IPCC: Opwarming aarde in 2100 eerder 3,2°C dan 1,5°C

“Our final warning”. heet het laatste rapport van het IPCC. Een wezenlijke trendbreuk in de uitstoot van broeikasgassen moet de komende jaren plaatsvinden. Zo niet zal de opwarming van de aarde in 2100 eerder 3,2% zijn dan 1,5%.

Enkele weken geleden heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) de zesde reeks onderzoeksrapporten (Assessment Reports) afgerond met de publicatie van het Final Synthesis Report: Climate Change 2023. Het IPCC  is een onderzoeksinstituut van de VN met als doel de aangesloten landen te informeren over de stand van het onderzoek naar klimaatverandering en de gevolgen daarvan. Dit rapport is de laatste waarschuwing.

Deze post bevat een korte samenvatting en bespreking van deze synthese, die bijna 100 pagina’s omvat.

Het syntheserapport is door zijn compactheid en vele verwijzingen lastig leesbaar.  Ook al omdat bij elke bewering de mate van zekerheid wordt aangegeven. De meest toegankelijke officiële samenvatting van het rapport kan hier worden gelezen. Ik heb bij het schrijven de samenvatting voor beleidsmakers en het volledige rapport gebruikt.

Het syntheserapport bestaat uit drie delen. Het eerste deel zet alle bekende feiten over de klimaatsverandering uiteen. Die geven weinig reden tot optimisme. Opmerkelijk is dat de pers hiervoor de afgelopen weken nauwelijks aandacht heeft gehad.  

Ik vrees dat de ‘ongemakkelijke waarheden’waarmee het IPCC ons herhaaldelijk confronteert weinig nieuwswaarde meer hebben.

Het tweede deel geeft een samenvatting van de veranderingen die de komende decennia in alle sectoren zijn vereist om opwarming van de aarde onder 2oC te houden. Het laatste deel gaat in op de sociale en politieke voorwaarden om deze veranderingen wereldwijd te realiseren.

Deel 1: De opwarming van de aarde en de gevolgen daarvan

De gemiddelde temperatuur van het aardoppervlak was in de periode 2011 -2020 gemiddeld 1,09°C hoger dan in de periode 1850–1900. De toename boven land was 1,59°C en boven de oceanen 088°C. 

58% van de totale emissie sinds 1850 vond plaats tussen 1850 en 1989 en ongeveer 42% tussen 1990 en 2019. In 2019 was de CO2-concentratie in de atmosfeer hoger dan in ten minste 2 miljoen voorafgaande jaren. Het staat vast dat de opwarming van de aarde het gevolg is van menselijke activiteiten.

Stijging van de gemiddelde jaarlijkse temperatuur van het aardoppervlak van 1,1oC in de periode 1850 – 2020

De wereldwijde broeikasgasemissies in 2019 bedroeg 59 GtCO2-eq en dat is 12% meer dan in 2010 en 54% meer dan in 1990. 79% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen is afkomstig van de sectoren energie, industrie, transport en gebouwen samen en 21% van landbouw, bosbouw en ander landgebruik.

Het groeitempo van de uitstoot van broeikasgassen (CO2-equivalenten) tussen 2010 en 2019 bedroeg 1,3% per jaar, lager dan dat tussen 2000 en 2009 (2,1% per jaar jaar). 

In 2019 woont ongeveer 35% van de wereldbevolking in landen die meer dan 9 tCO2-eq per hoofd van de bevolking produceren en 41% in landen die minder dan 3 tCO2-eq per hoofd van de bevolking uitstoten.

De 10% huishoudens met de hoogste uitstoot per hoofd van de bevolking draagt 34-45% bij aan de wereldwijde, op consumptie gebaseerd emissie van huishoudens, terwijl het aandeel van de onderste 50% 13-15% is. 

Aanpassing

Op veel plaatsen in de wereld worden beschermende maatregelen genomen om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken. Voorbeelden zijn herstel van wetlands en venen, bovenstroomse bebossing, duurzaam bodembeheer en systemen van vroegtijdige waarschuwing. Op sommige plaatsen worden plannen gemaakt om de dijken te verhogen.

