Stop de innovatiegekte

Om nog lang en gelukkig op deze planeet te kunnen leven is innovatie vereist. Toch – of beter daarom – zeg ik “Stop de innovatie-gekte”. De term innovatie is uitgehold; veel zogenaamde innovaties zijn veranderingen  – soms verbeteringen – aan producten of diensten of zij zijn  bedacht door de verkoopafdeling. ‘Echte’ innovaties, in de zin van wezenlijk vernieuwende én op de markt aanvaarde producten, diensten of verdienmodellen, zijn verreweg in de minderheid[1].

Ook overheden omarmen het begrip innovatie. Grote sommen geld worden uitgetrokken om de concurrentiekracht van de economie te verbeteren. De wereld heet een kenniseconomie en aanzienlijke investeringen in R&D zijn nodig om een voortrekkersrol te spelen, althans zo wordt beweerd. Maar waarom?

Hebben we aan hun toekomst gedacht?
Hebben we aan hun toekomst gedacht?

De vraag die onbeantwoord blijft, is welke problemen innovatie oplost. In het verleden hebben mechanisering en automatisering geleid tot grote stijging van de productiviteit en daarmee van inkomen en welvaart. Maar ook – tot op de dag van vandaag – tot mensonterende arbeidssituaties in zogeheten lage-lonen landen en tot een ongekende aanslag op onze natuurlijke omgeving. Hiervoor gaan toekomstige generaties de rekening krijgen. Geen onverdeeld succes, dus.

We kunnen beter stoppen met het gebruik van de term innovatie als panacee en ons afvragen welke problemen we de komende decennia moeten aanpakken. Dan kunnen we – waar nodig – werken aan de technische en sociale innovaties om deze problemen op te lossen. Dat zou écht innovatief beleid zijn[2].

Ik pleit ervoor dat innovatie wereldwijd is gericht op de volgende negen uitdagingen:

 1. Voedsel.
Innovatie no. 1: wereldwijd goedkope duurzame energie
Innovatie no. 1: wereldwijd goedkope duurzame energie

De capaciteit van de wereld om voedsel te produceren kan vele malen worden vergroot. Vereist zijn zoet water en hiervoor is energie nodig. De uitdaging waarvoor we staan is een enorme opschaling van de productie van goedkope duurzame energie. Er is op zich niet veel research voor nodig om dit doel te bereiken. Politieke wil des te meer.

2. Gezondheidszorg.

Basis voorwaarden zijn ook hier drinkwater, zorg en voeding. Een land als India boekt op het gebied van medische zorg vooruitgang door medicijnen en medische apparatuur te produceren tegen een fractie van de kosten hier. De uitdaging voor de rijke landen is om de kosten voor de gezondheidszorg drastisch te verminderen, ook door terugdringen van welvaartsziekten en de medicalisering van de zorg.

3. Grondstoffen.

Een van de grootse innovaties waarvoor nog veel onderzoek nodig is, is de vervanging van fossiele door duurzame grondstoffen als onderdeel van een biobased economy.  Ook van belang  hierbij is volledig hergebruik van materialen van fossiele oorsprong.

4. Vervoer
Vervoer kost behalve energie ook ruimte
Vervoer kost behalve energie ook ruimte

De beschikbaarheid van goedkope duurzame energie vergemakkelijkt transport en vervoer. Massaal gebruik van elektrische auto’s leidt echter tot onaanvaardbare belasting van de ruimte. Stromen van personen en goederen moeten dus deels ‘gepoold’  blijven, maar niet door de (spoorweg)infrastructuur uit de 19de eeuw te blijven moderniseren. Een uitdaging dus.

5. Ouder worden

Mensen worden ouder, blijven langer vitaal en ze zullen door voortgaande stijging van de productiviteit minder hoeven te werken. Maar werken blijft een onmisbaar middel tot ontplooiing. Dit betekent verdeling van de beschikbare arbeid en een aanzienlijk kortere werkweek en een aanzienlijk langer werkzaam leven.

