Het koeienrijk

Boeren staan tussen twee vuren. Ze zien zichzelf als degenen die de wereld voeden. Anderen zien het moderne agrarische bedrijf als grootschalige producent van broeikasgassen. Dat laatste kan veranderen. Daarover gaat deze tweet

De komende zeven posts gaan over ‘beter boeren’, of de noodzakelijke transitie van het boerenbedrijf, maar misschien nog wel het meest van die van ons, consumenten.

Grootschalige industriële landbouw

50% van het bewoonbare deel van het aardoppervlak heeft een agrarische bestemming. Ter vergelijking: bebouwing en infrastructuur beslaan 1%; hetzelfde percentage geldt voor zoet water (zie afbeelding). 

In Nederland is twee derde va het totale landoppervlak bestemd voor het agrarische bedrijf. Daarvan bestaat 71,9% uit weiden en akkerland ten behoeve van de teelt van veevoer. Desondanks is dit areaal na niet voldoende om alle koeien te voeden. Daarvoor wordt ook op grote schaal soja geïmporteerd. Nederland heeft daarom voor de productie van de eigen voedselbehoefte een areaal nodig van 1½ maal het beschikbare agrarische grondgebied

Op 1 april 2022 waren er 3,8 miljoen runderen geregistreerd, net zo veel het jaar daarvoor. Wereldwijd zijn er dat 1,6 miljard. De koeien zien de wei overigens maar zelden.  Zelfs de koeien die de zogenaamde weidemelk produceren staan maar 120 dagen per jaar, gedurende 6 uur per dag buiten.  

Op het resterende akkerland (28,1%) worden producten voor menselijke consumptie verbouwd. Deze zorgen voor 82% van het totale verbruik van calorieën en 63% van het verbruik van eiwitten.

Teloorgang van natuur en biodiversiteit

Vooral van de uitbreiding van het agrarisch gebied in de 20ste eeuw heeft de kwaliteit van de natuur in Nederland wezenlijk aangetast. Niet alleen uitbreiding van de steden. Als het gaat over de vermindering van de biodiversiteit hoeven we dus niet alleen te wijzen naar de kap van oerwouden voor de productie van palmolie.

De ontwikkeling van de grootschalige geïndustrialiseerde landbouw heeft ertoe geleid dat de meeste kleine landschapselementen zijn verdwenen, een van de oorzaken van de dalende biodiversiteit. Het gaat daarbij om houtachtige elementen zoals singels, bomenrijen, houtwallen, heggen, hagen, knotbomen, graften, grienden, kruidenrijke akkerranden en zo voort. Het zijn deze ‘kleine’ natuurelementen die het uiterlijk van het Nederlandse landschap in belangrijke mate bepaalden. Verder zijn bodems in het koeienrijk overbemest en er is zit bijna geen leven meer is. Als dit nog natuur is, is deze wel bijzonder schraal.

Maar ons voedsel dan?

Zouden Nederlanders de consumptie van rundsvlees en het gebruik van koeienmelk beperken, dan kan met een aanzienlijk kleiner agrarisch areaal worden volstaan: Om 100 gram eiwit te produceren uit soja (eetbaar in de vorm van tofu)  is ruim twee mland nodig. Voor eenzelfde hoeveelheid eiwit uit eieren is iets minder dan zes m2 nodig. Voor eiwit uit kippenvlees 7 m2, uit varkensvlees 10 m2. Voor 100 gram eiwit uit melk is gemiddeld 27 m2 nodig. Uit rundvlees gaat het om 163 m2 en uit lamsvlees 185 m2.

Vlees en melk zijn toch noodzakelijk? 

Volgens de meeste voedingsdeskundigen zijn vlees en vis volledig inwisselbaar voor bonen en noten. Dat geldt ook voor de consumptie van koeienmelk. Maar zo extreem is het niet. Het is al mooi als de vleesconsumptie de komende tien jaar wordt gehalveerd en vooral het aandeel van rundvlees daalt. Vervangen van melk en veel melkproducten zou al helemaal geen probleem hoeven te zijn. Kaas blijft ongetwijfeld populair.

In een volgende post ga ik in op het voeden van de wereldbevolking.  Dat zal niet lukken met het dieet dat we in Nederland en kennen en dat in nog extremere vorm in de Verenigde Staten gebruikelijk is.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Bouwlocaties die vragen om moeilijkheden

Metalen deuren, aluminium keukens, stenen vloeren, betegelde muren, keukenapparatuur op ooghoogte, bekabeling vanaf de bovenverdieping. Zo wil Londen bouwen op overstromingsgevoelige gebieden. Daarover gaat deze post. Een voorbeeld voor Nederland? 