Beperkte financiële middelen, vooral in ontwikkelende landen, leiden tot een groeiende kloof tussen deze gevolgen van klimaatveranderingen en het effect daarop van deze maatregelen. De meeste adaptatiemaatregelen zijn gefragmenteerd, incrementeel, sectorspecifiek en ongelijk verdeeld over regio’s, waarbij lagere inkomensgroepen er het minste profijt van hebben. 

Matiging

Net als op het gebied van de aanpassing aan klimaatverandering hebben veel landen beleid geïnitieerd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zoals zonne- en windenergie en andere vormen van duurzame energie, elektrificatie, stedelijke groene infrastructuur, energie-efficiëntie en minder voedselverspilling en -verlies. Zonder deze maatregelen was de emissie sneller gestegen en in 2019 ongeveer 5,9 GtCO2-eq hoger geweest dan in werkelijkheid.

Desondanks gaat het huidige beleid en de daarin vastgelegde intenties bij lange na niet ver genoeg om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken. Ook 2°C raakt buiten bereik. Zonder een ingrijpende trendbreuk van het beleid wereldwijd, acht het rapport opwarming van de aarde rond 3,2oC tegen 2100 het meest waarschijnlijk.

Uitstoot groeikasgassen (CO2-equivalenten) onder vier verschillende scenario’s

Waargenomen veranderingen en effecten

3,3 – 3,6 Miljard mensen leven in gebieden waar klimaatverandering het meest merkbaar is. Ongeveer de helft van de wereldbevolking ervaart momenteel gedurende ten minste een deel van het jaar ernstige waterschaarste door een combinatie van klimatologische en niet-klimatologische factoren. Vaak wisselen een tekort en een overschot aan water elkaar in dezelfde gebieden af. Het zijn vooral, maar niet uitsluitend, ontwikkelingslanden en wereldwijd het armere deel van de bevolking dat hiervan de gevolgen ondervindt. 

Navrant is dat landen die het minst hebben bijgedragen aan de klimaatverandering onevenredig zwaar getroffen worden.

De zeespiegel 

Wereldwijd steeg het zeeniveau in de periode 1901 – 2018 met 20 cm. Het tempo van de zeespiegelstijging was 1,3 mm per jaar tussen 1901 en 1971, oplopend tot 1,9 mm tussen 1971 en 2006 en tot 3,7 mm tussen 2006 en 2018. Het is aannemelijk dat de stijging van de zeespiegel in 2050 50 cm zal bedragen en in 2100 een meter. In de komende 2000 jaar zal het zeeniveau tot 3 m stijgen als de opwarming beperkt zou blijven blijft tot 1,5 °C en tot 6 m bij 2 °C .

Bij aanhoudende opwarmingsniveaus tussen 2°C en 3°C gaan de ijskappen van Groenland en West-Antarctica in de loop van enkele millennia bijna volledig en onomkeerbaar verloren, waardoor de zeespiegel vele meters verder kan stijgen. 

Deel 2: Urgentie van klimaatactie op korte termijn

De schade van de klimaatverandering zal aanzienlijk groter zijn dan de kosten die een beperking van de klimaatverandering tot 2oC met zich mee zou brengen. Er zijn de komende 10 jaar snelle en vergaande transities in alle sectoren nodig om de stijging van de opwarming van de aarde alsnog tot 2oC te beperken en een leefbare en duurzame toekomst veilig te stellen. 