6. Ontplooiing

De steeds hogere scholingsgraad en de behoefte aan zinvol en uitdagend werk maken ingrijpende veranderingen nodig in de arbeidsverhoudingen. De autonomie van werknemers zal toenemen; management krijgt een dienende functie en een daarbij passende beloning en een groot aantal personen zal werken in kleine eenheden prefereren. Bedrijven en andere organisaties zullen meer dan nu netwerken vormen.

7. Kwaliteit
Iets nieuws moet ook iets beters zijn
Iets nieuws moet ook iets beters zijn

Er valt nog een wereld te winnen aan verbetering van de kwaliteit van producten en diensten. Technische en andere innovaties kunnen ons leven ontegenzeglijk aangenamer maken. Ook productieprocessen kunnen aanzienlijk worden verbeterd. Bij het realiseren van deze uitdaging is veel aandacht nodig voor sociale en milieueffecten.

8. Samenleven

Mensen zullen meer van elkaar afhankelijk worden. Tegelijkertijd zal een betere verdeling van de welvaart tot minder migratie leiden. Globalisering en deelname van mensen in internationale netwerken betekenen ook dat staten de vrijheid van hun burgers minder kunnen inkapselen. Sociale vernieuwing moet leiden tot een duurzame balans tussen cohesie en diversiteit.

9. Overheid en markt

De markt belichaamt de vrijheid van mensen om te ondernemen; de overheid belichaamt de noodzaak om het vrije verkeer van geld, goederen en diensten waar nodig in goede banen te leiden. De uitdaging is om de grenzen van de markt aan te geven. Energie, water, collectief vervoer, gezondheidszorg én geld kunnen beter géén commerciële goederen of diensten zijn.

Overheden laten na om innovatiebeleid te formuleren aan de hand van deze of soortgelijke doelstellingen. Als zij dat deden, konden konden zij een gerichte stimulerende, coördinerende en waar nodig ondersteunende rol spelen. Nu is hun rol opportunistisch, ad-hoc en gericht op de korte termijn.

Een zinvol debat over het doel van innovatie vereist om te beginnen dat we ophouden met deze term te pas en te onpas te gebruiken.


[1] Een ‘uitvinding’ die niet succesvol is geïmplementeerd is volgens gangbare definities geen innovatie

[2] Ik vind dat het innovatiebeleid van de Europese Unie nog het dichtst bij deze benadering komt. De EU heeft 30 beleidsterreinen geformuleerd die samen zeven ‘societal challenges’, moeten realiseren, varierend van energie tot voedsel problemetief en van ouder worden tot sociale cohesie.

Innovatie: geen doel op zich!

Volgens recente EU-cijfers hoort Nederland op het gebied van innovatie in Europa eerder bij de achterblijvers dan bij de koplopers. Het wekt misschien verbazing, maar ik heb de neiging te reageren met “Nou, en?”

Innovatiedoelen
Innovatiedoelen

Innovatie is geen doel op zich. Innovatie kan leiden tot realisering van drie doelen: welvaart, ontplooiing en duurzaamheid. Gedurende de achter ons liggende jaren is innovatie in de eerste plaats voortgekomen uit het streven naar hogere productiviteit: met minder mensen meer doen. Meer welvaart was daarvan het gevolg. Dit gold voor brede lagen van de bevolking zo lang overbodige arbeidskrachten elders aan het werk konden. Dit is thans niet meer het geval en voor de steeds grotere groep waarvoor in onze samenleving geen plaats is, betalen we een hoge prijs (discriminatie, criminaliteit, no-go area’s). Maar er ligt ook een groeiende stapel onbetaalde rekeningen. Onze (klein)kinderen moeten niet alleen fors gaan betalen voor onze doktersrekening; ook de bescherming tegen de stijging van de zeespiegel en remediëren van andere (neven)effecten van 100  jaar misbruik van de natuurlijke hulpbronnen gaan een aanzienlijk deel van de collectieve uitgaven opeisen.

