
De foto hierboven is een treffend beeld van de kansongelijkheid tussen inwoners van Sao Paulo. Het welvarende district Morumbi aan de linkerkant en de Paraisópolic favela aan de rechterkant.
De verschillen gaan veel verder dan wat zichtbaar is.
Denk aan de banen, het inkomen en het zelfvertrouwen van volwassenen en de mogelijkheid voor kinderen om een opleiding te volgen en een fatsoenlijk leven op te bouwen.
Ik laat hieronder in de eerste plaats de groeiende ongelijkheid op mondiaal en nationaal niveau zien. Daarna komen aan de orde de ongelijke kansen in steden met betrekking tot inkomen en huisvesting en de gevolgen daarvan. Ik zoom daarbij in op Nederland. Ten slotte komen oplossingen aan bod en dan wordt duidelijk waarom de verdeling van kapitaalmiddelen tussen de private en de publieke sector wezenlijk verkeerd is.

De eerlijke stad maakt deel uit van een reeks essays over hoe steden humaner kunnen worden. Dat betekent het vinden van een evenwicht tussen duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en kwaliteit van leven. Dit vereist vergaande keuzes. Zodra deze keuzes zijn gemaakt, is het vanzelfsprekend dat we slimme technologieën gebruiken om deze doelen te bereiken. De onderstaande artikelen zijn al gepubliceerd:
- Inleiding: Steden in de toekomst: Vanzelfsprekend smart. Humaan als keuze
- De gezonde stad
- De veerkrachtige stad
- De klimaat-neutrale stad
- De veilige stad
- De goed-bestuurde stad
- De donut stad
- De kringloop stad
- De digitaal rechtvaardige stad
- De goed gevoede stad
- De stad van makers
Rijkdom en armoede op wereldniveau
Vanaf het begin van de industriële revolutie tot op heden is de rijkdom van de nationale staten toegenomen en tegelijkertijd erg ongelijk verdeeld. Dit geldt voor de laatste decennia – het tijdperk van globalisering – in het bijzonder.
De vraag is wie de winnaars en de verliezers zijn.
Het eerste uitgebreide antwoord kwam in 2013 van de Servisch-Amerikaanse econoom Branco Milanovic en zijn collega Christoph Lakner, toen ze de beroemde olifantscurve presenteerden. Ze vergeleken de procentuele verschillen in reëel inkomen (gecorrigeerd voor inflatie) in 1988 en 2008 tussen de armste 10% en de rijkste 10% van de wereldbevolking en alle andere decielen daartussenin. De berekeningen waren gebaseerd op gegevens van de Wereldbank.
De onderstaande grafiek geeft de resultaten weer.
Deze grafiek wordt olifantscurve genoemd vanwege de opvallende gelijkenis met de rug van een olifant.
De grafiek heeft de nodige aandacht getrokken: Ik sta op het punt een olifant de zaal in te brengen. Een wilde, boze en gevaarlijke olifant zei Lilianne Ploumen, de toenmalige Nederlandse minister van handel, terwijl ze deze afbeelding aan haar publiek presenteerde.

Uit de grafiek blijkt dat de huishoudens tussen het 85ste en 95ste percentiel van de inkomensverdeling in 2008 nauwelijks beter af zijn dan 20 jaar eerder. Deze dramatische dip in de grafiek werd gebruikt ter verklaring van de aantrekkingskracht van Donald Trump, Brexit en herlevend nationalisme en populistische bewegingen. In deze overhaaste conclusie werd echter over het hoofd gezien dat de huishoudens per deciel niet noodzakelijkerwijs dezelfde waren in 1988 en 2008, dit vanwege verschillen in de groei van de bevolking en van het inkomen in verschillende delen van de wereld.
Milanovic en Lakner waren zich hiervan bewust en ze hadden daarom al een alternatieve grafiek gemaakt waarin de personen in elk deciel wel dezelfde zijn (zie boven). Deze grafiek lijkt nog steeds op een olifant, maar het lot van de lagere middenklasse in de VS en Europa ziet er minder dramatisch, zij het nog allesbehalve florissant uit.
De data voor de Milanovic en Lakner-grafiek gaan tot 2008. Een team van economen – onder leiding van Facundo Alvaredo, Lucas Chancel en het beroemde onderzoeksteam voor ongelijkheid Thomas Piketty, Emmanuel Saez en Gabriel Zucman – heeft onlangs het World Inequality Report 2018 onthuld dat gegevens bevat tot 2016. Ze repliceerden de olifantscurve, uitgaande van de voorgenoemde alternatieve berekening.

