950 – 1980) met 1,8 miljoen woningen waarvan 720.000 sociale huurwoningen. Conclusie is dat opsplitsing en uitbouw van deze woningen de komende jaren 221.000 nieuwe eenheden kan opleveren. Hiervoor komen in aanmerking eengezinshuizen, die in tweeën gedeeld kunnen worden en portiekflats, die per etage in meer eenheden kunnen worden verdeeld. Opsplitsing van bestaande grondgebonden woningen en woningen in portiekflats is technisch niet moeilijk en de kosten zijn te overzien. Dat geldt des te meer als de aanpassingen in combinatie met het klimaatneutraal maken van de desbetreffende woningen wordt uitgevoerd. Bovendien wordt enorm bespaard op steeds duurder wordende materialen.

Nog interessanter is verdichting te combineren met optopping. Dit betekent toevoeging van een of twee extra verdiepingen, waardoor ook een lift aan de bestaande appartementen kan worden toegevoerd.  Bouwtechnisch is een dergelijke operatie uitvoerbaar door lichte materialen te gebruiken en het aanbrengen van een extra fundering. Een projectgroep aan de Technische Universiteit te Delft heeft een prototypeontworpen dat bruikbaar is voor alle 847.000 naoorlogse portiekwoningen die alle aan groot onderhoud toe zijn. Dit prototype voorziet er bovendien in dat de gebouwen waarin deze woningen zich bevinden energieneutraal worden en het omvat voorzieningen voor sociale contacten en spelende kinderen. Vandaar de extra brede galerijen, voorzien van trappen tussen de verdiepingen en gemeenschappelijke ruimten in de plint (Afbeelding rechts onder).

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.