Meer innovatie om de productiviteit te verhogen hoeft voor mij niet. Toch is tot op de dag van vandaag is het merendeel van de investeringen in innovatie wereldwijd hierop gericht. Het net verschenen Rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving “Vergroenen en verdienen” schat dat ‘groene investeringen” in Nederland 2% bedragen van het BNP. Groene investeringen hebben tot doel om aanzienlijk zuiniger om te springen met natuurlijke hulpbronnen en de aantasting van het leefmilieu wezenlijk te verkleinen. In Duitsland ligt het percentage groene investeringen op 10%. In absolute cijfers is China koploper.

De relatieve omvang van groene investeringen in Nederland
De relatieve omvang van groene investeringen in Nederland

‘Groene’ investeringen hoeven niet ten koste te gaan van welvaartsdoelen, maar zij kunnen deze versterken. Wereldwijd groeit de markt op het gebied van duurzame energie, ‘biobased’ materialen en schone technologie jaarlijks met 12%. Landen die erin slagen het aandeel van deze producten én diensten in hun uitvoer te vergroten hebben daarvan profijt. Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken doen dit aanzienlijk beter dan wij.

Vergroening van onze productie vereist een krachtige rol van de overheid. Daarbij gaat het vooral om drie zaken:

  • Aanscherpen van het topsectorenbeleid. Méér geld voor topsectoren maar bovenal binnen topsectoren meer investeren in ‘biobased economy’, gebouwde omgeving en circulaire economie;
  • Meer publieke investeringen in (wetenschappelijk) onderzoek dat gericht is op de drie voornoemde sectoren;
  • Zelf meer producten kopen die het resultaat zijn van ‘groene innovatie’.

In mijn volgende ‘post’ ga ik in op de noodzaak om gelijktijdig eveneens de ontplooiings- (of welzijns-)doelen te bereiken of om sociale innovatie in de ruimste zin van het woord.

Aandeelhouderswaarde – “Het stomste idee ooit” – heroverwogen

In een interview met de Financial Times in 2009 noemde Jack Welch aandeelhouderswaarde “the dumbest idea of the world.” Deze uitspraak was op zijn minst opmerkelijk. Gedurende de lange periode (1981 – 2001) dat hij CEO van General Electric (GE) was, realiseerde hij maximale beloning voor de aandeelhouders. In deze periode steeg de marktwaarde van GE van 14 naar 484 miljard dollar. Volgens critici kon dit gebeuren door op onverantwoorde wijze kapitaal te onttrekken aan het bedrijf en dit uit te keren aan de aandeelhouders. In 2008 kon GE alleen dankzij een ‘bailout’ met overheidsgeld worden gered.

In het voornoemde FT-interview motiveerde Welch zijn uitspraak dat een zo hoog mogelijk dividend nooit het doel van een bedrijf kan zijn, maar het resultaat van een goede strategie en bovendien altijd over een langere periode moet moerden bekeken. Dit is de kern van de zaak.

Milton Frienman
Milton Friedman

Maar eerst, waar komt het pleidooi voor het aandeelhouderswaarde vandaan? Milton Friedman, die lange tijd gezien werd als grootste econoom van de 20ste eeuw, heeft de toon van de discussie gezet. Op 13 september 1970 schreef hij in een artikel in de New York Times: “The sole purpose of the firm is to make money for its shareholders.” Hij was geëmotioneerd en vervolgde: “Business executives who pursued another goal than making money are unwitting puppets of the intellectual forces that have been undermining the basis of a free society these past decades.” Hij doelde op de groeiende invloed van kritische wetenschapsbeoefenaren die de geldhonger van de industrie als de belangrijkste bedreiging van de aarde zagen (1).

