Lang niet alle kinderen zijn hetzelfde, maar buiten spelen willen ze (bijna) allemaal

Hoe gaat het met spelen op straat door kinderen? In deze post lees je er het een en ander over.

Kinderspel legt in hoge mate de omgangsvormen vast, of beter, door te spelen leer je omgaan met elkaar. Hele jonge kinderen spelen vaak alleen of met een vriendje of vriendinnetje vlak bij huis. Het kan knikkeren zijn of stoepkrijten. Naarmate ze ouder zijn gaan ze ook met andere kinderen spelen. De actieradius neemt geleidelijk toe van de eigen straat naar de omliggende straten en pleintjes voor zover ouders dat toestaan (en anders vaak ook). Favoriet zijn verstoppertje, wat rondfietsen en een partijtje voetbal als de ruimte het enigszins toelaat. 

Soms doen tieners volop mee, soms trekken deze zich met leeftijdgenoten terug op plekken die zich daarvoor lenen en waar meer jongeren samenkomen.

Rond de leeftijd van negen à tien doen jongens het liefst regelspelen, waarbij een groot deel van de tijd vaak zit in het bediscussiëren, aanvechten en vaststellen van spelregels.  Meisjes zijn wat meer op zoek naar avontuur en zijn gecharmeerd van klimmen, schommelen en spannende glijbanen. Hun spel gaat snel over in lekker kletsen, in eerste instantie nog liefst onder mekaar. Zelf geven ze aan geen eigen voorzieningen te willen – ze vinden zich even stoer als jongens – als er maar voldoende plekken zijn want ze voelen zich soms wel door ‘grote’ jongens uitgesloten.  Ze gaan ook minder snel naar plekken die ze niet kennen of het moet met een groep vriendinnen zijn.

Bij tieners gaan spel, kletsen en chillen makkelijk in elkaar over. Ze kruipen bijvoorbeeld nog graag op een (schotel)schommel. Ouderen hebben het dan vaak over ‘rondhangen’, maar jongeren zelf over socializen of chillen. Naarmate er meer plekken zijn die zich daarvoor lenen – een fantasievol ontworpen zitkuil in plaats van een gore keet – slaat de verveling minder snel toe en daalt de kans op overlast. Voorzieningen speciaal voor tieners kunnen het beste wat afgelegen zijn gesitueerd, maar niet geïsoleerd. In wezen willen ze er gewoon bij horen. 

Hoe ontwikkelt zich het buiten spelen. 

De Stichting Kind & Samenleving heeft in 2018 spelende kinderen geobserveerd en geteld in zeven verschillende woonwijken en vergelijkt het resultaat met eerder onderzoek uit 2008 in dezelfde wijken[1]. De conclusie is dat buitenspelen sinds dat jaar met 37% is gedaald. Oorzaken: verkeer, groeiend angstgevoel bij ouders, meer conflicten tussen kinderen onderling en schermtijd.

Grote speelpleinen met uiteenlopende mogelijkheden voor sport en spel doorbreken deze trend. Bovendien is hier doorgaans ook een groep ouders aanwezig. Gemiddeld 60% van alle spelende kinderen in de buurt was hier tijdens het onderzoek te vinden. Speelpleinen zijn aantrekkelijk door hun gevarieerd aanbod en omdat kinderen er altijd wel vriendjes tegenkomen of maken. Voorwaarde is wel dat deze terreinen langs veilige wegen bereikbaar zijn. Een aantal Nederlandse steden creëert als onderdeel van stadsvernieuwing zogenaamde kindlinten.  Dat zijn autoluwe routes waarover kinderen zich veilig kunnen bewegen van huis naar school, bibliotheek en speelplein, Het kindlint is hier en daar voorzien van speeltoestellen, kinderkunst en andere objecten. De foto’s hierboven tonen het Amsterdamse Spaarndammerplein, dat in 2009 is ingericht als speelplein voor oudere en jongere kinderen en ook bereikbaar is via een kindlint (foto rechtsonder).

Maar wat kinderen écht het liefst hebben als ze mochten kiezen?

Uit onderzoek[2] bleek dat dit sterk overeen kwam met wat Astrid Lindgren beschrijft in De kinderen van Bolderburen. Dit ‘ideale’ Zweedse dorp biedt volop mogelijkheden om te spelen en van alles te beleven, er zijn genoeg kinderen en deze mogen gaan en staan waar ze willen. Speeltoestellen zijn niet nodig.

Stedenbouwkundige moeten dus naar mogelijkheden zoeken om in veel dichtere bebouwing dan Bolderburen een vergelijkbare veilige actieradius en een minstens even groot aantal belevings- en speelmogelijkheden te creëren. Zoals uit de vorige blogposts bleek zal dat niet meevallen.

Dit was de laatste post in de reeks Leefbaar wonen.  Ik hoop dat het lezen van deze korte stukjes je beviel en dat het je heeft gestimuleerd het e-boek Leefbaar wonen (gratis) te downloaden. Dat kun je hier doen. 

Volgende week begint een nieuwe reeks korte posts rond het thema Leven mét de natuur (en niet ván de natuur). Dat valt niet altijd mee, want de natuur is nogal verminkt. Dus leven mét de natuur bestaat deels uit herstel ervan. Ook deze reeks is gebaseerd op een e-boel dat je kunt downloaden.


[1] Johan Meire, Sabine Miedema en Marlies Miedema: Het grote buitenspeelonderzoek. Buiten spelen in de buurt geobserveerd. Kind en samenleving, Mechelen 2020.

[2] Kyttä, Marketta. 2004. The extent of children’s independent mobility and the number of actualized affordances as criteria for child-friendly environments.  Journal of Environmental Psychology 24, 179-198.