De betaalbare stad

Mensen trekken al van oudsher naar de stad op zoek naar een beter leven. Nog voor het vinden van werk, was onderdak de hoogste prioriteit. Onderdak is een fundamenteel recht, maar het lijkt voor veel aardbewoners niet te gelden. Dit artikel onderzoekt waarom in dit opzicht zelfs de rijkste landen falen. De belangrijkste vraag is hoe mensen op een humane manier kunnen worden gehuisvest.

Eviction – Photo by Princeton University Eviction Lab (Public domain)

Wonen in de stad: balanceren tussen concentratie en spreiding

De wanhopige vrouw op de foto hierboven is een van de slachtoffers van de meer dan 2 miljoen uithuiszettingen die elk jaar in de Verenigde Staten plaatsvinden. Voor haar werd wonen in de stad een nachtmerrie.

Voor de miljoenen die hun huis verlaten en naar de stad trekken overheerst de hoop op een beter leven. Steden zijn aantrekkelijk: Alles wat je nodig hebt, lijkt binnen bereik.

Tegenover de baten van concentratie staan ook lasten. Wonen in stedelijke gebieden gaat bijna altijd gepaard met hoge kosten voor huisvesting. Dichtheid leidt vaak tot overlast, vooral voor het arme deel van de bevolking, dat last heeft van meer lawaai, meer vervuiling, meer vandalisme en een minder gezonde leefomgeving. Grote bevolkingsconcentraties stellen hoge eisen aan het bestuur van nutsvoorzieningen en dit schiet vaak tekort[1].


De betaalbare stad is het veertiende deel van een serie essays over hoe steden humaner kunnen worden. Dat betekent een balans vinden tussen duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en kwaliteit van leven. Dit vergt verregaande keuzes. Als deze keuzes eenmaal gemaakt zijn, is het vanzelfsprekend om slimme technologieën te gebruiken om deze doelen te bereiken. De essays die al zijn verschenen, zijn hier te vinden.


De concentratie van mensen en activiteiten neemt toe als de balans tussen kosten en baten positief is. Als deze negatief is, overheerst spreiding, op voorwaarde dat voor de betrokkenen iets te kiezen valt. Deze aldoor veranderende balans zorgt ervoor dat steden op elkaar lijken, maar is ook de belangrijkste oorzaak van hun onderlinge verschillen.

In de jaren vijftig en zestig veranderde in veel steden in ontwikkelde landen het evenwicht tussen de baten en de lasten van verstedelijking radicaal: Bewoners verhuisden massaal naar de buitenwijken. De ruimte die vrijkwam was voor kantoren, bedrijven en hotels voor de allerarmsten, voor wie het verlaten van de stad geen optie was. Later moesten ook de armen verhuizen vanwege gentrificatie.

De ruimtelijke functiescheiding (huisvesting, industrie, winkels, kantoren) in Amerikaanse steden ging gepaard met een enorm ruimtegebruik – in een vakterm urban sprawl – en een even zo sterke toename van mobiliteit, voornamelijk door de auto. Spreiding van functies en bijbehorende verkeersbewegingen gelden als de belangrijkste oorzaak van de verslechtering van de leefbaarheid in steden in de VS maar ook daarbuiten. Deze korte video legt uit waarom en voor welke Amerikaanse stad dit het meest geldt.

Het verschil met steden in ontwikkelingslanden kan niet groter zijn. Grote delen van deze steden bestaan uit dicht opeengepakte sloppenwijken vermengd met hoogbouw voor commerciële en residentiële doeleinden zodra de welvaart en het bijbehorende contrast tussen rijke en arme bewoners toenam. Het beruchte voorbeeld was de ommuurde stad Kowloon in Hong Kong (foto), die in 1993-1995 werd afgebroken en werd omgevormd tot een park en een bouwlocatie. Het was het dichtstbevolkte deel van de wereld.

Luchtfoto van Kow Loon Walled City in 1989. Foto: Ian Lambot. Bron: Wikimedia CC 4.0.

Gimme shelter

Hoewel deze beroemde song van de Rolling Stones niet bepaald over huisvesting ging, is het een uitdrukking van de eeuwige zoektocht van mensen naar een plek om gelukkig en veilig te zijn. Om deze reden zijn mensen altijd in beweging geweest, gedwongen om geliefde plaatsen te verlaten of in de hoop betere te vinden. Stedelijke ontwikkeling is niet alleen een beweging van plattelandsbewoners naar (en van) de stad of tussen steden. Het is ook een nooit eindigende beweging van mensen binnen de stad.


New York City: de Harlem case

/var/folders/5q/w0jt8kbx5vnc_mp7b36p_x480000gp/T/com.microsoft.Word/WebArchiveCopyPasteTempFiles/1024px-Harlem%2C_from_the_old_fort_in_the_Central_Park_%28NYPL_b13512822-424264%29.jpg
Harlem, gezien vanaf het oude fort in het Central Park, New York Public Library (public domain)

Tijdens de Amerikaanse Revolutie hebben de Britten Harlem platgebrand. Daarna beleefde Harlem vanaf 1868 een economische bloei. De buurt bleef een toevluchtsoord voor New Yorkers, maar in toenemende mate waren degenen die zich er vestigden Joods of Italiaans, maar in beide gevallen arm. In 1910 was de bevolking van Central Harlem ongeveer voor 10% zwart. In 1930 was dat 70%. In de jaren 1920 en 1930 was Centraal en West Harlem het middelpunt van de Harlem Renaissance en heette het Heaven en Black Mecca. Kort daarna werd de buurt hard getroffen door de Grote Depressie. Eind jaren vijftig en begin jaren zestig was Harlem het toneel van een reeks huurstakingen door buurtbewoners. Ze wilden dat de stad de huiseigenaren dwong de kwaliteit van de huizen te verbeteren. Het stadsbestuur probeerde de situatie te verbeteren door sociale woningbouw, maar de armoede werd alleen maar erger.

In de jaren zeventig verlieten bewoners die aan de armoede konden ontsnappen de buurt, op zoek naar betere scholen en huizen en veiliger straten. Het gemeentebestuur begon in 1985 zijn eigendommen in Harlem openbaar te veilen, wat het begin was van een enorme gentrificatie. In de jaren negentig begon Harlem weer te groeien; een groei die gepaard ging met een daling van het aandeel van de zwarte bevolking van 87,6% tot 54,4% in 2010. Het percentage blanken nam in die periode toe van 1,5% tot 10%[2].

Degenen bewoners die de stijgende huur niet konden betalen, verruilden Harlem voor de Bronx of Brooklyn. Hier gebeurt tegenwoordig hetzelfde.


De continue beweging van mensen binnen New York, zoals geïllustreerd in de Harlem-case, is kenmerkend voor alle grote steden. Het geldt ook voor Amsterdam, Kopenhagen en Barcelona, ​​steden met een vooruitstrevend imago maar met een aanhoudend gebrek aan betaalbare woningen, met als gevolg stijgende huisvestingskosten. Daarom verhuizen mensen die huur of de hypotheek meer kunnen betalen naar andere delen van de stad, naar de buitenwijken of verdwijnen ze helemaal uit de stad. Een substantiële groep die huur of hypotheek niet meer kan betalen, wordt uit huis gezet. De cijfers zijn verbluffend: alleen al in 2016 werden er volgens onderzoekers van de Princeton University ongeveer 2,3 miljoen huisuitzettingen aangevraagd bij Amerikaanse rechtbanken[3]. Niet iedereen verloor zijn huis, maar het cijfer omvat niet de talloze verhuurders die ‘informele’ middelen gebruikten om huurders te verdrijven. Veel van alle verdreven mensen werden dakloos.


De Wall Street-wolf slaat opnieuw toe

In de VS heeft het huisvestingsprobleem een ​​extra bittere dimensie. Miljoen eigenaren van huizen in de voorsteden verloren hun eigendom tijdens de huizencrises. Na de crisis begonnen tientallen private equity firma’s met kortingen van 30 tot 50 procent panden van uitgezette bewoners te kopen en te verhuren. Tegen 2016 was 95 procent van de noodlijdende hypotheken in de boeken van Fannie Mae en Freddie Mac geveild aan Wall Street-investeerders die meer dan 200.000 huizen verwierven. Hiermee was een meer dan lucratieve business gecreëerd: Verhuur van eengezinswoningen. Door deze transactie verschoof een totale waarde van $ 60 miljard van de voormalige eigenaars naar deze bedrijven, die in een aantal gevallen de huizen aan deze voormalige eigenaars verhuurden. Deze waren aanzienlijk duurder uit omdat de vastgoedprijzen gestaag stegen, zoals te lezen is in een bloedstollend verslag in de New York Times[4]. In elk ander beschaafd land zou de overheid huiseigenaren hebben gesteund hij de herstructurering van slechte hypotheken of hun hebben geholpen hun kredietwaardigheid te herstellen. In plaats daarvan heeft de Amerikaanse regering de overdracht van rijkdom van burgers naar private equity-bedrijven vergemakkelijkt[5].

/var/folders/5q/w0jt8kbx5vnc_mp7b36p_x480000gp/T/com.microsoft.Word/WebArchiveCopyPasteTempFiles/p7642
Het titelblad van de New York Times publicatie over de nasleep van de huizencrisis

De snelst groeiende steden

Wonen in steden wordt een voorrecht voor werkende stellen uit de middenklasse en hoger en voor jonge alleenstaanden die tevreden zijn met een kleine, zij het dure kamer in een privéwoning of op zijn best een co-living studio.

Het overheersende kenmerk van steden in ontwikkelings- en opkomende landen is hun snelle groei, als gevolg van immigratie uit landelijke delen van het land, emigratie en hoge geboortecijfers, net als Europese en Amerikaanse steden een eeuw geleden[6].

https://i.guim.co.uk/img/static/sys-images/Guardian/Pix/pictures/2015/11/19/1447951960277/6feee86c-cf4f-45ea-a3bc-e21de6c1fe2e-2060x1003.jpeg?width=700&quality=85&auto=format&fit=max&s=428d29b8e52c7aee2b68f5702bd35556
Stedelijke groei per uur – Bron: UN World Urbanization Prospects 2014 / LSE Cities

De stedelijke groei zal doorgaan: Vandaag wonen 4,2 miljard mensen in stedelijke gebieden, dat is 55% van de wereldbevolking. Tegen 2050 zal dit aandeel naar verwachting 68% zijn. Verstedelijking, samen met de algehele groei van de wereldbevolking, zal dan nog eens 2,5 miljard mensen aan stedelijke gebieden hebben toegevoegd. Ongeveer 90% van deze toename vindt plaats in Azië en Afrika[7].

Gebrek aan betaalbare woningen met basale kwaliteit is ook in ontwikkelings- en opkomende landen een probleem. Meestal trekken immigranten in bij familie, ze vinden ze een huis in uitgewoond appartementencomplex of zijn ze tevreden met een vervallen bouwsel in een sloppenwijk, vaak zonder elektriciteit, sanitair en water. In Afrika woont 65% van de stedelijke bevolking in sloppenwijken.

Een meer gedetailleerde blik op de sloppenwijken laat echter grote verschillen zien. Sommige zijn niet meer dan een schuilplaats; andere zijn levendige buurten, vaak voorzien van elektriciteit en (meestal) van gedeelde sanitair en drinkwater en gelegen nabij het centrum van de stad[8].

Onderstaande video geeft een indruk van de vele aspecten van het leven in een sloppenwijk in Rio de Janeiro.

Veel bewoners van deze beter toegeruste plaatsen verzetten zich het vooruitzicht om te moeten vertrekken[9]. Maar ontwikkelaars willen het land herbestemmen voor meer winstgevende doeleinden. Stadsbesturen zijn zich bewust van de commerciële voordelen daarvan en zijn bereid om voor alternatieve huisvesting te zorgen. Dit gebeurt meestal in kleine appartementen in flatgebouwen, met weliswaar basale voorzieningen, maar ver van de oorspronkelijke locatie en zonder het sociale weefsel van de sloppenwijk. In veel steden is dit een bron van veel discussie en conflicten.

Inwoners van de armste en vaak illegaal bewoonde sloppenwijken worden geregeld geconfronteerd met minder subtiele acties van de overheid: Bulldozers die de bewoners verjagen, die vervolgens weer ook zoek gaan naar een nieuw stukje marginaal land[10].

Het dubbele onrechtvaardige effect van het marktmechanisme

Hoeveel huur of hypotheek huishoudens moeten betalen en wat ze kunnen betalen, hangt af van een en hetzelfde mechanisme, de markt. Helaas verschilt het effect in beide gevallen aanzienlijk.