Energiesystemen
  • Halvering van het totale gebruik van fossiele brandstoffen voor 2030, de afvang en opslag van CO2 in de resterende fossiele brandstofsystemen; wijdverbreide elektrificatie; alternatieve energiedragers in toepassingen die minder vatbaar zijn voor elektrificatie; energiebesparing en efficiëntie.
  • Verder: diversificatie van energieopwekking (bijv. via wind, zon, kleinschalige waterkracht) en beheer van de vraagzijde (bijv. opslag en energie-efficiëntieverbeteringen).
Industrie en transport
  • Vergaande reductie van de uitstoot van broeikasgassen door de industrie door vraagbeheer, energie- en materiaalefficiëntie, circulaire materiaalstromen, reductietechnologieën en transformationele veranderingen in productieprocessen . 
  • Vermindering van de CO2-emissies van de scheepvaart, de luchtvaart en het zware landtransport met behulp van duurzame biobrandstoffen, waterstof en derivaten, waaronder ammoniak en synthetische brandstoffen. 
  • Vooruitgang in batterijtechnologieën die resulteert in de elektrificatie van alle auto’s, zware vrachtwagens inclusief en een aanvulling is op conventionele elektrische railsystemen. 
Steden, nederzettingen en infrastructuur
  • Rekening houden met de gevolgen en risico’s van klimaatverandering bij het ontwerp en de planning van de stedelijke bebouwing en de infrastructuur, waaronder verdichting, co-locatie van banen en huisvesting; ondersteuning van openbaar vervoer en actieve mobiliteit (lopen en fietsen),
  • Verminderen van energie- en materiaalverbruik en elektrificatie in combinatie met het gebruik van emissiearme bronnen.
  • Uitbreiding van de groenblauwe infrastructuur om de opname en opslag van koolstof te versnellen en de risico’s van extreme gebeurtenissen zoals hittegolven, overstromingen, hevige neerslag en droogte te verminderen.
Land, oceaan, voedsel en water
  • Behoud, verbeterd beheer en herstel van bossen en andere ecosystemen 
  • Maatregelen aan de vraagzijde (overgang naar duurzame, gezonde voeding en vermindering van voedselverlies/-verspilling) en verandering van de landbouw die resulteert in substantiële vermindering van de uitstoot van CO2, methaan en stikstof en land vrijmaakt voor herbebossing en herstel van ecosystemen. 
  • In de natuurlijke staat behouden en terugbrengen van ongeveer 30 – 50% van de land-, zoetwater- en oceaangebieden op aarde.
Gezondheid en voeding
  • Aanzienlijke uitbreiding van programma’s om de gezondheidssituatie en consumptie van grote delen van de wereldbevolking te verbeteren, 
  • Verbetering van de toegang tot drinkwater, verminderen van de blootstelling van water- en sanitaire systemen aan overstromingen, verbetering van vroegtijdige waarschuwingssystemen

Deel 3: Beleid en financiering

Om de opwarming van de aarde te beperken tot 2oC zijn het komende decennium en daarna investeringen nodig die een factor drie tot zes hoger zijn dan het huidige niveau.

Om deze investeringen mogelijk te maken zijn vereist politiek engagement, draagvlak bij de bevolking en maatschappelijk verantwoord ondernemen, minder gericht op winst dan op beperking van de eigen ecologische voetafdruk.

Noodzakelijk is verder meer internationale samenwerking en een aanzienlijke verhoging van de financiële steun vanuit ontwikkelde landen aan ontwikkelingslanden.

In regio’s die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen voor onder meer het genereren van inkomsten en werkgelegenheid, zijn hoge investeringen nodig voor diversificatie van de economie en de energiesector.  

Een substantieel deel van de bevolking in lage-emissielanden heeft geen toegang tot moderne energiediensten. Ontwikkeling, financiering en overdracht van duurzame technologie zijn noodzakelijk om significante emissiegroei te vermijden. 

Ambitieuze klimaatdoelstellingen impliceren grote veranderingen in de economische structuur, met aanzienlijke verdelingsgevolgen, binnen en tussen landen.

Verdelingsgevolgen binnen en tussen landen zijn onder meer grote verschuivingen van inkomen en werkgelegenheid tijdens de overgang van emissiearme naar emissiearme activiteiten. 

Na lezing…..

Het bovenstaande is gebaseerd op een vergaande compilatie maar ook vrij letterlijke vertaling van het syntheserapport. Ik vond het schokkend…

Wat Nederland betreft; alleen de inhoud van de verkiezingsprogramma’s van de meest klimaatbewuste partijen komt in de buurt van de klimaatacties en de daarvoor vereiste maatschappelijke veranderingen die volgens dit rapport. nodig zijn. De kans op een substantiële trendbreuk om alsnog de 1,5% te halen is vrees ik nihil.

Het meest realistische scenario is mijns inziens daarom het huidige beleid om de uitstoot van broeikasgassen te beperken in stand te houden. Dat zal een hele opgave zijn.

Beperking van de opwarming van de aarde tot 3,2oC (en niet nog hoger) hoort daarmee tot de mogelijkheden. Tegelijkertijd zal er veel meer aandacht moeten uitgaan naar aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals de stijging van de zeespiegel, de kans op overstromingen door meer heftige en frequente neerslag, hittestress en niet te vergeten toename van klimaatmigratie.