London’s Housing and Climate Crises are on a Collision Course is de sprekende titel van een artikel over het snel groeiende risico van overstromingen in Londen.

De naam Londen kan makkelijk worden vervangen door die van veel andere plaatsen ter wereld, ook in Nederland,  waar de oevers van regelmatig overstromende rivieren vol staan met huizen, vaak van het armste deel van de bevolking.

Hackney Wick, een voormalig industriegebied, is een van de snel gentrificerende buurten, vol lofts en met honderden nieuwe appartementen in aanbouw. Ook hier veroorzaakte heftige neerslag in de zomer van 2021 grote schade, net als trouwens in verschillende andere wijken. Hackney Wick leent zich voor verdere analyse omdat het gebied aangewezen is als een van de 32 groeikernen, die het chronische tekort aan woningen in Londen moeten helpen verlichten. Inclusief Hackney Wick zijn 19 daarvan gekende risicogebieden.

Historisch is Londen vertrouwd met overstromingen.  Dit gevaar werd afgewend door de bouw de Thames Barrier, een enorme waterkering aan de oostelijke kant van Londen die bij hoog water kan worden afgesloten. Naar schatting zijn hierdoor zeker 200 overstromingen afgewend. Maar de laatste decennia komt het grootste gevaar niet meer van de Thames, maar van overvloedige neerslag die niet kan worden verwerkt door de 150 jaar oude riolering.

Inmiddels gaat de nieuwbouw in Hackney Wick en in andere locaties zoals Newham in hoog tempo door. Van vele zijden is inmiddels op de risico’s gewezen. Ambtenaren van de stad erkennen deze en wijzen op vage beloften van projectontwikkelaars om voorzorgmaatregelen te nemen. Dat gaat om metalen deuren en meubilair dat waterproof is. De druk om te bouwen is echter enorm.

De stad heeft de komende decennia jaarlijks 66.000 nieuwe huizen nodig. 

Op veel plaatsen wordt al jarenlang onverantwoord gebouwd, doorgaans door gebrek aan alternatieven. De duizenden overledenen bij recente overstromingen in Pakistan en Bangladesh en de honderden mensen die onlangs in Brazilië omkwamen bij overstromingen en aardverschuivingen wonen in gebieden waar deze problemen allang bekend waren. Het gaat om gebieden die dicht bij de plaatsen liggen waar de bewoners werken en die al jarenlang de plek zijn waar zich migranten vestigen. De opwarming van de aarde verhoogt de frequentie en de heftigheid van deze overstromingen. 

Toch is het mogelijk om vellig te bouwen in risicogebieden. De daarvoor benodigde techniek, sponsstad-benadering genoemd, kan worden ingepast in het weefsel van nieuwe buurten, waardoor duurzame, aantrekkelijke plaatsen ontstaan. Door een combinatie van kleine en grote parken, groene daken, wadi’s maar ook particuliere tuinen neemt het waterbergend vermogen toe en wordt voorkomen dat de riolering overbelast raakt en straten en huizen overstromen. Ook in Londen worden hiermee ervaringen opgedaan. Hierover gaat de volgende post.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Hoe lang houden we de zee buiten het land? Deel 2

Ze zeespiegel stijgt. Er is een reeks mogelijkheden om daarmee om te gaan. De komende decennia moeten keuzen worden gemaakt. Deze post beschrijft de opties.

Het begrip oplossingsruimte verwijst naar het scala van maatregelen dat op een gegeven tijdstip (nog) mogelijk is om het land tegen de stijgende zee te beschermen. Het begrip adaptatiepad betreft de opeenvolging van keuzen, die gaandeweg de oplossingsruimte inperken.  Het is daarom verstandig voor de komende decennia maatregelen te kiezen die de oplossingsruimte zo veel mogelijk open laten (adaptieve planning).  

Te lang mag er ook weer niet worden gewacht met de invulling van een adaptatiepad. De ervaring met de Deltawerken wijst immers uit dat de uitvoering van plannen in ons deel van de wereld decennia duurt.