Vooral in de VS waren aandeelhouders verguld met Friedman’s zienswijze.  Stalk en Lautenacher gingen in hun boek Hardball nog een stapje verder: Bedrijven moeten elkaar te vuur en te zwaard bestrijden om de aandeelhouderswaarde te vergroten en daarbij de grens van de illegaliteit opzoeken. Die grens is overigens veelvuldig overschreden.  In dit licht was Friedman’s standpunt nog gematigd, want hij voegde aan het streven naar maximalisatie van aandeelhouderswaarde toe “‘while conforming to the basic rules of the society, both those embodied in law and those embodied in ethical custom.”

De kern van het probleem is de vraag waarvoor aandeelhouderswaarde staat. Voor Friedman en zijn tijdgenoten was dat een zo hoog mogelijk dividend op korte termijn. Maar aandeelhouders zouden er ook anders over kunnen denken en van een bedrijf verwachten:

  • Voorwaarden scheppen dat medewerkers zich ten volle inzetten,
  • op duurzame wijze omgaan met energie en grondstoffen,
  • mogelijk maken van menswaardige bedrijfsvoering bij toeleveranciers in arme delen van de wereld
  • vermijden van exorbitante verschillen in beloning

met als resultaat reputatie, continuïteit en maximaal financieel rendement op termijn, of met andere woorden  ‘corporate social responsibility’ (CSR).

De hamvraag is wie een radicale koerswijziging in de richting van CSR zal initiëren. Ik betwijfel of dit van de overheid moet en zal komen. Overheidsbemoeienis leidt tot steeds meer bureaucratie en vermijdingsgedrag. Ik verwacht ook geen wonderen van inruilen van ‘shareholder value’ door ‘stakeholder value’: Met klanten die vooral lage prijzen willen en met vakbonden die vooral oog hebben voor zo hoog mogelijk loon komen we niet veel verder. Het is uiteindelijk toch een kwestie van waarden: een samenleving waar alles draait om het geld of een samenleving die voortbestaan van de aarde en veiligheid, welzijn en welvaart van haar bewoners nastreeft.

Ik zie op dit moment binnen bedrijven én hun aandeelhouders een beweging naar CSR. Burgerinitiatieven van uiteenlopende aard spelen hierop in (2). Veel familiebedrijven hebben van oudsher al oog voor continuïteit op lange termijn. Er ontstaat een nieuwe generatie ondernemers die haar ziel en zaligheid legt in de ontwikkeling van innovatieve producten en die serieus overweegt over te stappen naar duurzame productie. Last but not least: Institutionele beleggers stellen duurzaamheid vaker als voorwaarde. Een voorbeeld is de Global Real Estate Benchmark (GRESB). Dit is een keurmerk dat institutionele beleggers hanteren met als doel het duurzame karakter van hun portfolio’s te verhogen. De waarde van de investeringen waarop dit keurmerk van toepassing is bedraagt inmiddels 1700 miljard euro.

Individuele aandeelhouders hebben weinig te zeggen, maar beleggingsfondsen die actief in bedrijven investeren die CSR hoog in het vaandel hebben, des te meer.

Rendement 'groen' beleggen
Rendement ‘groen’ beleggen

[1] In het voorafgaande heb ik dankbaar gebruik gemaakt van een artikel van Steve Denning: The Origin Of ‘The World’s Dumbest Idea’: Milton Friedman http://goo.gl/LsFuA6

[2] Bijvoorbeeld, de Stichting Sociaal Inklusief, een sociaal innovatieve onderneming zonder winstoogmerk, is initiatiefnemer van Een Goeje Saeck! Oogmerk is ondernemers en bestuurders te stimuleren vernieuwende economische en maatschappelijke doelstellingen na te streven.     http://goo.gl/WyRu7S

De vier ‘P’s van People, profit & planet

In het begin was er alleen de ‘P’ van ‘Planet’ of ‘het Milieu’. Het M-woord was de noodrem die bestuurders hun plannen voor woonwijken, wegen of bedrijventerreinen tandenknarsend tot stilstand liet brengen.

