Verdichting gaat samen met leeromgevingskwalitxit als de nadelen van verdichting zo veel mogelijk worden opgeheven. Dit betreft vooral alle vormen van overlast, vooral van auto’s.
Essentieel voor het welslagen van een 15-minutenstad is een zekere mate van dichtheid. Immers dan alleen ontstaat er economisch draagvlak voor voorzieningen die vooral te voet of met de fiets bereikbaar zijn. Uit een samenvattende studie van 300 onderzoeksprojecten door de OECD blijkt dat compactheid in alle opzichten tot een efficiënter gebruik van voorzieningen leidt, maar dat er ook nadelen zijn op het gebied van gezondheid en welbevinden. Deze hangen meestal samen met luchtvervuiling en verkeersdrukte. De veronderstelling is dat er ergens een optimum is waar sprake is van een plezierig woonmilieu, ook voor kinderen en de aanwezigheid van dagelijkse voorzieningen, waaronder ook scholen waar kinderen zelfstandig te voet heen kunnen lopen. Op dat optimale punt gaat ‘verdichting’ niet ten koste van de kwaliteit van de leefomgeving, maar draagt ze daartoe bij. Een grotere mate van spreiding leidt dan tot meer autogebruik, een verdere verdichting gaat ten koste van de kwaliteit van de verblijfsruimte rond de woning en de beschikbaarheid van ruimte voor groen, werk en voorzieningen.
De afbeelding hierboven is een schets van het ‘Plan Papenvest’ in Brussel. De dichtheid van ongeveer 300 levensloopbestendige wooneenheden op een oppervlak van 1,13 hectare is meer dan tienmaal zo groot als die van een gemiddelde Vinexwijk. Vaak wordt erop gewezen dat de dichtheid van Nederlandse steden veel lager is dan bijvoorbeeld Parijs en Barcelona. Maar juist in deze steden geldt dat de verkeersdrukte een van de belangrijkste oorzaken is van luchtvervuiling, stress en gezondheidsklachten. De voordelen van verdichting met behoud van een hoogwaardige leefomgeving worden alleen gerealiseerd als tegelijkertijd de overlast van de verdichting wordt beperkt. Dit betekent onherroepelijk vermindering van het autogebruik om te voorkomen dat de wegen nog voller worden er nog meer auto’s op straat geparkeerd staan. In ‘plan Papenvest’ is er nauwelijks ruimte waar bewoners een auto kunnen stallen.
Stedenbouwkundigen lijken vaak andersom te redeneren. Ze wijzen er dan op dat paal en perk gesteld moet worden aan verdere bebouwing in de natuur rond de steden en dat er binnen de steden nog voldoende plaats is voor woningbouw. Deze redenering gaat maar zeer ten dele op. In de eerste plaats moet worden overwogen of de nog beschikbare ruimte binnen de steden wellicht beter gebruikt kan worden voor bedrijvigheid en voor natuurontwikkeling in samenhang met waterbeheersing. In de tweede plaats is een groot deel van het agrarisch gebied rond de steden allesbehalve waardevolle natuur. Het grootste deel daarvan is bestemd door de productie van veevoer. Een paar procent daarvan gebruiken voor woningbouw schaadt de natuur niet; natuurontwikkeling vereist in de eerste plaats een heel andere vorm van agrarisch bodemgebruik. Voor ‘uitleglocaties’ komen vooral in aanmerking plaatsen langs ov-verbindingen. Wat zeker niet met gebeuren is rond elk dorp of de rand van elke stad een straatje bijbouwen. Dit staat gelijk aan het stimuleren van autogebruik.
Dit gezegd hebbend; toename van het aantal bewoners in buurten blijft van om voldoende draagvlak voor voorzieningen te creëren. Veel ruimtewinst kan worden behaald door de honderdduizenden eengezinswoningen die vaak nog slechts door een persoon worden bewoond te splitsen en flats uit de jaren ‘50 en ’60 op te toppen.
De afgelopen maanden zijn op deze plaats 25 facetten van de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde gekomen. Maar hoe nu verder? Hoe urgent is verbetering van de kwaliteit eigenlijk?
Ik vrees dat de kwaliteit van de leefomgeving al minstens een halve eeuw de verkeerde kant op gaat en wel in twee opzichten. In de eerste plaats is de auto in die periode een steeds dominantere rol gaan spelen. Stapje voor stapje zijn keuzen gemaakt die verplaatsing met de auto vergemakkelijken en dat heeft vergaande consequenties gehad voor de natuur, de luchtkwaliteit, het klimaat en de ruimtelijke ordening. Onze leefomgeving is ingericht vanuit het gebruik van de auto in plaats vanuit wat er ecologisch mogelijk en voor onze gezondheid wenselijk is. Tegelijkertijd is het openbaar vervoer zelden nog een goed alternatief, zowel wat reistijd, kosten en punctualiteit betreft.
Een tweede structurele aantasting van de leefbaarheid is afkomstig van de agro-industrie. Driekwart van het oppervlak van ons land is bestemd voor koeien. Die koeien leveren een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van broeikasgassen die de nog resterende natuur verder ten gronde richten. Maar deze vorm van grondgebruik leidt ook tot inefficiënte inrichting van de productie van voedsel, dat ook nog eens tot de nodige gezondheidsproblemen leidt.