Adaptatiepaden

Er zijn vier adaptatiepaden

Het eerste van de vier adaptatiepaden is radicale versterking van de bestaande bescherming tegen overstroming van de zee en de rivieren. Voor dat doel worden de dijken verhoogd en de riviermondingen afgesloten met dammen (en sluizen). Deze dammen moeten beschikken over pompen met een gigantische capaciteit om het rivierwater af te voeren in tijden dat de waterstand in het voormalige mondingsgebied lager is dan de zeespiegel.

De tweede is een variant op de eerste. Hierbij wordt de Zeeuwse kust opengehouden en alle rivieren wateren in deze richting af. Dit brengt met zich mee dat veel rivierdijken versterkt moeten worden.

De derde oplossing gaat zeewaarts: een nieuwe kustlijn een aantal kilometers uit de kust of een extreme variant, een dam tussen Noorwegen, Engeland en Frankrijk. Het is onwaarschijnlijk dat voor deze laatste variant voldoende zand en gesteente beschikbaar is.

De vierde oplossing – meebewegen – vloeit voort uit het gedachtengoed van natuurinclusief ontwerpen en houdt in verplaatsing van activiteiten in oostelijke richting, veel ruimte voor de natuur in het westen, desnoods drijvende of ingedijkte steden.

Voor de korte termijn kan worden bevorderd dat de kustbescherming langs natuurlijke weg aangroeit door de vorming van wadplaten en duinen

Keuzen nog even uitstellen

Het is niet waarschijnlijk dat iemand staat te trappelen om nu al een keuze te maken uit een van deze adaptatiepaden. Deze keuze kan worden uitgesteld tot met moment waarop er meer duidelijkheid ontstaat over wanneer de stijging van de zeespiegel boven de meter gaat uitkomen.

Voorlopig is het reëel om uit te gaan van een zeespiegelstijging van een meter in 2100 en dan vanaf 2050 maatregelen voor te bereiden voor na 2100.

Voor zo’n gefaseerde aanpak heeft Deltares een reeks bouwstenen ontworpen. Een ‘bouwsteen’ is een maatregel die samen met andere maatregelen vormgeeft aan een adaptatiepad. Aan te raden is om op korte termijn te beginnen met bouwstenen die de oplossingsruimte niet aanzienlijk inperken en dus in verschillende adaptatiepaden bruikbaar zijn (‘no regret’).

Stijging van de zeespiegel zal over de hele wereld overstromingsgevaar vergroten. Zeker in Nederland, waar al hoge dijken en andere kunstwerken zijn gebouwd, zal afwenden van dit gevaar steeds lastiger worden. Als het water meer stijgt dan twee meter zijn diepingrijpende maatregelen nodig en zullen waarschijnlijk delen van Nederland aan het water prijsgegeven moeten worden.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Hoe lang houden we de zee buiten het land? Deel 1

Volgens waarnemingen van de NASA stijgt de zeespiegel gestaag. Hoe gevaarlijk is dat.en wat kunnen we eraan doen? Hierover gaan deze en de volgende posts.

Zeker in Nederland, waar al hoge dijken en andere kunstwerken zijn gebouwd om de zee buiten het land te houden, zal deze opgave steeds lastiger worden. Na de watersnoodramp in 1953 was de overtuiging dat de kustbescherming op een dusdanig hoog plan moest worden gebracht dat een ramp van deze omvang nooit meer kan plaatsvinden. Bijna 70 jaar later is het Deltaplan gerealiseerd.

Helaas zal het plan dit doel niet realiseren.

We weten inmiddels dat het niveau van de zeeën wereldwijd gaat stijgen als onderdeel van de ‘klimaaterfenis’. 

Vragen daarbij zijn uiteraard hoeveel de zee zal stijgen en hoeveel dijken verhoogd kunnen worden. Anderen denken na over mogelijke natuurinclusieve oplossingen. Die gaan twee kanten op:  In de eerste plaats vertrouwen op natuurlijke processen, bijvoorbeeld verdere aanslibbing en duinvorming.  In de tweede plaats laten varen van de idee dat land tot elke prijs voor overstromen behoed moet worden en dat in plaats daarvan uitwijken naar veiliger gebieden is geboden.  Gelukkig zijn dit beslissingen die voorlopig nog niet genomen hoeven te worden. 

Een ding is zeker; de zeespiegel is wereldwijd de afgelopen 30 jaar met 10 centimeter gestegen en de snelheid waarmee het water stijgt neemt toe.  