De prijs van onroerend goed

Vastgoedontwikkelaars betalen de grond, berekenen de bouw- en kapitaalkosten en stellen hun marges vast in verhouding tot het verwachte rendement. Bij sociale woningbouw worden de kosten verlaagd door subsidies of de beschikbaarheid van goedkope grond. 

In veel steden is grond een substantieel onderdeel van de uiteindelijke prijs van huizen. Een van de redenen daarvoor is dat grond een aantrekkelijk speculatieobject is voor particulieren of vastgoedontwikkelaars. Zij wachten tot het juiste moment om te verkopen en maken aantrekkelijke winsten. Vaak verandert grond vaker van eigenaar voordat de bouw begint, en in de tussentijd stijgt de waarde substantieel. Hetzelfde geldt voor de huizenprijzen, die een grote bron van ongelijkheid tussen generaties zijn geworden. De prijs van oudere huizen heeft geen enkele relatie meer met de initiële kosten voor grond en bouw. Daarom kopen investeerders vaak nieuwe, nog leegstaande appartementen, verhuren ze tijdelijk en op het juiste moment verkopen ze deze tegen een aanzienlijk hogere prijs dan ze ervoor hebben betaald[11].


Een gedachten-experiment: verander huisvesting in mobiliteit

Iedereen betaalt hetzelfde voor het gebruik van wegen, met uitzondering van incidentele tolwegen. Wegen worden met publieke middelen aangelegd in de openbare ruimte, vaak na onteigening van de eigenaren. Stel je voor dat wegen privé-eigendom waren en eigenaren tol konden heffen, zoals in het verleden gewoon was. Als gevolg hiervan zouden de gebruikers van de weg het meeste betalen voor trajecten waarop ze snelheid kunnen maken en het minste op drukke wegen. Het gevolg is dat de rijken kunnen doorrijden en de armen vastzitten in de file. Zo is het niet want mobiliteit wordt voornamelijk door de overheid gecontroleerd en de wonen is aan de markt overgelaten.


De betaalbaarheid van onroerend goed

Hoe zit het met de andere kant van de vergelijking, de betaalbaarheid van onroerend goed? Veel huishoudens kunnen zich geen fatsoenlijke woning permitteren. Inkomsten zijn ook het effect van de markt, met enige interferentie van onderhandelingen tussen vakbonden en werkgevers. Automatisering en offshoring bedreigen permanent de banen van lage en midden inkomensgroepen, wat verklaart dat de salarissen van deze groepen in ontwikkelde landen de afgelopen decennia nauwelijks zijn gestegen. Zij besteden een substantieel deel van hun gezinsinkomen aan huisvesting en bijbehorende reiskosten. Eenoudergezinnen zijn afhankelijk van toelagen en giften en gebruiken voedselbanken, kringloopwinkels of ze moeten verhuizen. Uit onderzoek van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) blijkt dat in de VS tussen 1981 en 2016 huisvestingskosten gemiddeld met bijna 40% zijn gestegen ten opzichte van het inkomen per huishouden[12].

Het stadsbestuur van Berlijn heeft de huren voor vijf jaar bevroren, waardoor investeerders hun activiteiten verder hebben beperkt[13]. Er is dus meer nodig.

Betaalbare wonen moet. Voorkom getto’s

In de naoorlogse periode waren betaalbare huizen in Europa ook schaars en moesten jonge stellen jaren wachten voordat er een huis beschikbaar kwam. Velen woonden jarenlang in een kamer in het huis van hun ouders, niet altijd zonder problemen. Om de huizencrisis na de oorlog te bedwingen, hebben regeringen in Europa en de VS de bouw van huizen aangejaagd en kwamen er op grote schaal goedkope huizen beschikbaar.

Helaas zijn veel van de wijken die in deze periode uit de grond zijn gestampt na korte tijd uitgegroeid tot beruchte getto’s, met name de hoogbouw ‘projecten’ omdat ze exclusief waren gebouwd voor lage inkomensgroepen – onder hen veel migranten – zonder veel uitzicht op een beter leven. Dit is gedocumenteerd in de beroemde documentaire The Great British Housing Disaster. Deze vorm van onderzoeksjournalistiek uit 1984 was een van de eerste films die werd geproduceerd door de veelgeprezen BBC-documentairemaker Adam Curtis, bekend van bekroonde films als The Century of the SelfThe Power of Nightmares en Bitter Lake.

De documentaire wilde niet de al voldoende gedocumenteerde problemen van sociale woningbouw uit de jaren zestig onderzoeken, maar vooral hoe het kwam dat deze huizen zo slecht werden gebouwd dat duizenden later moesten worden gesloopt[14]. Bekijk deze documentaire hier.

Maar het zou nog erger worden

Het politieke klimaat in de laatste twee decennia van de 20e eeuw veranderde en de markt begon te zegevieren. In het geval van huisvesting met nog dramatischer gevolgen. In Nederland is de laatste jaren niet alleen de bouw van sociale woningen ingestort, maar ook de bouw van woningen in het algemeen. Tekort aan huizen werd een wereldwijd fenomeen, behalve die van enkele miljoenen euro’s waarvan een overaanbod is. Het verklaart waarom mensen minder snel verhuizen en waarom de sociale mobiliteit is afgenomen[15]. Het resultaat is dat steden over de hele wereld exclusieve plaatsen voor de rijken worden, zoals een interactieve kaart van Los Angeles laat zien[16].


Waarom in Manhattan wolkenkrabbers leeg staan

Een overaanbod van luxeappartementen is kenmerkend voor meeste grootstedelijke gebieden. Zo is de helft van de dit soort appartementen die de afgelopen vijf jaar in Manhattan zijn gebouwd, nog steeds niet verkocht. Van 2011 tot 2019 steeg de gemiddelde prijs van nieuwe appartementen in Manhattan van $ 1,15 miljoen naar $ 3,77 miljoen. Zij zijn vooral gebouwd voor vermogende buitenlanders die een tweede (of zevende) woning willen kopen. Het aanbod overtreft inmiddels de vraag, maar ontwikkelaars zijn terughoudend om de prijzen te verlagen omdat de doelgroep van wereldwijde zillionairs nog steeds groeit. Restrictief beleid van de overheid met betrekking tot witwassen hielp ook niet[17].


Door de algehele schaarste zijn de huizenprijzen explosief gestegen. In sommige steden wordt dit probleem zelfs nog verergerd omdat het verhuren van huizen aan toeristen een aantrekkelijk alternatief is gebleken voor verkoop of verhuur aan woningzoekenden.

Soms proberen stadsbesturen wat gerechtigheid te brengen. Het bestuur van New York kon niet voorkomen dat voor de meeste inwoners van Manhattan, inclusief Harlem, wonen te duur is geworden. Dit geldt overigens ook voor de huurprijs van winkelpanden. Vandaar de enorme leegstand. Veel inwoners verhuisden naar Brooklyn en toen dit gebied ook onbetaalbaar werd, naar The Bronx, Staten Island en Queens of verlieten ze New York helemaal. Het beleid van het stadsbestuur is ontwikkelaars in staat te stellen glamour projecten te bouwen zoals Hudson Wharf in ruil voor een bepaald percentage betaalbare woningen, wat betekent dat een stel met twee middeninkomens de huur daar net kan betalen.

Vergelijkbare ‘betaalbare’ woonprojecten zijn ook in andere steden te vinden. Deze projecten zijn gunstig voor enkele gelukkige bewoners, maar ze zullen de huisvestingscrisis niet oplossen, die mensen met een midden- en zelfs hoger inkomen raakt. In feite kan 90% van de 200 steden die onlangs zijn onderzocht, als onbetaalbaar worden beschouwd wanneer de veel gebruikte norm van gemiddelde huizenprijzen wordt toegepast, namelijk meer dan driemaal het mediane inkomen. Betaalbaarheid gaat niet alleen over de mogelijkheid om een ​​huis te kopen of te huren, maar ook over het kunnen veroorloven erin te wonen.

Om succesvol te zijn, is een bredere aanpak nodig dan het aanbieden van kleine hoeveelheden huizen ‘onder de marktprijzen’ of het beschikbaar stellen van toelagen.

Om tot zo’n aanpak te komen heeft het World Economic Forum onlangs een nieuw rapport gelanceerd, Making Affordable Housing a Reality for Cities[18]. Het rapport inventariseert alle factoren die de betaalbaarheid van woningen beïnvloeden naast de directe kosten van aankoop en onderhoud, waaronder ligging, type woning, toegang tot sociale infrastructuur, de juridische en regelgevende omgeving en de toestand van de financiële markten.

Zoals hierboven uiteengezet, er zijn twee fundamentele oorzaken: het marktmechanisme en speculatie aan de ene kant, lage inkomens aan de andere kant. Overheden moeten bij het oplossen van het huisvestingsprobleem beide oorzaken en niet alleen hun symptomen aanpakken.

Het marktmechanisme en speculatie

Om tekort aan woningen op te lossen, moeten overheden zich niet langer richten op incidentele projecten, maar in plaats daarvan het marktmechanisme – tenminste gedeeltelijk – buiten werking stellen. In plaats daarvan moeten overheden zelf de belangrijkste ontwikkelaar van onroerend goed worden, net zoals ze verantwoordelijk zijn voor de wegeninfrastructuur.

In plaats van te wachten op de plannen van projectontwikkelaars, neemt het stadsbestuur dan zelf initiatieven, specificeert het de voorwaarden – bijvoorbeeld het aantal huizen in elke categorie en het budget – nodigt het partijen uit om voorstellen in te dienen, selecteert deze en keurt uiteindelijk één daarvan goed.

Om dit te doen, moetende overheid zich bezighouden met zeven hoofdactiviteiten:

  1. Inventariseren van de totale woningbehoefte in het komende decennium, gedifferentieerd naar inkomensgroepen. Deze inventaris moet vergezeld gaan van een inventaris van alle andere ruimteclaims, zoals kantoren, winkelvoorzieningen, fabrieken, parken en landbouw.
  2. Inventariseren van beschikbare ruimte binnen de stadsgrenzen. Dit omvat niet alleen leegstaand gebied, maar ook gebied dat efficiënter kan worden heringericht.
  3. Om speculatie op basis van deze plannen te voorkomen, worden alle vastgoedprijzen bevroren op het niveau van de laatste transactie.
  4. Afstemmen van de gewenste bestemmingen en de beschikbare ruimte. Uitgangspunt is een compact gebruik van de beschikbare ruimte. 
  5. Ontwikkeling van gedetailleerde plannen, samen met de eigenaren van de grond en gebouwen, projectontwikkelaars, financiële instellingen, woningbouwcorporaties en burgers.
  6. Specificeren van verdere voorwaarden, zoals de beperking van verkoop of verhuur aan potentiële bewoners en de beperking van huurverhoging of verkoopprijzen voor een lange periode.
  7. Vergemakkelijken van het proces van bouwen tegen lagere kosten vergemakkelijken door te investeren in fabrieksmatige productie van componenten van huizen en een markt te creëren voor hergebruik van componenten van afgebroken huizen[19].

Woningcoöperaties in Amsterdam en elders

Het stadsbestuur van Amsterdam promoot een nieuw ontwikkelingsmodel voor lage- en middeninkomensgroepen. Bewoners ontwikkelen, financieren en beheren een appartement-gebouwen en huren er een unit in. Het is vergelijkbaar met de activiteiten van het Mietshäuser Syndikat (MHS) in Duitsland. In 2040 moeten 40.000 woningen (10% van alle woningen) in Amsterdam in dit soort samenwerkingsverbanden zijn ontwikkeld[20].


Inkomen

Beteugeling van de ongewenste effecten van het marktmechanisme en het voorkomen van speculatie op grond en onroerend goed zal de bouw van huizen doen toenemen, de vraag en het aanbod in evenwicht brengen en het proces van huur en verkoop soepeler doen verlopen. Maar voor veel huishoudens blijft ook dan adequate huisvesting onbetaalbaar. De inkomens van deze hun huishoudens zijn te laag om een fatsoenlijk leven te leiden, laat staan een huis te huren of te kopen. Verhoging van de minimumlonen is noodzakelijk en in sommige gevallen zijn toelagen onontbeerlijk[21]. In wezen zou het de bedoeling moeten zijn dat kansarme huishoudens uitzicht krijgen op een beter leven, wat niet alleen basale huisvesting omvat, maar ook onderwijs, werk, goede voeding en voorzien in andere levensbehoeften.

