Vorige week ging deze post over de Global Competitiveness Index 2015-2016. Nederland neemt daarop een vijfde plaats in. Deze score is berekend door de gemiddelde scores te nemen van 122 indicatoren verspreid over 12 onderwerpen (‘pijlers’), die te maken hebben met concurrentiekracht. Een van deze pijlers is innovatie. Op deze pijler neemt Nederland een 8ste plaats in. De tabel hiernaast laat de 25 hoogstscorende landen zien[1]. De berekening van de ‘ranking’ is niet zonder haken en ogen. Ook daarover gaat deze post, maar ik wil vooral achterhalen hoe dit soort scores Nederlandse (en andere) beleidsmakers kunnen helpen.
De score op de pijler innovatie is – net als alle andere scores – een cocktail. In dit geval van 7 indicatoren. Zes van de zeven indicatoren corresponderen met telkens een van de onderstaande vragen. Deze worden voorgelegd aan managers van bedrijven en deze antwoorden op een 7-puntschaal.
- Beschikken bedrijven in uw land over de capaciteit om te innoveren?
- Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek in uw land?
- In welke mate investeren bedrijven in uw land in R&D?
- In welke mate werken in uw land bedrijven en universiteiten samen op het gebied van R&D
- In welke mate stimuleert het inkoopbeleid van de overheid in uw land innovatie?
- In hoeverre zijn er in uw land voldoende technisch geschoolde hoger opgeleiden aanwezig?
De zevende indicator betreft het aantal patenten per 1.000.000 inwoners en hiervoor zijn bestaande statistieken gebruikt. Een brede basis voor de meting van innovatie zijn deze zeven indicatoren niet echt.
Wat leren we van de innovatiescore?
De innovatiescore is vooral geschikt om te bekijken hoe één land zich ontwikkelt over een wat langere periode of om landen onderling te vergelijken. Voor dit laatste doel heb ik 15 landen uitgezocht (zie onderstaande tabel). Ik heb aan de zeven bovenstaande indicatoren nog enkele toegevoegd, die zijn ondergebracht in andere pijlers dan innovatie. Het gaat om kwaliteit onderwijs, gemak om geld te lenen, absorptiecapaciteit bedrijven en bereidheid om de macht te delen (horizontaal georganiseerde bedrijven zijn vaak meer innovatief).
Met deze gegevens heb ik de berekening opnieuw uitgevoerd, wat tot een aantal verschuivingen in de ranking leidt. De VS, Zweden en Noorwegen scoren dankzij de toegevoegde variabelen een stuk beter. Voor Zwitserland, Israël en Denemarken geldt het omgekeerde. Ook dit wijst problemen met de stabiliteit van de innovatiescore.
De kleuren van de cellen corresponderen met de oorspronkelijke scores van de desbetreffende indicator binnen de GCI: Donkergroen, 1 t/m 5; lichtgroen, 6 t/m 19; geel, 20 t/m 49; oranje, 41 t/m 89 en rood, 90 t/m 140[2].
De tabel geeft aanleiding tot een reeks conclusies met betrekking tot mogelijke verbeteringen van het innovatieve gehalte van de getoonde landen. Ik kijk naar Nederland in het bijzonder. Hier zijn de belangrijkste:
- Nederland scoort uitgesproken zwak op het gebied van de financiering van innovatieve bedrijven. Van de geselecteerde landen scoort overigens alleen Noorwegen zeer goed. Ook Zwitserland scoort matig.
- De kwaliteit van het onderwijs kan overal beter. Finland, Zwitserland en België zitten aan de top.
- Nederland scoort hoog op de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, maar de aansluiting tussen wetenschappelijk onderzoek en innovatie in bedrijven kan beter. De scores op de punten absorptiecapaciteit van bedrijven en beschikbaarheid van technisch afgestudeerden zijn duidelijk lager dan die van omliggende landen.
- In zowel Nederland als België kan de overheid innovatie verder stimuleren met een actief aankoopbeleid van innovatieve producten.
- Opvallend is de zwakke positie van Italië. Een land als Ghana blijkt nog innovatiever.
Wat is de waarde van de innovatiescores
De score voor innovatie van een land hangt sterk af van de gekozen variabelen: Israël duikelt maar liefs 6 posities, nadat ik vier variabelen had toegevoegd. De samenstellers van de GCI realiseren zich dit en hebben uitbreiding van het aantal variabelen aangekondigd met ingang van de editie 2016-2017. Het is de vraag of meer indicatoren alleen het probleem oplost.
Een betrouwbare maatstaf voor innovatie komt niet tot stand door alles wat met innovatie te maken kán hebben bij elkaar op te tellen. Inzicht in de samenhang van de variabelen is van veel groter belang. Het aantal indicatoren kan eerder kleiner worden als er een onderscheid gemaakt wordt tussen onafhankelijke, mediërende en afhankelijke variabelen en als co-variatie wordt uitgefilterd, bijvoorbeeld met een factoranalyse.
De bovenstaande tabel leert ons hoe Nederland zijn score kan verbeteren op de pijler innovatie van de GCI. Dat is mooi, maar komen daardoor ook meer innovatieve producten op de markt? Trouwens, hoeveel innovatieve producten en diensten komen er eigenlijk uit topscoorder Zweden, afgezien van Spotify?
Volgende week ga ik verder in op de vraag wat de innovatiescore eigenlijk meet.
[1] Ga voor een volledig overzicht naar het interactieve rapport: http://reports.weforum.org/global-competitiveness-report-2015-2016/competitiveness-rankings/ Kies kier de pijler innovatie. Je kunt hier ook de andere pijlers en zelfs elk deelaspect ervan voor alle landen bekijken.
[2] Ik heb bewust gekozen voor ongelijke intervallen om meer variatie te forceren. De geselecteerde landen behoren overwegend tot de hoogst scorende landen en zouden anders weinig onderlinge verschillen tonen.