De laatste aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over geluk. Geluk neemt als bouwsteen voor levensomgevingskwaliteit een aparte positie in. In deze post maak ik duidelijk dat geluk zowel aan levensomgevingskwaliteit bijdraagt al erdoor wordt beïnvloed.
Een gemeente met bewoners die zich allemaal gelukkig voelen. Wie zou dat niet willen? Het is geen makkelijk bereikbaar doel ook al omdat er zijn nog veel vragen onbeantwoord zijn over de omstandigheden die mensen gelukkig maken.
In de ruimste betekenis van het woord heeft geluk betrekking op de tevredenheid van mensen met hun leven in het algemeen over een langere periode. Gelukkige mensen zullen in het algemeen beter in staat zijn tekortkomingen in hun leefomgeving aan te pakken of ermee te leven.
De maakbaarheid van geluk
Geluk is echter minder ‘maakbaarheid’ dan we misschien willen. Volgens Ruut Veenhoven. De ‘geluksprofessor’. wordt geluk voor pakweg de helft bepaald door karaktereigenschappen, zoals eerlijkheid, openheid, optimisme, vergevingsgezindheid en nieuwsgierigheid. Vijf maatschappelijke omstandigheden bepalen de rest. Dit zijn een bepaald niveau van materiële welvaart, sociale relaties, gezondheid, leefomstandigheden en zelfbeschikking, overigens ook niet zo makkelijk te realiseren. Tussen karakter- en omgevingseigenschappen spelen ook nog cultuur een rol.
Gelukkige en ongelukkige steden
Dit blijkt ook wel als we kijken naar de rangorde van meest (on)gelukkige steden, voor wat het waard is. Hoe gelukkig een stad is, hangt af van de zelf gerapporteerde mate van geluk van (een steekproef) van de bewoners. Scandinavische steden domineren de top 10: Helsinki (Finland) en Aarhus (Denemarken) staan op de eerste en tweede plaats, Kopenhagen (Denemarken), Bergen (Noorwegen) en Oslo (Noorwegen) op de vijfde, zesde en zevende plaats. Stockholm (Zweden) wordt negende. Amsterdam volgt op de 11de plaats. Twee van de top tien steden bevinden zich in Australië en Nieuw-Zeeland: Wellington, de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, staat op de derde plaats en Brisbane (Australië) op de tiende plaats. De enige top tien steden die niet in Scandinavië of Australië en Nieuw-Zeeland liggen, zijn Zürich (Zwitserland) en Tel Aviv (Israël).
De steden onderaan de ranglijst zijn getekend door oorlogen en conflicten: Kabul in Afghanistan, Sanaa in Jemen, Gaza in Palestina en Juba in Zuid-Soedan. Delhi (India) staat op de vijfde plaats van onderen, vanwege de als zeer slecht ervaren leefbaarheid.
Ongeacht de plaats waar ze wonen, mensen die zichzelf gelukkig noemen onderscheiden zich door een langere levensduur, betere gezondheid, meer stabiele sociale relaties en actief burgerschap.
Kunnen steden het geluk van hun inwoners doen toenemen?
Bij ‘sturen op geluk’ gaat het in de eerste plaats erom dat individuele burgers beschikken over ‘resources’, zoals leefbaar inkomen, betaalbare huisvesting, gezondheidszorg. In de tweede plaats schept zo’n gemeente omstandigheden (‘conversion factors’) waardoor mensen zelf in beweging komen en deze resources optimaal gebruiken. Dat laatste kan gaan door middel van maatschappelijk opbouwwerk, mogelijkheid tot participatie, voorlichting en ‘leven in de brouwerij’ creëren, zoals braderieën, autovrije dagen en muziek op straat. Mensen die al gelukkig zijn, zullen hier paradoxaal het meeste profijt van hebben.
Gemeenten als Schagen en Roerdalen hebben toename van het geluk van de bevolking expliciet als uitgangspunt voor hun beleid gekozen. Steden in uit het buitenland die zich hetzelfde ten doel stellen zijn Bristol, Seoul en Vilnius. Toch merkt Nancy Peters (projectleider geluk van de gemeente Schagen) op: We kunnen mensen niet gelukkig maken. Maar de overheid creëert wel een bedding waarin mensen gelukkig kunnen zijn.
Samen met de Erasmus Happiness Economics Research Organization (EHERO) heeft de gemeente Schagen 12 speerpunten opgesteld. Het gaat om: zinvol werk, betekenisvol contact, deelname aan het maatschappelijk leven, verbondenheid met de buurt, sociaal vangnet, vertrouwen in de gemeente, trots op de woonplaats, tevredenheid met de relaties, sportvoorzieningen, kwaliteit openbare ruimte, buurtgericht samenwerken en relatie inwoner-gemeente.
Het belang van participatie
In de voorafgaande blogposts over omgevingskwaliteit zijn er heel wat onderwerpen aan de orde gekomen die tot de 12 speerpunten behoren. Naast tastbare eigenschappen van de leefomgeving speelt actieve betrokkenheid (participatie)van burgers bij de inrichting en verbetering ervan een minstens zo belangrijke rol.
In zijn boek The Architecture of Happyness merkt Alain de Botton op dat het voor het vooral uiteenlopende sociale activiteiten van mensen waartoe de omgeving uitnodigt, zijn die bijdragen aan de toename van geluk. Dit wordt nog versterkt als de bewoners van een buurt zich hebben ingezet om deze sociale activiteiten mogelijk te maken, bijvoorbeeld door de aanleg van een speelveld, een ontmoetingsruimte of de organisatie van buurtfeesten.
Inmiddels 25 jaar geleden besloten bewoners van twee straten in Portland (VS) het kruispunt van die straten tot ontmoetingsruimte te maken. Eerst werden er alleen tentjes, tafeltjes, stoeltjes en spelmateriaal op de stoepen en in een aangrenzende groenstrook gezet, later werd op gezette tijden ook het kruispunt zelf benut. Na geruime tijd van onderhandelingen, stemde het stadsbestuur daarmee in, mits dit voldoende zichtbaar zou zijn. Daar hoefden de bewoners niet lang over na te denken (Zie de bovenstaande afbeelding). De bewoners zijn het erover eens dat dit hele project hun leven er gelukkiger op heeft gemaakt en dat de vele activiteiten die ze op het plein organiseren daar nog steeds aan bijdragen.
De impact van geluk op de kwaliteit van de leefomgeving
Maar hoe zit het andersom met geluk als bouwsteen voor de kwaliteit van de leefomgeving? Gelukkige mensen zijn een zegen voor de andere bewoners van een wijk, vanwege hun goede humeur, sociale instelling, initiatiefbereidheid en optimisme over de toekomst. Op hun beurt kunnen gelukkige mensen dankzij hun bovengenoemde eigenschappen het meeste uit de beschikbare hulpbronnen in hun leefomgeving halen. Omgevingskwaliteiten zijn geen vaste entiteiten: ze ontlenen hun waarde aan de betekenis die burgers eraan geven. In deze context is geluk een mediator tussen omgevingskenmerken en hun beoordeling door burgers.
Daarom zijn er gelukkige burgers te vinden in de sloppenwijken van Mumbai, en deze zijn misschien gelukkiger dan een egoïstische mopperaar in een chic appartement. Tegelijkertijd maken de voornoemde eigenschappen het mogelijk dat gelukkige burgers het best in staat zijn om het voortouw te nemen in collectieve actie om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
De 24ste aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over het effect van burgerparticipatie op de kwaliteit van leefomgeving, zoals burgers die ervaren.
Versterken van de lokale democratie
Democratisering wordt vaak gezien als een besluitvormingsproces waarin ‘het volk’ zijn wil uitspreekt en waarvan de overheid het resultaat uitvoert. Een maal in de zoveel jaar stemmen en vervolgens een vooraf onvoorspelbare coalitie van partijen het beleid laten maken en uitvoeren is wel de magerste vorm van democratie. Democratie kan langs twee lijnen meer inhoud krijgen: (1) grotere betrokkenheid bij de beleidsvorming en (2) meer autonomie bij de uitvoering van taken. De bovenstaande foto’s illustreren deze lijnen; ze tonen burgers die in enig stadium meedenken over het beleid, burgers die werken aan de uitvoering ervan en burgers die een behaald succes vieren.
Burgerforums
Alom klinkt de wens van veel burgers voor grotere betrokkenheid bij de politieke besluitvorming op alle niveaus. Daarbij valt te denken aan referenda en volksvergaderingen, zoals die nog steeds in Zwitserse gemeenten plaatsvinden. Maar voor uitwisseling van standpunten laat staan discussie daarover is hier weinig ruimte. In zijn boek Tegen verkiezingen (2013) stelt de Vlaamse politicoloog David van Reybrouck voor vertegenwoordigers aan te stellen op basis van gewogen loting.
In Nederland zijn inmiddels ook verschillende voorbeelden. In de meeste gevallen was de acceptatie van de resultaten door de gevestigde politiek, de gekozen volksvertegenwoordigers in het bijzonder, het grootste knelpunt. Een commissie onder leiding van de helaas overleden Alex Brenninkmeijer heeft zich in een advies aan de Tweede Kamer positief uitgesproken over de rol van burgerfora bij het klimaatbeleid. Vorig jaar heeft in Amsterdam een miniburgerberaad plaatsgevonden ook onder leiding van Alex Brenninkmeijer over de concrete vraag hoe Amsterdam de energietransitie kan versnellen.
Autonomie
De ultieme stap richting democratisering is autonomie: Bewoners beslissen dan niet alleen over bijvoorbeeld speelgelegenheid in hun wijk, ze zorgen er ook voor dat die er komt, deels met financiële steun van de gemeente. Vaak is het recht daartoe formeel vastgelegd in het right to challenge. Bijvoorbeeld een groep bewoners toont dan aan een voorheen gemeentelijke taak beter en vaak ook goedkoper zelf te kunnen uitvoer. Hiermee wordt op de participatieladder een significante slag gemaakt van meepraten naar autonomie.
Commons
In Italië heeft dit proces een hoge vlucht heeft genomen. De stad Bologna is een bolwerk van stedelijke commons. Burgers worden ontwerpers, managers en gebruikers van een deel van het gemeentelijke takenpakket. Aanleg van groene gebieden, een leegstaand huis ombouwen tot betaalbare eenheden voor studenten, ouderen of migranten, exploiteren van een minibusdienst, het schoonmaken en onderhouden van de stadsmuren, de herinrichting van delen van de openbare ruimte en nog veel meer.
Vanaf 2011 kunnen commons een formele status krijgen. Het belangrijkste instrument daarbij zijn samenwerkingspacts. In elk pact leggen stadsbestuur en de betrokken partijen (informele groepen, NGOs, scholen, bedrijven) afspraken vast over hun werkzaamheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Sinds de goedkeuring van de verordening zijn honderden pacten getekend. De stad draagt bij wat de burgers nodig hebben – geld, materiaal, huisvesting, advies – en de burgers stellen hun tijd, vaardigheid en organisatievermogen ter beschikking.
Van samen uitvoeren naar samen beslissen
De volgende typen ‘commons’ kunnen worden onderscheiden
Samenwerken: Burgers voeren projecten uit in de onmiddellijke leefomgeving, zoals het beheer van een gemeenschappelijke (groenten)tuin, het beheer over gezamenlijk te gebruiken gereedschappen, een buurtfeest. De activiteiten zijn een bron van ontplooiing voor de deelnemers en de sociale impact is groot
Overnemen van (gemeentelijke) taken: Burgers beheren collectieve voorzieningen, zoals een buurthuis of zelf een eerder gesloten zwembad. In Bologna hebben wijkbewoners in een leegstaande fabriek een muziekcentrum gesticht met financiële steun van de gemeente. De exploitatie gebeurt in eigen beheer.
Coöperatie: Hier is sprake van een (commerciële) activiteit, bijvoorbeeld een groep ondernemers die onder eigen verantwoordelijkheid een straat hieuw leven inblaast.
Zelfbestuur: De gemeente delegeert een aantal bestuurs- en beheerstaken aan de bewoners van een wijk, nadat deze een plan hebben gemaakt, bijvoorbeeld voor het onderhoud van het groen, het beheer van gezamenlijke voorzieningen, de exploitatie van kleinschalig busvervoer.
Begrotingsbeheer: In een groeiend aantal steden ontwikkelen burgers gezamenlijk voorstellen om een deel van het gemeentelijk budget te besteden.
De rol van de gemeente bij lokale initiatieven
Het succes van commons in Italië en ook op elders ter wereld – denk aan de Nederlandse energiecoöperaties – berust op het feit dat veel mensen samen met anderen iets willen doen, maar ook dat ze hierbij worden ondersteund en een beroep kunnen doen op de noodzakelijke middelen. In Rotterdam speelt zelforganisatie door de bewoners van wijken allang een belangrijke rol. De gemeente is slechts een van de ‘spelers’. Recent is gestart met het programma Wijkgestuurd werken.
De manier waarop ondersteuning wordt georganiseerd, is een belangrijke succesfactor. Het ’placemaking’-model, ontwikkeld in het Verenigd Koninkrijk, kan op grote schaal worden toegepast. In dit model hebben kleine onafhankelijke ondersteuningsteams op wijkniveau bewezen effectief te zijn.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
De 23ste aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over de bijdrage van goed bestuur (governance) aan de kwaliteit van de leefomgeving.
In 1339 voltooide Ambrogio Lorenzetti zijn beroemde reeks van zes schilderijen in het stadhuis van de Italiaanse stad Siena, getiteld De allegorie van goed en slecht bestuur. Het bovenstaande fragment daarvan verwijst naar de kenmerken van goed bestuur: De belangen van burgers vooropstellen, afstand doen van eigenbelang, dienstbaarheid en rechtvaardigheid. Deze gelden nog steeds.
Geworteld in de gemeenschap
Uitgangspunt van stedelijk beleid geworteld is in een langetermijnvisie op de ontwikkeling van de stad. Een visie die is toegesneden op de behoeften en wensen van de burgers, zoals deze zich manifesteren binnen en buiten de instituties van de representatieve democratie. In beleid dat wortelt in de gemeenschap komen ook de kennis, ervaringen en meningen van belanghebbenden aan de orde. In elke stad is een pool van experts uit alle vakgebieden te vinden; velen van hen zijn bereid om zich in te zetten voor de toekomst van hun woonplaats[1].
Participatie
Governance gaat verder dan verkiezingen, vertegenwoordigende organen, het volgen van de juiste procedures en het handhaven van de wet. Een essentieel kenmerk is dat burgers erop kunnen vertrouwen dat de overheid hun belangen beschermt en dat hun stem wordt gehoord. De gemeente Amsterdam beschikt over een indrukwekkende reeks van beleidsinstrumenten die participatie kunnen bevorderen: het initiëren van een referendum is laagdrempeliger gemaakt en maatschappelijke initiatieven kunnen worden gesubsidieerd. Dit is vastgelegd in buurtrecht, zoals het ‘right to challenge’ en er zijn buurtbudgetten. In een volgende post kom ik terug op het belang van deze en andere vormen van participatie.
Tweezijdige communicatie
Zowel Barcelona als Madrid gebruiken technische middelen om burgers een stem te geven en deze stem te laten doorklinken in beleid. Barcelona heeft daarvoor het platform Decidem ontwikkeld (wat betekent ‘We beslissen’ in het Catalaans)en Madrid beschikt over Decide Madrid (‘Madrid beslist’). Beide platforms verschaffen burgers informatie over het beleid, stellen hen in staat onderwerpen op de beleidsagenda te plaatsen, discussies te starten, voorstellen voor beleid te amenderen en stemadviezen uit te brengen voor de gemeenteraad.
Madrid heeft haar participatieve elektronische omgeving ontwikkeld samen met CONSUL, een in Madrid gevestigd bedrijf. CONSUL stelt steden in staat om snel en veilig burgerparticipatie op internet te ontwikkelen. Het pakket is zeer uitgebreid. De software en het gebruik ervan is gratis. Consul is inmiddels in gebruik in 130 steden en organisaties in 33 landen en bereikt wereldwijd zo’n 90 miljoen personen.