Dit concludeert de NASA op basis van satellietfoto’s van de afgelopen 30 jaar. De bovenstaande afbeelding laat deze stijging en het regelmatige karakter ervan overduidelijk zien.

Dit patroon doortrekkend leidt tot een zeespiegelstijging van 25 – 30 centimeter in 2050. Deltares heeft voor Nederland een vergelijkbare voorspelling gedaan. Het is daarom realistisch dat Nederland maatregelen voorbereid voor een zeespiegelstijging van 1 meter in 2100 en nadenkt over een langetermijnperspectief van in elk geval twee tot drie meter tussen 2100 en 2300. Bij een stijging van meer dan twee meter is een nieuw Deltaplan nodig.

Hoe kunnen we en vooral onze nazaten met deze dreiging omgaan? Daarop ga ik in de volgende post in.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Overstromingen in het heuvelland: Deel 2: Maatregelen

Ingrijpende maatregelen zijn nodig om Valkenburg en andere gemeenten afdoende te beschermen tegen overstromingen. In deze post tref je de drie belangrijkste aan.

Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om het effect van toekomstige overstromingen in het Limburgse heuvelland en in het hele Europese middelgebergte te beperken. In deze post bespreek ik de belangrijkste.

Er mag maximaal 60 mwater/seconde Valkenburg passeren om te voorkomen dat het water buiten de oever treedt. Hierbij is de rivier tot aan de rand gevuld. Tijdens de overstromingsperiode van 14 en 15 juli 2021 was dat maximaal 130 m3/sec. Om deze veilige grens te bereiken moet vóór Valkenburg minimaal 5 miljoen m3water extra tegengehouden worden. De vraag is hoe.

Betere natuurlijke bescherming

Als eerste komen maatregelen aan de orde die de natuurlijke bescherming tegen overstromingen verder versterken, wat grotendeels neerkomt op het terugdraaien van een deel van de menselijke ingrepen in de natuur. Aan de hoeveelheid grondwater in de ondergrond valt weinig te veranderen. De notitie Analyse klimaatbuffers in het Geul stroomgebied tijdens extreme neerslag in juli 2021 (p. 66 e.v.) somt een reeks maatregelen op om de natuur haar werk te laten doen. De essentie van natuurlijke oplossingen is dat bomen, planten en bodem water langer vasthouden. Voorbeelden zijn: deels vervangen van akkerland door struweelrijk grasland of loofbos; verwijderen drainagebuizen, tegengaan verstening van tuinen, infiltreren in de bodem van regenwater op wegen en in bebouwd gebied, herstel van graften, bevordering van moerasvorming, verbreden en minder diep maken van beken, versnellen meandervorming en uiteraard vermijden van verdere bebouwing in overstromingsgebieden. 

Deltares, een onderzoekscentrum op het gebied van waterbeheer, heeft berekend aan de hand van hydrologische modellen dat de piekstroom door Valkenburg met ruim 15% zal verminderden als alle genoemde maatregelen voor 10 à 20% worden uitgevoerd. Meer is vrijwel uitgesloten. Daarmee zijn we er dus niet.

Retentiebekkens

Ook het waterbergend vermogen van de dalvlaktes moet worden uitgebreid.  Dat kan op semi-natuurlijke wijze gebeuren door de aanleg van ‘retentiebekkens’. Deze bestaan uit een dijk met een hoogte van 5 of meer meter dwars op de dalvlakte of een deel daarvan. Onder normale omstandigheden stroomt de rivier er gewoon langs of doorgeen via een sluis, maar bij wassend water kan het bekken zich vullen (zie titelfoto). 

Deze methode wil men in Duisland op grote schaal toepassen om overstromingen in de toekomst te voorkomen. Er worden plannen uitgewerkt om alleen al in het stroomgebied van de rivieren Ahr en Erft het aantal bestaande Hochwasserrückhaltebecken, zoals retentiebekkens daar heten, uit te breiden tot 50. Samen kunnen die 25 miljoen m3 water bevatten.

Deltares schat dat uitbreiding van de waterberging in de dalvlaktes de piekstroom nog eens met ruim 15% kan verminderen. Ook dat is niet voldoende.

Overstromingen in het heuvelland: Deel 1: De oorzaak

Het is deze week twee jaar geleden dat Valkenburg overstroomde. Maatregelen die herhaling moeten voorkomen worden nog nauwelijks uitgevoerd. Hierover gaan deze en de volgende post.