Ik de komende maanden onderzoek ik twee actuele thema’s, de opkomst van ‘zelfrijdende’ auto’s en de ’15-minutenstad’. Beide zijn casestudies op het gebied van leefomgevingskwaliteit en in beide gevallen spelen overwegingen op het gebied van mobiliteit en natuurbehoud een belangrijke rol. Het gaat om twee miniseries van zeven à acht posts.
Daarna zal de frequentie van mijn posts verminderen, al blijf ik geregeld aandacht vragen voor de fundamentele keuzen die we moeten maken op weg naar een meer humane ruimte in het algemeen en een kwalitatief goede leefomgeving in het bijzonder.
Daarnaast ben ik begonnen met een nieuwe blog ‘Expeditie muziek’. Ik heb mijn liefde voor muziek altijd verwaarloosd en dat ben ik aan het goedmaken. Ik denk dat lezers die van muziek houden mijn korte posts waarin stukjes tekst en YouTube filmpjes elkaar afwisselen even leuk vinden als ik het vind om ze te schrijven.
De 18de aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over de mogelijkheden om te spelen en te bewegen in hedendaagse woonbuurten. Daarmee is het niet goed gesteld.
In bijna alle woonwijken in Nederland is te weinig gelegenheid voor kinderen om te spelen en te bewegen. Hierover gaat deze post, maar ook over het doorbreken van het klassieke stratenpatroon om plaats te maken voor routes voor voetgangers en fietsers, die bewegen door volwassenen weer sterk stimuleren.
Alles wat eerder vermeld over de waarde van een groene ruimte is, geldt ook voor de woonomgeving. Vaak wordt als wensbeeld de regel 3 : 30 : 300 gehanteerd: Vanuit elk huis moeten drie bomen te zien zijn, de kruinbedekking van de wijk is 30% en binnen een afstand van op gemiddeld 300 meter bevindt zich een kwart hectare groene ruimte, al dan niet verdeeld over een aantal kleinere percelen.
Functies van ‘groen’ in wijk en buurt
De groene ruimte in de woonomgeving is veel meer dan kijkgroen, ze schept een parkachtige omgeving waar mensen elkaar ontmoeten, ze gaat vergezeld van kleinere of grotere waterpartijen en speelt een belangrijke rol bij de berging van hoogwater, de bomen beperken de temperatuur, de groene ruimte omzoomt routes voor voetgangers en fietsers en bovenal ze vormt de grondslag voor speelruimte voor kinderen: Kind- en beweegvriendelijk gaan vaak samen.
Openbaar, gemeenschappelijk en privé groen
Juridisch gaat het om verschillende entiteiten; in de praktijk komen steeds vaker hybride verschijningsvormen voor. Bij voorbeeld een gemeenschappelijke (binnen)tuin die ‘s avonds kan worden afgesloten of openbaar groen dat kadastraal eigendom is van de bewoners maar bestemd voor openbaar gebruik. De bewoners krijgen hiervoor een parkachtige omgeving terug die zij samen onderhouden en gebruiken. De rivierenwijk in Utrecht is hiervan een voorbeeld. Een ander voorbeeld is de manier waarop verdichten in dorpen wordt aangepakt. Onder andere door vrijstaande huizen in te bedden in collectief groen, rekening houdend met de behoefte aan privacy.
Spelen op buurtniveau
Kinderen willen brede stoepen en een plek (minstens 20 x 10 m2), dicht bij huis die zich leent voor (fantasie)spellen en waar eventueel ook aantrekkelijke speeltoestellen staan. Het belang van speeltoestellen moet niet worden overschat. Voor veel kinderen bestaat het ideale speelpleintje uit hopen grof zand, water, klimbomen en pallets. Het oogt voor de omwonenden ongetwijfeld rommeliger dan een veldje vol wipkippen. Goede speeltoestellen zijn uiteraard veilig en lokken creatieve actie uit. Ook zijn ze voor meer dan een doel te gebruiken. Je kunt erop klimmen er vanaf glijden, verstoppertje spelen en meer. Van de eenvoudige apparaten zijn (schotel)schommels en klimrekken favoriet
Een wat groter speelplein om te voetballen en andere sporten te beoefenen staat hoog aangeschreven. Zo’n ruimte trekt veel kinderen aan uit de omliggende straten en leidt ertoe dat de kinderen in wisselende combinaties met elkaar spelen.
Spelen op wijkniveau
De meeste pleinen zijn vaak grote kale vlakten, waar je het liefst omheen loopt. In elke wijk hoort een plein ter grootte van een hectare, maar dan als plek waar uiteenlopende vormen van spel en bewegen zich concentreren. Middenin is plaats voor een multifunctionele ruimte – smaakvol betegeld of voorzien van (kunst)gras – voor balspel, manifestaties, muziekuitvoeringen, markten en eventueel verplaatsbare banken. Idealiter ligt het centrale deel wat lager, zodat er een talud is om op te zitten, te beklimmen en af te glijden. Aan de rand is ruimte is plaats voor talloze activiteiten, zoals verschillende vormen van balspel, een ruig deel, met klimbomen, ontmoetingsplekken, ruimten om zich te verstoppen, ruimte om te barbecueën en muren om te beschilderen maar ook horeca en een of meer terrassen. In de avond is verlichting gewenst, eventueel (gekleurde) stemmingsverlichting. Er gelegenheid is ruimte onverwachte en onvoorziene activiteiten, zoals een foodcar die geregeld langskomt, straatmuzikanten die neerstrijken, wisselende kermisattracties en salsaband die er wekelijks komt repeteren.