Of de olifant nog steeds herkenbaar is, maakt niet zoveel uit. De slurf reikt veel hoger en de kop is veel kleiner, wat op een nog hogere inkomensgroei voor de rijken op aarde wijst. Arme inwoners in ontwikkelingslanden gaan er ook in deze berekening op vooruit, maar minder in vergelijking met top 1%, 0,1,% 0,01% en 0,001%. Van 1980 tot 2016 realiseerde zij die behoren tot de top 1% gemiddeld meer dan twee keer zoveel groei van hun inkomen als de onderste 50%.
Vanwaar deze verschillen tussen de berekeningen van Milanovic en Lakner en die van het World Inequality Report 2018? Het World Inequality Report 2018 nog meer gegevens beschikbaar dan Milanovc en Lakner, onder andere afkomstig van de inkomstenbelasting.
De belangrijkste reden is dat de rijken in 2016 een mogelijke daling van hun inkomensgroei tijdens de crisis meer dan goed hebben gemaakt.
Tegelijkertijd laten de gegevens ook zien dat extreme armoede (leven van minder dan $ 1,90 per persoon per dag) vrijwel overal ter wereld is afgenomen, dat de inkomensgroei in de opkomende landen aanzienlijk is geweest en dat de meeste inwoners van de VS en Europa tussen 1980 – 2016 slechts een bescheiden inkomensgroei hebben gekend.
Tot nu toe laten de grafieken relatieve groei zien. Maar hoe zit het met de absolute groei van individuele inkomens (dus niet inkomens per huishouden)? De onderstaande tabel laat dit zien voor de periode 1980 en 2016 (gecorrigeerd voor inflatie).

De armste 20% van de bevolking ging er gedurende de periode 1980 – 2016 in totaal 82% op vooruit. Dat betekent dat mensen die in 1980 $2,40 verdienden, hun inkomen in 36 jaar zagen groeien tot $ 4,36 per dag, wat betekent dat 5 cent per dag per jaar.
Voor de minstverdienende 60% van de mensheid geldt dat het jaarlijkse inkomen per persoon over de gehele periode van 36 jaar steeg met ongeveer $1200. Degenen in het 85-95e percentiel (de verliezers in de olifantencurve) zagen hun inkomen stijgen met een factor vier ten opzichte van de armste 60% Voor de rijkste 1% was dit een factor 100.

Door de toename van het inkomen grafisch weer te geven, verdwijnt de olifant en wordt deze vervangen door een onheilspellende zeis, die symboliseert hoe de rijken de overvloed van de wereld voor zichzelf oogsten.
Verschillen in inkomen op nationaal niveau
Hieronder verdiep ik me in de oorzaken van de extreme toename van de welvaart van de hoogste percentielen in de westerse wereld en in het bijzonder in de VS.
Multinationale bedrijven hebben wereldwijd vanaf 1980 goud verdiend. In 2019 was de totale winst van de 100 qua omzet grootste bedrijven ter wereld samen $15.000 miljard. Ter vergelijking, in dat jaar was het bruto nationaal product van alle landen ter wereld samen ruim $ 87.000 en de totale overheidsuitgaven $ 23.000 miljard. Zie hieronder voor meer details, zij het over het jaar 2013.