Op 14 en 15 juli 2021 kreeg het stroomgebied van de Geulle In Limburg en het aangrenzende Waalse deel (in totaal 340 km2) te maken met 128 millimeter regen. Dat zijn 18 emmers per m2. En dat is meer dan tweemaal de inhoud van het stuwmeer achter de dam bij Eupen.

Van al dat water kwam echter minder dan een derde tijdens de overstromingsperiode aan in Valkenburg. De rest werd door de natuur tegengehouden. 

De vraag is nu of natuurinclusieve maatregelen dit aandeel verder verhogen? Al voor de watersnood heeft een aantal natuurbeschermingsorganisaties voorstellen gedaan om de natuur zelf te hulp toe roepen bij het voorkomen van overstromingen. Daarover gaat de volgende post. Nu wil ik stil staan bij de oorzaken van de overstroming.

Oorspronkelijk waren de hogere delen van het Europese middengebergte bedekt met uitgestrekte loofbossen en venen.  Beide kunnen grote hoeveelheden water vasthouden. Ook de hellingen waren bebost. Hier stroomde het water traag ondergronds omlaag. De dalvlaktes waar het water weer bovengronds kwam, hadden hierdoor een moerasachtig karakter. Hier ontstonden waterloopjes die de rivieren voedden. Deze vonden hun weg door bossen of grazige gebieden om vervolgens kronkelend door de dalvlakte de monding te bereiken.

Door de eeuwen is het karakter van het middelgebergte veranderd: Grote delen van de bossen en venen werden productiebos, akkerland en weiland. Moerassige gebieden werden ten behoeve van de landbouw gedraineerd en op de plateaus en in de dalen ontstonden dorpen en kleine steden.

Vooral bebouwing, wegen en akkers (maïsakkers met name) maken dat de bodem neerslag nauwelijks vasthoudt met meer kans op overstromingen als gevolg.

Op een aantal plaatsen zakt de neerslag die door de bodem wordt vastgehouden verder de ondergrond in. Daar staan andere plaatsen tegenover die nauwelijks grondwater opnemen. Ruwweg kan het stroomgebied van de Geul in twee delen worden verdeeld. In de bovenloop van de Geul vanaf Epen en in het Waalse deel van het stroomgebied overheersen oude gesteenten waarin water bijna niet kan doordingen. Op de meeste plaatsen in de benedenloop van de Geul en haar zijrivieren kan de ondergrond daarentegen veel water bergen. Gemiddeld is hierdoor het waterbergend vermogen van het stroomgebied van de Geul aanzienlijk groter dan dat van de Ahr en de Vesdre.

In het stroomgebied van de Geul werd ongeveer 2/3 van alle neerslag in de overstromingsperiode vastgehouden door planten en bomen, bodem en ondergrond.

Op 14 en 15 juli 2021 stroomde er 12 miljoen m3 door Valkenburg met een snelheid oplopend tot 130 m3water/seconde. Als de neerslag niet voor het grootste deel in het stroomgebied was gebufferd, was de ramp niet te overzien geweest. Of toch wel,  dan was het verwoestende karakter van de Geul te vergelijken met dat van de Ahr en de Vesdre.  Hier perste zich meer dan 600 m3 water/seconde door tientallen dorpen, waarvan Altenahr en Pepinster de grootste schade leden. 

Samenvattend kunnen we stellen dat de hoeveelheid regen, het type ondergrond, de aard van de bodems en de verandering van een natuur- in een cultuurlandschap, inclusief wegen en bebouwing, samen het karakter van de overstroming in Valkenburg hebben bepaald. Met deze omstandigheden moet dus rekening worden gehouden bij de keuze van de maatregelen die het stromingsgebied van de Geul voor een nieuwe ramp moeten behoeden.

Je treft het tweede deel van deze post aanstaande donderdag 13 juli op deze plaats aan.

Natuurinclusief waterbeheer in China

Nederland liep in de wereld voorop met de uitvoering van de idee dat rivieren de ruimte geven de beste manier is om overstromingen tegen te gaan. In deze post laat ik zien hoe China deze aanpak inmiddels op grote schaal toepast.


Dit is de eerste post in een reeks over het wassende water.  Aanleiding is de watersnoodramp die twee jaar geleden een aantal plaatsen langs onder andere Ahr, Vesdre en Geul trof. Volgende week ga ik in een tweetal posts in op de oorzaken van deze overstromingen en de maatregelen om herhaling te voorkomen. Met de uitvoering van deze maatregelen – ook de rivieren de ruimte geven – wil het nog niet erg vlotten. 