Uit recent onderzoek[22] blijkt dat wonen in compacte multimodale buurten de kans met 41% vergroot dat een kind dat in armoede wordt geboren (kwintiel met het laagste inkomen) een hoog verdienende volwassene (kwintiel met het hoogste inkomen) wordt. Daarom is het verwerpelijk om betaalbare woningen in de buitenwijken te realiseren en zeker niet in zogenaamde projecten. Ook is het niet gewenst om voor dit doel verouderde middenklasse woningen te gebruiken. Trouwens, wie op deze plaatsen woont, zal ook meer reiskosten betalen. Op dit moment is de vuistregel dat huishoudens niet meer dan 30% van hun budget zouden hoeven te besteden aan huur of hypotheek. Dit is nu nog geldt het geval bij meer dan 30% van alle Amerikaanse gezinnen. Veel experts raden aan om deze limiet te stellen op 45% voor de totale kosten voor huisvesting en mobiliteit[23].

In veel snelgroeiende steden in opkomende landen vinden talloze bouwactiviteiten plaats, meestal vrij sobere en compacte hoogbouw, met voldoende voorzieningen. Een groot voordeel is dat er in opkomende landen meestal werkgelegenheid is voor groepen met een lager inkomen, wat uitzicht biedt op een fatsoenlijker leven en sociale mobiliteit.

Naar een nieuwe architectuur van de ruimte: leven met dichtheid

Verstedelijking en het bieden van adequate huisvesting voor iedereen zal de druk op de ruimte in steden en op hun omgeving vergroten. Aan de andere kant vereist de leefbaarheid van steden het behoud en zelfs de uitbreiding van groene ruimten; voor recreatie, opslag van koolstof en stadslandbouw[24]. Druk op de ruimte moet op drie manieren worden opgelost: (1) Door gebruik te maken van nog niet benutte gebieden in de stad, (2) stedelijke gebieden een nieuwe bestemming geven en het gebruik van de ruimte intensiveren en (3) het omliggende platteland te verdichten, zonder zijn karakter wezenlijk te veranderen.

Dit geldt voor steden in de hele wereld maar er zullen verschillen zijn als gevolg van de verwachte bevolkingsgroei. Europese en Amerikaanse steden zullen gematigd groeien en de groei wordt bovendien verdeeld over een veel groter aantal grotere en kleinere gemeenten. In steden in ontwikkelingslanden en opkomende landen met hun reeds dichte bevolking zijn de prioriteiten: (1) Verbetering en vervanging van bestaande woningen, (2) bouwen van nieuwe huizen en voorzieningen op lege plekken en in de buurt van werkplekken en (3) bouwen van nieuwe steden – niet in de eerste plaats ‘smart cities’- en vergroting van kleinere steden.


Corona

In dit artikel speculeer ik niet over de invloed van de huidige coronacrisis op het leven in steden, hoewel deze mij sterk bezighoudt. Het is duidelijk dat sociale afstand, gedeelde mobiliteit en ruimtelijke verdichting op gespannen voet staan. Ik vertrouw erop dat Covid-19 overwonnen wordt. Ik hoop ook dat dit onze inspanningen zal versterken om te komen tot een leefbaardere, gezondere en veilige samenleving


Hieronder geef ik een aantal voorbeelden uit ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden en opkomende landen. Nadien krijgt de herontwikkeling van het landelijk gebied aandacht.

Amerikaanse en Europese steden

Met name in Europa en de VS zijn er volop mogelijkheden om het ruimtegebruik te intensiveren in plaats van het stedelijk grondgebied uit te breiden. Tegelijkertijd moet het woningaanbod worden gediversifieerd om gemengde wijken te creëren. Daarbij gaat het om variatie in woningtypen, private en publieke ruimte, niveaus van verdichting en samenleven van sociale groepen.

In de Verenigde Staten is een verdichting van de buitenwijken begonnen als gevolg van de aanpassing van bestemmingsplannen, waardoor verschillende woningtypen mogelijk worden. De bestaande wetgeving werd jaren verdedigd door de sterke Not In My Backyard (NIMBY)-beweging. Het toenemend verzet door de Yes In My Backyard(YIMBI-beweging tegen de verdediging van de belangen van gevestigde groepen heeft eindelijk weerklank gevonden bij de politiek in sommige staten (Oregon) en steden (Seattle, Austin)[25] en elders vinden vergelijkbare initiatieven plaats.

In hun beroemde boek Retrofitting Suburbia zien Ellen Dunham-Jones en June Williamson de herontwikkeling van de voorsteden in de VS als de grootste uitdaging voor stedelijke ontwikkeling in de eerste helft van de 21e eeuw. Ze bespreken elf strategieën die kunnen worden gebruikt en die bijna allemaal tot verdichting leiden. Een korte samenvatting van hun ideeën is te zien in de korte video met Ellen Durham-Jones.

Enkele voorbeelden van de enorme winst die kan worden behaald: Acht relatief kleine huizen (eerste foto hieronder) worden gebouwd in Clarkston op een perceel van een voormalige eengezinswoning[26]. De huizen variëren in oppervlak van ongeveer 25 tot 50 m2 en ze kosten tussen de $ 100.000 en $ 125.000. De tweede foto hieronder is een impressie van 85 geplande blokken van prefab studio-appartementen in Seattle[27]. De derde foto is ook een prefab gebouw, in Vancouver, speciaal voor daklozen[28]. De vierde foto hieronder toont een cluster van zes huizen in Austin (VS) voor eenpersoonshuishoudens, geprint door de startup ICON[29].

In elk van de vier voorbeelden is sprake van geheel of gedeeltelijke industriële productie. Als een fabriek van componenten voor huizen eenmaal op maximale efficiëntie draait, biedt zij een groot aantal voordelen, vooral als er houten componenten worden gebruikt, die bovendien milieuvoordelen opleveren vanwege de opslag van koolstof[30]. De voordelen zijn:

  1. Versnelling van de bouwtijd met 35 procent dankzij de eenvoudigere montage van geprefabriceerde houten onderdelen.
  2. Afname leveringen op een bouwplaats met 85 procent, omdat de vrachtwagen in één fabriek kan worden gevuld.
  3. 75 procent minder afval dankzij gestandaardiseerde bouwdelen die klaar zijn voor montage.
  4. Daling van de totale kosten met 20 procent, wat leidt tot lagere huren of hypotheken.

Een alternatief voor singles zijn co-living appartementen. Startup Starcity ontwikkelt op veel plaatsen eenkamerappartementen voor volwassenen[31]. Huurders krijgen een gemeubileerde slaapkamer van 13 tot 22 vierkante meter en delen een gemeenschappelijke keuken en leefruimten. De huurprijzen variëren van $ 1.000 tot $ 2.400 per maand. Kijk hier voor een rondleiding[32].

Lage dichtheden zijn niet beperkt tot de Amerikaanse buitenwijken. Elders staan ook duizenden vrij grote (half)vrijstaande woningen die uiteraard te groot zijn voor de veelal oudere stellen die deze bewonen. Ze willen het huis niet uit, omdat er geen alternatieven zijn. Een voor de hand liggende oplossing is om de huizen te splitsen, ze energiepositief te maken en er twee of drie starterswoningen van te maken. Gemeenten moeten niet wachten op collectieve instemming door de hele buurt, maar modellen maken die voor individuele woningen kunnen worden uitgevoerd.

Een groot oppervlak dat opnieuw ontwikkeld moet worden, zijn wegen.  Naarmate steden beter beloopbaar worden, zal het gebruik van fietsen en gedeeld vervoer toenemen. Wegen en parkeerplaatsen zijn goed voor meer dan 50% van het grondgebied van de gemiddelde Amerikaanse stad; wat minder in Europese steden. Een deel van de voormalige wegen en parkeerplaatsen is nodig om fietsen en voetgangers meer ruimte te geven.

Steden in ontwikkelingslanden en opkomende landen

In steden in ontwikkelings- en vooral opkomende landen bestaat de neiging om sloppenwijken te vervangen door hoogbouw appartementen, voorzien van basale voorzieningen, maar vaak ver van het stadscentrum. Soms is dit beleid ingegeven door humanitaire overwegingen, maar het is ook bedoeld om ruimte te creëren voor commerciële doeleinden[33].

Renovatie favela Rio de Janeiro. Foto’s: New Castle University

Het bouwen van rijen hoogbouwapparte-menten zover het oog reikt, is vanuit stedenbouwkundig oogpunt verwerpelijk en de vrees is gerechtvaardigd dat deze enorme concentraties over tien jaar het beruchte voorbeeld van de hoogbouwappartementen in Europa en de VS zullen volgen. Daarom moet ook hier een meer gevarieerde architectuur, gebaseerd op lokale tradities met meer oog voor de leefomgeving worden overwogen.

Het komt ook voor dat de renovatie van sloppenwijken samen met bewoners ontwikkeld wordt. Deze programma’s omvatten het bouwen van nieuwe huizen op dezelfde locatie samen met familieleden en buren. De gemeente zorgt dan voor de aanleg van wegen, water en sanitaire voorzieningen. Verbetering van huisvesting moet sowieso gepaard gaan met verbetering van onderwijs, medische zorg, ondersteuning bij het vinden van banen en handhaving van de wet. De bovenstaande foto’s van een van een gerenoveerde favela in Rio de Janeiro laten het mogelijke resultaat zien.


iBuild – Doe-het-zelf bouwen mogelijk maken

Met ibuild kunnen burgers de controle over het bouwproces overnemen. Foto: iBuild

iBuild is een op de burger gerichte app zelfbouw van een huis ondersteunt. Het doel van de app is om burgers zeggenschap te geven over het bouwproces, de transparantie te verbeteren en gegevens te verzamelen om de beleidsmakers te informeren[34].


De meeste woningen in ontwikkelingslanden zijn zelfgebouwd, meestal om financiële redenen. Met behulp van het mobiele platform iBuild vinden gebruikers aannemers, kunnen deze offertes maken, kunnen materialen worden besteld en kan de voortgang van het proces worden gevolgd. E-wallets helpen ervoor te zorgen dat overheidssubsidies worden gebruikt voor het beoogde doel.

De landelijke omgeving van de stad opnieuw vormgeven

Steden hebben overal ter wereld hun territorium uitgebreid door annexatie van aangrenzende gemeenten of door onteigening van landbouwgrond. Op de nieuwverworven grond worden nieuwe wijken gepland en vroeg of laat, worden weg- of spoorverbinding met oudere delen van de stad aangelegd. Dit proces is altijd ten koste gegaan van de groene omgeving. Nieuwere inzichten zijn gebaseerd op het creëren van nieuwe wijken, door verdichting en uitbreiding van bestaande dorpen en het behoud van de landelijke omgeving, door de integratie van boerderijen in de regionale voedselketen, door parken te creëren en de natuur te laten zoals ze is. Tegelijkertijd kan het mogelijk worden gemaakt dat de natuur het stedelijke gebied binnendringt via oude bedrijventerreinen binnen de stadsgrenzen.

Biomorfe stedenbouw is een benadering voor het ontwerpen en bouwen van steden om deze uitdagingen aan te gaan[35]. Zij versterkt en herstelt natuurlijke systemen in plaats van ze te verminderen. De onderstaande afbeelding stelt de Wild Mile voor, een voorgesteld ecopark van 7 hectare dat nieuwe kansen zal creëren voor het herstel van ecotopen, onderwijs en recreatie. Het ligt langs een voorheen geïndustrialiseerd stuk van de Chicago River.

/var/folders/5q/w0jt8kbx5vnc_mp7b36p_x480000gp/T/com.microsoft.Word/WebArchiveCopyPasteTempFiles/p7152
The Wild Mile in Chicago. Afbeelding: SOM Architects

Wonen in de humane stad

In een humane stad is het aanbod van huizen voor lagere en middeninkomensgroepen voldoende en gevarieerd, de inkomens van deze groep zijn toereikend om een ​​fatsoenlijk huis te betalen en de huizenprijzen of de huurprijzen zijn een afspiegeling van de grondprijs, hun bouwkosten, kapitaalkosten, afschrijvingen en – indien van toepassing – onderhoud. Speculatie met grond en huizen is verboden. Steden die alle grond bezitten, verhuren delen ervan aan ontwikkelaars voor een prijs die afhangt van de geplande bestemming. Ze verkopen deze nooit.

Het woningaanbod zal gemengd zijn en variëren van laagbouw tot middelhoog en van eengezinswoningen tot appartementen, van tiny houses tot kleine clusters van duurdere woningen. De gemiddelde dichtheid is veel groter dan we tot nu toe gewend zijn: Daarnaast worden clusters van woonhuizen op een doordachte manier afgewisseld met andere bestemmingen: winkels, kleine industrie, kantoren, recreatiegebieden en – gewoon -onbebouwde ruimtes om te spelen voor andere activiteiten van bewoners. Parkeerplaatsen verdwijnen geleidelijk en worden vervangen door stallingen voor deelauto’s.

Hieronder wordt de bijdrage van wonen aan een humane stad samengevat.