De enorme toename van de winst is een direct gevolg van de globalisering:
Groeiende handel mogelijk gemaakt door wereldwijde concurrentie, automatisering, offshoring en lage grondstofkosten, hoge verdiensten en slechts geringe groei van de lonen.
Een deel van de enorme winsten was investeringskapitaal; het andere deel ging naar aandeelhouders en ceos als onderdeel van hun totale inkomen. Het gaat daarbij om ongeveer 40% van de zeer rijken die we tegenkwamen het hoogste percentiel. De anderen zijn advocaten, consultants, en financiële adviseurs, meestal ook werkzaam voor grote internationale bedrijven.
Disney: niet leuk voor iedereen
Binnen bedrijven verschilt het aandeel van werknemers in de inkomsten enorm. Robert Iger, tot voor kort ceo van het Walt Disney-concern had een jaarinkomen van $75 miljoen. Dat is 1025 keer meer dan een gemiddelde werknemer van dat bedrijf. Als hij zijn salaris verlaagde naar 10$ (nog steeds te veel), dan zou elke werknemer van het bedrijf er gemiddeld 15% in salaris op vooruitgaan.
Volgens Paul Oyer, hoogleraar aan Stanford Graduate School of Business, zijn de afgelopen 50 jaar rampzalig geweest voor mensen met een lager inkomen. Gecorrigeerd voor inflatie is het gemiddelde inkomen van een werknemer die geen hogere opleiding heeft gevolgd nu lager dan 50 jaar geleden. Dat is ongehoord. Maar niet alleen mensen met weinig opleiding ondervinden problemen. Gezinnen met twee werkende partners uit de midden- en hogere klasse (tot een gezinsinkomen van $ 100.000) zijn er wel op vooruit gegaan, maar moeten ook kritisch op hun uitgaven letten, met name vanwege extreem hoge huren in grote steden.
Amerikaanse bedrijven zijn er onlangs toe verplicht om gegevens over de verhouding van het inkomen van de ceo tot dat van de gemiddelde werknemer openbaar te maken. Uit deze gegevens blijkt dat Disney Company geen uitzondering is, integendeel. Enkele voorbeelden: auto-onderdelenmaker Aptiv (verhouding beloning ceo-werknemer: 2.526 – 1), uitzendbureau Manpower (2.483 – 1), eigenaar van pretparken Six Flags (1.920 – 1), ceo Del Monte (1.465 – 1), en kledingfabrikant VF (1,353 – 1). Democraten en zelfs enkele republikeinen proberen deze extremen een halt toe te roepen, tot nu toe tevergeefs.
Een goed gedocumenteerd rapport van het Economic Policy Institute, gepubliceerd op 14 augustus 2019 onthult dat de beloning van ceos in de VS in 2018 (350 grootste bedrijven) gemiddeld $ 17,2 miljoen bedroeg (inclusief $ 7,5 miljoen aan gerealiseerde aandelenopties), met een ratio van ceo-werknemer ratio van 278 – 1. Dit bedrag is 9,2% meer dan in 2017 en 52,6% meer dan in 2009. Een gemiddelde werknemer verdiende in 2018 slechts 5,3% meer dan in 2009.
In ‘betere tijden’ – in 2000 – bedroeg de gemiddelde ceo-beloning $21,5 miljoen (in 2018 dollar), hetgeen een ceo-werknemer ratio van 386 – 1 weerspiegelt.
De meest deprimerende data-visualisering ter wereld
Printing Money is het resultaat van twee weken werk van Neal Agarwal, een kunstenaar op het gebied van data-visualisering. Het stelt de uitbetaling van salarissen voor als een drukpers, die dollarbiljetten over de pagina uitstrooit in het tempo waarin ze worden verdiend door iemand met een minimumloon, een Amerikaanse leraar, een softwarespecialist, een gemiddelde ceo en … U, lezer. Daarna stromen de financiële resultaten van een aantal bedrijven over het scherm maar ook de aanwas van het financieringstekort van de VS.
Nieuwgierig? Klik op deze link (vergeet niet te scrollen). Met dank aan Fast Company
Over een langere periode gezien, is de ceo-compensatie drastisch toegenomen. In 2018 was zij gemiddeld 940,3% hoger dan in 1978. In diezelfde periode steeg het gemiddelde salaris van werknemers 11,9%. De ceo-werknemer ratio in 1978 was ‘nog maar’ 30 – 1; in 1965 ‘slechts’ 20 – 1 . In 2018 dus 278 -1.
De beloning van ceos is 4 tot 5 keer hoger dan de die van rest van het hogere management, dat overigens 40% van de 1% hoogst verdieners in de VS vertegenwoordigt. Ze hoeven niet ongerust te zijn, hun inkomsten stegen tussen 1978 en 2017 met 339,2%.
Maar dit zijn gemiddelden. Hier zijn enkele concrete voorbeelden (2018). Jeff Bezos (Amazon) inkomen: onbekend; persoonlijk vermogen $ 114 miljard. Larry Page (Google): inkomen $ 1 (sic); persoonlijk vermogen $ 31 miljard. Tim Cook (Apple): inkomen $ 136 miljoen, persoonlijk vermogen: $ 800 miljoen. Jamie Dimon (JPMorgan Chase): inkomen $ 31 miljoen, persoonlijk vermogen: onbekend.
In vergelijking met de VS is de ceo-compensatie in Nederland ‘bescheiden’, ook gezien het progressieve belastingstelsel. In 2018 stond Nancy McKinstry, ceo van uitgeverij Wolters-Kluwer, bovenaan de lijst met een inkomen van € 14,5 miljoen, waarover zij – naar eigen zeggen – 50% belasting betaalde.
In plaats van in te gaan op de negatieve impact van de extreem hoge ceo-beloning op betrokkenheid en prestaties van werknemers in het algemeen, zal ik de impact op de samenleving als geheel bespreken.
Een nieuwe klassenoorlog?
De ‘officiële’ rechtvaardiging van de extreme compensatie van ceos is hun vermeende marktwaarde. Volgens een rapport in 2013 van het Institute for Policy Studies genaamd Bailed Out, Boosted and Busted, faalde 38% van de 25 bestbetaalde ceo’s gemeten over een periode van 25 jaar . Desondanks kwamen zij daarna gemakkelijk opnieuw aan de slag in andere bedrijven. Bijna alle bankiers, die verantwoordelijk zijn voor de financiële crisis, hebben hun functie behouden.
Bovendien bestaat er geen markt voor ceos.
De meesten zijn lid van ‘old boys networks’, waarvan de leden elkaar posities bij de overheid, lidmaatschappen van invloedrijke adviescommissies en goedbetaalde banen toeschuiven. Tot grote ergernis van de ‘oude’ elite, zijn de hoogste rangen van de meest succesvolle bedrijven vandaag de dag gevuld met buitenstaanders, vaak studenten die extreem succesvolle startups hebben opgericht: Apple, Google, Amazon, Facebook, Airb&b, Spotify en dergelijke.
In de tweede helft van de 20ste eeuw verloor het begrip klassenstrijd voor menigeen zijn betekenis, ook bij progressieven.
Veel landen in de westerse wereld ontwikkelden zich tot een verzorgingsstaat, met een zekere vorm van gelijkheid, materieel welzijn voor velen, een libertijnse cultuur, democratie, vrijheid van meningsuiting, informeel overleg tussen werkgevers en werknemers (‘polderen’), internationale samenwerking en versoepeling van de koude oorlog.
Aanvankelijk leek globalisering in deze ontwikkeling te passen: één wereld die verschillende culturen en naties met elkaar verbindt en student-uitwisseling die internationale contacten bevorderde. De ware identiteit van de globalisering bleek echter snel, in de vorm van groeiende dominantie van multinationale bedrijven. Zoals eerder vermeld, waren deze bedrijven uiterst succesvol, wat tot uiting kwam in hun inkomsten en winst.
Er zijn al veel boeken geschreven over de effecten van globalisering, maar een diepgaande analyse van het effect voor de samenleving heeft op zich laten wachten. In een fascinerend boek De nieuwe klassenstrijd onderzoekt Michael Lind onder andere de bijdrage van twee grondleggers van dit begrip. Het betreft zienswijze van James Burnham op de managementrevolutie en het begrip technostructuur van John Kenneth Galbraith. In dit korte interview zet Michael Lind zijn visie op de nieuwe klassenstrijd uiteen en gaat hij tevens in op de vraag hoe de samenleving deze te boven kan komen.
Burnham en Galbraith verwijzen beide naar een nieuw type samenleving, geregeerd door degenen die de productiemiddelen beheersen: Leiders van bedrijven, technici, bureaucraten, politici en academici. We zijn al heel hard op weg daarheen. De managementrevolutie komt in de plaats van het oude ondernemerskapitalisme en het ‘oude’ publieke management. De nieuwe door managers bestuurde samenlevingen zullen de kleine, onafhankelijke staten uithollen en deze worden gegroepeerd rond de belangrijkste industriële centra in Europa, Azië en Amerika, die wedijveren om de dominantie van de rest van de wereld. Intern is elke samenleving hiërarchisch, met een elite van talent, kapitaal en invloed bovenaan de arbeidsongeschikten onderaan. Bestuurlijke elites dragen politieke en economische macht over aan uitvoerende agentschappen, transnationale bureaucratieën en verdragsorganisaties. Hun ‘technostructuur’ omvat kapitaalintensieve, op wetenschap gebaseerde, hightechindustrieën alsmede zakelijke en financiële dienstverlening waarop deze vertrouwen. Toenemend schaalvoordeel leidt ertoe dat deze industrieën groeien, resulterend in oligopolie of monopolies, die de markt vervangen door met kunstmatige intelligentie geleide besluitvorming met steun van nationale regeringen. De onderkant van de hiërarchie is echter doende om hiertegen in opstand te komen. Michael Lind zegt hierover:
Derided and disempowered, large elements of the native working classes in Western democracies have turned to charismatic tribunes of anti-system populism in electoral rebellions against the selfishness and arrogance of managerial elites.
Het paradoxale is dat de verliezers van de globalisering uitgerekend mensen als Trump, een vertegenwoordiger bij uitstek van deze elite, kiezen om hun positie te verbeteren.
De Edelman vertrouwensbarometer
De Edelman vertrouwensbarometer is een instrument dat wereldwijd wordt gebruikt om het vertrouwen te meten in instellingen zoals het bedrijfsleven, de overheid, de wetenschap en de media. Ondervraagde personen kunnen daarbij een onderscheid maken tussen vertrouwen op basis van competentie dan wel ethisch handelen. Ook wordt gevraagd hoe zij denken over hedendaagse kwesties, zoals ongelijkheid, klimaat, werk en migratie. Er wordt een verschil gemaakt tussen het ‘geïnformeerde publiek (inclusief de eerdergenoemde ‘elite’) en ‘de massapopulatie’. Bekijk een korte samenvatting van de Edelman Trust Barometer 2020 door Richard Edelman zelf.
Edelman: A large majority of the masses in most parts of the world do not believe that they will be better off in five years, and 56 percent believe that capitalism in its current form now does more harm than good in the world. Fears stifle hope and long-standing assumptions about hard work that lead to upward mobility are now invalid.
De versie van 2020 toont het pessimisme van de ‘massa’ met betrekking tot de samenleving, baanzekerheid, gezondheidszorg en ongelijkheid. Dit in tegenstelling tot ‘de elite’ die veel optimistischer is. Geen enkele instelling wordt vertrouwd; de overheid het minst, het bedrijfsleven nog het meest, vooral omdat het als competenter wordt beschouwd; ethisch gezien overheerst ook hier het wantrouwen
Degenen die het meeste vertrouwen uitspreken zijn de Chinezen; het minste vertrouwen is in Rusland.