Zo’n plein kan eventueel worden geïntegreerd in een park dat afgezien van zijn waarde als groenvoorziening, sowieso al mogelijkheden biedt voor kinderen om te spelen. Toevoegen van expliciete spelelementen maakt parken nog aantrekkelijker.
Verbindende autovrije routes
Bij zowel speelpleinen als parken zijn veilige loop- en fietsroutes naar de woningen een absolute must. Ze bieden bovendien uitgelezen mogelijkheden om te sporten, zeker waar ze in verbinding staan met die van andere wijken.
Door voorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen vooral in samenhang te zien, ontstaan er ‘weefsels’ voor uiteenlopende doelgroepen. Dit zijn favoriete plekken en de verbindingen daartussen. Het kinderweefsel omvat vooral speelplekken dicht bij huis, via veilige paden verbonden met speelpleintjes in de nabije omgeving. Voorzieningen speciaal voor tieners kunnen het beste wat afgelegen zijn gesitueerd, maar niet geïsoleerd. In wezen willen ze ‘erbij’ horen. Het tienerweefsel omvat verder plekken waar iets te eten valt, maar verder ook uiteenlopende voorzieningen om te sporten en op een gegeven moment omvat het de hele gemeente.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
De elfde aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over hoe de rol die de natuur – de groenblauwe infrastructuur in het bijzonder – zelf kan spelen bij de aanpak van problemen die mensen hebben veroorzaakt. Je kunt tweemaal per week, op maandag en donderdag, een nieuw artikel lezen.
De elfde aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over hoe de rol die de natuur – de groenblauwe infrastructuur in het bijzonder – zelf kan spelen bij de aanpak van problemen die mensen hebben veroorzaakt. Je kunt tweemaal per week, op maandag en donderdag, een nieuw artikel lezen.
Ecosysteemdiensten
Milieuwetenschappers zien ecosystemen als ‘leveranciers’ van ‘diensten’. Deze worden onderscheiden in productiediensten (zoals schoon drinkwater, hout en biomassa), regulerende diensten (zoals bestuiving, bodemvruchtbaarheid, waterberging, verkoeling en stressvermindering) en culturele diensten (zoals recreatie en ‘natuurschoon’). We spreken over ‘natuurinclusieve’ oplossingen als ecosystemen mede worden beheerd om op de korte termijn de leefbaarheid van de aarde te herstellen en deze op de lange termijn in stand te houden, voor zover dat nog mogelijk is.
Groenblauwe infrastructuur
De betekenis van stedelijk groen kan het best worden gezien in samenhang met die van water, vandaar de term groenblauwe infrastructuur. Het belang daarvan is minstens vierledig: (1) het is de bron van alle leven, (2) ze draagt substantieel bij aan de opvang en opslag van CO2, (3) ‘groen’ heeft een positieve impact op welzijn en gezondheid; (4) ze verbetert de waterhuishouding. In deze post gaat vooral over het derde aspect. Het vierde komt in de volgende post aan de orde. ‘Groen’ heeft talrijke verschijningsvormen, van stoeptuintjes, tot bomen in de straat of begroeide gevels tot kleine en grote parken (zie bovenstaande collage). Hun impact op de gezondheid is veelvoudig. Een aantal voorbeelden:
Verbetering luchtkwaliteit
Bomen en planten helpen bij filteren van water. Bomen en planten spelen dus een belangrijke rol bij het beheersen van water- en luchtverontreiniging. Coniferen in het bijzonder kunnen fijnstof afvangen. Fijnstof draagt bij aan een breed scala van aandoeningen. Vooral infecties van de luchtwegen en hart- en vaatziekten, maar ook kanker en mogelijk diabetes. De mate waarin dit gebeurt is helaas kleiner dan nodig is om wezenlijke invloed te hebben op de gezondheid.
Tegengaan hittestress
Hittestress ontstaat als gevolg van hoge temperatuur en hoge luchtvochtigheid. Verder speelt de windsnelheid en de stralingstemperatuur een rol. Wanneer de kruinen van bomen 20% van het oppervlak van een areaal bedekken, vermindert de luchttemperatuur overdag met 0,3oC. Deze relatief geringe daling leidt echter al tot 10% minder sterfgevallen. Vaak wordt 40% kruinoppervlak over een groter oppervlak als ideaal beschouwd.
Reduceren mentale stress en verbetering gemoedstoestand
Volgens Arbo Nederland is 21% van het aantal verzuimdagen stress gerelateerd, hetgeen ongeveer €3 miljard schade betekent. Een korte termijneffect van contact met de natuur op stress, concentratievermogen en interne rust is onomstotelijk aangetoond. Het gaat daarbij om een statistische relatie. Hoe het precies werkt is niet helemaal duidelijk. Wel is duidelijk dat de impact van spreiding van groen binnen de woonomgeving een grotere impact heeft dan een geconcentreerde voorziening, bijvoorbeeld een park.
Versterking immuunfunctie via microbioom
De totale hoeveelheid groen in en rondom de woning beïnvloedt de aard en de hoeveelheid van de aanwezige bacteriën. Dit groen zou een positief effect hebben op de darmflora van degenen die zich in zijn nabijheid bevinden en daarmee ook op hun immuun functie. De empirische ondersteuning van dit mechanisme is nog tamelijk beperkt.