Stadsbeheer
Voor veel burgers hangt de beoordeling van kwaliteit van de leefruimte af van de gemeentelijke dienstverlening en wijze waarop de gemeente de openbare ruimte beheert en overlast beperkt. Hieronder valt een groot aantal voorzieningen, variërend van brandweer, politie, GGD, gemeentereiniging tot ‘Bel- en herstellijnen’. Overlast heeft veel bronnen: niet functionerende bruggen, stoplichten, gedrag van medeburgers, jong en oud, verkeershinder, inclusief vliegtuiglawaai en in het bijzonder luidruchtige buren. In veel gevallen wordt een beroep gedaan op de politie, maar deze kan of wil soms weinig doen omdat ander werk urgenter is. Dit is fnuikend voor het vertrouwen van burgers in ‘de politiek’ en doet ernstig afbreuk aan de kwaliteit van de leefomgeving.
Veerkracht (resiliëntie)
Steden kunnen worden geconfronteerd met rampen, maar er is ook sprake van chronische problemen, waarvan de oplossing decennia kan duren, zo die er al komt. Om hiermee om te gaan is veerkracht (resilience) nodig: Ontwikkelen van capaciteit binnen individuen, gemeenschappen, instellingen, bedrijven en systemen om te overleven, zich aan te passen en te groeien, ongeacht welke chronische stress en acute schokken ze ervaren.
Veerkracht omvat maatregelen die de gevolgen van chronische stress (bijvoorbeeld etnisch geweld) en – zo mogelijk – acute schokken (bijvoorbeeld overstromingen) verminderen en het voorkomen ervan opheffen door maatregelen ‘aan de bron’
Het is voor een adequate aanpak van rampen wenselijk dat brandweer, politie en ambulances samenwerken en dat burgers hierbij worden betrokken. Deze samenwerking moet geleerd moet worden voorafgaand aan een ramp door oefenen, te improviseren en achteraf te evalueren en komt niet tot stand door toedoen van een hiërarchische bevelstructuur. Gelukkig worden hierbij ook steeds vaker burgers betrokken.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
[1] Hollie Russon Gilman & Elena Souris: Global Answers for Local Problems. Lessons from Civically Engaged Cities. New America 2020. Dit rapport analyseert 50 casestudy’s van finalisten van de Engaged Cities Award (ECA)
De zestiende aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over de gezelligheid van de buurt. Dit is ook een onderdeel van de ‘leerbaarometer’, die eerder aan de orde kwam.
Vrijwel iedereen die gaat verhuizen kijkt met enige spanning uit naar wie de buren zullen zijn. Over overeenkomsten en verschillen tussen bewoners als basis voor een gezellige inclusieve buurt, gaat deze post.
‘Ons soort mensen’
Op de vraag ‘wat hoop je dat je buren zijn’ wordt vaak spontaan geantwoord ‘ons soort mensen’. Daar zit een praktische kant aan: een gezin met kinderen hoopt op een gezin met speelmaatjes in ongeveer dezelfde leeftijd. Er verder dat de buren niet te luidruchtig zijn, in zijn voor een gezellig contact of het maken van praktische afspraken, indachtig het principe ‘een goede buur is beter dan een verre vriend’. Een slecht verstaander legt ‘ons soort mensen’ vaak uit als zou het gaan om mensen met hetzelfde inkomen, geloof , etnische dan wel culturele achtergrond. Dat hoeft niet het geval te zijn. Aan de andere kant is er niets op tegen als mensen met een vergelijkbare identiteit op kleine schaal elkaars nabijheid zoeken.
Alle soorten mensen
Een zekere homogeniteit onder de directe buren, zeg degenen in hetzelfde bouwblok, kan goed samengaan met een grotere variëteit op buurtniveau in levensstijl, etnische of culturele achtergrond, leeftijd en draagkracht. Deze variëteit is een voorwaarde voor de groei van inclusiviteit. Niet iedereen zal met iedereen omgaan, maar verscheidenheid in denkbeelden, interesse en capaciteiten kan goed van pas komt bij de organisatie van gezamenlijke activiteiten op buurt en wijk niveau.
Variatie in leef- en woonvormen
De aanwezigheid van uiteenlopende leef- en woonvormen kan inspirerend werken. Zo beschikken cohousing projecten soms over faciliteiten die ook toegankelijk zijn voor buurtbewoners, zoals een fittness-center of een restaurant. Hetzelfde geldt voor een samenwoning project voor ouderen. Maar het is ook denkbaar dat er in de buurt een project is voor het begeleid wonen voor (ex-)drugverslaafden of voormalige daklozen. De Actieagenda Wonen “Samen werken aan goed wonen” (2021) geeft voorbeelden van de nieuwe mantra ‘de inclusieve wijk’. Het is een hoopgevend relaas in een dossier waarin narigheid overheerst. Het project Majella wonen in Utrecht sprak mij erg aan: Twee naoorlogse appartementencomplexen zijn verbouwd tot een plek waar voormalige daklozen en ‘reguliere’ huurders een hechte woongemeenschap ontwikkeld hebben. Het komt iedereen ten goede als de bewoners van dit soort projecten in de buurt aanvaard worden en uitgenodigd worden om mee te doen.
Overleg tussen buurtgenoten
Van belang blijft dat bewoners van een buurt in een zo vroeg stadium aan tafel zitten om afspraken te maken over de wijze waarop het gezamenlijke deel van het leven zo prettig mogelijk gemaakt kan worden. Dat kan het best gaan via wisselende combinaties van informele buurtvertegenwoordigers, die met hun directe buren over lopende zaken spreken. Maar indien nodig ook met vertegenwoordigers van de gemeente en met de wijkagent. Een Whatsapp-groep is onmisbaar. Overleg is sowieso nodig als een buurt zelf kan beslissen over de inrichting van de openbare of semipublieke ruimte en de begrenzing met het privédomein. Daarover later meer.
Ook het mixen van inkomensgroepen is wenselijk, zeker als de verschillen in huizentype en tuinomvang niet al te groot zijn. Het werkt niet als de indruk van een soort ‘goudkust’ gaat ontstaan.
In het geval van functiemenging en op buurt- of wijkniveau vestiging van kantoren of andere vormen van bedrijvigheid plaatsvindt, is het zeer gewenst dat medewerkers daarvan ook in de buurt integreren. Dit zal bijna vanzelf gaan als er ook een buurtcentrum is met horeca. Anders is het minimaal gewenst dat vertegenwoordigers van winkels, kantoren of andere bedrijven meedoen aan het buurtoverleg.
Overigens de meeste van alle voornoemde zaken laten zich niet plannen, maar een dosis goede wil bij alle betrokkenen draagt bij aan een optimale kwaliteit van de leefruimte.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
De uitslag van de verkiezingen voor de provinciale roept de vraag op of het klimaatbeleid moet veranderen. Hier mijn antwoord, dat ik toelicht aan de hand van drie begrippen ‘kennis’, ‘democratie’ en ‘legitimiteit’.
Wat weten we van de klimaatsverandering
Dat het klimaat verandert als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen is net zo zeker als dat de aarde om de zon draait. Maar hoe snel die verandering gaat en de gevolgen ervan merkbaar zijn (bijvoorbeeld de stijging van de zeespiegel), is veel lastiger te voorspellen.
Veel mensen vertrouwen klimaatwetenschappers niet en denken dat het niet zo’n vaart loopt. Het is een bekend psychologisch verschijnsel dat mensen ‘geloven’ wat in hun kraam te pas komt. Zo zegt de voorman van de Farmers Defence Force’ dat het afgelopen moet zijn met die ‘stikstof flauwekul’. Dat zegt hij niet omdat hij enige studie heeft gemaakt van klimaatsverandering, maar omdat hij deze kennis (terecht) ziet als een bedreiging voor het voortbestaan van de agrarische sector in zijn huidige vorm. De BBB doet dat anders. Ze stelt eveneens de belangen van de boeren voorop en ziet deze als de helden van de Nederlandse voedselproductie. Maar de partij rept met geen woord over de bijdrage van de agrarische sector aan de productie van broeikasgassen en de afname van de biodiversiteit.
Er is geen enkele reden om op basis van de verkiezingsuitslag anders over het klimaat te gaan denken:
Vijf sectoren – elektriciteit, voedsel en grondgebruik, industrie, transport en de bebouwde omgeving – veroorzaken het probleem en moeten erop aangesproken worden een evenredige bijdrage te leveren aan de oplossing ervan.
Hoe democratisch is het regeringsbeleid?
De uitslag van de statenverkiezingen heeft de verhouding tussen voor- en tegenstanders van het klimaatbeleid niet veranderd. De tegenstanders hebben wel een naam gekregen. Maar in de Eerste Kamer wordt het (uitgedunde) regeringsblok ter linkerzijde geflankeerd door een aantal linkse partijen en samen kunnen deze voor een meerderheid zorgen. BBB zal dan wel over een ‘grof schandaal’ spreken, maar in een parlementaire democratie gaat het om het aantal stemmen dat vóór een wetsvoorstel wordt uitgebracht. De linkse partijen zullen mogelijk tegen het beleid stemmen omdat het niet ver genoeg gaat. Dan is er geen beleid meer en zal de regering aftreden. Ik weet zeker dat klimaatbeleid van de dan volgende rechtse regering (met BBB!) nog maar een schim is van wat het nu belooft te zijn.
Mochten de linkse partijen tegen het klimaatbeleid stemmen, dan is dat in elk geval niet slim.
Hoe ‘legitiem’ is het huidige beleid?
Legitimiteit betekent dat beleid draagvlak heeft. Een bestuur verwerft draagvlak door los van de vertegenwoordigende organen te luisteren naar wat er onder de bevolking leeft en daarmee rekening te houden bij het maken van beleid. Dit wordt ook wel met het woord ‘governance’ aangeduid. Het leek er even op dat Johan Remkes voor dit draagvlak had gezorgd, maar als dat er al was, is het vervolgens weer snel verdampt. Draagvlak leunt op drie zaken: de grondslag van het beoogde beleid uitleggen, het standpunt van anderen invoelend benaderen en tegenstanders een aanvaardbaar alternatief bieden. In dit geval zonder toe te geven aan de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, wat niet wil zeggen dat elk tussendoel in beton gegoten is.
Wat betekent dit?
Ik zou er als regering niet voor kiezen om het huidige beleid met een kleine meerderheid te bekrachtigen, maar een brede parlementaire werkgroep in te stellen die samen met klimaatdeskundigen voorstellen doet om draagvlak in de samenleving voor het klimaatbeleid te vergroten. Een beleid dat recht doet aan alles wat we (zeker) weten over klimaatverandering en de wijze waarop deze ons allemaal, de boeren incluis, zal raken.
Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.
Deze post illustreert de meest succesvolle aanpak van de verbetering van de leefbaarheid van slums, namelijk ‘upgrading’ in plaats van afbraak en herplaatsing van de bevolking elders.
Impressies van upgrading in Bario 31, Buenos Aires, Argentinië
Om de huisvesting van slumbewoners te verbeteren is hun betrokkenheid essentieel. Dit valt in de praktijk niet mee omdat het om een zeer gevarieerde groep gaat, variërend van naar verhouding draagkrachtige personen die een paar huizen bezitten en verhuren, tot clans met een duidelijke hiërarchie en ook criminele groepen die baat hebben bij de status quo. Dan zijn er ook nog grondbezitters, waartoe veel lokale politici behoren. De meeste slumbewoners willen het liefst blijven wonen, hun huizen zelf opknappen als ze uitzicht hebben op een langdurig legaal gebruik van hun stukje grond. Ook betere voorzieningen (water, elektriciteit, sanitair, onderwijs en gezondheidszorg zijn prioriteiten.
Een goed voorbeeld is Bario 31, een slumgebied dat tegen het centrum van Buenos Aires ligt. De fotocollage geeft een beeld van het resultaat. Uitgangspunt was om het gebied te blijven bestemmen voor de huidige bewoners en er een reeks verbeteringen aan te brengen. Deze omvatten legalisering van het verblijf, aanleg van basale voorzieningen (elektriciteit, verlichting, water en riolering) en de bouw van scholen en gezondheidscentra. Bewoners konden een lening krijgen met een looptijd van 30 jaar om hun huis te verbeteren. De gemeente heeft aan de rand van het gebied 1200 nieuwe huurwoningen gebouwd voor wie daar de voorkeur aan gaf. Ook omdat er sowieso minder plaats was door de bouw van scholen en andere voorzieningen. Verder biedt de gemeente beroepstrainingen en geeft ze vergunningen af voor het uitoefenen van bedrijvigheid, binnen en buiten het gebied. Alleen de huidige bewoners kunnen voor 30 jaar gebruiksrecht krijgen voor de grond om gentrificatie tegen te gaan. Dit alles gebeurde in nauw overleg met bewonerscomités.
De bovenstaande afbeeldingen stemmen mij optimistisch. Ze tonen betere huisvesting, de aansluit bij de leefgewoonten van de bewoners en die de sociale verhoudingen in de buurt respecteert. Vooral belangrijk is het beroep op zelfredzaamheid en inzet van de bewoners . Dit in tegenstelling tot de in mijn ogen weerzinwekkende beelden van hoogbouw in het kader van de slum rehabilitation housing (zie mijn vorige post).
Het succes van deze aanpak is afhankelijk van participatie door de gemeenschappen binnen de slums en projectleiding die oog heeft voor de wensen en belangen van bewoners.
Het is een gecompliceerde aanpak die vele jaren kan duren en veel geduld en toewijding vraagt van alle betrokkenen. Er zijn inmiddels de nodige resultaten te zien, zoals in het al genoemde Barrio 31-project maar ook in India, in delen van het slumcomplex Orangi (Pakistan) en in Indonesië en Vietnam.
Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.
Democratie kan veel meer inhouden dan af en toe te stemmen. In deze aflevering in de reeks ‘Bouwen aan duurzame steden’ geef ik voorbeelden, zoals de commons-beweging.
In 1339 voltooide Ambrogio Lorenzetti zijn beroemde reeks van zes schilderijen in het stadhuis van de Italiaanse stad Siena, getiteld De allegorie van goed en slecht bestuur. Het bovenstaande fragment verwijst naar de kenmerken van goed bestuur: De belangen van burgers vooropstellen, afstand doen van eigenbelang en integriteit. Maar ook samen met alle betrokkenen ontwikkelen van een visie, transparantie, dienstbaarheid, rechtvaardigheid en op doelmatige wijze de vele taken uitvoeren die naar de gemeente zijn gedelegeerd, vaak met beperkt budget. Niet niks en dit alles gaat ook niet altijd op soepele wijze samen. In dit artikel staat de betrokkenheid van burgers bij het bestuur central. Alom wordt de klacht gehoord dat democratie zich beperkt tot eens in de zoveel jaar stemmen. Zelfs dan is van tevoren niet duidelijk wat het beleid van een nieuw (stads)bestuur zal als gevolg van de noodzaak van vorming van coalities. Digitalisering kan de inbreng van de burger versterken.
Stemmen
Ik zie bij elke verkiezing hoofdschuddend het geklungel aan met enorme stembiljetten die vervolgens met de hand geteld moeten worden. Estland is een voorbeeld van ver doorgevoerde digitalisering van publieke en private dienstverlening. Niet alleen de gebruikelijke gemeentelijke taken, maar ook aanvragen van bouwvergunningen, aanmelden voor scholen, gezondheidszaken, bankzaken, belastingen, politie én stemmen. Mensen stemmen gewoon van huis uit al jaren digitaal zonder dat de veiligheid gevaar loopt. Dit gebeurt, net als alle andere voornoemde zaken via één digitaal platform – X-road – dat aan de hoogste veiligheidseisen voldoen en dat alle gegevens decentraal via end-to-end encryptie opslaat met behulp van blockchaintechnologie. Burgers beheren hun eigen gegevens[1]. Als dit elders niet zou kunnen, dan hou ik mijn hart vast voor de veiligheid van veel andere digitale toepassingen[2].
De geïnformeerde burger; basis van de democratie
Digitale kanalen zijn een uitgelezen manier om burgers te informeren, maar tegelijkertijd nemen ook digitale desinformatie en deepfakes toe. YouTube is in dit opzicht inmiddels berucht. Politieke micro-targetting via Facebook heeft een oncontroleerbare en onweerspreekbare impact en verziekt het politieke debat[3]. Bij het correct informeren van burgers is de ‘Stemwijzer’-app van grote betekenis. Ontwikkeld door de non-profit Prodemos, is dit instrument inmiddels door een reeks landen overgenomen.