Volgens het rapport zal in de toekomst de strijd om vertrouwen worden gevoerd op het gebied van ethisch gedrag.
Dit geeft een aanwijzing voor wat bedrijven en de overheid moeten doen: Respondenten verwachten dat bedrijven zich richten op het betalen van eerlijke lonen en het bieden omscholingsmogelijkheden in samenhang robotisering. Voor de overheid omvatten de acties verminderen van partijpolitiek, aanpakken van problemen op buurtniveau en samenwerken met bedrijven en NGO’s.
Als bedrijven en overheid goede luisteraars zijn, is de strijd in de nieuwe klasse minder onoverbrugbaar als het lijkt. Hoe dan ook, voor zowel overheid als bedrijfsleven ligt er binnen de steden veel werk om de armoede aan te pakken en een alle burgers eerlijke kansen voor de toekomst te geven.
Hieronder ga ik in de eerste plaats in op de stedelijke armoede en vervolgens samen te vatten hoe een meer humane ontwikkeling op stedelijk niveau mogelijk is.
De nieuwe scheidingslijn dwars door de stad
De nieuwe klassenstrijd kan in alle steden overal ter wereld met eigen ogen worden aanschouwd, hoewel sommige van die plaatsen beter kunnen worden vermeden. Op zoek naar extreme rijkdom en armoede en wat daar tussenin is, volstaan vijf foto’s.