Stimuleren lichamelijke activiteit
De impact van lichamelijke activiteit op de gezondheid is breed aangetoond. De Gezondheidsraad adviseert volwassenen dan ook minimaal 2½ uur per week te bewegen. De aanwezigheid van een groengebied van minstens ¼ hectare op 300 meter afstand van de woning leidt tot meer lichamelijke activiteit van volwassenen in dergelijke gebieden, maar niet tot meer activiteit in zijn geheel.
Bevorderen van sociaal contact
Vooral ouderen zijn vaak sociaal geïsoleerd, wat negatief uitpakt voor hun mentale en fysieke gezondheid. De veronderstelling is dat groen bijdraagt aan de totstandkoming van sociale contacten. Goed ontworpen groene gebieden nabij de woonomgeving nodigen uit tot sociale contacten. Van belang daarbij zijn de plaatsing van banken, voldoende zicht op de omgeving, de afwezigheid van verkeerslawaai en de staat van onderhoud. Mensen hebben de neiging om verwaarloosde en vervuilde delen van de openbare ruimte, hoe groen ook, te mijden.
Vermindering van geluidshinder
Vegetatie is enigszins geluiddempend, maar belangrijker is dat bewoners van huizen met een groene omgeving geluid als minder hinderlijk ervaren. Verondersteld wordt dat dit komt door een al besproken mechanisme, namelijk de verbetering van de stressbestendigheid als gevolg van het aanwezige groen.
Biofiel bouwen
Nog niet zo lang geleden hadden veel gebouwen de bedenkelijke reputatie om mensen ziek te maken. Een snelgroeiend aantal architecten wil de rol van ‘groen’ bij verbetering van de gezondheid versterken. Dit kan door ‘groen’ te integreren in de manier waarop huizen en gebouwen worden ontworpen en de materialen die daarbij worden gebruikt. Bomen en planten zijn dan een integraal onderdeel van het ontwerp, bijvoorbeeld door te bewerkstelligen dat zij deze permanent waargenomen kunnen worden. Maar ook het gebruik van water en van analogieën met natuurlijke vormen bij het ontwerp van een gebouw.
Het ‘zandkasteel’, het voormalige hoofdkantoor van de Nederlandse Middenstandsbank in Amsterdam, ontworpen door de architecten Ton Alberts en Max van Huut is zowel van binnen als van buiten organisch vormgegeven, geïnspireerd door het antroposofische gedachtengoed van Rudolf Steiner. De (interne) waterpartijen zijn opslag voor regenwater en de klimaatbeheersing is volledig natuurlijk. Het gebouw is inmiddels herbestemd voor appartementen, kantoren en restaurants
Green gentrification
Wereldwijd is er een directe samenhang tussen de hoeveelheid groen in een buurt en het inkomen van de bewoners ervan. Omgekeerd zien we dat armere buurten waar nieuwe groene elementen worden aangebracht na verloop van tijd ten offer vallen aan green gentrification en dat rijkere woningzoekenden de oorspronkelijke bewoners verdringen.
De uitdaging waarvoor stadsbesturen staan is groene en rechtvaardige stadsdelen te ontwikkelen waar gentrificatie een halt wordt toegeroepen en waar ook armere bewoners als vanzelfsprekend terecht kunnen of de eerste zijn die van de waardevermeerdering van de buurt profiteren. Vergroening in arme wijken moet daarom altijd gepaard gaan met maatregelen die de woonrechten van bewoners respecteren en de verbetering van de sociaaleconomische positie van de bewoners ten doel hebben.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
Of steden een gezonde leefomgeving zijn, hangt af van in welk deel van de wereld ze liggen en over welke wijk het gaat. Hierover gaat deze aflevering van de reeks over leefomgevingskwaliteit.
Voornaamste doodsoorzaken wereldwijd (Bron: The Lancelet, le Monde)
De tiende aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over de impact van aan de leefomgeving gerelateerde gezondheidsproblemen. Je kunt tweemaal per week, op maandag en donderdag, een nieuw artikel lezen.
Zijn steden gezond?
Volgens de Global Burden of Diseases Study van de WHO worden 4,2 miljoen sterfgevallen wereldwijd per jaar veroorzaakt door fijnstofdeeltjes. De regionale verschillen zijn groot. De gezondheid van de levensomstandigheden in steden hangen af van in welk deel van de wereld die stad ligt en over welk deel van de stad het gaat. Meer dan 26 miljoen mensen in de Verenigde Staten hebben astma en hebben daardoor moeite met ademhalen. Afro-Amerikaanse bewoners in de VS sterven driemaal zo vaak aan astma dan blanken. Zij wonen binnen gesegregeerde gemeenschappen met slechte huisvesting, in de buurt van zware industrie, transportcentra en andere bronnen van luchtvervuiling.
Wereldwijd zorgt de toenemende welvaart van stedelingen voor steeds meer gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan levensstijl. Hartziekten, maar ook geweld (vaak druggerelateerd) zijn in welvarende delen van de wereld infectieziekten als voornaamste doodsoorzaak voorbij gestreefd.