Maar er zijn ook heel andere waardevolle digitale informatiebronnen, die het reilen en zeilen van de politiek en politici transparanter maken, inclusief voorbeelden van kleine omkoping, ‘creatieve’ boekhouding en voorkeursbehandeling. Voorbeelden zijn Prozorro[4] (Oekraïne) een website die aanbestedingen weghaalt uit de sfeer van het onderhandse, My Society[5] (UK) een omvangrijke verzameling van open source hulpmiddelen om machthebbers ter verantwoording te roepen, Zašto[6] (Servië) een website die de uitspraken van politici vergelijkt met hun daden en Funky Citizens[7] (Roemenië), een website die onverantwoorde staatsuitgaven, juridische dwalingen en vormen van oneerbaar politiek gedrag aan het licht brengt.
Meer dan verkiezingen: burgerforums
Alom klinkt de wens van veel burgers voor grotere betrokkenheid bij de politieke besluitvorming op alle niveaus. Daarbij valt te denken aan referenda en volksvergaderingen, zoals die nog steeds in Zwitserse gemeenten plaatsvinden.
Voor uitwisseling van en discussie over standpunten bieden referenda en volksvergaderingen weinig ruimte.
Verschillende schrijvers proberen de indirecte democratie te verbeteren door de rol van politieke partijen te omzeilen. In zijn boek Tegen verkiezingen (2013) stelt de Vlaamse politicoloog David van Reybrouck voor vertegenwoordigers aan te stellen op basis van gewogen loting. Loting alleen levert geen representatief ‘minipubliek’ op omdat nooit meer dan 10% van de uitverkorenen aan de uitnodiging gehoor geeft. Wat overblijft is een overwegend autochtone groep, die ouder dan 50 jaar is met een hogere opleiding, die is geïnteresseerd in politiek.
De kracht van een burgerforum is de mogelijkheid tot deliberatie tussen onafhankelijke burgers in plaats van tussen vertegenwoordigers van politieke partijen, die gebonden zijn een coalitieakkoord te steunen of te bestrijden.
Vooral in Ierland zijn met burgerforums goede resultaten geboekt. In Nederland zijn inmiddels ook verschillende voorbeelden. In de meeste gevallen was de acceptatie van de resultaten door de gevestigde politiek het grootste knelpunt[8]. In april heeft een commissie onder leiding van Alex Brenninkmeijer zich in een advies aan de Tweede Kamer positief uitgesproken over de rol van burgerfora bij het klimaatbeleid[9].
Digitale instrumenten
Een andere interessante optie is liquid democracy[10]. Hier kunnen burgers, net als bij directe democratie, over alle onderwerpen stemmen. Ze kunnen hun stem echter ook overdragen aan iemand anders, die volgens hen meer betrokken is. Deze persoon kan de ontvangen mandaten eveneens overdragen. Met veilige IT is dit eenvoudig te organiseren. Voorbeelden van bruikbare apps zijn: Adhocracy (Duitsland), een platform voor participatie, samenwerking en genereren van ideeën, Licracy[11], a een virtueel volksparlement, Sovrin[12], een open source gedecentraliseerd protocol voor elk soort organisatie. Insights Management Tool[13] is een applicatie om grote hoeveelheden antwoorden van burgers op concrete vragen van de gemeente om te zetten in ‘inzichten’ waarmee de politiek zijn voordeel kan doen. Ik noem nog enkele applicaties die vooral voor steden bedoeld zijn: EngageCitizens[14] (o.a. Braga, Portugal), een plek waar burgers ideeën kunnen aandragen en deze in virtuele discussiegroepen kunnen bespreken, Active Citizens (Moskou), een applicatie waarop bewoners aan referenda kunnen deelnemen, CitizenLab[15], een medium waarop burgers denkbeelden over actuele stedelijke problemen kunnen bediscussiëren. Zeer bruikbaar voor de ontwikkeling van een breed gedragen visie op stedelijke problemen. Last but not least verwijs ik naar de veelomvattende applicaties Decide Madrid en Decidem (Barcelona), die ik elders uitgebreid heb besproken[16].
Alle voornoemde apps vergroten de betrokkenheid van een deel van de burgers bij het bestuur. Het gaat meestal om hoger opgeleiden. In Madrid en Barcelona wordt met bijeenkomsten geprobeerd om kansarme bewoners ook hun stem te laten horen.
Politieke decentralisatie
Vanwege de vele en ingewikkelde opgaven waarmee stadsbesturen te maken hebben en de vaak even ingewikkelde bestuurlijke processen tussen gemeentebestuur- en raad en gemeentebestuur en hogere overheden, valt het niet mee om burgerparticipatie tot een succes te maken. Een aantal steden zoekt de oplossing in de oprichting van deelgemeenten, soms gepaard met decentralisatie van een deel van de gemeentelijke diensten.
Jan Schrijver laat zien hoe in Amsterdam de tot op de dag van vandaag de centralistische bestuurscultuur en de wensbeelden van co-creatie voortdurend botsen[17], ondanks het feit dat de gemeente inmiddels beschikt over een indrukwekkende reeks van beleidsinstrumenten die participatie kunnen bevorderen: Het initiëren van een referendum is laagdrempeliger gemaakt, maatschappelijke initiatieven kunnen worden gesubsidieerd, iets dat vastgelegd is in buurtrecht, waaronder het ‘right to challenge’, er zijn buurtbudgetten en uiteenlopende participatietrajecten[18].
Zeer recent heeft een miniburgerberaad plaatsgevonden onder leiding van Alex Brenninkmeijer over de concrete vraag hoe Amsterdam de energietransitie kan versnellen. Dit beraad was zeer productief[19] en de deelnemers waren tevreden over het verloop. In februari 2022 moet duidelijk worden of de gemeenteraad de voorstellen overneemt[20].
Naar een stad van commons
Tor dusver is democratisering opgevat als een besluitvormingsproces waarvan de gemeentelijke organisatie het resultaat uitvoert.
De ultieme stap richting democratisering, na decentralisering is autonomie:
Bewoners beslissen dan niet alleen over bijvoorbeeld speelgelegenheid in hun wijk, ze zorgen er ook voor dat die er komt. Steeds vaker wordt dit laatste formeel vastgesteld in het right to challenge[21]. Bijvoorbeeld een groep bewoners toont dan aan een voorheen gemeentelijke taak beter en vaak ook goedkoper zelf te kunnen uitvoer. Hiermee wordt op de participatieladder[22] een significante slag gemaakt van meepraten naar autonomie.
In Italië heeft dit proces een hoge vlucht heeft genomen. De stad Bologna is een bolwerk van stedelijke commons. Burgers worden ontwerpers, managers en gebruikers van een deel van het gemeentelijke takenpakket. Aanleg van groene gebieden, een leegstaand huis ombouwen tot betaalbare eenheden voor studenten, ouderen of migranten, exploiteren van een minibusdienst, het schoonmaken en onderhouden van de stadsmuren, de herinrichting van delen van de openbare ruimte en nog veel meer. Vanaf 2011 kunnen commons een formele status krijgen. Het belangrijkste instrument daarbij zijn samenwerkingspacts. In elk pact leggen stadsbestuur en de betrokken partijen (informele groepen, NGOs, scholen, bedrijven) afspraken vast over hun werkzaamheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Sinds de goedkeuring van de verordening zijn honderden pacten getekend. De stad draagt bij wat de burgers nodig hebben – geld, materiaal, huisvesting, advies – en de burgers stellen hun tijd, vaardigheid en organisatievermogen ter beschikking. In sommige gevallen hebben commons ook een commercieel doel, bijvoorbeeld het revitaliseren van een winkelstraat door de daar gevestigde ondernemers. Vaak verenigen deze zich dan in een coöperatie.
Het succes van commons in Italië en ook op elders ter wereld – denk aan de Nederlandse energiecoöperaties – berust op het feit dat veel mensen samen met anderen iets willen doen in plaats van alleen mee te praten.
Democratie na de commons
Op allerlei plaatsen wordt nagedacht over de implicaties van het proces van commoning voor het stedelijk bestuur. De Italiaanse politicoloog en kenner van de commons-beweging Christian Laione[23] ziet op langere termijn een ‘stad van commons’ ontstaan. Daarbij worden alle wezenlijke stedelijke taken uitgevoerd door commons en coöperaties. De gemeente is een netwerk van commons, de besluitvorming wordt dan gedecentraliseerd en het aantal centraal te regelen taken met bij behorende verantwoordelijkheden wordt beperkt[24].
Een vergelijkbaar idee leeft in de VS, namelijk: The city as a platform: Instead of simply voting every few years and leaving city administration to elected officials and expert bureaucrats, the networked city sees citizens as co-designers, co-producers and co-learners, aldus Stefaan Verhulst, medeoprichter van GovLab[25]. Het idee van de stad als platform is een manier om bewoners uit te nodigen gezamenlijk nieuwe en betere manieren te vinden om aan hun behoeften te voldoen en het openbare leven te verlevendigen. Het kan gaan om buurtgebonden initiatieven, bijvoorbeeld de herinrichting van een buurt of om stadsbrede initiatieven, bijvoorbeeld een coöperatie van taxichauffeurs die de concurrentie met Uber aangaat.
Als het aantal commons of (deel)platformen groter wordt en deze ook gemeentelijke taken op zich nemen, wordt het stadsbestuur zelf een platform dat via overeenkomsten de ‘licence to operate’ regelt, binnen de randvoorwaarden van een democratisch vastgesteld Charter.
Het bovenstaande bouwt voort op twee essays die zijn opgenomen in mijn e-boek Steden van de toekomst: Humaan als keuze, smart waar dat helpt. Het eerste essay Versterking stedelijke democratie – de goed-bestuurde stad gaat uitvoerig in op de begrippen directe democratie, decentralisering en autonomie en bevat een beschrijving van digitale applicaties zowel ter verbetering van de dienstverlening als de stedelijke democratie. Het tweede essay Burgerinitiatieven – stad van de commons gaat uitgebreid in op activiteiten op verschillende plaatsen in de wereld om de betrokkenheid van bewoners bij hun woonplaats te vergroten en behandelt in dat verband uitvoerig de idee achter ‘commons’. Het e-boek kan hier worden gedownload.
Dit artikel beantwoordt de vraag hoe buurten en steden bloeiende gemeenschappen kunnen worden, mede dankzij hun bewoners zelf.
Elinor Ostrom. Foto: Prolineserver 2010, Wikipedia / Wikimedia Commons onder licentie van CC-BY-SA 3.0
Maar weinig mensen willen actief betrokken zijn bij de politiek. Veel meer mensen zijn bereid om deel te nemen aan activiteiten om hun leefomgeving te verbeteren als verlengstuk van hun huis[1]. In plaats van te wachten op overheidsmaatregelen, zijn ze al op veel plaatsen begonnen met het openbare groen te onderhouden, een speeltuin aan te leggen en groenten en kruiden te kweken. Maar dit was maar het begin. Voormalige winkels worden hergebruikt om boeken en gereedschap uit te lenen. Zelfs gesloten voorzieningen als een zwembad worden heropend en geëxploiteerd door groepen vrijwilligers. Niet te vergeten, de vele energiecoöperaties die verantwoordelijkheid nemen voor de lokale energievoorziening.
Wat is er gaande?
In steden ontwikkelen zich de ‘nieuwe commons’, geïnspireerd door Elinor Ostrom (kopfoto), Nobelprijswinnaar in 2009 en schrijver van het baanbrekende boek Governing the Commons.
Steden van commons maakt deel uit van een reeks essays over hoe steden humaner kunnen worden. Dat betekent het vinden van een evenwicht tussen duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en kwaliteit van leven. Dit vereist vergaande keuzes. Zodra deze keuzes zijn gemaakt, is het vanzelfsprekend dat we slimme technologieën gebruiken om deze doelen te bereiken.
De essays die al zijn gepubliceerd, zijn hier te vinden.
De ‘new commons’, ook wel collective human agency, civil society of het maatschappelijk middenveld genoemd, groeit (opnieuw) uit als een derde macht tussen staat en markt. Bekijk een korte en inzichtelijke video die de betekenis van de eeuwenoude oude commons toelicht[2].
Dit artikel onderzoekt de hedendaagse commoning-beweging in drie stappen.
De eerste stap is het verkennen van de wereldwijde, snelgroeiende groep activiteiten, gericht op herstel van het sociale weefsel van kwijnende stedelijke gemeenschappen. Het voornaamste doel is het zelfvertrouwen van hun inwoners te versterken, hen gelukkiger te maken en de eerste stappen te zetten om samen hun leefomgeving te verbeteren. De tweede stap is dat groepen mensen samen verantwoordelijkheid nemen (of krijgen) voor de ontwikkeling en uitvoering van werkzaamheden in hun wijk. Voorbeelden van de ‘nieuwe’ commons zijn wereldwijd te vinden; alleen al in Bologna (Italië) zijn dat er honderden. Een voorzichtige derde stap is om de stad als één common te beschouwen. Deze stap kan uitgroeien tot een nieuwe vorm van stedelijke democratie. Maar zover is het nog lang niet.
De wedergeboorte van de gemeenschap
Op veel plaatsen in de wereld initiëren burgers samen uiteenlopende activiteiten, zoals incidentele straatafsluitingen om spel en samenzijn mogelijk te maken, een tuinfeest, taalcursussen voor migranten, bomen planten en nog veel meer. Mensen die dergelijke initiatieven nemen zijn van onschatbare waarde.
De continuïteit van deze activiteiten hangt sterk af van hun doorzettingsvermogen en daarom komt het maar al te vaak voor dat initiatieven na een enthousiaste start verwateren.
Een toegewijde groep mensen in het Verenigd Koninkrijk, geïnspireerd en geleid door Tessy Britton, heeft onderzocht hoe de continuïteit van dit soort activiteiten kan worden gewaarborgd. In 2010 werd een verzameling van 28 buurtprojecten over de hele wereld gepubliceerd in Hand Made[3],gevolgd door 12 edities van de Community Lovers Guide, met nog eens 150 inspirerende casestudies in een aantal steden[4]. Op basis van deze voorbeelden organiseerde de groep op verschillende plaatsen workshops om vast te stellen welke participatieve activiteiten aantrekkelijk waren voor uiteenlopende deelnemers. Deze workshops verschaften ook inzicht in de obstakels waarmee dergelijke projecten te maken krijgen en in de essentiële voorwaarden voor een succesvolle aanpak. Deze laatste bleken te zijn de aanwezigheid van professionele ondersteuning, zorgen voor een voldoende groot aanbod en laagdrempeligheid.
Voor de organisatie van de activiteiten en de ontwikkeling van een voldoende groot aanbod bleek dat er het beste twee afzonderlijke systemen konden worden gebouwd (figuur hieronder).
Het ondersteuningsplatform en het participatieve ecosysteem. Bron: Year Two, Tools for Acting[5]
West Norwood (London Borough of Lambeth) bood gelegenheid om de zich ontwikkelende denkbeelden te testen door middel van een proefproject van 12 maanden, genaamd Open Works. Het projectteam co-creëerde samen met bewoners een twintigtal projecten, waaronder koken, uitwisselen van vaardigheden, parkaanleg, spelen en kinderopvang. Meer dan 1000 mensen zijn in de loop van het jaar betrokken geraakt bij een en vaak meer activiteiten. Het project als geheel werd gedetailleerd geëvalueerd in het boeiende verslag Designed to Scale[6]. Het ondersteuningsplatform en het participatieve ecosysteem bleken te werken. Een van de conclusies was dat setting up a participatory culture can be achieved through small-scale activities, only when a large diversity of actions is added by many people over time (pagina 196). Hier vindt u een korte beschrijving van Open Works[7].
De volgende stap was opschaling van het Open Works-project. De Oost Londense Borough of Barking en Dagenham (208.000 inwoners) werd de locatie voor het vijfjarige Project Every One Every Day, onder auspiciën van de nieuw opgerichte Participatory City Foundation[8]. Het project zal 250 deelprojecten ontwikkelen, die duizenden mogelijkheden bieden voor minstens 22.000 lokale bewoners om deel te nemen aan praktische en plezierige activiteiten in hun buurt. Deze korte video biedt een overzicht van het project Every One Every Day.