De eerste foto is een voorbeeld van hoe de rijkste mensen leven, meestal in ‘gated communities’. Ze reizen veel en hebben op verschillende plaatsen mooie pieds à terre, vaak in dure appartementen in stadscentra.

De tweede foto vertegenwoordigt groene wijken, luxe appartementen, ruime eengezinshuizen, twee auto’s, bewoond door meestal blanke werkende koppel. De meesten daarvan benadrukken dat zij beiden hard werken en uren pendelen – een sluimerende burn-out negerend – en het grootste deel van hun geld uitgegeven om hun stijl van leven in stand te houden en de kosten te betalen van de opleiding van hun kinderen.

Het derde beeld is van de groep mensen met een lager middeninkomen. Ze leven in minder mooiere buitenwijken, dichte concentraties van rijtjeshuizen en appartementen. Een dubbel inkomen is noodzakelijk en in het geval van slechts één werkende ouder is een beroep op de bijstand onvermijdelijk. Deze mensen staan op de rand van armoede, maar slagen er meestal in zelfstandig het hoofd boven water te kunnen houden.

Op het eerste gezicht zien beelden van deze appartementen – de vierde groep – niet naargeestig uit, maar het zijn beruchte voorbeelden van mislukte sociale woningbouw. Vele zijn concentraties geworden van stedelijke armen, immigranten, illegalen, eenoudergezinnen met een hoge mate van werkloosheid. Verder criminaliteit, jeugdbendes en vandalisme.
Een van de grootste uitdagingen voor het stadsbestuur is bieden van fatsoenlijke huisvesting voor armere burgers zonder deze te concentreren. Op veel plaatsen wordt dit type hoogbouw dan ook gesloopt om de voormalige bewoners in staat te stellen een nieuwe start te maken.

De vijfde groep zijn treurige en beschamende beelden van daklozen en hun primitieve schuilplaatsen: Drugsverslaafden, personen met een psychische beperking en steeds meer werkende mensen die zich geen huis meer kunnen veroorloven. Dakloos zijn betekent ook niet altijd op straat slapen, maar geen thuis hebben. Deze groep groeit snel, er zijn veel projecten om aangepaste huisvesting aan te bieden.
Voor elke groep is er veel variatie en de foto’s verschillen dan ook tussen steden; de essentie is hetzelfde. In ontwikkelingslanden wonen veel inwoners in favela’s, maar ook daar zijn grote verschillen waar te nemen. Sommige zijn niet meer zijn dan schuilplaatsen, zonder sanitaire voorzieningen, water en elektriciteit. Andere zijn veel meer georganiseerd en hebben meer voorzieningen en de meeste bewoners staan niet te wachten om te worden overgeplaatst naar een dichtbevolkt appartement. Ik geef er de voorkeur aan rijk te zijn onder de armen, dan arm onder de rijken, zei een van de inwoners van een favela in Sao Paulo.
Arm zijn in Nederland
Nederland is na de Tweede Wereldoorlog een voorbeeld van tamelijk goede levensomstandigheden voor de grote meerderheid van de bevolking; velen wonen in eengezinswoningen. Foto’s van de wijze waarop sociale groepen wonen verschillen doorgaans niet spectaculair. Voeg hieraan toe goed uitgeruste buurtwinkelcentra, ruime medische, sociale, educatieve en transportvoorzieningen en een tamelijk gemêleerde bevolking. Toen in de jaren zeventig de woningnood was opgelost, was de natie gelukkiger dan ooit (en ze daarna zou worden). Ondertussen vorderde de renovatie van oude stadscentra en aangrenzende gebieden en ontstond er een grotere verscheidenheid aan huistypen.
Aan deze relatief gunstige situatie is de laatste decennia een einde aan het komen
Dit ondanks grote investeringen in de instandhouding en verbetering van de woningvoorraad. Daarvoor zijn veel redenen. De belangrijkste reden is de overheid zelf. Door herontdekking van de ‘zegeningen’ van de markt werden woningcorporaties verplicht uitsluitend huizen voor de laagste-inkomensgroepen te bouwen en te verhuren. Huizen bouwen voor degenen die het beter hebben, wordt sindsdien overgelaten aan ‘de markt’ en projectontwikkelaars zoeken naar meer aantrekkelijke locaties om deze groep te bedienen, met als gevolg toenemende ruimtelijke segregatie. Buurten met overwegend corporatie-woningen zagen hun gemengde sociale samenstelling verdwijnen en werden plaatsen waar immigranten, vluchtelingen en verstandelijk gehandicapten een steeds groter aandeel hebben. Dit versnelde op zijn beurt het vertrekproces van degenen die het beter hebben.
Tegelijkertijd hebben bezuinigingen geleid tot een afname van de zichtbare aanwezigheid van de politie, maar ook tot het verdwijnen van scholen en sociale voorzieningen, bijvoorbeeld ‘conciërges’ die vaak als de lijm in de buurt functioneerden.
De problemen in de wijken met een laag inkomen worden elk jaar groter: werkloosheid, armoede en ondervoeding, kinderen met beperkte mogelijkheden om Nederlands te spreken, hangjongeren, winkeldiefstal, diefstal en inbraak, drugsmisbruik en bendevorming. Veel buurten die dertig jaar geleden behoorlijk geïntegreerde gemeenschappen waren, zijn uiteengevallen en geven aanleiding tot individueel overlevingsgedrag met verlaten als de ultieme oplossing.