Nederland
Zeer onlangs heeft Arcadis een rapport gepubliceerd over ‘de gezonde stad’. Dit rapport vergelijkt 20 Nederlandse steden op basis van een groot aantal criteria, verdeeld over vijf domeinen. De vier grote steden scoren op veel onderdelen negatief. In het bijzonder: gezonde buitenruimte, groen, luchtkwaliteit, geluidsoverlast, hittestress en veiligheid. Middelgrote steden als Groningen, Emmen, Almere, Amersfoort, Nijmegen en Apeldoorn behoren daarentegen tot de gezondste steden.
In Amsterdam overtrof het niveau van vervuiling door deeltjes en stikstofdioxide (NO2) in 2018 de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie op veel plaatsen. De GGD van Amsterdam schat dat 4,5% van het verlies aan gezonde jaren het gevolg is van blootstelling aan vuile lucht.
Samen luchtkwaliteit meten
In verschillende steden zijn groepen betrokken burgers zelf de kwaliteit van de lucht gaan meten. Een zeer professioneel voorbeeld is het AiREAS-project in Eindhoven. Samen met kennisinstellingen en de overheid is een innovatief meetsysteem ontwikkeld. Sensoren zijn verdeeld over het gebied van de stad en het systeem biedt real-time informatie. De AiREAS-groep bespreekt regelmatig de resultaten met andere burgers en met de stedelijke overheid. De meting van de kwaliteit van de lucht wordt aangevuld met medisch onderzoek. Dit onderzoek heeft bevestigd dat burgers in de nabijheid van de hoofdwegen en de luchthaven een verhoogd risico hebben op sterfte, verminderde longfunctie en astma.
Het AiREAS-project is verbonden met vergelijkbare initiatieven in andere Europese steden. Af en toe worden de gegevens uitgewisseld. Dat leverde onder andere dit schokkende filmpje op. Kijk vooral over welke dag in het jaar het gaat.
Toekomst?
Zou de toekomst niet kunnen zijn dat we bezig zijn met het doen van de voor de hand liggende dingen voor onze gezondheid, zoals wandelen, fietsen, lekker eten en plezier maken en dat symptomen van ziekten dankzij wearables vroegtijdig en permanent op de achtergrond worden bekeken, zonder dat we ons hiervan bewust zijn? Het lokale gezondheidscentrum zal de gegevens van alle patiënten monitoren en analyseren met behulp van kunstmatige intelligentie en als dat nodig is, adviseren de huisarts te consulteren. Een goed bereikbaar gezondheidscentrum in de eigen wijk blijft daarbij onmisbaar.
HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.
Het mediterrane dieet wordt als een van de gezondste (en lekkerste) eetgewoonten van de wereld beschouwd
Om gezond te leven, hebben we een hoeveelheid voedingsstoffen nodig, zoals eiwitten (in vlees, vis, melk en noten), koolhydraten (in granen en in aardappelen), onverzadigd vet (deels in vis en zuivel), vezels, mineralen, vitamines en niet te vergeten water.
Diëtisten adviseren volwassenen wereldwijd om dagelijks gemiddeld 2000 kilocalorieën binnen te krijgen.
De helft van deze hoeveelheid moet afkomstig zijn van groenten en fruit en de rest van volle granen, magere zuivelproducten en een beperkte hoeveelheid vis of vlees.
Tot op zekere hoogte kunnen deze ingrediënten elkaar compenseren, bijvoorbeeld minder vlees en meer noten en bonen.
Het eerste probleem is dat in ontwikkelde landen bijna iedere volwassene meer eet dan 2000 kilocalorieën. In de VS, zijn dat gemiddeld 2600 kilocalorieën per dag. Als gevolg hiervan leidt nu al 25% van de bevolking van de VS aan zwaarlijvigheid (obesitas), en de meerderheid overgewicht heeft, wat resulteert in een hele reeks gezondheidsklachten.
Het tweede probleem is dat het gemiddelde menu in ontwikkelde landen in menig opzicht niet gezond is. Vooral Amerikanen eten te veel verzadigd vet, met name in rood vlees, boter, room en chocolade). De hoeveelheid geconsumeerd vlees in de VS is 125 kilo per hoofd van de bevolking per jaar, wat de geadviseerde hoeveelheid vele malen overtreft. Bewoners van dat land eten ook te veel koolhydraten (granen, aardappelen), (toegevoegde) suikers, zout en bewerkt voedsel. Amerikanen eten veruit niet genoeg fruit, groenten en (vetarme) zuivelproducten, wat resulteert in een tekort aan vezels en mineralen.
Experts geloven dat overmatige en slechte voeding 20% van alle gevallen van kanker en een aanzienlijk aantal beroertes en hart- en vaatziekten veroorzaakt
Voeding-gerelateerde gezondheidsproblemen hangen samen met inkomen (sociale klasse): Hoe armer de mensen zijn, hoe meer vet (hamburgers) en suiker (cola) en hoe minder groenten en fruit ze eten.
Je mag concluderen dat de huidige nadruk op de productie van vlees en graan bijdraagt aan de ongezonde voeding van velen in ontwikkelde landen en trouwens ook steeds meer in ontwikkelende landen. Dit naast het feit dat het bijdraagt aan de opwarming van de aarde, de achteruitgang van biodiversiteit en bodemkwaliteit en aan de ontginning van steeds nieuwe agrarische gebieden ten koste van de bosgebieden.