Het projectteam heeft onlangs een uitgebreid verslag gepubliceerd van de eerste twee jaar van hectische actie, een gratis te downloaden lezenswaardig boek van 400 pagina’s.
Deze projectevaluatie bevat een schat aan informatie en geeft een gedetailleerd overzicht van de praktijk, de methodologie, het lopende onderzoek en de tussentijdse resultaten[9]. De illustraties in het eerste deel van dit artikel zijn overgenomen uit dit boek en de verwijzingen naar paginanummers betreffen eveneens dit boek. Ik ben ervan overtuigd dat deze projecten tot de beste manieren horen om een humane stad te maken, afgezien van beleid dat armoede beëindigt. Ik ben het daarom volledig eens met Marc Stears, voorzitter van de Global Advisory Group van Every One Every Day, die schreef dat it is work like this which can save the world.
Het eerste deel van dit artikel is gewijd aan de activiteiten van de Participatory City Foundation in Barking en Dagenham.
Great cook
Buurtbewoners komen samen om lekkere en gezonde maaltijden te bereiden in een grote keuken. Daarna nemen ze porties mee naar huis. Iedereen kan suggesties doen wat er wordt gekookt en aanwijzingen geven. Op deze leren deelnemers een breed scala aan gerechten kennen. De deelnemers nemen zelf de benodigde ingrediënten mee. Dit populaire project heeft tal van variëteiten, zoals het maken van desserts en babymaaltijden, koken samen met hun kinderen en koken voor beginners. Na de sessies verdienen de deelnemers een certificaat voor hygiëne.
De gemeente Barking en Dagenham is een voorbeeld van het ‘nieuwe normaal’ in de buitenwijken van Londen:
Aanhoudende bezuinigingen op de gemeentelijke uitgaven, snel stijgende de vraag naar sociale en medische diensten, veel tienerzwangerschappen, huiselijk geweld, aantasting van het milieu, gebrek aan vertrouwen, oprukkend extreem rechts , afnemende sociale cohesie en ongekende demografische verandering. In 2001 was 89% van de bevolking blank Brits, tegen 2011 minder dan de helft. Tegelijkertijd plaatst de inclusieve groeistrategie van de gemeente de belangen van de bewoners consequent centraal, nadat de Labourpartij erin slaagde de macht over te nemen van extreemrechts.
Het participatieve ecosysteem
Het participatieve ecosysteem in Barking en Dagenham biedt al na twee jaar na de start duizenden mogelijkheden voor burgers om deel te nemen aan een breed scala aan activiteiten. De projecten zijn meestal gebaseerd op praktische activiteiten in groepsverband. Iedereen kan projectideeën voorstellen en meewerken aan de realisering ervan.
De meeste projecten vereisen weinig tijd en inzet en kosten weinig. Ze zijn meestal in de buurt en hebben concrete voordelen. Ze zijn gericht op behoeften van de deelnemers en nog meer op ontdekking en ontwikkeling van talent. Een aantal projecten wordt ‘tussen de lijnen’ kort beschreven. U vindt een uitgebreid overzicht van de projecten op pagina’s 272 – 401.
Open corners
In dit project transformeren bewoners braakliggende stukken grond in groentetuinen, speeltuintjes, parkjes of veldjes om honden uit te laten. Het komt voor dat een groep mensen een stuk grond onder handen neemt en daarna het onderhoud blijft verzorgen, jaar na jaar. Het komt ook voor dat een aantal deelnemers elkaar helpt om voor elke deelnemer een eigen tuintje in te richten.
Het ondersteuningsplatform
Het ondersteuningsplatform bestaat uit 16 projectontwikkelaars en 12 personen die verantwoordelijk zijn voor de technische infrastructuur: winkels, werkplaats, veiligheid, verzekering, financiën, training en communicatie. In Barking en Dagenham zijn vijf ‘winkels’ (tussen 150 – 250 m2) waar bezoekers worden verwelkomd met een kopje thee en worden geïnformeerd over projecten. De winkels bieden werkruimte voor de medewerkers en ruimten voor bijeenkomsten.
Veruit het grootste deel van de infrastructuur is ‘De werkplaats’, met een omvang van 3300 m2. Deze beschikt over een scala aan hulpmiddelen, ruimtes, machines en leermogelijkheden die toegankelijk zijn voor alle bewoners in Barking en Dagenham, ook degenen die niet deelnemen aan EveryOne Every Day. Voor groepsbijeenkomsten biedt de werkplaats uitstekende accommodatie.
Onderzoek
Tijdens het tweede jaar zijn 160 deelnemers (van de 3200) geïnterviewd. Met behulp van de methode van grounded theory zijn negen individuele effecten voor de deelnemers (individual agency) vastgesteld: (1) zich welkom voelen, (2) zich geaccepteerd voelen, (3) vrienden maken, (4) vertrouwen opbouwen, (5) actief zijn, (6) leren, (7) creatief zijn, (8) vertrouwen ontwikkelen, en (9) zich gelukkig en optimistisch voelen
Kader voor de resultaten. Bron: Year Two, Tools to Act[10]
De interviews laten zien dat verreweg de meeste deelnemers een persoonlijke ontwikkeling hebben doorgemaakt. Het lijkt er ook op de deze persoonlijke ontwikkeling op een zevental terreinen de deur opent naar collectieve verandering (collective agency) althans bij degenen die herhaaldelijk aan activiteiten deelnemen. Deze terreinen zijn: (1) geestelijk en lichamelijk welzijn, (2) gezinnen en jongeren, (3) leren en de buurt, (4) leren en werken, (5) cohesie en nabuurschap, (6) collectief handelen en (7) milieu.
Collaboratieve bedrijfsprogramma’s
Projecten zoals Pantry en Bowls zijn voorbeelden van gezamenlijke catering activiteiten. Dit soort programma’s biedt de mogelijkheid om relevante vaardigheden te verwerven en de ideeën om een bedrijf op te zetten onmiddellijk gezamenlijk te testen. In het geval van Bowls bieden de deelnemers schalen met uiteenlopende gerechten aan op straatmarkten en festivals.
Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de opzet van het leerproces. Aan het einde daarvan beschikken de deelnemers weliswaar nog niet over voldoende vaardigheden om een eigen bedrijf te starten, maar ze hebben de smaak te pakken en slagen snel voor een cursus van de Kamer van Koophandel.
Visualisatie van de vier fasen in een programma voor bedrijfsontwikkeling. Bron: Every One Every Day Year Two, pagina 122
Naast bovenstaande resultaten is tevens een aantal onderzoeksvragen beantwoord met betrekking tot het project als geheel:
1. Er is overtuigend bewijs dat de systeembenadering voor de ontwikkeling van grootschalige participatie werkt. Zoals bedoeld, is het participatieve ecosysteem sneller gegroeid dan het ondersteuningsplatform.
2. Het is overtuigend bewezen dat de activiteiten een overbruggende functie hebben in de gemeenschap en dat deelnemers representatief zijn voor de bevolkingsopbouw van de gemeente, met uitzondering van een oververtegenwoordiging van vrouwelijke deelnemers. Iedereen voelt zich welkom en geaccepteerd.
3. Door het realiseren van individuele en collectieve doelen creëert het project waarde voor de gemeenschap als geheel. Tegelijkertijd behoedt het bewoners voor isolatie, angst, ziekte en dergelijke, wat uiteindelijk resulteert in kostenbesparing voor de gemeente.
4. Ondanks zijn korte bestaan is het project inmiddels een integraal onderdeel van de sociale infrastructuur van de gemeente geworden, wat resulteert in co-creatie van activiteiten met overige instanties.
5. Beter inzicht in de essentie van de participatieve benadering vormt een uitgangspunt voor het testen in andere steden, die aangeven graag samen te werken om hun eigen lokale platforms te bouwen. Voorkomen moet echter worden dat ‘externe’ informatievoorziening en scholing afleiden van de realisering van het hoofddoel van het project.
Een gedetailleerd overzicht van alle onderzoeksmethoden, vragen en resultaten is te vinden op p. 192 -271.
Trade School
Trade School is een ruimte om te leren, gebaseerd op ruilen. Deelnemers wisselen kennis en vaardigheden uit waar ze in geïnteresseerd of bekwaam in zijn. Het is een laag drempelachtige manier om kennis en vaardigheden te delen. Het is ook een manier waarop mensen in een vroeg stadium ideeën voor een eigen bedrijf kunnen testen of bespreken. Een variatie is de Kids Trade School. Hier zijn kinderen de presentatoren en volwassenen de luisteraars.
Uitdagingen
Met nog drie jaar te gaan, staat het project ook voor uitdagingen, die tevens relevant zijn voor de overname van het gehanteerde model elders:
1. Het ondersteuningsplatform dat nog slechts bescheiden zal groeien, moet een werkbare aanpak vinden om een exponentiële groei van het participatieve ecosysteem mogelijk te maken. Het antwoord zal komen van standaardisatie, dalende investeringen in de ontwikkeling van nieuwe activiteiten, een groeiend aantal ervaren gebruikers en coproductie.
2. In het tweede jaar zijn enkele activiteiten gestart die afwijken van de eerdere ervaringen, bijvoorbeeld samenwerking met andere groepen en bedrijfsprogramma’s. In de toekomst zullen andere meer afwijkende activiteiten ontstaan. Het is daarbij van het grootste belang om de basisprincipes van het ontwerp te handhaven, bijvoorbeeld met betrekking tot inclusiviteit.
3. De werklast binnen het ondersteuningsplatform kan ten koste gaan van de evaluatie van de projecten en van leren en ontwikkeling van de medewerkers. Daarom moeten activiteiten waarvoor effectieve routines bestaan worden gestandaardiseerd, terwijl voor nieuwe activiteiten de benodigde investering in tijd en in teamleren moet worden gegarandeerd.
4. Oorspronkelijk waren de deelnemers betrokken bij de formele besluitvorming over projecten. Ondanks frequente pogingen werden vergaderingen slecht bezocht, waren ze ineffectief en soms frustrerend. Daarom werd overgeschakeld naar meer gedistribueerde besluitvorming, waarbij deelnemers zich ‘gaandeweg’ op een meer organische manier kunnen uitspreken. Het is nog te vroeg om het welslagen van deze maatregel te beoordelen, maar teamleden lijken er blij mee te zijn.
5. Gezien het veeleisende werk en de bereidheid van de teamleden om aan deze eisen te voldoen, moeten ze worden ook beschermd tegen burn-out, door hen af en toe vrij te stellen van intensieve persoonlijke interacties.
6. Zeker gezien de verharding in de politieke arena moet het project alleen samenwerken met partners die sleutelwaarden zoals cohesie, inclusiviteit en gelijkheid ondersteunen.
7. Het project moet van tijd tot tijd de toekomst op lange termijn onder ogen zien, na afloop van de experimentele periode.
Projectdiffusie
De overtuiging bestaat dat het participatieve model in essentie overal kan worden toegepast. Dit inzicht is gebaseerd op een ervaring van tien jaar, waarvan drie jaar grootschalig experimenteren in de praktijk (Open Works en Every One Every Day). Daarbij moet aan enkele voorwaarden worden voldaan, zoals breed gevoelde urgentie en bereidheid bij de gemeente om participatieve projecten en een professionele projectorganisatie te financieren.
De diffusie van participatieve methoden is een hoofddoel van de Participatory City Foundation. Daarom heeft het de Here and Now School voor Participatory Systems and Design opgericht, dankzij een subsidie van Bloomberg Philanthropies. De school is van plan een uitgebreid leertraject aan te bieden, inclusief leerhulpmiddelen en online bronnen, om teams uit uiteenlopende steden voor te bereiden op het initiëren van vergelijkbare projecten. Ervaren ontwikkelaars zullen de rol van tutor op zich nemen.
Het implementatietraject voor geïnteresseerde stadsteams (pagina 148)
Gedurende twee jaar hebben ongelooflijk veel activiteiten plaatsgevonden en veel inwoners zijn regelmatige deelnemers geworden en geven aan dat hun leven is veranderd.
De kritieke factor in het overduidelijke succes is de aanwezigheid van een kleine professionele groep, wiens hoofdtaak is het initiëren en ondersteunen van lokale initiatieven en die ook zorgt voor contacten met de lokale autoriteiten en andere instanties.
De nieuwe commons
De tweede groep projecten die hierna aan de orde komt, legt de nadruk op een gezamenlijke aanpak van problemen in de leefomgeving. Hier beginnen sociale en politieke participatie te versmelten. In de ‘nieuwe commons’ worden burgers ontwerpers, managers en gebruikers: Aanleg van groene gebieden, een leegstaand huis ombouwen tot betaalbare eenheden voor studenten, ouderen of migranten, exploiteren van een minibusdienst en nog veel meer.
Zoals Christian Iaione schrijft: Maybe we are entering the ‘CO era’, where keywords seem to be community, cooperation, cooperation, communication, commons, co-design, co-production, co-management, co-housing, sharing … Remember all these words mean creating, living and growing together[11].
Repair Café (binnen en buiten Nederland)
Veel nuttige producten zoals kleding, textiel, speelgoed, fietsen, meubels en huishoudelijke apparaten worden als afval weggegooid omdat de meeste mensen niet over de vaardigheden en hulpmiddelen beschikken om deze te repareren. Er zijn echter mensen die wel over die vaardigheden en hulpmiddelen beschikken. In 2009 organiseerde Martine Postma het allereerste Repair Café in Amsterdam om beide groepen met elkaar te verbinden. Nu zijn 1000 Repair Café-groepen actief in 25 landen. Gemiddeld komen deze eenmaal per maand samen, waarbij ongeveer 25 reparaties worden uitgevoerd, wat neerkomt op meer dan 200.000 producten per jaar.
De starterkit van de Repair Café Foundation kan worden gekocht voor een vrijwillige donatie[12].
Repair café in actie. Foto: Ilvy Njiokiktjien. Licentie onder: CC BY-SA 3.0
In Europa bestond het recht op gemeenschappelijk grondgebied of andere hulpbronnen al in de middeleeuwen en het was, zoals Peter Linebaugh in zijn boek The Magna Carta Manifesto schrijft, ook vastgelegd in de Amerikaanse grondwet[13]. Commons zijn gebaseerd op het recht om grond of een andere duurzame hulpbron te gebruiken, zonder deze als collectief eigendom te beschouwen[14], laat staan om individuen gelegenheid te geven er geld aan te verdienen. Of met de woorden van Tine de Moor: In a world where markets and the state have reached their limits to manage resources in a sustainable way, society is increasingly focusing on joint resource management.
Het concept van commons heeft drie dimensies:
De common pool van natuurlijke of door de mens gemaakte hulpbronnen;
Het common-property regime, verwijzend naar iets tussen privaat en publiek eigendom;
De common pool-setting die is opgezet om de gebruikers te organiseren.
Het baanbrekende artikel The City as a Common van Sheila Foster en Christian Iaione, gepubliceerd in de Yale Law & Policy Review in 2016[15], beschrijft de oorsprong van het begrip commons en benoemt de overeenkomsten en verschillen tussen de zienswijze van Elinor Ostrom en die van hedendaagse auteurs over stedelijke commons.
Community Land Trust (Londen en vele andere steden)
Community Land Trusts (CLT’s) zijn gebaseerd op gescheiden eigendom van grond en huizen. De ‘Trust’ houdt de grond permanent in eigendom terwijl de huiseigenaar het huis bezit en eventuele verbeteringen initieert. Een huis verkopen is strikt gereguleerd.
In de VS zijn ongeveer 250 CLT’s actief. Steden ondersteunen deze steeds meer omdat ze effectief zijn in het uitbreiden van betaalbare woningen[16]. De London Community Land trust heeft het pand van het voormalige St. Clement’s Hospital gerenoveerd tot een gebied met 252 nieuwe woningen, die ongeveer een derde van hun open marktwaarde worden verkocht (sic!) [17].
De grootste CLT in de VS is Champlain Housing Trust van Vermont en houdt toezicht op 565 koopwoningen plus 2.200 huurappartementen.