Hoe huisvesting bijdraagt ​​aan een humane stad

1. Stedelijke groei concentreert zich in de eerste plaats in de beschikbare ruimte binnen haar grenzen. Overtollige en overmatig brede wegen, voormalige industriële complexen en bijbehorende emplacementen krijgen een nieuwe bestemming.

2. De vorm en het karakter van het plattelandsgebied wordt gerespecteerd en zelfs verbeterd indien de groei van de stedelijke bevolking bouw buiten de stadsgrenzen vereist, dankzij concentratie van de bebouwing in dorpen en kleine steden.

3. Steden maken een realistische inschatting van de voorzieningen waarover ze in de toekomst moeten beschikken. Dit geldt voor woningen, maar ook voor winkel, industrie en recreatie. Een groot deel ervan zal worden gebruikt voor de bouw van een gevarieerd aanbod van fatsoenlijke huizen. Deze huizen zijn te koop of kunnen worden gehuurd, en hun prijzen weerspiegelen een – hopelijk – meer gelijke inkomensverdeling dan tegenwoordig.

4. Terreinen, huizen en andere gebouwen kunnen openbaar of particulier eigendom zijn. In beide gevallenis speculatie verboden.

5. Investeren in onroerend goed is alleen toegestaan ​​door bemiddeling van een investeringsfonds of een ‘community land trust’. Beiden krijgen de opdracht om een ​​nieuw project te financieren tegen door de gemeenschap overeengekomen prijzen voor verkoop en verhuur en een billijke vergoeding te betalen aan de investeerders.

6. Het creëren van een aantrekkelijke woonomgeving maakt deel uit van het ontwerp van (gemengde) wijken. Voor alle te bouwen of te renoveren woningen zijn op loopafstand speelplekken en groen voorzien en op loopafstand van de fiets voorzieningen om te winkelen en voor gezelligheid.

7. In een humane stad wordt het gebruik van personenauto’s ontmoedigd. Hierdoor verdwijnen parkeerplaatsen bij elk huis ten gunste van geconcentreerde parkeerplaatsen voor deelauto’s op korte afstand.

8. In geen enkele wijk overheerst één specifiek type woning, noch in vorm (hoog versus laagbouw), noch op basis van sociale stratificatie.

9. Architectonische innovaties zoals duurzame houtbouw, flexibele modulaire gebouwen worden gestimuleerd vanwege de gewenste variatie, esthetiek en kostenreductie.


[1] https://medium.com/sidewalk-talk/the-first-principles-of-urbanism-part-i-18105c03cdcf en https://medium.com/sidewalk-talk/the-first-principles-of-urbanism-part-ii-53aec76799ff

[2] https://en.wikipedia.org/wiki/Harlem

[3] https://evictionlab.org

[4] https://www.nytimes.com/2020/03/04/magazine/wall-street-landlords.html

[5] https://medium.com/@BloombergCities/7-strategies-for-reducing-the-number-of-evictions-in-your-community-fee926daaeba

[6] https://www.theguardian.com/cities/2015/nov/23/cities-in-numbers-how-patterns-of-urban-growth-change-the-world

[7] https://www.un.org/development/desa/en/news/population/2018-revision-of-world-urbanization-prospects.html

[8] https://en.wikipedia.org/wiki/Shanty_town

[9] https://smartcityhub.com/collaborative-city/fair-cities/

[10] https://theconversation.com/in-rios-bulldozed-favelas-echoes-of-americas-shantytowns-61415

[11] https://www.ohchr.org/EN/Issues/Housing/Pages/FinancializationHousing.aspx

[12] https://www.citylab.com/equity/2019/08/home-prices-jobs-inequality-economic-mobility-data-research/594829/

[13] https://www.stadszaken.nl/ruimte/wonen/2243/berlijn-kiest-onomwonden-voor-huurder-moeten-wij-volgen

[14] https://www.stadszaken.nl/ruimte/wonen/2243/berlijn-kiest-onomwonden-voor-huurder-moeten-wij-volgen

[15] https://www.theatlantic.com/business/archive/2016/05/how-america-lost-its-mojo/484655/

[16] https://knock-la.com/this-map-shows-how-la-politicians-have-created-a-city-for-the-rich-65e45cc8902d

[17] https://medium.com/the-atlantic/why-manhattans-skyscrapers-are-empty-8af66ee2b824

[18] http://www3.weforum.org/docs/WEF_Making_Affordable_Housing_A_Reality_In_Cities_report.pdf

[19] https://medium.com/sidewalk-talk/5-minute-explainer-how-factory-construction-can-help-housing-affordability-f16d0b5cbe03

[20] https://www.stadszaken.nl/ruimte/wonen/2363/maakt-de-wooncoperatie-de-stad-weer-voor-iedereen-en-nog-4-vragen-over-de-ontwikkelvorm

[21] https://hmjvandenbosch.com/2020/03/24/de-eerlijke-stad/

[22] https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S016920461500242X

[23] https://htaindex.cnt.org

[24] https://smartcityhub.com/collaborative-city/well-fed-cities/

[25] https://gen.medium.com/america-is-finally-tackling-its-housing-crisis-59250048ec2f

[26] https://www.fastcompany.com/90348777/this-pocket-neighborhood-has-8-houses-on-a-lot-instead-of-one-mcmansion?utm_campaign=Compass&utm_medium=email&utm_source=Revue%20newsletter

[27] https://medium.com/sidewalk-talk/when-affordable-housing-starts-in-a-factory-20bad64d4fe0

[28] https://medium.com/sidewalk-talk/when-affordable-housing-starts-in-a-factory-20bad64d4fe0

[29] https://www.fastcompany.com/90469488/this-village-for-the-homeless-just-got-a-new-addition-3d-printed-houses?partner=rss

[30] https://medium.com/sidewalk-talk/5-minute-explainer-how-factory-construction-can-help-housing-affordability-f16d0b5cbe03

[31] https://www.citylab.com/life/2019/06/cohousing-san-jose-room-for-rent-starcity-coliving-housing/590731/

[32] https://starcity.com/communities

[33] https://www.cnbcafrica.com/west-africa/2016/11/12/lagos-luxury-developments/

[34] https://www.ibuild.global

[35] https://medium.com/@SOM/biomorphic-urbanism-a-guide-for-sustainable-cities-4a1da72ad656

Het gevoel van urgentie is totaal weg

Amsterdam wil vanaf 2030 alleen ‘schone’ auto’s toelaten in een deel van de stad. Een noodzakelijke stap om in 2040 geheel CO2-vrij te zijn.

‘Het wordt nooit meer zoals het geweest is’. Dat waren ongeveer de woorden van minister-president Joop den Uyl in 1973, tijdens een toespraak op alle tv-netten. Aanleiding was de oliecrisis. Nier meer autorijden op zondag, benzine op de bon, gebruik openbaar vervoer, gordijnen dicht, kachel lager, trui aan…. Zijn woorden maakten indruk.

Ook in 2015 leek het er even op dat Nederland zich collectief schikte in de noodzaak van een energietransitie.

Bijna alle landen ter wereld hadden toen in Parijs afgesproken om in 2050 de uitstoot van broeikasgas tot nul te beperken. Uiteraard was Nederland van de partij, maar geen televisietoespraak van minister-president Mark Rutte. Toch voelde je dat het menens was. 

Even. De regering zette een groot aantal deskundigen en anderszins betrokkenen aan het werk aan de klimaattafels. Op zich een goede aanpak en deze kwamen er bijna uit

Maar, weer geen televisietoespraak en het bleef stil. Niet overal, enkele steden, waaronder Amsterdam en Nijmegen kwamen met eigen plannen. Amsterdam gaf aan in 2040 al emissie-vrij te willen zijn. 

De regering zwijgt nog steeds.

Dit ondanks gerechtelijke uitspraken in de Urgenda-zaak en berekeningen van het Planbureau voor de leefomgeving. Uit deze laatste bleek dat de voorstellen van de klimaattafels waarschijnlijk niet ver genoeg gaan en de lasten te zeer bij de burgers leggen.  Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de burgers een afwachtende houding aanneemt. Een teken aan de wand is dat partijen die spreken van ‘die klimaatonzin’ massaal stemmen trokken bij de verkiezingen voor de provinciale staten. 

Tot nu toe heeft geen enkele Nederlander ook maar het kleinst denkbare offer hoeven brengen voor het klimaat.

Het is een gemiste kans om de maximumsnelheid op de snelwegen niet te verlagen als een kleine stap in de goede richting. Ook om het gevoel van urgentie aan te wakkeren. Maar de regering zweeg.

Enkele dagen geleden kondigde het bestuur van de gemeente Amsterdam aan om auto’s die CO2 uitstoten in 2030 binnen de ring te verbieden. Overigens was al eerder besloten dat tegen die tijd grote delen van de binnenstad sowieso autovrij of -luw zullen zijn. Iedereen viel over deze aankondiging heen. Eindelijk sprak de regering: ‘Dit gaat te ver’ en de D66 staatsecretaris gaat proberen de maatregel te verbieden.

Hoezo te ver? Amsterdam wil in 2040 emissievrij te zijn. Dan moeten ze tien jaar eerder toch wel een eind op dreef zijn. Dat is over 11 jaar; tijd genoeg voor iedereen die graag met de auto door Amsterdam wil rijden – geen waar genoegen – om een elektrische auto te kopen. Over een paar jaar zullen deze betaalbaar zijn en zal er inmiddels ook een aanzienlijk aanbod tweedehands exemplaren zijn. Maar nog beter is er helemaal geen auto meer aan te schaffen en incidenteel een elektrische deelauto te huren. Die staan steeds vaker op elke hoek. Dat scheelt pas echt in de portemonnee.

Amsterdam valt te prijzen om deze maatregel nu al aan te kondigen.

Iedereen had op de vingers van een hand kunnen natellen dat de stad dit ook wel moest, gegeven eerdere uitspraken om in 2040 emissieloos te zijn en al veel eerder de gehele binnenstad autovrij en -luw te willen maken. 

Een ding is zeker, mocht het de regering nog gaan lukken het eens te worden over een klimaatwet, dan is de eerste opgave om het gevoel van urgentie bij het gros van de bevolking te versterken. Een stad die voorop wil loopt, verdient daarbij alle steun.

Header: Smart cars op de Dam. Foto: gemeente Amsterdam

Marktwerking: Soms goed en vaak niet

Het palet van bedrijven en instellingen is veelkleuriger dan velen, de overheid voorop, denken. Het is daarom onwenselijk om voor allen heil te verwachten van marktwerking

Het was lange tijd gebruikelijk dat wezenlijk geachte voorzieningen zoals elektriciteit, water, spoorwegen, post en telefonie in handen zijn van de overheid. In de jaren ’70 groeide de overtuiging dat marktwerking deze diensten efficiënter en goedkoper zou maken. Het argument was dat concurrentie aanbieders van producten en diensten scherp houdt, zowel op prijs als op kwaliteit.

Ik sta hierna stil bij de vraag waarom deze verwachting niet is uitgekomen.

Marktwerking in Nederland

Vooropgesteld, marktwerking is in Nederland doorgaans op gematigde wijze uitgevoerd. Daarmee zijn toestanden als in het Verenigd Koningrijk – bijvoorbeeld op het gebied van openbaar vervoer – uitgebleven. Niettemin laat ik aan de hand van het spoor en de zorg zien dan marktwerking in deze sectoren gedoemd is te mislukken en zeker niet leidt tot betere prijs en kwaliteit.

Het spoor

Marktwerking op het spoor bestaat er vooral uit dat  (internationale) transportondernemingen meedingen naar een concessie om in een regio voor enige tijd vervoer per bus of trein te mogen verzorgen.  De NS heeft een langdurige concessie om het hoofdnet te berijden. 

In de afgelopen 50 is voor het wegverkeer een volledig nieuw netwerk van autosnelwegen aangelegd. Er zijn slechts enkele nieuwe spoorwegverbindingen tot stand gekomen. Het aantal treinreizigers is sterk toegenomen. Het spoorwegnet loopt dan ook tegen zijn maximale capaciteit aan en het is daardoor slecht toegerust om een doorslaggevende rol te spelen in de alom gewenste afname van het autogebruik.  

Dat de NS het op het hoofdnet en andere vervoersmaatschappijen op de regionale netten het op zich tamelijk goed doen heeft weinig te maken met marktwerking. Van veel groter belang zijn de professionele instelling van deze bedrijven en status als zelfstandige onderneming (in plaats van staatsbedrijf). Hierdoor nemen overheden de rol van opdrachtgever in en kan het gewenste niveau van dienstverlening met prestatiecontracten zeker gesteld worden.

Staatsbedrijven lopen het risico te politiseren en machthebbers neigen ertoe eventueel disfunctioneren van dit soort bedrijven te verbloemen omwille van hun eigen hachje.


Voor de reizigers is het naast elkaar bestaan van de NS en de vele regionale lijnen een crime vanwege het verplichte in- en uitchecken en de slechte aansluitingen. 

De gezondheidszorg

Anders dan op het spoor, kunnen patiënten zeker in wat grotere gemeenten kiezen tussen verschillende ziekenhuizen. Het was de bedoeling dat onderlinge concurrentie zou leiden tussen lagere kosten en betere kwaliteit. De ziektekostenverzekeraars zouden hierbij een belangrijke rol moeten spelen door selectieve inkoop van behandelingen. Hiervan is in het geheel niets terecht gekomen. Vrijwel alle ziektekostenverzekeraars contracteren jaarlijks alle zorgaanbieders, wat een enorme rompslomp met zich meebrengt. De enige vorm van concurrentie is die tussen de ziektekostenverzekeraars en die gaat op de keper beschouwd nergens over.

De voorstanders van marktwerking gaan voorbij aan het eigen karakter van professionele organisaties, zoals ziekenhuizen, universiteiten, musea en orkesten, waar medewerkers vooral gericht zijn op kwaliteit en niet op prijs. Dit betekent niet dat externe kwaliteitscontrole en een bekostigingssysteem overbodig zijn. Voor ziekenhuizen bijzonder geschikt is het systeem van accreditatie binnen het hoger onderwijs.

Naast de zorgaanbieders zelf, zijn dan nog slechts drie instanties nodig: 

  • Een organisatie die eens in de zoveel jaar de kwaliteit beoordeelt (naar analogie van wat de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie voor het hoger onderwijs doet). 
  • Een administratiekantoor dat de premies int (naar analogie van de Dienst Uitvoering Onderwijs).
  • De overheid die de hoogte van de premies bepaalt en de zorgaanbieders bekostigt uit de premies en de ‘schatkist’ op basis van prestatiecontracten.

Ziektekostenverzekeraars zijn in dit plaatje overbodig.

Een meervoudige kijk op de aanbieders van goederen en diensten

Deze blogpost en eerdere publicatie over sociale ondernemingen[1]en over monopolies en platforms[2] hebben een duidelijke boodschap: Bedrijven en/of organisaties verschillen wat betreft de rol van het streven naar winst en hun verhouding tot de markt. Pleiten voor marktwerking voor al deze typen organisaties, miskent deze verschillen en ondermijnt het functioneren van sommige organisaties.

Het gaat om minstens vier verschillende typen bedrijven en/of organisaties:

1. Winststreven centraal – de markt doet zijn werk

Een groot aantal bedrijven streeft in de eerste plaats naar winst en komt op die manier tegemoet aan de wensen van de aandeelhouders. Marktwerking is een prima middel onder drie voorwaarden: Borging van het kwaliteitsniveau en handhaving van wettelijke kaders, voorzieningen in geval van marktimperfecties en voorkomen van ontstaan van monopolies. 

2. Winststreven ondergeschikt aan maatschappelijk doel – de markt doet zijn werk, maar behoeft correctie.

Een kleine maar snelgroeiende groep bedrijven stelt realiseren van maatschappelijke doelen voorop en beschouwt een zekere hoeveelheid winst als een voorwaarde daartoe. In sommige landen hebben deze bedrijven de status van benefit corporation. Deze vrijwaart hen voor ‘machtsgrepen’ door durfkapitalisten en aandeelhouders.

In principe geldt ook voor deze bedrijven marktwerking, maar de maatschappelijke waarde van hun producten en diensten kan bij offertes meegewogen kunnen worden naast de prijs. 

3. Maatschappelijk doel staat voorop; marktwerking niet effectief

Of het nu gaat over het spoor of de zorg, het onderwijs of de cultuur; de samenleving is gebaat bij kwalitatief goede producten en diensten. Concurrentie op prijs tussen de aanbieders van deze diensten (ziekenhuizen, universiteiten, musea) tast de kwaliteit aan.  

Het belangrijkste instrument om de kosten te beheersen zijn in dit geval prestatiecontracten met of namens de overheid. Hierin ligt voor elke deelnemende partij op basis van globale indicatoren de verhouding tussen geleverde prestaties en te ontvangen middelen vast. De betrokken organisaties concurreren dus niet onderling, maar elk van deze streeft naar de hoogst mogelijke efficiency. 

4. Doelstelling vereist een ‘organisch’ monopolie

Voor een aantal organisaties geldt dat het beoogde doel geen marktwerking verdraagt. Een samenhangend spoorweg- en elektriciteitsnet dient landelijk (of supranationaal) te worden georganiseerd. Overigens zijn hierbij uiteenlopende varianten mogelijk, waarover ik het nu niet wil hebben. In elk geval is het uit den boze als deze bedrijven een winstdoelstelling hebben, die verder gaat dan de opbouw van een zekere reserve. In dit opzicht is dit type bedrijven te vergelijken met de vorige categorie.

Een ander voorbeeld van bedrijven die beter functioneren naarmate ze de markt domineren, zijn platforms, zoals Facebook en Amazon. Wie ‘op Facebook zit’ heeft er baat bij daar iedereen te kunnen treffen. Het bedrijf maakt echter schromelijk misbruikt van zijn positie als globale babbelbox door deze te gebruiken als dekmantel voor de verzameling van data en daarmee veel geld te verdienen. Hetzelfde geldt voor een bedrijf als Amazon. In mijn blogpost over monopolies and platforms heb ik betoogd dat het bedrijf dat het platform exploiteert onafhankelijk moet zijn van de bedrijven die er hun producten op aanbieden. Deze visie wint terrein.

De wetgeving vrijwel overal ter wereld heeft de vorming van oligopolies oogluikend toegestaan. Of kan er niets tegen doen.

Voor de toekomst valt alleen maar te hopen dat een neoliberaal stokpaardje als marktwerking plaats maakt voor een genuanceerde kijk op de groeiende verscheidenheid van bedrijven, instellingen en organisaties. 


[1]https://hmjvandenbosch.com/2019/04/03/sociaal-ondernemen-het-nieuwe-normaal/

[2]https://hmjvandenbosch.com/2019/02/10/monopolie-meestal-verwerpelijk-soms-niet/

Maken autonome auto’s autorijden veiliger?

Voor wat betreft de toekomst van het autogebruik moet een onderscheid worden gemaakt tussen zelfsturende en autonome auto’s. Vooral deze laatste kunnen een grote bijdrage aan de veiligheid leveren, in het bijzonder als auto’s met bestuurders van de weg worden verbannen.

Autonome testauto. Foto: Waymo

Degenen die denken dat autonome auto’s zullen bijdragen aan een meer leefbaar milieu, verwijzen ook naar de potentiële redding van miljoenen levens. De meeste uitspraken over de veiligheid van bestuurders, fietsers, voetgangers en niet te vergeten dieren in een wereld van zelfsturende auto’s zijn echter speculatief. Eén ding is zeker, op dit moment, zeggen de meeste mensen – 63% van alle automobilisten in de VS – bang te zijn om in autonome voertuigen te rijden. Dit percentage steeg tot 73% na enkele recente dodelijke ongelukken die wereldwijde aandacht kregen[1].

Ongevallen

Op 18 maart 2018 raakte een Uber zelfsturende auto een vrouw die met haar fiets de straat overstak. De verplicht aanwezige medewerkster lette niet op de weg, maar bekeek de diagnostische instrumenten, wat was toegestaan. Minder dan een seconde voor de crash zag zij het naderende onheil en ze slaagde erin de snelheid te verminderen. Analyses achteraf tonen dat ‘het systeem’ de vrouw 6 seconden voor de crash identificeerde als ‘een onbekend object’ en dat het 4,7 seconden later een noodstop wilde maken, ware het niet dat het Uber-team deze functie had uitgeschakeld.

Minder dan een week later veranderde een Tesla Model X zonder enige noodzaak van richting, sloeg tegen een betonnen barrière, vatte vlam en de bestuurder werd gedood. Net als een ander dodelijk ongeval met een Tesla Model S, had de bestuurder de ‘autopilot’ ingeschakeld op een weg waar het gebruik ervan niet was toegestaan ​​en hij had ook zijn handen van het stuur gehaald.

Automatische en autonome auto’s

De mogelijkheden van auto’s om zichzelf te besturen verschillen in grote mate. Om deze reden heeft de Society of Automotive Engineers (SAE) een classificatie op zes niveaus ontwikkeld (figuur hieronder)

Bron: Society of Automotive Engineers

Niveaus van automatisering

Deze classificatie laat zien dat SAE-niveau 2-auto’s in staat zijn om te sturen en te accelereren onder specifieke omstandigheden zoals autosnelwegen en alleen overdag. Onder deze omstandigheden kunnen bestuurders veilig hun handen van het stuurwiel houden, tenminste als de nationale wetgeving dat toestaat. Zodra de invloed van de omgeving op sturen en accelereren toeneemt, bijvoorbeeld op een weg met kruispunten en verkeerslichten, moet de chauffeur de besturing overnemen. 12 miljoen voertuigen kunnen in 2018 geclassificeerd worden als SAE-niveau 2.

Bedrijven zoals Lyft, Uber en Google zijn doende om zich te kwalificeren voor de hogere niveaus. Hun dure auto’s (tot $ 250.000) monitoren de omgeving waar zij rijden met camera’s, radar, Lidar en HD-kaarten. Een goed werkend SAE-niveau 3 systeem maakt het mogelijk dat bestuurders hun ogen van de weg kunnen houden en zich met andere activiteiten bezighouden. De enige voorwaarde is dat ze in staat moeten zijn om onmiddellijk het rijden over te nemen zodra ‘het systeem’ een disengagement signalgeeft, wat betekent dat het de situatie niet langer kan hanteren.

Voor auto’s zonder bestuurder die bestemd zijn om goedkope taxidiensten aanbieden, is SAE-niveau 3 ontoereikend. Op SAE-niveau 4 daarentegen kunnen auto’s zelf alle voorkomende problemen oplossen, gegeven bepaalde omstandigheden, zoals autowegen, daglicht en een voorgeschreven snelheid. SAE-niveau 5 maakt het mogelijk om onder alle omstandigheden zonder bestuurder te rijden[2]. Geen enkele van de bestaande autonome modellen voldoet aan deze laatste norm[3].

The Mercedes-Benz F 015 Luxury in Motion Foto Mercedes

Hoewel SAE-niveau 5 de ultieme ambitie is, heeft de auto-industrie geen haast om de bestuurder achter het stuur te verwijderen. Hun missie is de komende jaren zoveel mogelijk elektrische auto’s te verkopen aan particulieren, met (semi-) automatische systemen als nuttige hulpmiddelen, tegen extra betaling. Daarbij is het consolideren van SAE-niveau 3 hun voornaamste prioriteit.

Aan de andere kant kunnen bedrijven als Google, Lyft en Uber niet wachten om hun ‘vloot’ op als SAE-niveau 4 te laten kwalificeren, wat de weg opent naar taxi’s zonder chauffeur.

Vooruitgang

Elk jaar maakt Navigant Research een ranking bekend van bedrijven die zelfrijdende voertuigen ontwikkelen (zie onderstaande tabel)[4]. In 2017 bevinden Waymo, een dochteronderneming van Alphabet, en Cruise, een divisie van GM, zich in een leidende positie, terwijl Apple, Uber en Tesla achterblijven, wat het onverantwoordelijke testgedrag van Uber zou kunnen verklaren.

Ranking automobiel- en technologiebedrijven. Bron: Navigant Research (openbaar domein)

De frequentie van de disengagement signals tijdens de eerste helft van 2017 illustreert hoe deze bedrijven ervoor staan. Waymo-auto’s reden gemiddeld 9000 km voordat de aanwezige medewerker moest ingrijpen. De medewerkers van Cruise moesten een beetje beter opletten en gemiddeld tijdens elke 2000 km eenmaal het stuur overnemen. Uber-chauffeurs werden om de 20 km gewaarschuwd.

Zowel Waymo als Cruise verwijzen naar steeds betere resultaten tijdens het afgelopen jaar.  Zij hebben dan ook toestemming gekregen om binnen in een buitenwijk van Phoenix (Waymo) en in delen van San Francisco  (Cruise) taxidiensten aan te bieden in auto’s zonder chauffeur. Overigens voorlopig nog wel met een medewerker van de desbetreffende bedrijven aan boord[5].

Uber’s slechte prestaties zijn strategisch voor het bedrijf een veel ernstiger probleem dan die van Tesla. Uber heeft een SAE-level 4 classificatie nodig om goedkope taxi’s te introduceren. Het leeuwendeel van de klanten van Tesla valt voor de rijkwaliteit van deze auto en staat niet te wachten om ‘het systeem’ al het werk te laten doen. 

De auto’s van Waymo hebben ruim 9 miljoen testkilometers gereden zonder ernstige ongevallen en bij geen van de ongelukken was de auto zonder bestuurder in de fout gegaan[6]. Tijdens al deze ritten was een medewerker van het bedrijf aan boord, die in staat was om op disengagement signalste reageren en kwaad te voorkomen. Wat de ongelukken waarbij Uber en Tesla zijn betrokken onthullen over veiligheid is dat Uber’s Volvo-auto’s zeker nog niet klaar zijn voor autonoom rijden op SAE-niveau 4. De auto-pilot van Tesla zit ergens tussen SAE-niveau 2 en 3 en bestuurders moeten daarom ook in de zelfsturende modus waakzaam zijn en deze uitsluitend gebruiken onder de door de fabrikant aangegeven omstandigheden.  

Juridische aspecten 

In juridisch opzicht zijn er grote verschillen tussen geautomatiseerde voertuigen (SAE-niveau 2 en 3, dus met bestuurder) en autonome voertuigen (SAE-niveau 4 en 5, zonder bestuurder). De regelgeving met betrekking tot de laatste categorie is overal ter wereld buitengewoon stringent[7]. De hiervoor beschreven ongelukken met auto’s op SAE-niveau 2, wijzen erop de omschrijving van de omstandigheden waaronder rijden ‘op de automatische piloot’ is toegestaan ​​scherper gedefinieerd en stringent nageleefd moeten worden[8].

De weg naar SAE-niveau 5 is nog lang. Auto’s zonder bestuurder hebben te maken met onvoorspelbaar gedrag van kinderen, voetgangers, fietsers en door mensen bestuurde auto’s maar ook met kuilen, omleidingen, versleten wegmarkeringen, calamiteiten en onduidelijke signalen van verkeersregelaars[9]. Verkeerslichten kunnen ook een probleem zijn; de hele wereld heeft een Uber-auto kunnen zien rijden door het rode licht.

https://embed.theguardian.com/embed/video/technology/video/2016/dec/15/uber-self-driving-car-drives-through-red-light-in-san-francisco-video

Tot nu toe, en in de (nabije?) toekomst, is de bouw van auto’s zonder bestuurder gebaseerd op veilige deelname aan het verkeer dat wordt gedomineerd door bestuurde auto’s en andere weggebruikers. Echte vooruitgang in veiligheid zal pas worden bereikt zodra auto’s zonder bestuurder in staat zijn om met elkaar te communiceren en de aanwezigheid van door mensen bestuurde auto’s op de openbare weg is verboden[10]. Veiligheid zal er bovendien baat bij hebben als de stedelijke omgeving wordt hervormd in zones waar autonome auto’s domineren en zones die bestemd zijn voor fietsers en voetgangers. In dit geval verschuift de focus van de discussie van de bijdrage van autonome auto’s aan veilig rijden naar hun bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving. Veiligheid is dan geen technologisch probleem meer, maar een stedenbouwkundige opgave.


[1]Zie voor een uitgebreid verslag van de oorzaken van deze ongelukken: https://medium.com/@parismarx/are-self-driving-cars-really-safer-than-human-drivers-56a72bde2f41

[2]https://medium.com/@miccowang/autonomous-driving-how-autonomous-and-when-ce08182cfaeb

[3]Dit artikel geeft een overzicht van de stand van zaken van de ontwikkeling van zelfsturende en autonome auto’s voor een aantal automerken: https://www.engineering.com/DesignerEdge/DesignerEdgeArticles/ArticleID/15478/Driverless-Cars–The-Race-to-Level-5-Autonomous-Vehicles.aspx

[4]https://www.navigantresearch.com/reports/navigant-research-leaderboard-automated-driving-vehicles

[5]https://medium.com/enrique-dans/autonomous-vehicles-will-soon-transport-passengers-without-a-driver-in-california-24fca913ceb8

[6]http://www.umich.edu/~umtriswt/PDF/UMTRI-2015-34_Abstract_English.pdf

[7]https://www.wired.com/story/californias-plan-regulate-self-driving-car-biz/

[8]https://medium.com/@miccowang/autonomous-driving-how-autonomous-and-when-ce08182cfaeb

[9]https://medium.com/reclaim-magazine/all-hail-the-robot-car-8d672221b18e

[10]https://www.fhwa.dot.gov/pressroom/fhwa1703.cfm

Transitie naar duurzame energie gaat veel te langzaam

Het terugdringen van CO2-uitstoot gaat met het huidige beleid veel te langzaam. Extra maatregelen per direct zijn nodig ook om het besef van urgentie te versterken

Duurzaamheid - Snelheid 100Het onlangs verschenen rapport van het UN Intergovernmental Panel on Climate Change[1](IPCC) vat in ruim 30 pagina’s nog eens alle evidentie samen voor de relatie tussen opwarming van de aarde en uitstoot van broeikasgassen (waaronder CO2).

Het is allemaal niets nieuw, maar het is niettemin schokkend te lezen dat als het niet lukt om de CO2-emissie in 2050 tot nul te reduceren, delen van Miami dan al onder water staan, de koraalriffen bijna dood zijn en grote delen van West Afrika woestijn zijn geworden met miljoenen migranten als gevolg. Deze ontwikkelingen zijn nu al zichtbaar[2].

Het kwaad is nog niet geschiedt, maar radicale maatregelen zijn nodig en wel op veel kortere termijn dan we denken te hebben.

Eigenlijk draait alles om één maatregel, het stopzetten van het gebruik van fossiele brandstoffen niet voor 2050 maar eerder[3].

De technologieën zijn aanwezig: windmolens, zonnepanelen, aardwarmte en warmtepompen. We moeten bouwen en bezwaarprocedures beperken. Daarnaast is het nodig om CO2 op te slaan en uit de atmosfeer halen. De kosten van zijn gigantisch, ongeveer 2,5% van het BNP per jaar, maar dit geld betekent ook een stimulans voor de economie.

Stop de verkeerde discussies, zoals die over extra uitgaven voor bewapening omdat een dwaas als Donald Trump dat wil. Maar ook discussies om kernenergie opnieuw in te voeren zijn niet effectief: Ze zaaien verdeeldheid waar eensgezindheid nodig is en hun bouw gaat veel te lang duren.

Tweet Trumo over klimaat

Inmiddels moet er iets gebeuren op de zeer korte termijn. In hoger beroep heeft de rechter de Nederlandse overheid gesommeerd om vóór 2020 de uitstoot van CO2  terug te brengen met 17 megaton extra[4].

De intentie was om op die datum 25% minder CO2-uitstoot te hebben dan in 1990 (toen 220 megaton). Het bestaande beleid zal hoogstens leiden tot een daling tot 183 megaton (17%). De rechter achtte dit ook in hoger beroep onvoldoende en hanteerde een ondergrens van 25%.

Deze extra ombuiging kan, maar brengt ook kosten met zich mee. Eén maatregel daarentegen kost relatief weinig (5 – 10 miljoen) en dat is per direct de maximumsnelheid terugbrengen van 130 naar 100 km per uur en op wegen waar deze 100 km is naar 80 km. Dit levert ongeveer 1,4 megaton per jaar minder CO2-uitstoot op. Stop ook onmiddellijk met investeringen in de uitbreiding van het wegennet.

los-angeles-1396606_960_720

Maatregelen die eveneens effectief zijn, zijn de kilometerheffing en gebruik van gas in plaats van kolen in energiecentrales. De ‘vrijgekomen’ middelen van de afschaffing van de dividendbelasting kunnen bestemd worden voor subsidies aan het bedrijfsleven voor energiebesparende maatregelen.

Overigens kunnen we met zijn allen al vanaf vandaag beginnen met niet harder dan 100 km per uur rijden op de snelwegen. Plak dan wel het bovenstaande plaatje op de achterruit.

[1]http://report.ipcc.ch/sr15/pdf/sr15_spm_final.pdf

[2]https://medium.com/s/story/the-overwhelming-hugeness-of-climate-change-a50d6a59552

[3]https://medium.com/enrique-dans/combatting-global-warming-means-adopting-technology-now-24fcb9ec1383

[4]https://krispijnbeek.nl/2018/10/16/uitspraak-in-hoger-beroep-klimaatzaak/

 

Vergeet (even) de autonome auto en denk na over leefbaarheid

Een zinvolle discussie over het gebruik van autonome auto’s is pas mogelijk als we een beeld hebben van de eisen die een leefbare omgeving stelt.

 

Holtenbroek Flat Zwolle (CC)

 

De komst van autonome auto’s staat volop in de belangstelling[1]. De discussie daarover moet echter niet alleen gaan over auto’s maar vooral over leefbaarheid. Dit is het onderwerp van deze post. De tien kenmerken van smart growth, te vinden op de gelijknamige website, geven een goede beschrijving van leefbaarheid[2].  Ik heb tevens dankbaar gebruik gemaakt van een artikel van Rohit Aggerwalda, de man achter Sidewalk Labs Toronto, getiteld First Principles of Urbanism[3].

screenshot kopie

Concentratie en spreiding

Verstedelijking gaat over concentratie van mensen en activiteiten. De aantrekkingskracht van steden is groot. Deze vloeit voort uit de mogelijkheid om contacten te leggen, de aanwezige voorzieningen of de – al dan niet vermeende – kans op werk.  Verdichting wordt ook beleidsmatig gestimuleerd vanwege het doelmatig gebruik van de aanwezige voorzieningen en de geringere kosten per persoon.

Tegenover de baten van concentratie staan ook lasten. Wonen in stedelijke gebieden gaat vrijwel altijd gepaard met hoge huisvestinglasten en verdichting leidt vaak tot overlast. Grote bevolkingsconcentraties stellen hoge eisen aan het beheer van (nuts)voorzieningen en deze schieten in veel steden danig tekort.

Als de balans van baten versus lasten positief is, zal de concentratie van mensen en activiteiten toenemen. Als deze negatief is, neemt spreiding de overhand, vooropgesteld dat de betrokkenen iets te kiezen hebben.

Weg uit de stad

Door groeiende welvaart in de jaren ’50 en ’60 nam de mogelijkheid om te kiezen toe. Toen bleek hoe slecht het met de balans tussen baten en lasten was gesteld: Velen onttrokken zich massaal aan de slechte leefomstandigheden in de steden en verhuisden naar de suburbs. De vrijgekomen ruimte was voor bedrijven en instellingen en voor de armen, voor wie weggaan uit de stad geen optie was. Later moesten ook de armen verhuizen als gevolg van gentrificering.

 

Voorsteden Las Vegas - Pixabay CC

 

Suburbs zijn de ultieme vorm van spreiding en daaraan inherent ruimtebeslag.  Niet alleen om te wonen maar ook voor wegen, zeker in de VS, waar benzine bijna gratis was. Suburbs zijn slaapsteden, want voor werk bleven de bewoners aangewezen op de steden. Omdat suburbs evenmin voorzieningen hadden, droegen zij ook bij aan de opkomt van reusachtige winkelcentra en hypermarkten met nog meer verkeer als gevolg. In Europa gebeurde hetzelfde, zij het op kleinere schaal. Ook investeerden sommige steden- bijvoorbeeld Amsterdam – in betere leefomstandigheden en vond suburbanisatie meer gebundeld plaats door de bouw van tuinsteden. De opzet om daar ook werkgelegenheid te creëren mislukte grotendeels.

De extreme functiescheiding, de noodzaak van massale verplaatsingen overwegend per auto, het enorme ruimtebeslag en de individualisering van de samenleving hebben de balans tussen de baten en de lasten van concentratie versus spreiding ver doen doorschieten. Spreiding in al zijn facetten geldt steeds meer als de voornaamste oorzaak van de achteruitgang van de leefbaarheid van het stedelijk gebied. De noodzaak van massale verplaatsingen over lange afstanden vooral met de auto is een van de in het oog springende kenmerken daarvan.

Terug naar de stad

Stedelijke ontwikkeling wordt heden ten dage vooral bepaald door het streven om de balans tussen baten en lasten van concentratie te herstellen. Door toedoen van de smart growth en de new urbanismmovement weten we hoe dan kan:

  • Gevarieerde huisvesting van kwalitatief goede aard in voldoende mate beschikbaar voor alle inkomensgroepen.
  • Gebruik van nieuwe technieken, bijvoorbeeld bouwen met hout, die leiden tot lagere bouwkosten en gezondere gebouwen.
  • Voldoende ruimte voor voetgangers en tweewielers en minder ruimte voor de auto.
  • Menging van stedelijke functies (wonen, werken en winkelen) waardoor de noodzaak van (verre) dagelijkse verplaatsingen daalt[4].
  • Mix van hoog- en laagbouw, waarbij vooral voor gezinnen met kinderen een makkelijke toegang tot groenvoorzieningen en speelgelegenheid beschikbaar is[5].
  • Gezonde lucht, veel en gevarieerd groen en water.
  • Voldoende mogelijkheden om buiten te flaneren, spelen en recreëren, deels overdekt.
  • Organisatie van place-making activiteiten door de bewoners.
  • Betrokkenheid van de bewoners bij het bestuur.

TorontoVrijwel al deze kenmerken zijn terug te vinden in het ontwerp dat Sidewalk Labs samen met bewoners aan het maken is voor Quayside, een oud haventerrein in Toronto. De collage hiernaast geeft een aantal impressies van het beoogde straatbeeld[6]. Gezien het klimaat is er een hele reeks voorzieningen bedacht om het aantal dagen per jaar, waarop bewoners aangenaam kunnen toeven in de publieke ruimte, uit te breiden.

Voor Jane Jacobs en velen met haar hebben de bovenstaande principes te maken met het herstel van de menselijke maat. Mensen meten echter met verschillende maten. Het gevolg is dat bewoners de voor- en de nadelen van concentratie versus spreiding op een verschillende wijze afwegen. Niet iedereen wil in Manhattan of binnen de grachtengordel wonen.

Gelaagde concentratie

Dit gegeven laat de wenselijkheid, zo niet de noodzaak, onverlet om de baten van concentratie te versterken. Dat kan door concentratie op verschillende schaalniveaus te bekijken. Voor wie wonen in het centrum van een wereldstad te druk is, zijn de suburbs, de parksteden of de vinexwijken niet zonder meer het gedroomde alternatief. Een centrale plek in een middelgrote stad misschien wel. Het streven naar concentratie geldt dus niet alleen voor grote steden, maar ook voor kleinere gemeenten en dorpen. Bovenstaande kenmerken van smart growth zijn op elk van deze niveaus van toepassing.

Christaller_model_1Het gelaagde karakter van concentratie kennen we in Europa maar al te goed. De geograaf Walter Christaller heeft ooit de centrale plaatsen theorie bedacht als het summum van verantwoorde stedenbouw[7]. Met dit principe is niets mis, wel met de gedachte dat het op de tekentafel gerealiseerd kan worden, zoals dat ooit voor de Noordoostpolder is bedacht en uitgevoerd.

In de VS is inmiddels een grootschalige verdichting van de suburbs op gang gekomen. Dit gebeurt door de gedeeltelijke sloop van de traditionele vrijstaande huizen ten behoeve van de bouw van kantoren en appartementen en ‘schone’ industrie maar ook de bouw van assessor dwellings, wooneenheden die vanaf de straat niet onmiddellijk opvallen, maar wel tot een substantiële verdichting leiden[8]. In hun beroemde boek Retrofitting Suburbia zien Ellen Dunham-Jones en June Williamson de renovatie van de suburbane gebieden in de VS als de grootste stedenbouwkundige opgave voor de eerste helft van de 21steeeuw. Ze bespreken 11 strategieën, die daarbij gehanteerd kunnen worden en die vrijwel alle leiden tot verdichting[9]. Een korte samenvatting van hun ideeën is te zien op de onderstaande TED-talk door Ellen Durham-Jones.

Concentratie van mensen en activiteiten verbetert de leefbaarheid van de bebouwde omgeving en trouwens ook de aantrekkelijkheid van de niet-bebouwde omgeving. Dit geldt voor alle steden en dorpen, ongeacht hun omvang. Hanteren van de principes van smart growth vergroot de baten van concentratie en verkleint de lasten ervan. Het gevolg daarvan is mede een verandering – deels vermindering – van de vraag naar vervoer. Verdichte kernen leiden tot meer interne verplaatsingen over kortere afstanden. Lopen en fietsen spelen daarbij de belangrijkste rol. Voor de langere afstanden is sprake van meer gebundelde vervoersstromen. Deze kunnen beter dan thans met openbaar vervoer worden bediend en – in de toekomst – ligt hier een rol voor autonome deelauto’s. Elders heb ik betoogd ons een groot verkeersinfarct te wachten staat als autonome auto’s het openbaar vervoer kannibaliseren[10].

Het bovenstaande draagt wellicht bij aan een zinvolle discussie over de bijdrage van autonome auto’s aan de leefbaarheid van de omgeving.

[1]Zie mijn recente blogpost over kansen en bedreigingen van autonome auto’s: https://wp.me/p32hqY-1Gv

[2]https://smartgrowth.org/what-is-smart-growth/

[3]https://medium.com/sidewalk-talk/the-first-principles-of-urbanism-part-i-18105c03cdcfen https://medium.com/sidewalk-talk/the-first-principles-of-urbanism-part-ii-53aec76799ff

[4]https://smartgrowth.org/why-cities-should-embrace-slow-mobility/

[5]Toronto breidt aantal appartementen voor gezinnen met kinderen in stedelijke gebieden uit. Deze zijn gesitueerd op de onderste lagen van hoogbouw en geven direct toegang tot speelgelegenheid in de buitenlucht: Tot nu toe waren appartementen in de centrale delen van de stad vooral bedoeld voor een- en tweepersoonshuishoudens. https://smartgrowth.org/quest-make-vertical-living-family-friendly/

[6]Zie het artikel over Quayside Toronto in mijn e-book ‘De smart city idee’, dat hier te loadloaden is: https://www.dropbox.com/s/k03uilw32un3mp0/2018%2008%2025%20De%20smart%20city%20idee.pdf

[7]Walter Christaller:Die zentralen Orte in Süddeutschland. 1933

[8]https://www.cnu.org/publicsquare/2018/08/30/gentle-density-making-neighborhoods-transit-ready

[9]http://buildabetterburb.org/11-urban-design-tactics-for-suburban-retrofitting/

[10]http://smartcityhub.com/mobility/autonomous-vehicles-heaven-nightmare/

 

Autonome auto’s zijn misschien toch niet de toekomst en e-steppen wel

De razendsnelle, onvoorziene, laat staan geplande groei van het aantal elektrische deel-steppen in de VS kan een bijdrage van onschatbare waarde aan mobiliteit blijken te zijn

Electric scooters invaded Santa Monica CA at August 7, 2018 - Photo Madeline Esking on Twitter
Santa Monica 7 augustus 2018 – Foto Madeline Esking op Twitter

In een vorig artikel Autonome voortuigen: Hemel of hel[1]schetste ik dat autonome auto’s kunnen leiden tot meer files, langere reistijd, achteruitgang van de gezondheid en verslechtering van het openbaar vervoer. Ik liet zien dat er ook een veel beter scenario mogelijk is. Mobiliteitsbeleid maakt daarbij het verschil.

Het lijkt erop dat de animo van investeerders om te investeren in autonome voertuigen enigszins taant en dat ze delen van hun investeringskapitaal naar andere mobiliteitsoplossingen verplaatsen. In minder dan een jaar zijn steden van de VS overspoeld door grote hoeveelheden elektrische deel-scooters. Deze hoeven niet opgehaald en teruggebracht te worden van en naar een ‘dock’. Ik spreek in het navolgende over elektrische deel-steppen. Hun populariteit is inmiddels veel groter dan die van deelfietsen, die wel aan een ‘dock’ gebonden zijn.

De revolutie op het gebied van micro-mobiliteit

Elektrische deel-steppen zijn over Amerikaanse steden uitgezwermd voordat stadsbesturen ook maar aan regulering hadden kunnen denken. De reacties van de burgers waren aanvankelijk gemengd. Omdat er geen ‘docks’ zijn, laten veel gebruikers hun step lukraak achter op het trottoir, tot woede van voetgangers en mensen in rolstoelen. In San Francisco resulteerde dit in een tijdelijk verbod. Verhuurders lijken hun leveren te hebben gebeterd en werken nu samen met autoriteiten aan het terugdringen van excessen. Een onderzoek door Populus (juni 2018) – een onderzoeksgroep gericht op gedeelde mobiliteit – beschrijft de komst van gedeelde elektrische deel-steppen als een revolutie op het gebied van micro-mobiliteit. Verwacht wordt dat het aantal steppen snel zal toenemen, vanwege hun populariteit bij veel burgers, rijk of arm, man of vrouw (zie grafiek)[2].Public perception e-scooters - chart by Populus

Op dit moment zijn elektrische deel-steppen uitgerold in 65 Amerikaanse steden en ze doen eveneens hun intrede in Europese steden, waaronder Parijs. In Nederland zijn ze verboden[3].

Hierna sta ik stil bij de logistiek achter elektrische deel-steppen, hun plaats in het verkeer en hun impact op transport in de toekomst[4].

Logistiek

Om van een step gebruik te kunnen maken, download je een app van een van de verhuurders, Bird, Lime, Scoot en dergelijke. Deze laat zien waar de dichtstbijzijnde step te vinden is.  Als dat is gelukt, voer je je creditcard in, scan je de streepjescode van de step om deze te ontgrendelen en rijden maar. Bij aankomst meld je je af met behulp van de app. Sinds kort vragen sommige verhuurders om een ​​foto te maken en te uploaden om te bewijzen dat je de step netjes achterlaat. Alle steppen hebben een gps-systeem en 4G, zodat hun bewegingen exact te traceren zijn.

De verhuurders zetten mobiele teams in om steppen, waarvan de actieradius 45 kilometer is,  te repareren en op te laden

De step in het verkeer

Op verzoek van de autoriteiten adviseren verhuurders hun klanten om het fietspad te gebruiken, maar daar zijn er niet veel van in Amerikaanse steden. Daarom rijden steps ook op de weg en op het trottoir. Dat laatste mag niet, maar er wordt zelden tegen ze opgetreden. Bestuurders lopen geregeld blauwe plekken en soms ook meer ernstige verwondingen op. Dat komt vooral omdat de meesten van hen onervaren zijn en een snelheid van 20 km per uur normaal is. Verhuurders adviseren om een ​​helm te dragen, wat vrijwel niemand doet.

los-angeles-1396606_960_720
Snelweg Los Angeles – Foto Pixabay (Creative Commons)

De ongelijke verdeling van de ruimte

In de meeste steden in de wereld, met name de VS, zijn auto’s (of hun chauffeurs) de absolute heersers over de beschikbare ruimte. Stadsbesturen zouden geen restrictief beleid moeten voeren en elektrische deel-steps naar de straat verbannen. In plaats daarvan zouden ze de ruimte moeten herverdelen op een manier die recht doet aan de veranderende mobiliteitsvoorkeuren van burgers en die tevens in lijn is met doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en leefbaarheid[5].

Impact op het milieu

Het is te vroeg om de milieu-impact van elektrische deel-steppen te beoordelen. Ook omdat de huidige omstandigheden voor gebruikers ervan allesbehalve optimaal zijn. Potentieel is hun impact aanzienlijk. Steppen worden doorgaans gebruikt voor ritten van maximaal 3,5 km. 40% van alle autoritten in de VS korter is eveneens korter dan 3,5 km. Daarom liggen er veel mogelijkheden om de auto te verruilen voor een step of een fiets. Deel-steps kunnen ook leiden tot meer gebruik van het openbaar vervoer, omdat ze een redelijk comfortabele oplossing bieden voor de eerste en de laatste kilometers. In dit opzicht hebben fietsen of zelfs niet-elektrische steppen in Nederland hun waarde al bewezen.

Regie is vereist

Gebruik van elektrische deel-steppen en fietsen zou een essentieel onderdeel van het mobiliteitsbeleid moeten zijn. In het bijzonder als preferent transportmiddel voor de eerste en de laatste kilometers in stedelijk en voorstedelijk gebied. Het preferentie transportmiddel voor woon-werkverkeer is dan openbaar vervoer, ervan uitgaande dat het veilig, frequent, betaalbaar en comfortabel is. In beide gevallen zijn autonome deelauto’s en minibussen aanvullend. Aan de andere kant zullen autonome auto’s domineren in minder bevolkte gebieden en op langere afstanden, waar treinen en snelle bussen aanvullend zullen zijn.

Lokale en nationale autoriteiten zullen het juiste gedrag moeten stimuleren met behulp van prijsbeleid en, zoals reeds vermeld, herverdeling van beschikbare ruimte. Er zijn veel voorbeelden – bijvoorbeeld Sevilla en Parijs – waar het verminderen van de ruimte voor auto’s onmiddellijk leidde tot een afname van het gebruik van hun gebruik.

Ondertussen in Nederland

In de korte video hieronder heeft een Nederlandse gebruiker van een elektrische step woorden tekort om zijn enthousiasme voor zijn – illegale – elektrische step te tonen.

Het zal niet lang duren voordat elektrische deel-steppen vertrouwd onderdeel worden van het straatbeeld in Nederland. Ze zijn nu nog verboden, maar hun introductie zal veel soepeler verlopen dan in de VS. In de eerste plaats vanwege het grote aantal fietspaden, al zijn deze inmiddels ook druk tijdens de spits. In de tweede plaats omdat het mobiliteitsbeleid minder gericht is op de auto dan in de VS. Maar ook in Nederland is herverdeling van de ruimte tussen gebruikersgroepen aan de orde. Amsterdam heeft bijvoorbeeld al de ruimte voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer in de centrale delen van de stad geprioriteerd. Het vervangen van het huidige autopark door autonome deelauto’s moet worden toegejuicht, met als voornaamste doel om het aantal auto’s en het gebruik ervan in stedelijke en voorstedelijke gebieden te verminderen. In dit beleid past de elektrische deel-step perfect.

[1]https://t.co/2pxIl4tago

[2]https://research.populus.ai/reports/Populus_MicroMobility_2018_Jul.pdf

[3]https://www.rtlnieuws.nl/editienl/artikel/4333721/elektrische-step-komt-er-aan-maar-mag-de-weg-niet-op-china-mag-alles-hier

[4]https://www.vox.com/2018/8/27/17676670/electric-scooter-rental-bird-lime-skip-spin-cities

[5]https://medium.com/s/story/the-future-of-mobility-belongs-to-people-not-self-driving-cars-625c05b29692

 

Autonome voertuigen: droom of nachtmerrie. Beleid maakt het verschil

Zonder gericht beleid kan de komst van autonome auto’s op een ramp voor het verkeer en de leefbaarheid uitlopen

 

Autonome auto
Autonome auto – Foto: Grendelkhan (Creative Commons)

De meeste burgers zijn zo gewend geraakt aan de alomtegenwoordigheid van auto’s dat zij zich nog maar amper bewust zijn van hun enorme impact. In de Verenigde Staten kost een auto ongeveer 20% van het gemiddelde gezinsinkomen. In 2017 kwamen in de VS 38.000 mensen in het verkeer om en 4,4 miljoen mensen raakten ernstig gewond. Zonder beleidsmatig ingrijpen zal het aantal gemotoriseerde voertuigen de komende 30 jaar wereldwijd exponentieel groeien en voor een ongekende verkeerschaos zorgen. Toch is elke auto afzonderlijk maar gedurende 4% van zijn levensduur actief.

Toen de eerste autonome auto’s opdoken, begon menigeen te geloven in een nieuwe stedelijke utopie. Zoals Dan Sperling schrijft: The dream scenario could bring huge public and private benefits, including more transportation choices, greater affordability and accessibility, and healthier, more livable cities, along with reduced greenhouse gas emissions. The nightmare scenario could bring more urban sprawl, energy use, greenhouse gas emissions, and unhealthy cities and individuals[1]. Of zoals Robin Chase, medeoprichter van Zipcar het verwoordt: Instead of improving our cities, autonomous cars have the potential to ruin them[2].

Het nachtmerriescenario

Laten we beginnen met het beleidsarme scenario. Veruit alle technologie bedrijven en autofabrikanten investeren miljarden in ontwikkeling en testen van autonome auto’s. Dit proces gaat veel sneller dan we ons kunnen voorstellen. Google’s autonome auto’s hebben alleen al meer dan 3 miljoen kilometer op de openbare weg gereden zonder enig letsel of erger te vooroorzaken. Het beleid van autofabrikanten is duidelijk: Ze willen dat we zoveel mogelijk particuliere zelfsturende en later autonome auto’s kopen, in plaats van gewend te raken aan gedeeld gebruik ervan. Bedrijven als Uber staan te trappelen om autonome auto’s in te zetten en alle bestuurders te ontslaan. De chauffeurs van de 3,5 miljoen vracht- en bestelwagens en de 665.000 buschauffeurs in de VS alleen al, wacht hetzelfde lot.

Uitkomsten van onderzoek

Zowel het nachtmerriescenario als het droomscenario zijn gebaseerd op verwachtingen en extrapolaties. Gelukkig komt er ook steeds meer wetenschappelijk onderzoek beschikbaar. Dit onderzoek is gebaseerd op projecties van feitelijk gedrag, enquêtes waarin burgers naar hun verwachting en voorkeur wordt gevraagd en modelbouw, waarmee uiteenlopende scenario’s kunnen worden gesimuleerd.

Lissabon

Een eerste van de hier te vermelden studies is van de OESO en is een simulatie op basis van vervoersgegevens uit Lissabon[3]. De onderzoekers wilden onder andere weten wat er zou gebeuren als alle auto’s die nu in de stad rondrijden worden vervangen door autonome deelauto’s, in combinatie met de bestaande metro. Onder de triviale veronderstelling dat geen enkele gebruiker van de metro zal overstappen naar een auto, leidt het onderzoek tot de uitkomst dat 90% van de auto’s die nu in Lissabon rondrijden kan verdwijnen. Zelfs tijdens piekuren zou slechts een derde (35%) van het huidige aantal automobielen op de weg zijn.

De korte video hieronder geeft een meer gedetailleerd overzicht van de resultaten van deze studie.

Deze resultaten zien er veelbelovend uit: Het droomscenario lijkt uit te komen. Het weglaten van het substitutie-effect tussen metro en autonome auto’s doet echter afbreuk aan de betrouwbaarheid van deze studie.

Boston

Een meerjarig onderzoek door de Boston Consultancy-groep, geïnitieerd door het World Economic Forum op basis van verkeersgegevens van Groot-Boston en enquêtes onder inwoners, resulteerde in minder optimistische resultaten[4].

  • 30% van alle verplaatsingen zal plaats vinden in autonome deelauto’s op afroep.
  • Bewoners van Boston hebben echter moeite met het delen van ritten. Het delen van een auto betekent daarom in de eerste plaats dat deze verschillende personen achter elkaar vervoert, wat voor 15% extra reistijd zorgt en minimaal voor een verdubbeling van het aantal benodigde auto’s.
  • Gebruik van particuliere auto’s en openbaar vervoer zal afnemen.
  • Het autogebruik zal met 16% toenemen, voornamelijk als gevolg van de vervanging van het openbaar vervoer voor korte ritten een autonome auto.
  • De vraag naar parkeerplaatsen in het stedelijke gebied zal aanzienlijk dalen.
  • De gemiddelde reistijd neemt af met 4%.

Het meest interessante resultaat is echter het voorkomen van aanzienlijke verschillen tussen de meer en minder verstedelijkte gebieden van Groot-Boston (zie onderstaande grafiek).

screenshot 3 23.23.43

In de minder verstedelijkte delen van Groot Boston zal het gebruik van autonome deelauto’s op afroep voornamelijk het gebruik van de eigen auto vervangen. Het openbaar vervoer zal licht groeien. In de meest verstedelijkte delen zal mobiliteit op afroep deels de eigen auto en het openbaar vervoer vervangen. Hier zal de gemiddelde reistijd toenemen met 5,5% met als gevolg toenemende congestie.

Beleidsmatig gezien is gelet op de uitkomsten van deze studie de beste manier om congestie in stedelijke gebieden tegen te gaan het delen van ritten[5]– zelfs met particuliere auto’s – openbaar vervoer, lopen en fietsen[6].

Autonome minibus
Autonome minibus: Foto Kristain Baty (Creative Commons)

Bouwstenen voor het droomscenario

Omdat de transportrevolutie nog maar aan het begin staat, is er nog ruimte voor beleid om haar koers te beïnvloeden. Zonder zo’n beleid zal er sprake zijn van toenemende congestie in de meest verstedelijkte gebieden en aanzienlijke achteruitgang van het openbaar vervoer. De ruimte voor voetgangers en fietsers zal sterk onder druk staan met als gevolg verdere achteruitgang van de leefbaarheid.

Beleid maakt dus het verschil tussen het droom- en nachtmerriescenario. In het navolgende worden de bouwsteden voor zo’n beleid verder uitgewerkt[7].

 

  1. Het belangrijkste is om te beginnen met de formulering van een zienswijze op de leefbaarheid van de stad. De overgang van particuliere auto’s naar autonome deel-auto’s opent de weg naar beëindiging van de hegemonie van de auto en de mogelijkheid om leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad in het middelpunt te plaatsen.
  2. Uitgaande van dit algemene beeld, moet het transportsysteem als een geheel worden beschouwd. Daarin moeten samenhangende keuzen worden gemaakt over de verhouding tussen openbaar vervoer en autonome auto’s, autonome versus particuliere auto’s, autonome voertuigen voor een dan wel voor meer passagiers, transport van goederen versus vervoer van personen en gemotoriseerd verkeer versus voetgangers en fietsers.
  3. In essentie is een transportsysteem op basis van autonome voertuigen niet compatibel met dat voor particuliere voertuigen. Op enig moment moet daarom het besturen van een auto verboden worden. Dit zal een significante bijdrage zijn aan de veiligheid van het totale verkeer.
  4. In de binnenstad beschikken voetgangers en fietsers over het grootste deel van het niet-bebouwde oppervlak, aangevuld voor stroken voor autonome auto’s, inclusief drop-off en pick-up zones. Langzaam rijdende autonome voertuigen mogen in bijzondere gevallen de ruimte voor voetgangers en fietsers gebruiken. Hiermee wordt de toegankelijkheid van sommige voorzieningen, bijvoorbeeld voor hotelgasten en mensen met een beperking verzekerd, wat essentieel is voor de leefbaarheid.
  5. In de meest verstedelijkte gebieden moet prijsbeleid het gebruik van autonome auto’s voor het afleggen van korte afstanden beperken ten gunste van voetgangers en fietsers (bij voorkeur tevens deelfietsen). Buiten de kernen zullen autonome minibussen met dynamische routingsystemen zorgen voor een snelle verbinding met metro- bus- en treinstations. Autonome deelauto’s kunnen passagiers thuis ophalen en naar elke gewenste bestemming brengen.
  6. Het prijsbeleid met betrekking tot autonome (deel)auto’s is altijd gebaseerd op de bezettingsgraad, waarbij het gebruik van het openbaar vervoer en ook het reizen buiten de spits ook prijstechnisch wordt gestimuleerd.
  7. Het aanpassen van tarieven aan de bezettingsgraad en de duur van de rit zijn het belangrijkste instrument voor de overheid om het aantal autonome voertuigen beheersbaar te houden.
  8. Met name in stedelijke gebieden en tussen stedelijke en voorstedelijke gebieden zal het openbaar vervoer onmisbaarder zijn dan ooit. In gebieden met lage dichtheid kunnen autonome voertuigen op afroep zorgen voor al het noodzakelijke transport.

Autonome deelauto’s maken de grootste verandering in het stedelijk leven mogelijk sinds de introductie van de auto. Overheden op lokaal en nationaal niveau moeten zorgen voor regelgeving die de weg naar het droomscenario opent en die naar het nachtmerriescenario afsluit.

[1]Dan Sperling in zijn boek: Three Revolutions: Steering Automated, Shared, and Electric Vehicles to a Better Future.Island press 2018 https://islandpress.org/book/three-revolutions.

[2]https://www.wired.com/2016/08/self-driving-cars-will-improve-our-cities-if-they-dont-ruin-them/

[3]http://oecdinsights.org/2015/05/13/the-sharing-economy-how-shared-self-driving-cars-could-change-city-traffic/

[4]http://www3.weforum.org/docs/WEF_Reshaping_Urban_Mobility_with_Autonomous_Vehicles_2018.pdf

[5]https://medium.com/s/story/the-future-of-mobility-belongs-to-people-not-self-driving-cars-625c05b29692

[6]https://medium.com/@johnzimmer/the-end-of-traffic-6d255c03207d

[7] Twee inspirerende bronnen: In de eerste plaats het al genoemde boek van Dan Sperling book: Three Revolutions: Steering Automated, Shared, and Electric Vehicles to a Better Future. In de tweede plaats:  Autonomous Vehicles and Cities: Expectations, Uncertainties, and Policy Choices, by Rohit Aggerwala in: Digital Decarbonization: Promoting Digital Innovations to Advance Clean Energy Systems, Maurice R. Greenberg Center for Geoeconomic Studies, Edited by Varun Sivaram, June 2018. Dit boek kan hier gratis worden gedownload:  https://cfrd8-files.cfr.org/sites/default/files/report_pdf/Essay%20Collection_Sivaram_Digital%20Decarbonization_FINAL_with%20cover_0.pdf