De nieuwe visie van de Chinese overheid op de rol van de natuur in stedenbouw, komt ook tot uitdrukking in de opvattingen over waterbeheer. Dit nieuwe beleid leidde ook tot eerherstel van Yu Kongjian.  Zijn visie stond haaks op het gangbare beleid om rivieren in te dammen en te omgeven door dijken. Hij pleitte ervoor om de natuurlijke hydrologie te herstellen die door deze kunstwerken is verstoord. 

Twintig jaar geleden bracht Yu en zijn team in kaart welke delen van Beijing een hoog risico liepen op overstromingen. Hij adviseerde deze onontgonnen te laten en te gebruiken voor de berging van regenwater. Regeringsfunctionarissen negeerden hem. In juli 2012 sloeg het noodlot toe. De grootste storm van Peking in meer dan 60 jaar bracht 18 centimeter regen mee en veroorzaakte grote overstromingen.

Kort daarna kondigde president Xi Jinping een landelijk programma aan dat ‘sponssteden’ werd genoemd. Het stedelijk gebied moest weer gaan functioneren als een spons die water absorbeert en dat vervolgens langzaam afgeeft. In 2015 begon de centrale overheid met demonstratieprojecten in 16 steden en in 2016 kwamen er nog 14 bij, met als doel dat 100 steden met meer dan 1 miljoen inwoners 70% van de gemiddelde jaarlijkse regenval binnen hun grondgebied vasthouden. Inmiddels is het sponssteden principe geïmplementeerd in 100 steden en opgenomen in de masterplannen voor 538 steden. 

De fotocollage toont enkele voorbeelden. Ik licht het Quinli stormwater wetland park wat uit (linksboven). De omvang van dit park is ruim 34 hectare en dit voormalig beschermde ‘wetland’ is omgeven door de dichte bebouwing van een nieuwe stad. Hierdoor is de relatie met de het oorspronkelijke bronnengebied verbroken en was het gebied was gedoemd op te drogen. De idee was om de resten van dit natte gebied te transformeren in een ‘groene spons’ en daarmee ook andere ecosysteemdiensten tot ontwikkeling te laten komen op het gebied van gezondheid, beleving en recreatie. 

Het centrale deel van het gebied bleef onaangetast, waardoor het op natuurlijke wijze kan evolueren en transformeren.  Eromheen werd een ring van vijvers en heuvels aangelegd, door grond af te graven en te verplaatsen. Regenwater uit de bebouwde omgeving wordt via buizen geloosd in deze zone waar het water langs natuurlijke weg wordt gefilterd en zich vervolgens een weg zoek in de binnencirkel van ‘wetlands’. De heuvels zijn beplant met inheemse zilverberken en deze groeien uit tot een dichte bosomgeving. De zone van vijvers en heuvels is ook een aantrekkelijk recreatiegebied door een netwerk van paden met verhoogde loopbruggen en uitkijktorens, ook om het gebied bij hoog water toegankelijk te houden.

China heeft de afgelopen jaren in de zomer met zware neerslag te maken gehad. Hierdoor kreeg de ‘oude’ infrastructuur van dijken en dammen het zwaar te verduren, maar ook de jonge sponssteden. In de zomer van 2021 vonden overstromingen plaats in een van de steden met een groenblauwe infrastructuur, Zhengzhou. Er viel meer dan 20 centimeter regen in een uur. 400.000 mensen werden geëvacueerd en bijna 300 bewoners kwamen om het leven.

Dit riep de vraag op of een gebied van enkele tientallen hectaren afdoende is voor toepassing van het sponsprincipe.

De belangrijkste les was dat het sponsprincipe binnen het hele bovenstroomse gebied toegepast had moeten worden. Hier moet ruimte komen voor natuurlijke uiterwaarden, die de afvoer van water naar de steden stroomafwaarts vertragen.  We zullen deze idee ook tegenkomen als we stil staan bij de overstromingen die in 2021 grote delen van Duitsland en België en ook het Limburgse heuvelland troffen.

Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Stedelijk groen en digitalisering

Met AI kunnen oorzaken van boomziekten worden opgespoord. Wegen de kosten daarvan op tegen de baten? We weten immers dat het klimaatverandering is die de meeste stadsbomen bedreigt. Ik bepleit daarom prioriteit voor verduurzamen van het bomenbestand.