Oplossingen
Hieronder zal ik me concentreren op oplossingen. Ten eerste zal ik kort aandacht besteden aan de oplossing van armoede in het algemeen. Vervolgens zal ik ingaan op het belang van gemengde buurten. De meeste oplossingen zijn uitgebreid en duur. Daarom zal ik in het laatste deel de vraag beantwoorden waar komt het geld vandaan zou moeten komen.
De strijd tegen armoede
Zelfs in Nederland, een rijk land met naar verhouding minder ongelijkheid leeft een op de tien huishoudens in relatieve armoede en is één op de tien kinderen ondervoed. Vergelijk hiermee de VS: Het Economic Security Project heeft vastgesteld dat 40% van alle inwoners moeite hebben om in hun basisbehoeften te voorzien.
Armoede: banen of financiële hulp
Onlangs heeft de National Academy of Sciences in de VS op verzoek van het Huis van afgevaardigden een uitgebreide empirische studie laten verrichten hoe kinderarmoede in de komende tien jaar met de helft kan worden verminderd. Op basis van een grondige studie van praktijkvoorbeelden en wetenschappelijke literatuur hebben de auteurs de Roadmap for reducing child poverty ontwikkeld, die in de onderstaande korte video wordt toegelicht.
Het rapport schat dat kinderarmoede elk jaar $ 800 tot 1100 miljard kost als gevolg van toegenomen criminaliteit, verslechterde gezondheid en lagere inkomsten wanneer arme kinderen volwassen worden. Het rapport stelde een pakket voor, dat de volgende maatregelen bevatte:
- Volledig terugbetalen van kinderopvang;
- Verhoging van het minimumloon tot $ 10,25 per uur;
- Scholing voor (legale) immigranten;
- Kinderbijslag van $ 2.700 per jaar;
- Extra kinderbijslag van $ 1.200 per jaar voor eenoudergezinnen
De kosten van dit pakket bedragen $ 111,6 miljard per jaar. Kinderbijslag – al jaren bekend in Nederland, wordt beschouwd als het belangrijkste onderdeel van het voorstel. Andere gezaghebbende organisaties pleiten voor een nog hoger bedrag, namelijk $ 3.600 per jaar. Ter vergelijking: De kinderbijslag in Nederland is gemiddeld € 3200,00 per kind per jaar.
De discussie over het ondersteunen van arme gezinnen en met name kinderarmoede gaat terug naar 1996 toen een verschuiving plaatsvond van gegarandeerde inkomenssteun voor arme huishoudens naar een aanpak van een armoedebestrijding gebaseerd op gedwongen tewerksteling.
De auteurs van het nieuwste rapport menen dat er onvoldoende bewijs is dat dit laatste kinderarmoede vermindert. De voorkeur voor inkomenssteun boven verplichte tewerkstelling is minder verrassend dan deze lijkt. De inkomsten uit de aangeboden banen waren vrijwel hetzelfde als de inkomenssteun, waardoor de prikkel om geld te verruilen voor werk werd geminimaliseerd. Bovendien waren veel armen niet voorbereid op banen; ze misten zelfvertrouwen en basisvaardigheden. Er was uitgebreide scholing en begeleiding op de werkvloer nodig geweest om tewerkstelling tot een succes te maken.
Stanford University Basic Income Lab