Het duurde niet lang of de ‘P’ van ‘People’ deed haar intrede. Zuivere koffie op ecologisch verantwoorde wijze telen was niet voldoende; de telers moesten ook een menswaardig bestaan hebben. Met de fusie van de PSP, CPN en PPR in 1990 gingen de P’s van ‘People’ en ‘Planet’ een duurzame relatie aan.

De omarming van de ‘P’ van ‘Profit’ ging niet zonder slag of stoot. Ook de meest verwoede twee-P’ers zagen echter in dat zonder welvaart het draagvlak voor duurzaamheid onder de bevolking minimaal zou blijven. Het nieuwe trio was succesvol en het woord duurzaam ligt dan ook op ieders lippen.

Guggenheim Museum in Bilbao. Vind ik mooi
Guggenheim Museum in Bilbao. Vind ik mooi

Bij deze voeg ik een vierde ‘P’ toe: de ‘P’ van ‘Place’. Ik doel hiermee op de cultuur-historische, architectonische en esthetische waarde van onze omgeving. De vierde ‘P’ laat  een vervuilende stoomtrein zijn baantjes trekken en rechtvaardigt verzet tegen de bouw van windmolens in een eeuwenoud cultuurlandschap. Dankzij de vierde ‘P’ mag ik genieten van architectonische hoogstandjes zonder me schuldig te voelen vanwege de korting op de kinderopvang.

Het ‘kultuur-kritische model’

Deze laatste opmerking raakt wel een serieus probleem. De vier ‘P’s staan voor tegenstrijdige waarden en hoe ga je hiermee om? Het ‘kultuur-kritische model dat ik in de jaren ’80 heb bedacht voor het onderwijs, kan een rol spelen bij het beantwoorden van deze vraag.

Uitgaande van het ‘kultuur-kritische model’ leerden scholieren om vier verschillende manieren naar de wereld te kijken. Elk van deze vier benaderingswijzen kent haar eigen waarden:

  • Een fysisch-biologische benaderingswijze die inzicht geeft in de wijze waarop de natuur in elkaar zit als gevolg van allerlei wetmatigheden (waarde: ecologisch verantwoord handelen)
  • Een economisch-rationele benaderingswijze waarmee mensen kunnen beredeneren hoe de welvaart het meest kan stijgen (waarde: economisch-rationeel handelen)
  • Een sociaal-politieke benaderingswijze die de sociale relaties binnen samenleving bloot legt (waarde: rechtvaardigheid)
  • Een cultuur-historische benaderingswijze, die menselijke uitingen herleidt op verschillende vormen van zingeving (waarde: tolerantie voor uitingen van kunst, esthetiek en levensbeschouwing)
Kultuur-kritische model
Kultuur-kritische model

Het belangrijkste doel van het ‘kultuur-kritische model’ was dat leerlingen leerden om te gaan met de spanningsvelden tussen de afzonderlijke benaderingswijzen. Ze moesten samen zoeken naar een balans tussen ‘natuur’ en ‘economie’ of tussen ‘gelijkheid’ en ‘etniciteit’. Met het spanningsveld tussen ‘natuur ‘en ‘gelijkheid’ maakten we bespreekbaar dat menselijk gedrag deels genetisch bepaald is. Mijn studenten hebben in de jaren ’80 prachtige lespakketten, tentoonstellingen en zelfs reisgidsen gemaakt, die uitnodigden tot balanceren tussen verschillende benaderingswijzen.

De vier P's
De vier P’s

Deze vier benaderingswijzen uit het ‘kultuur-kritische’ model komen overeen met de vier ‘P’s van duurzaamheid. De manier om ermee om te gaan ook.  Het gaat in de eerste plaats om respect voor élk van de vier ‘P’s van duurzaamheid afzonderlijk. Vervolgens om van geval tussen de afzonderlijke ‘P’s een balans te zoeken.

Het toevoegen van de vierde ‘P’ maakt het leven niet makkelijker, wel mooier.