In Nederland is het minder erg dan in de VS. We eten minder vlees van in de VS (maar nog te veel), er is een overdaad aan vleesvervangers op de markt, waarvan de consumptie overigens gestaag verminderd (gewoon niet lekker genoeg) en voor wie zich ervoor open stelt is een macht van lekkere recepten waarin groenten de boventoon voeren. Je hoeft er de maandelijkse Allerhande maar op na te slaan.
Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.
Een groene leefomgeving is goed voor je gezondheid, maar lang niet alle effecten zijn duidelijk. Daarover gaat deze post.
In het rapport Beleidsdenken over stedelijk groen en gezondheid komt een ambtenaar van het ministerie van VWS aan het woord die stelt: Tien extra bomen per stratenblok zorgen ervoor dat de leeftijd gerelateerde gezondheidsklachten gemiddeld zeven jaar later optreden. Zo is het dus niet. Er zijn voldoende studies die aanwijzingen geven over een relatie tussen stedelijk groen en gezondheid, maar het is nog onduidelijk onder welke omstandigheden dat zo is, voor wie dat het geval is en om wat voor groen het gaat.
In de loop van volgende week introduceer ik het dan te verschijnen nieuwe boek van Thijs Homan en Rob Wetzels ‘Wat nu!?’ In dit boek verklaren de auteurs het uitblijven van brede acceptatie van veranderingen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Vervolgens gaan ze uitgebreid in op de vraag ‘Wat nu?’ De frequentie van mijn posts wordt dan tevens verhoogd van een naar twee per week.
Ik benoem hieronder een aantal van de aan ‘groen’ toegeschreven gezondheidseffecten
1. Verbetering luchtkwaliteit
Fijnstof draagt bij aan een breed scala van aandoeningen. Vooral infecties van de luchtwegen en hart- en vaatziekten, maar ook kanker en mogelijk diabetes. Bomen en planten – coniferen in het bijzonder – kunnen inderdaad fijnstof afvangen. De mate waarin dit gebeurt is echter geringer dan nodig is om wezenlijke invloed te hebben op de gezondheid.
2. Tegengaan hittestress
Hittestress ontstaat als gevolg van hoge temperatuur en luchtvochtigheid. Verder speelt de windsnelheid en de stralingstemperatuur een rol. Wanneer de kruinen van bomen 20% van het oppervlak van een relatief groot areaal bedekken, vermindert de luchttemperatuur overdag met 0,3oC. Deze relatief geringe daling leidt echter al tot 10% minder sterfgevallen. Vaak wordt 40% kruinoppervlak over een groter oppervlak als ideaal beschouwd.
3. Reduceren mentale stress en verbetering gemoedstoestand
Volgens Arbo Nederland is 21% van het aantal verzuimdagen stress gerelateerd, hetgeen ongeveer €3 miljard schade betekent. Een korte termijn effect van contact met de natuur op stress, concentratievermogen en interne rust is aangetoond. Het is niet duidelijk wanneer dit effect optreedt: Is een aantal uren zitten in de tuin voldoende of moet je dagelijks een flinke wandeling maken en doet het er dan toe waar je wandelt?
4. Bevorderen van sociaal contact
Vooral ouderen zijn vaak sociaal geïsoleerd, wat negatief uitpakt voor hun mentale en fysieke gezondheid. Meer groen nabij de woonomgeving, bijvoorbeeld in de vorm van buurtparkjes, nodigt uit tot sociale contacten. Van belang daarbij zijn de plaatsing van banken, voldoende zicht op de omgeving, de afwezigheid van (verkeers)lawaai en de staat van onderhoud. Het zijn dus niet alleen de bomen en het gras
5. Vermindering van geluidshinder
Vegetatie is enigszins geluiddempend, maar belangrijker is dat bewoners van huizen met een groene omgeving geluid als minder hinderlijk ervaren, ook al omdat de kans dat ze in een minder dicht bevolkte wijk wonen groter is. Verondersteld wordt dat de positieve impact van groen komt door een al besproken mechanisme, namelijk de verbetering van de stressbestendigheid als gevolg van het aanwezige groen.
De positieve impact op de gezondheid in het algemeen is voldoende bewezen, in het bijzonder de invloed op de mentale gezondheid, de vermindering van stress en de beschutting tegen hitte.
Er zijn nog veel openstaande vragen, met name welk type groen voor welke doelgroep de grootste impact heeft. De positieve invloed van bossen is groter dan die van parken, maar dit wordt gecompenseerd door het feit dat mensen doorgaans meer tijd doorbrengen in parken dan in bossen. De uitspraak van de ambtenaar waarmee ik deze paragraaf begon lijkt wat kort door de bocht.
Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.
Op zoek naar uitbreiding van stedelijk groen was daar ineens de hype van het stapelen van bomen. Het verticale bos. Een onzinnig idee. Waarom leg ik uit in deze post.
Ik pak de reeks over natuurinclusieve steden weer op, na deze een maand te hebben onderbroken voor de publicatie van posts naar aanleiding van het laatste IPCC-rapport.
Begin juni introduceer ik het dan te verschijnen nieuwe boek van Thijs Homan en Rob Wetzels ‘Wat nu!?’ In dit boek motiveren de auteurs het uitblijven van brede acceptatie van veranderingen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Vervolgens gaan ze uitgebreid in op de vraag ‘Wat nu?’