Een basisinkomen is een van de middelen die de Green New Deal in de VS wil gebruiken om de groeiende ongelijkheid te keren. Steden in het hele land experimenteren om te bepalen hoe een basisinkomen er uit zou kunnen zien. Om dergelijke experimenten te vergemakkelijken, hebben het Stanford Basic Income Lab en de National League of Cities een toolkit uitgebracht getiteld Basic Income in Cities: A Guide to City Experiments and Pilot Projects. Iedereen die geïnteresseerd is, overal ter wereld, vindt er bruikbare hulpmiddelen in om proefprojecten op te zetten.
Voor zover ik kan beoordelen, is een belangrijke valkuil dat gezinnen gewend raken aan toeslagen, voedselbanken, tweedehandswinkels en uiteindelijk aan het leven in armoede. Dit stigmatiseert volwassenen en kinderen en vermindert hun kansen op een beter toekomstig leven. Daarom lijkt de weg vrijmaken voor een goedbetaalde baan voor een of beide ouders het ultieme middel om aan armoede te ontsnappen.
Het belang van goedbetaalde banen
Een baan biedt niet alleen de financiële middelen voor een fatsoenlijk leven, maar ook kansen voor persoonlijke groei, sociale contacten, waardigheid en de mogelijkheid om bij te dragen aan de samenleving. Daarom pleit de Green New Deal in de VS niet alleen voor investeringen in de overgang naar een 100% duurzame economie, maar ook voor het creëren van miljoenen goedbetaalde banen om deze overgang mogelijk te maken.
In dezelfde geest pleiten Ben Dankbaar en Johan Muysken voor gegarandeerde banen in de publieke sector voor iedereen. Zij gaan ervan uit dat (1) iedereen heeft recht op volledig en zinvol werk en (2) dat het is de plicht van de overheid is om dit mogelijk te maken. Bovendien maakt het minimumloon het mogelijk dat iemand die 36 uur per week werkt voldoende inkomen ontvangt voor een fatsoenlijk leven. Overheden op stedelijk, regionaal en nationaal niveau moeten daarom duizenden banen creëren. Niet alleen om de kwaliteit van het leven van werklozen te verbeteren maar ook om talrijke taken uit te voeren die thans blijven liggen.
Het is ook belangrijk om het recht op fatsoenlijk werk te benadrukken in tijden dat automatisering, robotisering en kunstmatige intelligentie veel banen zouden kunnen elimineren. Daarom moeten niet alleen de publieke sector, maar ook het bedrijfsleven en instellingen verantwoordelijk worden gehouden voor volledige werkgelegenheid in de toekomst, mogelijk gedurende minder uren per week, jaar of leven.
Onlangs is in Nederland een rapport verschenen dat de nadruk legt op de noodzaak van een fundamentele herziening van de arbeidsmarkt. Volgens dit rapport is de hoeveelheid flexibel werk is doorgeschoten. Bovendien heeft ongeveer 20% van de beroepsbevolking een tijdelijk contract, dat is tweemaal het gemiddelde van de OESO. Het rapport benadrukt dat het aantal reguliere banen aanzienlijk moet toenemen, het ontslagrecht moet worden versoepeld opdat werkgevers minder terughoudend worden om reguliere banen te creëren. Verder pleit de commissie voor een leven lang leren en ook voor basisbanen.
Zowel banen als basisinkomen zijn onmisbaar
De fundamentele vraag die ik in dit artikel probeer te beantwoorden, is hoe de voorwaarden kunnen worden geschapen voor huishoudens om een fatsoenlijk leven te leiden.
Ik heb altijd gedacht dat een goedbetaalde baan verreweg het belangrijkste middel is om dit doel te bereiken.
Daarom was ik terughoudend om het idee van een basisinkomen te accepteren. De onderstaande video was een eyeopener. Alleenstaande werkende middenklasse-moeders – het zouden ook vaders kunnen zijn geweest – verklaren waarom hun salarissen tekortschieten voor een fatsoenlijk leven, gezien het feit dat in de VS twee inkomens de ‘nieuwe normaal’ zijn geworden en de omvang van het salaris is daarop is aangepast.
Het heeft geen zin om terug te keren naar een situatie waarin één inkomen voor elk huishouden voldoende is. In plaats daarvan stelt het Economic Security Project voor om een toelage van $ 500 per maand te verstrekken aan iedereen die tot de lagere en de middenklasse behoort, waardoor miljoenen uit de armoede worden bevrijd.
Om deze reden kwam het in mij op om twee inkomenscomponenten te onderscheiden:
Een regulier salaris voor alle (volwassen) werkende leden van een huishouden en bovendien een basisuitkering per huishouden, betaald door de overheid eventueel inclusief kinderbijslag.
Al doende zorgen een vast salaris plus een basisuitkering voor een fatsoenlijk leven voor alle leden van het huishouden. In gezinnen met een basisuitkering plus twee salarissen kan inkomstenbelasting een matigende rol spelen.
Gemengde buurten
Er is voldoende bewijs dat een gemengde bevolking en een rijke verscheidenheid aan woningtypen op buurtniveau bijdraagt om sociale problemen te verminderen. Daarom biedt alleen het verbeteren van woningen geen oplossing in probleembuurten. Alle buurten moeten een gemengde bevolkingssamenstelling krijgen, afgezien van het feit dat de inkomens van de armen substantieel moeten stijgen. Woningcorporaties moeten huurwoningen kunnen bouwen voor middeninkomens en projectontwikkelaars moeten verplicht worden om een voldoende percentage sociale woningen en huizen voor starters te bouwen. Een naadloze samenwerking tussen de gemeenschap, woningcorporaties en commerciële projectontwikkelaars is noodzakelijk.

Het is onvermijdelijk dat delen van de woningvoorraad moeten worden gesloopt in plaats van te worden gerenoveerd om ruimte te maken voor duurdere huizen om gemengde buurten mogelijk te maken. De weerstand van de voormalige bewoners kan worden verminderd door hen een betaalbaar alternatief te bieden in de vorm van sociale woningbouw op plaatsen waar oorspronkelijk duurdere huizen waren gepland. Niemand mag reden hebben om te geloven dat voormalige inwoners verdreven worden ten gunste van de welgestelden. Om wantrouwen te verminderen is een permanente dialoog met de inwoners van te innoveren buurten noodzakelijk.
Op peil brengen van de overheidsfinanciën
Volgens het World Inequality Report 2018 is economische ongelijkheid vooral het gevolg van de scheve verdeling van kapitaal tussen de publieke en de private sector.
De onderstaande grafiek laat zien dat sinds 1970 in bijna alle landen een enorme verschuiving heeft plaatsgevonden van publiek naar privaat bezit.
Privaat kapitaal, geconcentreerd bij multinationals en rijke personen, is aanzienlijk toegenomen. Publiek kapitaal is in de meeste welvarende landen negatief of bijna nul (Overheidsuitgaven minus staatsschuld). De enige uitzonderingen zijn Noorwegen, een land dat grote reserves heeft opgebouwd uit de inkomsten van zijn olie-export en China, dat veel van zijn bloeiende bedrijven in staatseigendom heeft gehouden.
Door de steeds schaarsere publieke middelen, kunnen overheden hun taken steeds minder naar behoren uitvoeren.
In 2015 was de waarde van het netto vermogen van de overheid in de VS negatief (-17% van het netto nationaal inkomen), terwijl de waarde van het netto particulier vermogen 500% van het nationaal inkomen bedroeg. In 1970 bedroeg het netto vermogen van de overheid nog 36% van het nationaal inkomen, terwijl het netto particulier vermogen 326% bedroeg.

Tegelijkertijd worden overheden geacht te betalen voor alle negatieve externe effecten van de groeiende ongelijkheid, zoals armoede, werkloosheid, gezondheidsklachten, honger, criminaliteit en de vermindering van broeikasgasemissies. Om niet te vergeten, ze moesten de ook financiële crisis oplossen.
Alsof dit niet genoeg is, moet nog een ander bijzonder nadelig effect van globalisering worden genoemd; vermijding van belasting. Het 2018 Global Poverty rapport hierover: This type of tax avoidance has become an art form in which the smartest companies, such as Apple, excel.
Vanwege deze praktijken verliezen overheden ten minste $ 500 miljard per jaar. In 2018 betaalden 60 van de 500 grootste bedrijven – waaronder Amazon, Netflix en General Motors – in de VS geen belasting, ondanks een gezamenlijke wereldwijde winst van $ 80 miljard. Dit gedrag heeft een vernietigend effect op de nationale belastinginkomsten en ondermijnt het rechtvaardigheidsgevoel van het publiek.
De verdeling van het nationale inkomen is in essentie gebrekkig. In de laatste vier decennia zijn de nationale elites erin geslaagd om deze inkomsten naar bedrijven en rijke personen te leiden, terwijl ze tegelijkertijd de oplossing van negatieve externe effecten aan de nationale regeringen overlieten, dankbaar voor hun gebrek aan onderlinge samenwerking. Nog dankbaarder waren ze voor de steun vanuit die regeringen zelf, zoals de Thatchers en de Reagans en de politieke partijen die de overheidsuitgaven nog verder willen verlagen.
Portland: belast ongelijkheid
In Oregon heeft de stad Portland het voorstel van Branko Milanović overgenomen, namelijk invoering van belasting op ongelijkheid. De stad Portland legt een belasting van 10% op aan bedrijven die topfunctionarissen meer dan 100 keer hun gemiddelde loon betalen en een toeslag van 20% als de inkomstenverschillen groter zijn dan 250 maal het gemiddelde loon.
Humaan beleid
Een menselijke samenleving gedijt als de grote meerderheid van haar leden zich vrij, gelijkwaardig, zelfstandig, en geaccepteerd voelt en trots is op hun leven en werk.
Om dit doel te bereiken, moet de trend naar grotere ongelijkheid worden gekeerd door overheden op alle niveaus en in alle delen van de wereld in staat te stellen armoede te overwinnen en triljoenen te investeren in werk, gezondheidszorg, onderwijs, gebrekkige infrastructuur en het tot stand brengen van de opwarming van de aarde.
De OESO overweegt hoe de ergste praktijken van belastingontwijking te beteugelen zijn, zoals het onderling schuiven met geld tussen dochterondernemingen maar blijft steken in lapwerk dat volgens de econoom Stiglitz het probleem niet oplost.
Er zijn meer effectieve hulpmiddelen nodig om de balans tussen vermogensopbouw door overheden en bedrijven te herstellen en overheden in staat te stellen hun werk te doen in het voordeel van de hele mensheid. Hierbij valt te denken aan:
- Een nieuw belastingstelsel voor bedrijven, gebaseerd op omzet en winst;
- Verbod op het gebruik van ‘transfer pricing’ bij internationale transacties binnen internationale bedrijven;
- Alle bedrijven moeten hun bijdrage aan de samenleving (‘purpose’ vooropstellen en een gepaste winst beschouwen als een middel om hun continuïteit te handhaven. Daartoe moeten zij zich laten accrediteren als ‘benefit corporation’;
- Garanderen van betaalde banen voor elke volwassen persoon die wil werken;
- Veiligstellen dat elk huishouden beschikt over een inkomen dat een fatsoenlijk leven voor alle leden mogelijk maakt, bijvoorbeeld door aanvullend variabele basisinkomen;
- Vermindering van de beloning van het topmanagement tot een maximum van tien maal het gemiddelde inkomen van de werknemers van dat bedrijf.
- Verbod op toeslagen zoals bonussen en aandelenopties;
- Progressieve belasting op inkomsten en opbrengsten uit persoonlijk vermogen
- Realistische prijzen voor grondstoffen en landbouwproducten ten voordele van de arbeiders in arme landen en de boeren in rijke landen;
- Ondersteunen van maatschappelijk ondernemerschap in de hele wereld en ontwikkelingslanden in het bijzonder;
- Ontmoediging van arbeidsmigratie om braindrain te beperken door de vooruitzichten op een redelijk inkomen in ontwikkelingslanden te vergroten;
- Aanhoudende steun voor vredeshandhaving in conflicten over de hele wereld, door versterking van de VN in plaats van de NAVO;
- Op korte termijn verstrekken de nationale banken op zorgvuldige wijze investeringskapitaal voor de overheden zonder het overheidstekort te vergroten.
De strijd tegen ongelijkheid in ieders belang.