John Denham-gebouw. St. Clements’s Hospital Londen. Foto: diamant geezer. Onder licentie van CC BY-NC-ND 2.0
Ostrom’s ontwerpregels voor commons (zie hiernaast) waren bestemd voor hechte gemeenschappen (principe 1), gekenmerkt door sociale controle en sanctionering (principes 5 en 6) waardoor dezelfde personen zowel de plicht hadden om de regels te gehoorzamen als deze te handhaven (principe 3). Deze principes hebben hun waarde al eeuwen bewezen in het beheer van gedeelde schaarse, hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen zoals rivieren, meren, visserij en bossen. Steden zijn wat we ‘geconstrueerde commons’ kunnen noemen, het resultaat van langdurige sociale processen en institutioneel ontwerp. Het proces van het bouwen van commons – wat sommigen ‘commoning’ noemen – vereist daarom samenwerking tussen verschillende soorten actoren om gedeelde, gemeenschappelijke goederen en diensten te ontwerpen en te produceren, gegeven een al sterk gereguleerde, complexe en omgeving. Voor het gebruik in stedelijke omgevingen zijn de erkenning door hogere autoriteit (principe 7), het belang van diverse lagen (principe 8), het bestaan van regelingen voor collectief bestuur (principe 3) en de aanpassing van hulpbronnen aan lokale omstandigheden (principe 2) het meest relevant[19].
Om de principes voor urban commons verder aan te scherpen, heeft het LabGov (Laboratory for the Government of Commons) een dataset gebouwd. Tot op heden zijn 187 steden in kaart gebracht, met 543 casestudy beschrijvingen en 95 casestudy analyses[20]. De casestudy’s zijn afkomstig uit de hele wereld en omvatten onder meer Seoul (Zuid-Korea), San Francisco (VS), Madrid en Barcelona (Spanje), Athene (Griekenland), Nairobi (Kenia), Medellin (Colombia).
Deze dataset biedt overvloedige mogelijkheden voor vergelijkende studies. Michael Bouwens heeft bijvoorbeeld 40 casestudies geanalyseerd om een significant verschil te vinden tussen ‘commoning’ in ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen[21].
De meer dan 400 energiecoöperaties in Nederland illustreren dat veel burgers niet geheel afhankelijk willen zijn van openbare diensten[22]. In deze coöperaties zijn buurtbewoners tegelijkertijd producenten en verbruikers van energie en zijn ze verantwoordelijk voor de opslag en de verhandeling van het overschot aan energie.
Energiecoöperaties (Lombok, Nederland)
Bijna 10 jaar geleden begon een aantal inwoners uit Lombok, een wijk in Utrecht, daken van huizen, scholen en andere gebouwen te bedekken met zonnepanelen. Door deze bronnen met elkaar te verbinden, werd een klein ‘virtueel’ energiebedrijf opgericht dat momenteel 3.000 huishoudens bedient. In 2014 werd een smart grid uitgerold. Een slim net is een gedeeltelijk geïsoleerd deel van het hoofdnet waarin lokaal geproduceerde elektriciteit wordt gedistribueerd, opgeslagen en uitgewisseld met het hoofdnet. Apparaten in huishoudens die energie produceren (zonnepanelen) en energie gebruiken en opslaan (elektrische auto’s en ketels) kunnen vanuit een centraal punt worden geregeld om vraag en aanbod in evenwicht te brengen. Dit is volledig geautomatiseerd en wordt beheerd door software [23].Onlangs heeft de buurt 20 elektrische auto’s beschikbaar gesteld voor energieopslag en ook voor autodelen.
Veel van deze projecten zijn gedocumenteerd in een fascinerend boek, uitgegeven door Sharable, waarin deze experimenten uitgebreid worden beschreven. De voorbeelden ‘tussen de lijnen’ in deze sectie met betrekking tot de reparatieworkshops, de Community Land Trusts, het hergebruik van lege kavels in New York City en het Miethäuser Syndikat komen uit dit boek, dat gratis kan worden gedownload[24].
Op basis van de casestudies heeft het al genoemde LabGov de acht ontwerpregels van Elinor Ostrom geherformuleerd in vijf ontwerpregels die specifiek van toepassing zijn op commons in stedelijk gebied[25].
Principe 1: Collectief bestuur verwijst naar de aanwezigheid van een multi-stakeholder governance-model waarbij de gemeenschap samenwerkt met ten minste drie verschillende stedelijke actoren.
Principe 2: De overheid vervult de rol van enabling state bij het faciliteren van de vorming van stedelijke commons en het ondersteunen van collectieve arrangementen voor het beheer en het voortbestaan ervan.
Principe 3: Stedelijke commons kennen uiteenlopende vormen van social and economic pooling die tot stand komen door middel van samenwerking tussen uiteenlopende typen actoren in de stedelijke omgeving.
Principe 4: Het vormgeven van de juridische processen en de instellingen die stedelijke commons beheren door middel van een adaptieve en iteratieve experimentele benadering.
Principe 5: Technologie ondersteunt de ontwikkeling van stedelijke commons en samenwerking in het algemeen en vereist technological justice welke inhoudt brede toegankelijkheid, de aanwezigheid van digitale infrastructuur en open gegevensprotocollen.
De volgende fase: de Co-city
Elke stad die het aantal commons projecten ziet groeien, zal hiervan profiteren zonder dat ze haar bestuurlijke organisatie hoeft wijzigen. Op termijn kan dit echter wel wenselijk zijn om het bestuur effectiever te maken en de democratie verdiepen[26]. Om deze reden sta ik stil bij het commoning proces in Bologna (Italië).
596 Acres (New York City)
In elke stad, met name in gebieden met lage inkomens, zijn er honderden braakliggende kavels. Eén daarvan was in de wijk van Paula Segal in Brooklyn. Ze organiseerde een buurtvergadering, die uiteindelijk resulteerde in Myrtle Village Green, een gebied van een halve hectare met bloembedden, een open-lucht bioscoop, en een educatieve boerderij.
Ze stopte hier niet en ontdekte dat er 250 hectare braakliggend land in eigendom van de gemeente wacht op hergebruik en kort daarna was 596 Acres was geboren[27]. Ze verzamelde informatie over de kavels en plaatste borden op de hekken van lege kavels in de stad met zeggen: “Dit land is van jullie” en voorts met aanvullende informatie wie inlichtingen kan verschaffen. Zij ondersteun initiatiefnemers bij hun tocht door bureaucratische doolhoven.
Inmiddels zijn 39 percelen in gebruik genomen. Aan een veelvoud hiervan wordt nog gewerkt. In een tiental steden over de hele wereld, waaronder Philadelphia en Melbourne, wordt een vergelijkbare strategie gevolgd.
In 2011 is Bologna begonnen met commons een formele status te geven. Het belangrijkste instrument daarbij zijn samenwerkingspacts. Deze zijn gebaseerd op een verordening, die hier kan worden gelezen[28]. In elk pact leggen stadsbestuur en de betrokken partijen (informele groepen, NGOs, scholen, bedrijven) afspraken vast over de werkzaamheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de desbetreffende common. Sinds de goedkeuring van de verordening zijn honderden pacten getekend. De stad als biedt wat de burgers nodig hebben – geld, materiaal, huisvesting, advies – en de burgers stellen hun tijd, vaardigheid en organisatievermogen ter beschikking.
Mietshäuser Syndikat (MHS) in Duitsland
Het Mietshäuser Syndikat helpt initiatieven voor collectieve huisvestingsprojecten bij het overwinnen van problemen in de startfase : Omgaan met juridische kwesties, financiën en groepsdynamiek. Elk nieuw initiatief wordt beschouwd als een zelfstandige onderneming die het onroerend goed bezit. Alleen projecten die door de beoogde bewoners worden opgezet kunnen lid worden van het MHS. Bovendien moeten de initiatiefnemers van een nieuw project beloven in de toekomst nieuwe initiatieven helpen van de grond te komen. Sinds 1983 is het netwerk gegroeid naar 111 projecten met in totaal ongeveer 3.000 bewoners[29].
In Nederland heeft de stichting Stad in de Maak vergelijkbare doelstellingen als het Miethäuser Syndikat[30].
Grethergelande, Freiburg, het eerste project van het Mietshäuser Syndikat. Foto: Mietshausersyndikat.
In 2015 werd een nieuwe fase ingeluid, het CO-Bologna-proces, met als doel de stap te zetten van de groei van stedelijke commons naar de ontwikkeling van de stad als een common. De stad wordt dan gezien als een netwerk van commons, de besluitvorming wordt dan sterk gedistribueerd (of gedeconcentreerd) en het aantal centraal te regelen verantwoordelijkheden wordt beperkt[31]. Doel is op de lange termijn de bestuursvorm te transformeren naar een institutioneel ecosysteem op basis van delen, samenwerken en polycentricisme[32]. Ik stel me voor dat als er in alle wijken commons komen die verantwoordelijk zijn voor het openbaar groen, het gemeentebestuur zich kan beperken tot het maken van en toezien van de afspraken daaromtrent. Los van de vraag hoe wenselijk dit zou zijn.
Een eerste stap was het creëren van zes districten als aanvulling op de rol van het stadsbestuur. Dit lijkt nog niet op de wenselijk geachte deconcentratie van taken, verantwoordelijkheid en bevoegdheden, maar de afstand tussen burgers en commons wordt er in welk geval kleiner door. Na deze hervorming werden zes laboratoria opgericht, één in elk district, om verbindingen tussen de lokale overheid en burgers verder te versterken.
Stadslabs
Stadslabs komen op veel plaatsen voor. Bijzonder voor Bologna dat ze op buurtniveau zijn georganiseerd en een directe relatie hebben de bestaande en toekomstige commons. Het Delftse Design Lab Participatory City Making sluit nier nauw bij aan. Het verenigt twee methodische ingangen: Transitie studies en design thinking. Net als elders doorlopen de deelnemers een workshop gewijd aan een concreet project, waarbij speciale aandacht is voor jongeren die vaak wat onwennig tegenover dit soort initiatieven staan. Het resultaat van de workshops is toegenomen handelingsbekwaamheid én -bereidheid om in stadsontwikkelingsprojecten te participeren. Het is dus belangrijk dat er een rechtstreekse relatie is tussen een stadslab en concrete projecten. In Bologna is dat in elk geval geen probleem (ontleend aan op een artikel van Ingrid Mulder, directeur van het Delftse stadslab in het Tijdschrift voor Positieve Psychologie, februari 2020)
Het Civic Imagination Office is een ander project om burgerparticipatie te stimuleren en tevens een participatief budgetteringsproces organiseert. Ten slotte, werd IncrediBOL! opgericht dat creatieve startups ondersteunt door ruimten in de stad ter beschikking te stellen, geld te verstrekken en advies te verlenen[33]. Incredibol! heeft bijvoorbeeld een verlaten markt omgevormd tot de Mercato Sonato, een multifunctionele ruimte die klassieke muziek toegankelijker maakt voor bewoners.
De nieuwe regelgeving en de bijbehorende infrastructuur hebben geleid tot een golf van nieuwe commons, die een merkbare invloed hebben op het openbare leven. Er zijn inmiddels 480 pacten getekend, waaronder het schoonmaken van 15.000 vierkante meter stadsmuren en de renovatie van 110 stadsbanken en de herinrichting van openbare ruimtes.
Een korte video geeft een indruk van de ontwikkeling van het Co-city-proces tot nu toe. Het heeft geresulteerd in veel relatief kleinschalige processen en een beter werkbaarder relatie met de overheid. Vanwege de vele door de burger geïnitieerde activiteiten werd Bologna in 2018 Winnaar van de Engaged Cities Award.
Bologna heeft duizenden burgers in staat gesteld om co-maker van de stad te worden. De stad is een voorbeeld geweest voor veel andere steden binnen en buiten Italië.
Bovendien was het niet de enige stad die burgers meer macht toekende. Een paar voorbeelden[34]:
In Athene is SynAtina vanaf 2013 ontwikkeld als een online-platform waarmee burgers hun activiteiten in kaart kunnen brengen, evenementen kunnen aankondigen, ideeën kunnen indienen voor verbeteringen in de stad en contact kunnen leggen met vrijwilligers en financiers. Tot nu toe (februari 2020) werden 4073 projecten gepost op SynAthina door meer dan 443 zelfgeorganiseerde burgergroepen.
In Brazilië heeft Porto Alegre zich ontwikkeld tot een van de koplopers van participatieve budgettering. Het proces volgt een jaarlijkse cyclus. In april en mei burgers bijeen om prioriteiten te stellen. In mei en juli leggen assemblees prioriteiten vast en deze kiezen afgevaardigden om de financieringsaanvragen te beoordelen. Ongeveer 50.000 inwoners beslissen (van de 1,5 miljoen inwoners) hoe ongeveer $ 200 miljoen jaarlijks wordt toegewezen. Na de invoering van participatieve budgettering worden meer middelen toegewezen aan gezondheid en sanitaire voorzieningen. Het aanvankelijke succes van participatieve budgettering in Porto Alegre heeft wereldwijd op 1500 andere plaatsen navolging gekregen. Door verandering van de politieke prioriteiten is de rol van participatieve budgettering in Porto Alegre inmiddels sterk verminderd.
In Zuid-Korea heeft Seoul de Metropolitan Government Ordinance on the Promotion of Sharing[35] gelanceerd met als doel gezamenlijk gebruik van hulpbronnen te maximaliseren, gemeenschapsgevoel te versterken en de regionale economie te ondersteunen. Organisaties die van plan zijn sociale problemen aan te pakken met behulp van ‘delen’ kunnen fondsen aanvragen en waar nodig openbare voorzieningen gebruiken tegen een lagere vergoeding om het algemeen belang te dienen[36].
Het hart van de ‘sharing city’ Seoul is ShareHub, een online platform dat gebruikers verbindt met deelactiviteiten. Na bijna vijf jaar te hebben bestaan is ShareHub miljoenen malen bezocht en het heeft een sleutelrol gespeeld bij het promoten van beleid, projecten en cultuur voor delen in Seoul[37].
Co-steden: nog steeds een brug te ver?
Iedereen die de Co-city-website bezoekt zal onder de indruk zijn van het grote aantal voorbeelden van commoning in meer dan honderd steden. Hetzelfde geldt voor de eerder vermelde publicatie van Sharable. Wereldwijd zijn duizenden burgers betrokken bij projecten, variërend van de aanpassing van een lege school tot het opzetten van een lokaal netwerk van stadsboeren. Commons groeien hard, maar het concept van de stad als common is nog in een beginstadium. Het groeiende aantal commons heeft in essentie de organisatie van het stedelijk bestuur nog niet veranderd. Weliswaar decentraliseerde de stedelijke organisatie in Bologna en werd de overheid gevoeliger voor de behoeften en wensen van burgers. Maar nergens is ‘het stadhuis’ vervangen door een gedistribueerd netwerk van stadshuizen, zoals Christian Iaione bepleit.
Ook Iaione is realistisch en hij onderscheidt vier stadia waarlangs de stad als common zich langzaam zou kunnen ontwikkelen[38]:
Delen en deelnemen: Het gezamenlijk gebruik van beschikbare middelen, wat in essentie gebeurt in Barking en Dagenham;
Samenwerking bij het creëren en beheren van middelen, wat kenmerkend is voor de meeste voorbeelden van commoning die tot nu toe zijn besproken;
Coöperatie, gebaseerd op een zekere mate van taakverdeling en institutionalisering, bijvoorbeeld een groep ondernemers in Bologna die een winkelcentrum revitaliseren;
Poly-centriciteit, vormgeven van het stadsbestuur als een vorm van coördineren van commons en coöperaties en beheer van centrale taken zoals politie.
Op dit moment is het eerste en tweede stadium volop in ontwikkeling en komen er steeds meer voorbeelden van commoning op het derde niveau. Het vierde niveau bestaat nog nauwelijks en komt niet zonder meer overeen met decentralisatie.
Gecentraliseerde, gedecentraliseerde en gedistribueerde systemen. Bron: Silke Helfrich: Imagining the (R) Urban Commons[39]
Naar mijn mening kunnen veel steden een voorbeeld nemen aan de ontwikkelingen in Bologna.
De stedelijke overheid faciliteert al jaren de groei van commons; ze heeft haar organisatie aangepast van centralistisch naar gedecentraliseerd. De ontwikkeling van een gedistribueerd (polycentrisch) alternatief wordt beschouwd als een organisch proces dat bottom-up tot ontwikkeling kan ontwikkelen.
Commoning en de humane stad
Participatie, samenwerking, coöperatie en gedistribueerde overheid zijn gebaseerd op het idee van het delen van goederen, ruimte, grondstoffen en macht, zoals Duncan McLaren en Julian Agyeman in hun baanbrekende boek Sharing Cities (2015) benadrukken. In het eerste hoofdstuk schetsen ze de deelscène in San Francisco die het laatste decennium is ontstaan als een alternatief voor bezit.
De idealistische droom van het delen van auto’s, appartementen en meer werd uiteindelijk werkelijkheid in kapitalistische ondernemingen genaamd Airbnb, Uber en Lyft.
Of zoals beschreven in de genoemde publicatie van Sharable: Sharing Cities: Activating the Urban Commons (p. 30): After billions of dollars in venture capital began to flow into these once fragile and communitarian-minded startups, the concept of sharing became a moral coverage for a particularly aggressive expansion of business as usual[40].
Er gebeurde iets dat de initiatiefnemers eigenlijk niet leuk vonden, al zijn ze er miljardair door geworden.
Achteraf gezien is er een verkeerde vorm van institutionalisering gekomen.
Het alternatief? Denk aan een stel burgers die hun appartementen delen om betaalbare vakanties mogelijk te maken. Om de snelle wereldwijde groei van belangstellenden te beheren, hebben ze wat personeel in dienst genomen en gekozen voor een coöperatieve organisatie zonder winstoogmerk. Dit beleid houdt de prijzen laag in plaats van miljarden weg te laten stromen naar het management en de aandeelhouders. Een ander voorbeeld? Een collectieve betaalbare taxi service, met goed betaalde chauffeurs ook in het bezit van de gebruikers.
In beide gevallen nogal afwijkende vormen van institutionalisering dan die van Airb&b, Uber en Lyft, maar met behoud van de oorspronkelijke geest van delen.
Gezien de voordelen voor de samenleving van delen, is de Californische manier om dit te doen ontspoord: Een gemeenschappelijke dienst van en voor de gebruikers ervan is veranderd in een particulier bedrijf opereert ten bate van enkelen.
Helaas kunnen alle gedeelde of gemeenschappelijke activiteiten die succesvol zijn en beginnen met het genereren van financieel voordeel op dezelfde manier ontsporen zodra de financiële waarde voor enkelen de oorspronkelijke waarde voor de deelnemers verdringt. In dit geval verliezen ze hun humaniserend potentieel. Commoners moeten waakzaam zijn en zorgen dat de deelnemers beslissingsrecht houden, eventuele opbrengsten delen en in de eerste plaats blijven profiteren van de voordelen van de gedeelde activiteit, welke dat ook is.
Hieronder vat ik samen hoe de principes van delen, commoning en samenwerken ertoe bijdragen dat een stad humaner wordt.
Acties om principes van goed delen, commoning en samenwerking in overeenstemming te brengen met de ontwikkeling van een humane stad.
1. De beste bijdragen om de sociale structuur in buurten nieuw leven in te blazen, komen van de burgers zelf. Om deze te doen ontkiemen en te zorgen voor continuïteit en een breed aanbod is professionele ondersteuning geboden.
2. Buurtprojecten bedoeld om de onderlinge omgang van bewoners te doen vergroten zijn bij voorkeur gebaseerd op praktische activiteiten zoals koken, leren, maken, repareren; altijd in een veilige, gastvrije en vriendelijke omgeving. Deelname aan projecten is laagdrempelig. Ze zijn meestal in de buurt van mensen thuis en hebben tastbare voordelen.
3. Personen die vaker aan dit soort projecten deelnemen voelen dat ze sterker worden en dit proces draagt ook bij aan een groter groepsbewustzijn (sociaal kapitaal), wat gunstige effecten heeft voor de buurt als geheel.
4. Het heeft geen zin om te proberen de politieke participatie van met name de armste burgers te vergroten. Een veel grotere groep kan echter worden gemobiliseerd en is bereid betrokken te zijn bij activiteiten die op een duurzame manier de (sociale) infrastructuur van de buurt verbeteren. Dit kan een eerste stap zijn in de richting van vormen van politieke participatie.
5. Stedelijke commons moeten duidelijke regels opstellen met betrekking tot hun taken, het toezicht op deze taken en hun uitvoering en de manier waarop burgers de controle houden.
6. Zodra burgerinitiatieven volwassen worden, kunnen ze het beste worden georganiseerd in de traditie van ‘commons’, waarbij er duidelijke afspraken nodig zijn tussen burgers, marktpartijen en de overheid.
7. Het feit dat burgerinitiatieven gericht op het bouwen of verhuren van huizen de prijzen aanzienlijk kunnen verlagen, is een teken aan de wand voor de beperkte mogelijkheden van de markt om te handelen in het belang algemeen belang.
8. In steden is ruimte voor duizenden commons-achtige activiteiten. Zodra hun aantal een bepaalde drempel overschrijdt, moet het stadsbestuur overwegen zijn structuur aan te passen en verantwoordelijkheden bevoegdheden te delegeren.
9. De groei van het aantal burgerinitiatieven kan op de lange termijn resulteren in een meer gedeconcentreerde en genetwerkte vormen van stedelijk bestuur.
In deze post worden de mogelijkheden onderzocht die steden hebben om burgers intensiever bij het bestuur te betrekken.
Allegorie op goed bestuur – toeschrijving José Luiz Bernardes Ribeiro CC BY-SA 4.0
In 1339 voltooide Ambrogio Lorenzetti zijn beroemde reeks van zes schilderijen in het stadhuis van de Italiaanse stad Siena, getiteld “De allegorie van goed en slecht bestuur”, dat de kenmerken en de gevolgen van goed en slecht bestuur weergeeft. Het bovenstaande fragment verwijst naar de kenmerken van goed bestuur, die in essentie neerkomen op vooropstellen van de belangen van burgers, afstand doen van eigenbelang en integer zijn.
In haar boek Democrat deficit. Critical burgers revisited (2011) beschrijft politicoloog Pippa Norris de kloof tussen tevredenheid over democratische praktijken enerzijds en democratische idealen anderzijds. Deze idealen zijn geworteld in de oorspronkelijke betekenis van democratie; vertegenwoordigen van de wil van het volk. Deze komt overeen met de wens van veel burgers om meer invloed te hebben op beleidskwesties buiten de gekozen volksvertegenwoordigers om. Het concept democratie wordt tegenwoordig vaak beperkt tot politieke instituties zoals verkiezingen, politieke partijen, professionele politici en – soms gênante – debatten in de gemeenteraad of het parlement.
In de jaren negentig begonnen politieke wetenschappers het concept governance te gebruiken, waarbij ze verwijzen naar het hebben van een langetermijnvisie, handelen in het belang van stakeholders, betrokkenheid van belanghebbenden en onbaatzuchtigheid.
In dit essay zal ik bespreken hoe een coherente langetermijnvisie op de ontwikkeling van de stad kan worden toegesneden op de behoeften en wensen van de burgers, zoals deze zich manifesteren binnen en buiten de geïnstitutionaliseerde kanalen van de representatieve democratie. “Goed bestuur” omvat ook transparantie van de besluitvorming zelf, een goede werking van de democratische instituties en niet in de laatste plaats de kwaliteit van de dienstverlening aan de burgers. Ook daarover gaat dit essay.
De goed-bestuurde stad is de zesde van een reeks essays over hoe steden humaner kunnen worden. Dat betekent het vinden van een balans tussen duurzaamheid, rechtvaardigheid en leefbaarheid. Dit vereist het maken van keuzen. Zodra deze zijn gemaakt, is het gebruik van slimme technologieën vanzelfsprekend. De essays die al zijn gepubliceerd zijn:
In eerste instantie zal ik onderzoeken hoe het bovengenoemde “democratische tekort” kan worden aangepakt. In het tweede deel bespreek ik “smart” hulpmiddelen die de afgelopen jaren beschikbaar zijn gekomen om de betrokkenheid van burgers bij het stadsbestuur en de dienstverlening te verbeteren. In het derde deel zal ik dieper ingaan op de aanpak in Spanje en Estland, landen die in dit opzicht vooroplopen.
Visie op de stad en betrokkenheid van burgers
Visie verwijst naar het hebben van een duidelijk beeld van de beoogde ontwikkeling van de stad, de onderliggende waarden, de te bereiken doelen, de uitdagingen die moeten worden overwonnen in geval van tegenstrijdige belangen en waarden – bijvoorbeeld tussen welvaart en duurzaamheid – en concrete daden. Het is onmogelijk om een visie te ontwikkelen zonder burgerbetrokkenheid die verder gaat dan de werking van formele democratische instituties. Deze schieten te kort, omdat ze uitgaan van de idee dat kiezers een politieke partij machtigen om in hun naam te opereren en daarmee afzien van verdere betrokkenheid bij politieke besluitvorming.
De meeste stadsvisiedocumenten komen zelden voort uit een dialoog met een aanzienlijk aantal burgers
Opgemerkt kan worden dat er aanvullende vormen van deelname aan het politieke proces zijn, zoals inspraak. Het aantal personen dat daarvan gebruik maakt is achter beperkt omdat vaak de luidste stemmen het best gehoord worden. In plaats van een constructief overleg, zijn inspraakbijeenkomsten vaak een uitlaatklep voor de kwaadheid van de burger[1]. Governance zou echter moeten voorkomen dat burgers boos worden.
Het concept van governance daagt bestuurders uit om een permanente dialoog met burgers tot stand te brengen en te bewijzen dat hun belangen bij hen in goede handen zijn en tegelijkertijd de rechten van de formele democratische instituties in ere te houden. Geen makkelijke opgave.
Hoe een open verbinding met de burgers uitziet, staat al lang ter discussie en deze discussie heeft verschillende potentieel bruikbare ideeën opgeleverd[2]. Deze ideeën concentreren zich rond drie principes – directe democratie, decentralisatie en autonomie – die kort zullen worden besproken.
Directe democratie
Directe democratie dateert uit de oude Griekse beschaving, althans voor mannen, en wordt nog steeds in praktijk gebracht in Zwitserse gemeenten en in referenda. Vanuit het perspectief van governance schieten deze oplossingen echter tekort omdat ze weinig mogelijkheden tot discussie tussen alle betrokkenen bieden. Bovendien kunnen mensen zich overweldigd voelen door het aantal en de verscheidenheid aan problemen die om hun aandacht vragen. Om deze reden probeerden verschillende schrijvers de transparantie van indirecte democratie te verbeteren door een meer directe verbinding tussen kiezers en vertegenwoordigers tot stand te brengen.
Burgers assemblee – Foto: Adrian Sulc CC BY-SA 3.0
Het districtssysteem kan een optie zijn, maar ook daar valt niet om politieke partijen heen te komen. In zijn boek Tegen verkiezingen (2013) stelt de Vlaamse politicoloog David van Reybrouck voor vertegenwoordigers aan te stellen op basis van gewogen loting, zoals jury’s in Angelsaksische rechtbanken. Zijn ideeën zijn overgenomen in sommige gemeenten in België en Nederland middels de instelling van burgerfora. In 2019 heeft de Duitstalige gemeenschap in België een permanente raad van burgers geïnstalleerd door middel van loting die het parlement adviseert – maar niet vervangt.
Zogenaamde liquid democracy is een andere optie[3]. Hier kunnen burgers, net als directe democratie, over alle onderwerpen stemmen. Ze kunnen ze hun stem echter ook overdragen aan iemand anders, die volgens hen meer betrokken is. Op zijn of haar beurt kan deze persoon de ontvangen mandaten eveneens overdragen. Met veilige IT is dit eenvoudig te organiseren. De onderstaande korte video legt uit hoe ‘vloeibare democratie’ werkt.
Betrokkenheid zal gedijen als burgers een programma kunnen kiezen, in plaats van een politieke partij.
In dit scenario kan elke groep of persoon een programma voorstellen, gegeven een bepaald aantal sympathisanten. Tijdens de eerste stemronde zal een aanzienlijk aantal programma’s beschikbaar zijn en geen enkel programma zal de meerderheid bereiken. In een tweede of zelfs derde ronde kunnen de initiatiefnemers van oorspronkelijke programma’s samenwerken en programma’s voorstellen die mogelijk wel een meerderheid krijgen. Ook in dit geval is een betrouwbare ICT-infrastructuur noodzakelijk.
Een laatste oplossing is deliberative polling: Een representatieve steekproef van burgers neemt deel aan reeks bijeenkomsten waarin achtereenvolgens aan de orde komen het genereren van meningen, beraadslagingen in kleine groepen, zoeken naar alle informatie, innemen van standpunten en uiteindelijk formuleren van gewenste acties[5]. De voorstellen worden voorgelegd aan de gemeenteraad die deze voorstellen in de regel zal accepteren.
Decentralisatie
Het subsidiariteitsbeginsel wordt algemeen aanvaard, maar verdient veel vaker te worden toegepast. Dit principe houdt in dat sociale en politieke kwesties op het meest directe (of lokale) niveau worden aangepakt. Dit voorkomt dat burgers worden betrokken bij het nemen van beslissingen die geen invloed op hen hebben. Bewoners van een grote verkeersader zullen het lawaai, de vervuiling en de gevaren van het verkeer intensiever ervaren dan bewoners van een rustige zijstraat. Het is oneerlijk om vertegenwoordigers van beide straten op dezelfde manier te bevragen over de wenselijkheid van eenrichtingsverkeer, het verbreden van trottoirs of het planten van bomen.
De oplossing is om de besluitvorming te decentraliseren.
Decentralisatie betekent niet dat alle beslissingen van een centraal bestuursorgaan worden overgedragen aan vele kleinere. Integendeel, veel stedelijke problemen moeten op grootstedelijk niveau worden gedefinieerd en opgelost. Door lokale kwesties aan buurtraden te delegeren, kan het centrale bestuursorgaan zich meer op deze kwesties concentreren.
Lokaal zelfbestuur in India
Autonomie
Het bestuur moet zich realiseren dat een stad een gecompliceerd geheel is van onafhankelijke burgers, organisaties, bedrijven, verenigingen en informele groepen. Het zijn hun acties en interacties die verantwoordelijk zijn voor de dynamiek van de stad, haar welvaart en soms ook haar problemen. Gedurende de laatste decennia hebben besturen op alle niveaus ertoe geneigd hun invloed te vergroten, deels door een toenemend aantal regels. Het lijkt erop zij de ambitie hebben om de stad als een bedrijf te zien en controle te hebben over de meeste, zo niet alle, processen. Veel bedrijven hebben daarentegen ontdekt dat ze beter gedijen als werknemers zelf meer beslissingen kunnen nemen. Steden moeten daarom afstand nemen van praktijken die aan het einde van de 20e eeuw werden geïntroduceerd onder de vlag van New Public Management. In plaats daarvan doen ze er goed aan meer autonomie te creëren voor burgers en andere stakeholders.
Het uitgangspunt moet zijn dat burgers vaak goede dingen te doen, in plaats van dat de gemeente voorschrijft wat goede dingen zijn.
Slimme technologieën ter ondersteuning van goed bestuur
Elders heb ik benadrukt dat het omarmen van een langetermijnvisie belangrijker is voor elke stad die “smart” wil worden dan zich in de eerste plaats te concentreren op technologie[6]. Waar een stadsbestuur enkele decennia geleden niet alles onder controle kon hebben omdat er simpelweg geen middelen voor waren, kan technologie tegenwoordig het verschil maken. Sommige burgemeesters hopen dat slimme stadstechnologie hen meer mogelijkheden tot controle en invloed zal geven en daarmee eindelijk de beloften van New Public Management zal waarmaken.
Goed gekozen technologieën het ook mogelijk om de stem van burgers beter te horen en, als gevolg daarvan, het bestuur te versterken.
Deze weg moeten we op als we steden humaner willen maken. Hieronder zal ik het tweede alternatief verder verkennen.
Er zijn recent digitale toepassingen beschikbaar die “goed bestuur” ondersteunen. Ze worden hieronder besproken, aangevuld met voorbeelden, onder andere geselecteerd uit de Smart City Solution Database, een uitgebreide verzameling smart city-applicaties, tools en beleid[7].
In de daaropvolgende paragraaf zal ik me concentreren op twee landen, Spanje en Estland, die vooroplopen bij de ontwikkeling van een ‘digitale overheid’, rekening houdend met de behoeften van burgers en hun betrokkenheid bij stedelijke aangelegenheden.
Foresight Lublin 2050
Foresight ondersteunt discussie tussen bestuurders, volksvertegenwoordigers, wetenschappers en burgers. De methode beoogt een visie op middellange of lange termijn te ontwikkelen en prioriteiten te kiezen op basis van beschikbare informatie[8].
In Lublin (Polen) namen 1500 mensen deel aan 60 workshops en bespraken daar een breed scala aan onderwerpen, wat resulteerde in een visiedocument[9]. Gezien de oriëntatie op de toekomst waren vooral jongeren en vertegenwoordigers van veel sociale groepen betrokken.
Besluitvorming
Digitale hulpmiddelen kunnen de betrokkenheid van het publiek vergroten. Om dit te doen, moet er een gedachtenwisseling (‘deliberatie’) kunnen plaatsvinden: Burgers moeten in staat worden gesteld om op elkaars meningen te reageren en er moet relevante informatie zijn.
EngageCitizens – Citizenry Social Network
EngageCitizens draagt bij aan de ontwikkeling van een virtueel ecosysteem voor burgers om ideeën bij te dragen en deel te nemen aan hun uitwerking. Burgers kunnen ook praktische problemen melden, deelnemen aan discussiegroepen en antwoorden op vragen vinden[10]. Het platform werd geïntroduceerd in Braga (Portugal) en later uitgerold in 30 andere steden binnen en buiten dit land[11].
Enquêtes leveren nuttige informatie op, maar betrokkenheid van burgers gaat veel verder. Een eenvoudigste manier om burgers te organiseren is een “forum”, zoals indertijd de G1000 in België. Er is meestal een website voor nieuws en achtergrondinformatie en die mogelijkheden biedt voor deelname aan discussiegroepen. Trouwens, leden van een discussiegroep kunnen ook fysiek samenkomen om hun online contact te verdiepen. Elke stad kan zo’n forum installeren, maar gezien de complexiteit en het grote aantal onderwerpen verdient het de voorkeur om forums op thema’s te richten. Het beste is als forums toewerken naar een climax, bijvoorbeeld besluitvorming over het desbetreffende thema. De representativiteit wordt versterkt met gewogen loting bij hun samenstelling.
Insights Management Tool voor burgerparticipatie
insights Management Tool[12] is een digitaal platform voor steden maar ook voor bedrijven en instellingen. Het ondersteunt online- en offlinekanalen waarmee iedereen kan worden benaderd. Burgers kunnen reageren op specifieke vragen die op het platform worden gesteld. Hun antwoorden worden samengevat in ‘insights’ via crowd-analyse. Deze inzichten vormen een basis voor besluitvorming. Burgers worden gedurende het hele proces op de hoogte gehouden.
De tool is al met succes geïmplementeerd in meer dan 600 projecten over de hele wereld en meer dan 600.000 mensen namen deel. 82% van de beslissingen werd beïnvloed onder invloed van Insights[13]. Bekijk hier een voorbeeld van burgerparticipatie bij de ontwikkeling van dienstregelingen voor het openbaar vervoer[14].
Er zijn veel digitale tools beschikbaar om forums te ondersteunen. Sommige bevatten een hele reeks media; andere bieden handige hulpmiddelen, zoals het gebruik van kaarten als basis voor discussie.
Het niveau waarop deze tools kunnen worden toegepast, kan variëren van het grootstedelijk gebied als geheel tot een buurt. Hoe meer mensen betrokken zijn bij de besluitvorming over (de toekomst) van hun eigen leefomgeving, hoe beter.
Acive Citizens
De ambitie van de lokale autoriteiten van Moskou is om alle 12 miljoen inwoners te betrekken bij het bestuur. Met het Active Citizen-platform[15] kunnen bewoners deelnemen aan online referenda over kwesties in verband met stadsontwikkeling. Het platform is beschikbaar via webinterface en mobiele app. De belangrijkste factor voor het succes van het platform is het feit dat het stadsbestuur alle voorstellen uitvoert, waarmee een meerderheid van de burgers instemt.
Blockchain heeft het digitale stemproces in Moskou veranderd. Deelnemers kunnen stemmingen rechtstreeks volgen en de authenticiteit van de resultaten verifiëren. Elke stem wordt vermeld in een grootboek (‘ledger’) met alle uitgebrachte stemmen. Er kunnen ongeveer 1000 stemmen per minuut worden uitbrengen.
De meeste stemmingen zijn gericht op specifieke groepen. Bijvoorbeeld plaatselijke groepen die geïnteresseerd zijn in specifieke kwesties, zoals de aanleg en het onderhoud van parken, sportterreinen en speeltuinen in hun buurten, of de planning van nieuwe routes en de keuze van nieuwe treinstellen voor het openbaar vervoer.
Tot nu toe hebben 2,3 miljoen burgers deelgenomen aan 4.111 stemmingen[16].
Budgettering
Participatieve budgettering is een speciale groep digitale applicaties op het gebied van besluitvorming. Een groeiende groep gemeenten stelt burgers in staat om een deel van het budget te verdelen, door prioriteit toe te kennen binnen een aantal geselecteerde projecten of door te stemmen over de hoeveelheid geld die beschikbaar is voor bepaalde projecten. Ook hier is aandacht vereist voor de representativiteit van de deelnemers, om de mobilisatie van aanhangers van een specifiek project te voorkomen. Ook moeten deelnemers worden geïnformeerd over eventuele gevolgen van budgetverschuivingen voor bepaalde sectoren.
Civic Budgetting (Lublin)
In eerste instantie voerde de stad Lublin (Polen) een experiment uit met deelname van burgers aan de vaststelling van de begroting in het district Rura. Hierbij werd veel waarde gehecht aan deelname aan fysieke bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de gemeente. Hierin werden de afzonderlijke projecten toegelicht. In Lublin zijn in vier achtereenvolgende jaren 638 kleine projecten en 246 grote projecten aan burgers voorgelegd. Uiteindelijk is er door de burgers voor een bedrag van ongeveer € 12,5 miljoen toegewezen[17].
Participatieve budgettering wordt het meest toegepast om projecten op buurtniveau te prioriteren. In dit geval kunnen projecten ook afkomstig zijn van (groepen) burgers. Ook hier is de beschikbaarheid van informatie over de achtergronden van de verschillende projecten cruciaal. Deze informatie hoeft niet uitsluitend digitaal te worden verstrekt. Integendeel, een kleine tentoonstelling in het buurthuis kan burgers mobiliseren om deel te nemen en is een extra plek voor informele discussies. Scholen kunnen speciale stemmingen organiseren voor hun leerlingen.
Gemeentelijke diensten
Steden bieden een breed scala aan diensten, variërend van de levering van identiteitspapieren, aangiften van geboorten, tot aanbieden van openbaar vervoer, energie en huisvesting. Bovendien zijn ze verantwoordelijk voor de naleving en uitvoering van veel wetten, variërend van parkeerboetes tot bouwvergunningen. Hoe ze dit doen, kan een bron van frustratie maar ook van tevredenheid zijn voor de burgers.
CitizenApp
Het CityzenApp SaaS-platform[18] is een nieuwe opzet van de wijze waarop een gemeente haar dienstverlening levert aan haar burgers organiseert. Het doel is dat burgers diensten online regelen en hun mening geven over de kwaliteit daarvan zodat de gemeente de dienstverlening kan verbeteren. Burgers kunnen gebruik maken van hun mobiele telefoon maar ook van andere kanalen (web, e-mail, sms)[19]. De app is voor het eerst toegepast in Griekenland.
De meeste burgers waarderen dat ze op digitale wijze diensten kunnen regelen en – in geval van vragen – direct antwoord krijgen. Bij gecompliceerde digitale aanvragen, bijvoorbeeld een bouwvergunning zijn veel bijlagen vereist. Het is daarom prettig als er digitale hulpmiddelen voor handen zijn om bijlagen als tekeningen en berekeningen in te dienen.
Trimble Feedback
Trimble Feedback[20] is een webapplicatie met een geïntegreerde kaartfunctionaliteit, die het mogelijk maakt dat een gemeente, haar burgers en belangengroepen efficiënt communiceren. Alle berichten worden vastgelegd en gesorteerd, ongeacht of deze binnenkomen via de telefoon, e-mail of formulieren. Burgers kunnen meldingen maken van bijvoorbeeld kapotte straatlantaarns of gaten in het wegdek.
Eenmaal verzonden, worden meldingen doorgestuurd naar de persoon die het probleem zal aanpakken[21]. Tot nu toe wordt het systeem gebruikt in een aantal gemeenten in Finland, Duitsland en België.
De kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening hangt mede af van informatie vanuit de bewoners. Deze varieert van vrij eenvoudige onderwerpen als graffiti op plaatsen waar dat niet de bedoeling is, stoepen die moeten worden gerepareerd tot klachten over verbindingen in het openbaar vervoer. Via een speciale website kunnen burgers een melding maken en foto’s of andere bijlagen uploaden.
Een snelle reactie respons vanuit de gemeente is belangrijk, bijvoorbeeld een indicatie van de tijd die nodig is om de gemelde schade te herstellen of een vragenlijst die medeburgers naar hun mening vraagt, bijvoorbeeld over een nieuwe route van een buslijn.
Conflictoplossing
Conflicten ondermijnen de sociale cohesie en een rechtszaak kan één partij tevreden stellen, maar leidt meestal niet tot verbeterde relaties. Om deze reden stellen rechtbanken mediatie voor als alternatief, wat kan leiden tot aanvaardbare oplossingen voor beide partijen. Ook op dit gebied zijn digitale hulpmiddelen beschikbaar die de drempel verlagen om een derde uit te nodigen om een conflict te helpen oplossen. Tot nu toe is e-justitie beperkt tot relatief kleine gevallen, maar de resultaten zijn veelbelovend. Het is nuttig omdat het een nieuwe aanpak biedt, die leidt tot acceptabele uitkomsten voor beide partijen.
Matterhorn Online geschillenbeslechting
Om naar de rechter te stappen om bijvoorbeeld een bekeuring aan te vechten, vereist dat de betrokkenen vrij nemen om naar het gerechtsgebouw te gaan. Matterhorn online geschillenbeslechting[22] stelt burgers, wetshandhavingsinstanties en de rechtbank in staat om overal en met elk apparaat te communiceren om kleine overtredingen op te lossen. Het systeem wordt gebruikt door meer dan 70 rechtbanken in 10 Amerikaanse staten. Matterhorn maakt het mogelijk om een breed scala van zaken aan te pakken, waaronder conflicten tussen buren, verkeersboetes, en onenigheid over betalingen.
In de onderstaande video wordt uitgelegd hoe het systeem werkt[23].
Open data
Governance is nauw verbonden met transparantie. Dit geldt voor politici zelf, maar ook voor de beschikbaarheid van alle relevante gegevens. Deze kunnen variëren van notulen van vergaderingen, onderzoeksrapporten tot statistieken.
Geospock’s ruimtelijke big data-platform
Geospock’s Spatial Big Data Platform is software, geoptimaliseerd voor cloudarchitectuur, die zorgt voor de snelle registratie, indexering en analyse van grote geografische en historische datasets, met aanvullende analyse- en visualisatietools. Hiermee kunnen gegevens in een kaart worden beheerd, gevisualiseerd en onderzocht[24].
Onderzoek
Gemeentebesturen hebben lang niet op alle vragen een antwoord en in dit geval is onderzoek passend. Vaak kunnen burgers bij dit onderzoek worden betrokken, bijvoorbeeld door een stuurgroep in te stellen die de vragen en de interpretatie van de antwoorden bespreekt.
Citybeats
Citybeats[25] helpt gemeenten en andere organisaties om meningen en stemmingen binnen het publiek te begrijpen en eventueel daarop te reageren.
Het is een AI-analyseplatform, met als doel het identificeren van trends. Het ontdekt, categoriseert en synthetiseert daartoe grote hoeveelheden gegevens en biedt kwalitatieve informatie die deze gegevens duidt[26].
Hier kun je de mobiliteitscase van Barcelona downloaden[27], waarin de belangrijkste problemen van deze stad op het gebied van mobiliteit naar voren komen, alsmede hoe gevoelig deze liggen bij de bevolking, zoals verhoging van de treinprijzen en debat over toelaten van Uber.
Twee voorlopers: Spanje en Estland
Spanje
Barcelona is een van de oudste voorbeelden van een stad die technologie gebruikt als onderdeel van haar bestuur. Sensornetwerken produceren een aanhoudende stroom gegevens over verkeer, energieverbruik, geluidsniveaus, irrigatie en vele andere onderwerpen zonder dat deze veel impact hebben gehad op het leven van burgers of de onderliggende problemen hebben opgelost.
Francesca Bria, chief technology officer van Barcelona, heeft samen met de voormalige burgemeester Ada Colau vanaf 2015 het smart city-paradigma omgekeerd: In plaats van technologie ongericht te gebruiken en alle mogelijke gegevens te verzamelen, zijn we begonnen met de technische agenda af te stemmen op de agenda van de stad, zei ze[28] .
Een van de eerste uitdagingen was het gebruik van technologie om de impact van de gewone burger op het beleid te vergroten. Een groep geëngageerde codeerders en cryptografen creëerde een gloednieuw participatief platform, Decidim (wat betekent ‘We beslissen’ in het Catalaans)[29].
Onderstaande video geeft wat aanvullende informatie over Decidem
De stad Madrid heeft ook een participatief stadsnetwerk gecreëerd, niet toevallig genaamd Decide Madrid (‘Madrid beslist’)[30] dat in veel opzichten vergelijkbaar is met Decidem.
Beide platforms hebben vergelijkbare faciliteiten:
Actieve deelname aan beleidsvorming
Decidem stelt het publiek in staat deel te nemen aan beleidsvorming door ideeën voor te stellen, hierover te debatteren en uiteindelijk deel te nemen aan de stemming. Tot dusverre hebben 40.000 burgers van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De meest voorkomende zorgen van burgers zijn betaalbare woningen, schone energie, luchtkwaliteit en de openbare ruimte.
Het gemeentelijk actieplan omvat bijna 7.000 voorstellen van burgers. Decidem stelt burgers in staat de voortgang van alle plannen te volgen om zo de betrokkenheid van de burger te vergroten.
Decide Madrid heeft vrijwel dezelfde opties. Hieronder is een korte video over Decide Madrid.
Debatteren
Decide Madrid en Decidem benadrukken de waarde van beschikken over informatie als het startpunt voor overleg. Burgers kunnen zelf discussies starten en deelnemen aan discussies die door anderen zijn gestart.
Zowel Decide Madrid als Decidem hebben een ruimte waar burgers voorstellen kunnen doen en daarvoor steun zoeken. Over voorstellen die voldoende draagvlak hebben, kan worden gestemd. De mening van de burgers geldt in het algemeen als een belangrijk advies aan de gemeenteraad.
Beleidsvoorbereiding
Decide Madrid stelt burgers in staat wetteksten te wijzigen. Het publiek mag aanbevelingen doen en alternatieven voorstellen. Dit kan ook leiden tot discussies en de suggesties worden gebruikt om de formuleringen te verbeteren.
Gegevensbeheer
Decidem en Decide Madrid zijn ook dataportals die gegevens tonen die in de stad zijn verzameld, deels over burgers zelf. Decidem heeft de intentie om, als gevolg van haar deelname aan het Europese project Decode, elke burgers te laten beslissen over het gebruik van zijn of haar gegevens voor specifieke doeleinden[31].
Hybride oplossingen
Omdat niet elke burger een computer heeft of de bovengenoemde platforms kan gebruiken, combineren beide steden virtuele discussies en discussies in een fysieke ruimte.
Consul
Madrid heeft haar participatieve elektronische omgving ontwikkeld samen met CONSUL, een in Madrid gevestigd bedrijf[32]. CONSUL stelt steden in staat om snel en veilig burgerparticipatie op internet te ontwikkelen. Het pakket is zeer uitgebreid. De software en het gebruik ervan is gratis. CONSUL kan door elke organisatie worden aangepast om aan de eigen behoeften te voldoen. Als gevolg hiervan is Consul in gebruik in 130 steden en organisaties in 33 landen en bereikt wereldwijd zo’n 90 miljoen burgers.
Het is niet alleen de traditionele rivaliteit tussen Barcelona en Madrid die onafhankelijk van elkaar tot de ontwikkeling van twee vergelijkbare systemen heeft geleid. Het is ook het feit dat het Spaanse volk tot voor kort moest vechten voor democratie, gezien het lange voortbestaan van een dictatoriaal regime in dit land.
Democratische instellingen die in veel andere landen al lang bestonden moesten opnieuw worden uitgevonden maar dan met 20e-eeuwse kenmerken.
Estland
e-Estland is op dit moment het meest ambitieuze project op het gebied van digitale overheid ter wereld. Iedereen die betrokken is bij de overheid heeft ermee te maken en het project heeft het dagelijkse leven van de burgers veranderd. Een levendige beschrijving van de impact van het project is hier te lezen[33]. Bijna alle openbare diensten zijn erbij betrokken: Wetgeving, verkiezingen, onderwijs, justitie, gezondheidszorg, bankieren, belastingen en politie. De diensten zijn digitaal aan elkaar gekoppeld via één platform. Alleen nog voor huwelijken, echtscheidingen en onroerendgoedtransacties is een bezoek aan het gemeentehuis verplicht.
De ICT-infrastructuur van het land is ontwikkeld door de overheid, samen met een paar Estse bedrijven. Tot nu toe is de staat de drijvende kracht achter dit project en deze heeft de beste specialisten van het land aangetrokken. Hieronder beschrijf ik een aantal functionaliteiten van het systeem, en waar mogelijk verwijs ik naar stedelijke toepassingen.
Infrastructuur
Estland heeft een ICT-infrastructuur ontwikkeld – de Government Cloud – waarvan alle overheidsinstanties en de meeste bedrijven gebruik maken. Hierdoor is bijna perfecte interoperabiliteit mogelijk, in overeenstemming met het hoogste niveau van de IT Security Standards (ISKE).
Om te worden beschermd tegen externe cyberaanvallen, zoals in 2007, is er een volledige back-up. Dit bevindt zich in een datacenter in Luxemburg, dat de status heeft van ambassade. Het staat onder Estlands staatsbestuur en kan de meest kritieke diensten naadloos overnemen.
Gegevensbescherming
Gegevens worden niet centraal bewaard. In plaats daarvan verbindt het gegevensplatform van de overheid, X-Road, afzonderlijke servers via end-to-end gecodeerde paden. In het Estse systeem bezit elke persoon alle informatie die over hem of haar is vastgelegd en wordt elk gebruik dat daarvan wordt gemaakt vastgelegd. Onrechtmatig gebruik is verboden[34].
In de onderstaande video worden de principes achter X-road kort uitgelegd
De ruggengraat van de digitale beveiliging van Estland is een blockchain-technologie genaamd KSI, ontworpen in Estland en nu al wereldwijd gebruikt. Deze garandeert volledige privacy en sluit uit dat iemand de gegevens kan manipuleren. KSI blockchain-technologie documenteert alle acties in het systeem en beschermt informatie zonder toegang tot de informatie zelf.
De technologie is ontwikkeld samen met Guardtime, een bedrijf dat in 2007 in Estland opgericht is en het Estse systeem wereldwijd exporteert en daarvoor kantoren heeft over de hele wereld. Het hoofdkantoor is onlangs van Tallinn naar Lausanne verhuisd.
De Nederlandse overheid gebruikt de KSI Blockchain van Guardtime voor integriteitsborging
De Nederlandse justitiële informatiedienst heeft Guardtime’s KSI Blockchain-technologie gekozen voor integriteitsborging van nieuwe e-services. De blockchain-integratie zorgt voor transparantie, controleerbaarheid en beveiliging van de informatie die wordt verwerkt in overheidssystemen.
Verkiezingen
Waar in de meeste technologisch geavanceerde landen mensen nog met pen en papier stemmen of primitieve stemmachines gebruiken, past Estland vanaf 2007 e-voting toe voor parlementsverkiezingen en verkiezingen op gemeentelijk niveau.
Met e-voting kunnen kiezers hun stem uitbrengen vanaf elke computer met internetverbinding overal ter wereld: In een daarvoor aangewezen periode logt de kiezer in op het systeem met een ID-kaart of mobiele ID en brengt een stem uit. Om anonimiteit te waarborgen wordt de identiteit van de kiezer van het stembiljet verwijderd voordatdit de Nationale Kiescommissie die de stemmen telt, bereikt. Elk systeem van stemmen op afstand, inclusief traditionele poststemmingen, riskeert het kopen of afdwingen van iemands stem.
De oplossing van Estland is de mogelijkheid om zijn of haar stem later te wijzigen waarbij alleen de laatste stem telt.
Stroomlijnen van besluitvorming
Overheidsinstanties op alle niveaus gebruiken een papierloos informatiesysteem – e-cabinet – dat de besluitvorming heeft gestroomlijnd en de tijd besteed aan vergaderingen met 80% heeft verminderd. Ruim voor het begin van een vergadering bekijken de deelnemers de agendapunten en bepalen ze hun mening. Als ze bezwaren hebben of over het onderwerp willen spreken, klikken ze op een vakje. De meningen van alle deelnemers zijn dus vooraf bekend.
Als er geen bezwaren zijn, worden beslissingen genomen zonder debat.
De onderstaande video illustreert hoe e-cabinet werkt:
Digitaal residentieprogramma
Zoals vele andere Europese staten krimpt de bevolking van Estland. Het vergroten van het aantal baby’s is ingewikkeld, daarom werd in 2014 een digitaal residentieprogramma gelanceerd, in stijl met het Estse digitale overheid-project.
Elke buitenlander kan inwoners van Estland worden zonder ooit het land te bezoeken en kan dan gebruik maken van Estlandse diensten, zoals banken.
Estland heeft liberale voorschriften voor technologisch onderzoek en de laagste belastingtarieven voor bedrijven in de Europese Unie.
Ongeveer 28.000 mensen hebben e-burgerschap aangevraagd, waaronder ondernemers uit het Verenigd Koninkrijk die in de E.U. gevestigd willen blijven.
De voorbeelden uit Spanje en uit Estland zijn heel verschillend maar vullen elkaar goed aan. De digitale systemen in Barcelona en Madrid zijn geworteld in de wens om de werking van de democratie te verbeteren door burgers in staat te stellen hun stem te laten horen. Het voornaamste motief achter e-Estland is – volgens de regering – het leven van burgers te vergemakkelijken en om de overheid efficiënter te laten werken. Dit laatste doel is zeker bereikt. Het totale bedrag aan besparingen komt overeen met 2% van het BNP. Estland heeft samengewerkt met veel IT-bedrijven, waaronder enkele grote internationale bedrijven, maar vooral met lokale bedrijven.
In tegenstelling tot veel andere landen heeft de regering de controle behouden en was ze niet gedwongen de controle terug te vorderen, zoals gebeurd is in Barcelona.
Goed bestuur en de humane stad
Terug naar Ambrogio Lorenzetti’s allegorie van goed en slecht bestuur in het stadhuis van Siena. Goed bestuur verwijst naar twee onderliggende en overlappende concepten:
De formele organisatie van besluitvorming en de dienstverlening aan het publiek
De afstemming van beleid op wat er leeft aan wensen en behoeften bij burgers en andere belanghebbenden. Voor dit laatste wordt vaak de term governance gebruikt.
Technologie kan in beide gevallen een rol spelen. Hierbij worden vaak begrippen gehanteerd als e-government (digitale overheid) en e-governance[35]. Beide dragen bij aan de ontwikkeling van een humane stad als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Ik ga daarop kort in.
e-Government
Voor veel burgers is “de gemeente” de plaats waar veel besluiten worden genomen die burgers rechtstreeks raken en een bron van onmisbare diensten zoals het verkrijgen van een nieuwe identiteitskaart of een bouwvergunning. Jarenlang hebben burgers geklaagd over de ‘bureaucratie’ waarmee zowel besluitvorming als dienstverlening gepaard ging. Het laatste decennium is veel gedaan om de transparantie van de besluitvorming en de ‘publieksvriendelijkheid’ van de dienstverlening te verbeteren. Een gang naar het stadhuis en een gesprek met een ambtenaar zijn vaak nog steeds onmisbaar. Sommige burgers waarderen overigens de mogelijkheid van persoonlijk contact. Steeds meer bewoners geven toch de voorkeur aan een digitaal proces, ervan uitgaande dat het efficiënt, gemakkelijk en veilig is.
De ontwikkeling van e-government wordt beperkt door veiligheidsrisico’s. Estland is in dit opzicht een gidsland, onder andere door blockchain-technologie in een vroeg stadium te implementeren en door wetten aan te nemen met betrekking tot gegevensbezit en interoperabiliteit. Ook andere landen, zoals Rusland, zijn onlangs begonnen met de introductie van digitaal stemmen op basis van blockchain-technologie.
Digitaal stemmen voor de Doema van Moskou – foto Alexandr Kuznetsov via Amsterdam Smart City
e-Governance
De diensten van steden gaan verder dan het beschikbaar stellen van een identiteitskaart en een bouwvergunning. Het stedelijk bestuur heeft een grote invloed op het verkeer, betaalbare woningen, bescherming van de veiligheid en bescherming van de kwaliteit van leven. Daarom willen veel burgers hun stem laten horen en de besluitvorming niet uitsluitend overlaten aan vertegenwoordigende organen.
Burgers willen dat burgemeester, wethouders en ambtenaren aanspreekbaar, communicatief en invoelend zijn en erop kunnen vertrouwen dat hun belangen bij hen in goede handen zijn.
e-Governance weerspiegelt de wederzijdse communicatie tussen gemeentelijke autoriteiten en burgers door het gebruik van digitale hulpmiddelen.
Tot slot vat ik samen hoe ‘goed bestuur’ bijdraagt aan het streven naar een humane stad.
Acties om principes van goed bestuur en het streven naar een humane stad op elkaar af te stemmen
De stad heeft een breed gedeelde visie op haar ontwikkeling, gebaseerd op principes als een fatsoenlijk inkomen, betaalbare woningen, een plezierige en gezonde leefomgeving voor al haar burgers, gelijke behandeling, respectvolle en democratische relaties en een duurzame relatie met de natuur.
Burgers kunnen rechtstreeks bijdragen aan de vertaling van de visie op de stad in beleidsmaatregelen, zonder de intermediaire rol van politieke partijen. Om dit doel te bereiken, worden digitale middelen ingezet om het aantal betrokken burgers te vergroten.
Voor alle burgers is er een luisterend oor naar hun zorgen, klachten en voorstellen en ze kunnen erop vertrouwen dat deze serieus worden genomen.
Deelname van burgers aan stedelijk beleid biedt de mogelijkheid om over beleidsvoorstellen te discussiëren, wijzigingen voor te stellen, zorgvuldig afgestemd op de bevoegdheden van de gekozen medezeggenschapsorganen.
Of het stadsbestuur een verzoek of een voorstel aanvaardt of afwijst, burgers hebben het recht om tijdig, oprecht en volledig te worden geïnformeerd.
De grootstedelijke overheid richt zich op belangrijke beleidsaangelegenheden met betrekking tot de stad als geheel en op de lange termijn. Bij alle andere onderwerpen is de besluitvorming gedecentraliseerd tot het niveau waarop burgers rechtstreeks betrokken zijn.
Het stadsbestuur schept de kaders voor burgers, bedrijven, instellingen en andere belanghebbenden om in vrijheid te handelen, gegeven de gangbare wetgeving. Bewuste acties van belanghebbenden om actief mee te werken aan de realisering van de visie op de stad wordt gestimuleerd en beloond.
Het stadsbestuur ondersteunt en beschermt de diversiteit van burgers en instellingen op voorwaarde dat deze geen bedreiging vormt voor de gelijkwaardige omgang van alle betrokkenen.
Het stadsbestuur schept ruime mogelijkheden voor burgers en andere belanghebbenden om hun stem te laten horen. Eerstelijnswerkers kunnen een verbindende rol spelen en ook het gebruik van kunstmatige intelligentie om de inhoud van sociale media te analyseren kan nuttige informatie opleveren.
Participatieve budgettering, met name op buurtniveau, zal bijdragen tot de betrokkenheid van de burger en ook de hechting van de burger aan zijn leefomgeving versterken.
De overheid zal een samenhangend geheel van digitale overheidsdiensten ontwikkelen om de dienstverlening aan haar burgers en de efficiëntie ervan te verbeteren.
Burgers die een beroep doen op bepaalde diensten of rechten, worden op een onpartijdige en empathische manier ondersteund, ongeacht of persoonlijke of digitale kanalen worden ingezet.
Wat de lokale overheid ook ontwikkelt met betrekking tot e-government en e-governance, zij ziet toe op de realisering van de geformuleerde visie op de ontwikkeling van de stad.
Het begrip ‘smart city’ roept gemengde gevoelens op. Ergens tussen utopie en dystopia. Een beter uitgangspunt voor stedelijke ontwikkeling is de wens een humane stad te zijn. Technologie kan daarbij helpen. In 18 korte essays onderzoek ik hoe.
De ontwikkeling naar een humane stad gebeurt niet vanzelf: Het is een keuze die veel inspanning vergt. Als deze keuze eenmaal is gemaakt, ligt het ‘slimme’ gebruik van technologie voor de hand. Immers, welke stad wil dom zijn? Slim (smart) doelt dan op de keuze van technologische hulpmiddelen bij de realisering van humane principes.
Daarom is het leidmotief van deze serie Steden in de toekomst: Vanzelfsprekend smart. Humaan als keuze.
Steden van de toekomst
Het aandeel van mensen dat in steden woont groeit gestaag. Deze concentratie heeft ook gevolgen voor de minder of onbevolkte delen van de wereld en de oceanen. Steden kunnen niet bestaan zonder de rest van de wereld, maar het evenwicht is op veel manieren verstoord. Kiezen voor een humane stad betekent ook ontwikkelen van een gelijkwaardige relatie tussen de stad en haar omgeving.
Humaan als keuze
De ontwikkeling van een humane stad vereist de gelijktijdige toepassing van drie principes: duurzaamheid, rechtvaardigheid en leefbaarheid.
Duurzaamheid:
Zinvol werk en een eerlijk inkomen voor iedereen nu, wat niet ten koste gaat van de welvaart van de aarde en de natuur of van toekomstige generaties.
Rechtvaardigheid:
Gelijke kansen, vrijheid, democratie, veiligheid, rechtsbescherming en respect voor diversiteit in de manier waarop mensen samenleven.
Leefbaarheid:
De bijdrage van de door de mens gemaakte omgeving, inclusief werk, huisvesting, sociale contacten, onderwijs, zorg en andere voorzieningen aan de groei van competenties en geluk.
Binnen elk van deze principes moeten keuzes worden gemaakt en de drie principes als geheel moeten in evenwicht zijn. Daarom is de ontwikkeling van een humane stad een groeiproces, waaraan velen bijdragen.
Smart als vanzelfsprekendheid
Technologie heeft geen intrinsieke waarde. Bestaande technologieën komen voort uit het nastreven van politieke doelen, commerciële belangen en uit wetenschappelijke ontdekkingen. Hun impact is zowel destructief als constructief gebleken. Lang niet iedereen heeft er in dezelfde mate van geprofiteerd.
Deze reeks essays geeft vele voorbeelden van bruikbare technologieën, in het besef dat een deel van de technologieën die bijdragen aan de ontwikkeling van humane steden nog moet worden ontwikkeld.
Stedelijke uitdagingen
Stedelijk beleid staat voor een dubbele uitdaging: zorgdragen voor een humane ontwikkeling en daarbij slimme hulpmiddelen kiezen, ontwikkelen en inzetten. De 18 essays in deze reeks vertegenwoordigen elk een van deze uitdagingen (figuur hieronder) en ze monden uit in acties voor om deze op te pakken.
De eerste aflevering heet ‘Gezonde steden’ en verschijnt komende week.