Diagnostiseren van de gezondheid van de bomen

Bomen hebben het zwaar. Dat komt deels door ziekten, zoals de iepziekte maar vooral door droogte, hitte en luchtverontreiniging, verschijnselen die zij ook worden geacht te bestrijden. 

TreeTect is een open source algoritme die met objectdetectie bomen identificeert en indicaties van hun gezondheid kan geven.

City Watch heeft dit programma toegepast in meer dan 30 steden, waaronder Boston, Jakarta en Amsterdam met als doel stadsbomen in kaart te brengen en te beheren. De basis hiervan zijn satellietbeelden met een hoge resolutie die met kunstmatige intelligentie worden geanalyseerd, ook om uitspraken te kunnen doen over de gezondheidstoestand van elke boom.  

De gegevens van dit soort waarnemingen geven een beeld hoe het met bomen in het algemeen is gesteld, bijvoorbeeld op wijkniveau.  Ze zijn onbruikbaar om als basis voor de behandeling van individuele bomen. Dat was wel het doel van de stad Leoben

De stad Leoben past digitale technologie op meer kleinschalige wijze toe, met het oog op de verzameling van gegevens voor het onderhoud van de bomen. De stad heeft samen met Greenhill een ‘digital twin’ gemaakt van 3000 bomen om deze online te kunnen monitoren. De gegevens worden verzameld met behulp van drones, mobiele laserscanners, lidar en zeer gevoelige camera’s. Beelden worden gemaakt op dezelfde manier als Google dat doet voor Street View, maar met een driemaal hogere resolutie. Deze gegevens worden aangevuld met satellietgegevens. 

Met deze gedetailleerde informatie kunnen inspecties op afstand worden uitgevoerd, zodat er meer tijd is voor de verzorging en behandeling van de bomen.

Bomendichtheid per wijk

Wereldwijd bestaan grote verschillen op wijkniveau tussen de hoeveelheid bomen en ander groen. Buurtcomités die hier verandering in willen brengen hebben behoefte om te weten hoe het in hun wijk is gesteld met de hoeveelheid groen. 

De Tree Equity Score (TES)  is webapplicatie die op buurtniveau aangeeft of er genoeg bomen zijn zodat iedereen de gezondheids-, economische en klimaatvoordelen van bomen kan ervaren. Scores zijn gebaseerd op oppervlakte van de boomkruin,  temperatuur, inkomen, werkgelegenheid, leeftijd en gezondheidsfactoren. Een 0- tot 100-puntensysteem maakt het gemakkelijk om te begrijpen hoe een buurt het doet. Er zijn score voor alle 150.000 buurten en 486 gemeenten in verstedelijkte gebieden in de VS met ten minste 50.000 inwoners. Hier is meer dan 70% van de Amerikaanse bevolking woonachtig. De bovenstaande afbeelding geeft een voorbeeld van wat deze applicatie oplevert.

Interactieve technologie als planningstool.

Behalve het inventariseren van het aantal bomen, hun toestand en hun effect hebben steden ook behoefte aan interactieve ‘tools’ waarmee de impact van de uitbreiding van het bomenbezit kan worden gesimuleerd en daardoor voor de beste locatie kan worden gekozen.

In Nederland is hiervoor de Groene Baten Planner in ontwikkeling. Dit is een digitale replica van de fysieke leefomgeving (‘digital twin’) en kan op het niveau van een woon- en werkgebied het effect simuleren van toevoegen van groen en water, maar ook van het toevoegen of verwijderen van ‘grijs’, zoals parkeerplaatsen. De Groene Batenplanner is onder andere gebruikt bij de ontwikkeling van de wijk Schuilenburg in Amersfoort. De gemeente heeft de uitkomsten gebruikt bij gesprekken met bewoners over de inrichting van de wijk. Dit filmpje geeft inzicht in de werking van de Groene Baten Planner. 

Vaak wordt gezegd dat meten weten is, maar weten is iets anders dan doen. Gemeenten die besluiten om kostbare technologie als hiervoor benoemd in te zetten moeten eerst afwegen welke nieuwe inzichten deze kan opleveren. We weten immers allang dat klimaatverandering álle bomen bedreigt.  In dat geval kan geld dat aan kostbare projecten als de bovenvermelde wordt besteed,  beter rechtstreeks bestemd kan worden voor het verduurzamen van de bomenpopulatie.


Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden