De armoede van de kamergeleerde

In zijn recente boek – ‘Engaged Scholarship’ – wijst Andrew van de Ven ( afkomstig uit ‘ons’ Schijndel)  op de noodzaak dat wetenschappers een aanzienlijk deel van hun tijd doorbrengen buiten de ivoren toren van de universiteit.

Bericht vanuit de Ivoren Toren
Bericht vanuit de Ivoren Toren

De samenleving is terecht kritisch over wat zij terugkrijgt voor de miljarden belastinggeld voor ‘ongebonden’ wetenschappelijk onderzoek.  Vrijwel niemand – afgezien van universitaire bestuurders – gelooft nog dat de resultaten van fundamenteel onderzoek via ‘toegepast’ onderzoek vanzelf naar de praktijk doorsijpelen. De wenselijkheid van meer betrokkenheid van ‘stakeholders’ bij wetenschappelijk onderzoek ligt dus voor de hand.

Prof. Van de Ven wijst er bovendien op dat meer maatschappelijk engagement ook invloed heeft op de status van de wetenschappers zelf. Veel wetenschappers beschouwen hun taak volbracht zodra een wetenschappelijk tijdschrift een artikel van hun hand accepteert. Behalve het feit dat dit steeds lastiger wordt, is ook de kans dat iemand dit artikel leest – laat staan – citeert klein. Een wetenschappelijke publicatie in de VS wordt gemiddeld minder dan één maal geciteerd. De kans om gehoord te worden – ook binnen de academische gemeenschap – neemt echter toe naarmate een wetenschapper meer publieke bekendheid heeft.

De betrekkelijk geringe impact van wetenschap op het doen en laten van ondernemers, docenten, bestuurders, planologen en andere beroepsgroepen komt deels voort uit communicatiebarrières. Maar de belangrijkste reden ligt volgens Van de Ven in het feit dat de thematiek van veel wetenschappelijk onderzoek nauwelijks aansluit bij vragen waarop deze beroepsgroepen een antwoord willen hebben. Zo hebben bijvoorbeeld veel bedrijfskundigen weinig kennis uit de eerste hand van wat in de bedrijven omgaat. Hun hoofden zitten daarentegen boordenvol theorieën over processen in bedrijven, waarover ze in allerlei wetenschappelijke publicaties hebben gelezen. Ze zijn in de eerste plaats geïnteresseerd in het doen van uitspraken over de geldigheid van deze theorieën. Hiervoor hoeven ze hun studeerkamer nauwelijks te verlaten. Ze regelen wat interviews of – liever nog – ze versturen via internet een reeks enquêtes[1]. Ik ben als leidinggevende ik geregeld doelwit geweest van dit soort onderzoek en ik heb al heel wat plaatsvervangende schaamte gevoeld bij de vragen die werden gesteld.

Er is niets mis met onderzoek dat streeft naar toetsing van theorieën. Het is dan wel zaak dat de onderzoeksvragen voortvloeien uit een leerproces dat wetenschappers en mensen uit de praktijk samen doorlopen.  ‘Betrokken wetenschappers’ besteden een substantieel deel van hun tijd aan observaties, interacties en conversaties met mensen in bedrijven, scholen, buurten of waar dan ook.

Van de Ven: Engaged Scholarship: aanbevolen!
Van de Ven: Engaged Scholarship: aanbevolen!

Een aantal ‘practitioners’ heeft na vele jaren praktijkervaring, behoefte aan reflectie en zij zoeken deze in een wetenschappelijke promotie. De huiver vanuit de universitaire wereld tegenover deze personen is volstrekt onterecht. Het wegwerken van hun deficiënties op inhoudelijk en methodisch gebied is veel makkelijker dan een kamergeleerde wegwijs te maken in wat er in de samenleving omgaat. Deze ‘buitenpromovendi’ – het woord zegt al genoeg – moesten tot nu toe een eenzame en lange weg bewandelen. En dan nog was er nauwelijks plaats voor hun belangrijkste ‘asset’, namelijk kennis van de praktijk.  Dit ligt andere in het PhD-programma van de Open Universiteit dat inmiddels al 100 deelnemers (‘scientist-practitioners’) uit 16 landen telt. Dit programma streeft op zorgvuldige manier naar samengaan van theorie en praktijk en van ‘rigor’ en ‘relevance’.

Het zou de waarde van het wetenschappelijk onderzoek ten goede komen als alle kamergeleerden – laten we zeggen, onderzoekers die meer dan 75% van hun onderzoekstijd binnen de universiteit doorbrengen –  zich van hun beperking bewust worden en leren hoe ze ‘stakeholders’ systematisch bij het onderzoek kunnen betrekken.

 

[1] Ik heb dit thema uitgewerkt in een eerdere ‘post’, getiteld: Over verhalenvertellers, wetenschappers en de babbelbox http://wp.me/p32h