Steeds meer steden opteren voor een zogenaamd verticaal bos. Het eerste was het Bosco Verticale in Milaan, ontworpen door de architect Stefano Boeri (zie collage, foto rechtsonder). Het bestaat uit twee torens van 110 en 76 meter waarop plaats is ingeruimd voor 20.000 planten en 900 bomen, variërend in lengte van 3 – 9 meter.
Boeri is gevraagd om een qua vorm vergelijkbaar project te realiseren in China, de Nanjijng Green Towers, een stuk hoger maar met minder bomen (foto midden onder). Dit project zal naar verluid jaarlijks 25 ton CO2 absorberen. De stad Taipei wilde niet achter blijven. Voor deze stad, die al beschikt over het op een na hoogste gebouw ter wereld, ontwierp de Belgische architect Vincent Callebaut de Agora Garden (foto links boven).De 23.000 planten en bomen van dit gebouw, in de vorm van een DNA-molecuul, zullen per jaar 130 ton aan CO2absorberen. In Melbourne wordt de ‘Green Spine’ toren gebouwd. Dit zal met 101 verdiepingen het hoogste verticale bos ter wereld moeten worden (foto rechtsboven). Het laatste voorbeeld is de Toronto Tree Tower van architect Chris Pecht. Deze is geheel van hout met bomen op de grote balkons (foto linksonder).
Ook Nederland doet mee (Zie onderstaande collage). Een ouder Nederlands voorbeeld is het stadskantoor van Venlo (foto linksonder), al is hier geen sprake van bomen maar van een groene muur met planten in zakjes. Nederland zal op afzienbare termijn nog meer groene gebouwen krijgen, onder andere de nog resterende toren van de Amsterdamse Bijlmerbajes (linksboven). In Utrecht is een vergelijkbaar project in voorbereiding, Wonderwoods, in samenwerking met Stefano Boeri (middenonder). Deze is ook betrokken bij de Eindhovens Trudo toren (rechts) Deze toren is, in tegenstelling tot de overige verticale bossen bestemd is voor sociale woningbouw.
Ik sta kritisch ten opzichte van deze hype. Bomen moeten wortelen in de volle grond omdat zich daar het bodemleven afspeelt en zij via het mycelium contact met elkaar kunnen zoeken en de groei van hun wortels dan aanpassen aan de beschikbare voedingsstoffen. In plaats van opgetakelde bomen, zie ik liever balkons ingericht als kleine tuinen, met een gevarieerde beplanting van heesters, vaste planten, grassen, varens, bollen en knollen zodat er in elke week wat te beleven valt. Een dergelijke groenvoorziening is aangelegd op de balkons bij The George op de Zuidas in Amsterdam. Plantenbakken zijn geïntegreerd in het gebouw. Om de kwaliteit van het door Piet Oudolf ontworpen groen te behouden is het beheer daarvan uitbesteed. Begrijpelijk, al zag ik toch liever dat de bewoner hier zelf aardigheid in kregen.
Verder zou ik ervoor kiezen om groen weer terug te laten komen tegen de muren, zie de derde fotocollage. Gangbare opvattingen over beheer van gebouwen hebben ertoe geleid dat dit soort groen minder wordt toegepast, omdat het de gevels zou beschadigen. De fraaie wingerds aan de Hobbemakade te Amsterdam (middenboven) zijn uitgroeiende boomstammen die van oudsher grote delen van de gevels bedekken, zonder schade te veroorzaken. Ik vind begroeide gevels met beplanting die wortelt in de grond, een van de mooiste vormen van stedelijk groen.
Beviel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden.
Deze post gaat over de vele obstakels die kinderen moeren overwinnen om op straat te spelen en hoe dat kan veranderen.
De omgeving is beweegvriendelijk ingericht. Ze nodigt uit tot beweging, sport en spel. Ze zet aan tot een actieve, gezonde levensstijl en tot zachte verplaatsingen. Deze wensdroom komt uit het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Ideeën zijner zat, maar bij vrijwel alle voorstellen om voldoende en veilige ruimte om te spelen te creëren zitten er minstens twee dingen in de weg.
In de eerste plaats is dat de auto. De meeste woonwijken zijn aangelegd vanuit de gedachte van bereikbaarheid met de auto. Het wordt vanzelfsprekend beschouwd dat elk huis of appartementengebouw tot aan de voordeur met de auto bereikbaar is, dat straten in de eerste plaats zijn voor auto’s en elke wooneenheid minstens twee parkeerplaatsen nodig heeft.
Het tweede ding dat in de weg zit zijn ‘groenvoorzieningen’. Dat mag vreemd klinken. Met groenvoorzieningen wordt siergroen bedoeld, openbaar én privé. Grote grasvelden rondom flatgebouwen (met bordjes als balspel verboden!) en aangeharkte perken. Ook een groot deel van de (voor)tuinen – voor zover al niet versteend – belemmert kinderspel eveneens, gelet op de spastische reacties van sommige bewoners als de bal van de buurkinderen in hun tuin terechtkomt.
‘Groen’ moet zeker worden behouden en uitgebreid, maar moet ook worden aangelegd vanuit het perspectief van beweegvriendelijkheid.
In concentreer me hier op het groen in de onmiddellijke nabijheid van de woonhuizen.
Voortuinen
Vaak zijn voortuintjes ‘voor de sier’, soms voorzien van een bankje en met een hek of haag afgescheiden van de buren. Kinderen spelen op de stoep of tussen geparkeerde auto’s.
Maar ook zie je op vooralsnog beperkte schaal dat een aantal buren van hun voortuinen een (gezamenlijk) speelveld maakt. Voortuinen zijn voor dit doel beter geschikt dan achtertuinen omdat zij laagdrempelige ontmoetingen stimuleren van wisselende groepjes kinderen uit de buurt. Achtertuinen kunnen dan ook kleiner zijn en worden dan gebruikt om te zitten en te eten in gezinsverband. Als eventuele parkeerruimte daarachter wordt gesitueerd, ontstaat er voor de huizen nog meer gemeenschappelijke ruimte, eventueel gecombineerd met de vaak saaie door de gemeente aangelegde groenstroken.
Voor wie met een of meer buren en met de gemeente aan de slag wil, de publicatie Kinderen en voortuinen, biedt volop bouwstenen en inspiratie voor een dergelijk project.
Speelstraten en -pleintjes
De meeste wijken hebben een saai rechthoekig stratenpatroon, ook als er nauwelijks doorgaand verkeer is. Een aantal straten kan periodiek als speelstraat worden gebruikt, maar beter is om het parkeren te concentreren in de uiteinden van de straten of als gezegd achter de huizen. Aan de voorkant van de huizen ontstaat dan meer ruimte om te spelen, te chillen, te zonnen. Plaatsing van een beperkt aantal speeltoestellen kan, maar ook hier geldt dat een deel van de ruimte ‘open’ en enigszins ruig houden de voorkeur heeft. Als de ruimte groot genoeg is, dan zijn voetbalkooien het overwegen waard. Speelpleintjes kunnen onderling verschillen. Voor de kleinste is gewoon gras, een ondiepe waterpartij en bankjes daaromheen voor de ouders te overwegen, voor wat oudere kinderen een complex klimtoestel.
Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden. In het hoofdstuk over kind- en beweegvriendelijke wijken tref je nog veel meer voorbeelden aan, variërend van de plaatsing van speeltoestellen, buurtspeeltuinen, kindvriendelijke pleinen en parken en grootschalige voorzieningen. Ook sta ik daarin stil bij voorzieningen voor oudere jongeren die het nu vaak moeten doen met een aftandse keet.
Deze post illustreert de meest succesvolle aanpak van de verbetering van de leefbaarheid van slums, namelijk ‘upgrading’ in plaats van afbraak en herplaatsing van de bevolking elders.
Impressies van upgrading in Bario 31, Buenos Aires, Argentinië
Om de huisvesting van slumbewoners te verbeteren is hun betrokkenheid essentieel. Dit valt in de praktijk niet mee omdat het om een zeer gevarieerde groep gaat, variërend van naar verhouding draagkrachtige personen die een paar huizen bezitten en verhuren, tot clans met een duidelijke hiërarchie en ook criminele groepen die baat hebben bij de status quo. Dan zijn er ook nog grondbezitters, waartoe veel lokale politici behoren. De meeste slumbewoners willen het liefst blijven wonen, hun huizen zelf opknappen als ze uitzicht hebben op een langdurig legaal gebruik van hun stukje grond. Ook betere voorzieningen (water, elektriciteit, sanitair, onderwijs en gezondheidszorg zijn prioriteiten.
Een goed voorbeeld is Bario 31, een slumgebied dat tegen het centrum van Buenos Aires ligt. De fotocollage geeft een beeld van het resultaat. Uitgangspunt was om het gebied te blijven bestemmen voor de huidige bewoners en er een reeks verbeteringen aan te brengen. Deze omvatten legalisering van het verblijf, aanleg van basale voorzieningen (elektriciteit, verlichting, water en riolering) en de bouw van scholen en gezondheidscentra. Bewoners konden een lening krijgen met een looptijd van 30 jaar om hun huis te verbeteren. De gemeente heeft aan de rand van het gebied 1200 nieuwe huurwoningen gebouwd voor wie daar de voorkeur aan gaf. Ook omdat er sowieso minder plaats was door de bouw van scholen en andere voorzieningen. Verder biedt de gemeente beroepstrainingen en geeft ze vergunningen af voor het uitoefenen van bedrijvigheid, binnen en buiten het gebied. Alleen de huidige bewoners kunnen voor 30 jaar gebruiksrecht krijgen voor de grond om gentrificatie tegen te gaan. Dit alles gebeurde in nauw overleg met bewonerscomités.
De bovenstaande afbeeldingen stemmen mij optimistisch. Ze tonen betere huisvesting, de aansluit bij de leefgewoonten van de bewoners en die de sociale verhoudingen in de buurt respecteert. Vooral belangrijk is het beroep op zelfredzaamheid en inzet van de bewoners . Dit in tegenstelling tot de in mijn ogen weerzinwekkende beelden van hoogbouw in het kader van de slum rehabilitation housing (zie mijn vorige post).
Het succes van deze aanpak is afhankelijk van participatie door de gemeenschappen binnen de slums en projectleiding die oog heeft voor de wensen en belangen van bewoners.
Het is een gecompliceerde aanpak die vele jaren kan duren en veel geduld en toewijding vraagt van alle betrokkenen. Er zijn inmiddels de nodige resultaten te zien, zoals in het al genoemde Barrio 31-project maar ook in India, in delen van het slumcomplex Orangi (Pakistan) en in Indonesië en Vietnam.
Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.