Politieke correctheid bij het meten van leefbaarheid

De leefbaarometer is gebaseerd op factoren die (toekomstige) bewoners belangrijk vinden voor de leefbaarheid van een buurt. Sommige politici zijn ‘woke’ en willen niet dat bepaalde factoren gemeten worden. In deze blogpost leg ik uit waarom ik dit onjuist vind.

Uitgangspunt bij de bepaling van de scores door de leefbaarometer is onder andere het WoonOnderzoek Nederland (WoON). Dit is gebaseerd op een representatieve steekproef van ruim 67 duizend personen. Deze kregen een vraag en twee stellingen voorgelegd. De vraag betrof de tevredenheid met de huidige woonomgeving (variërend van ‘zeer tevreden’ tot ‘zeer ontevreden’. De stellingen zijn ‘Het is vervelend om in deze buurt te wonen’ en ‘Ik voel me thuis in deze buurt. De antwoordscores kunnen variëren van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal mee oneens’. 

Vervolgens is de correlatie berekend tussen deze scores en factoren die op basis van wetenschappelijk onderzoek bepalen waarom mensen een buurt aantrekkelijkheid vinden of juist niet. Dit leidde tot 94 indicatoren die statistisch sterke samenhang vertoonden met de resultaten van het WoON. Deze indicatoren zijn gegroepeerd in vijf dimensies: fysieke omgeving, woningvoorraad, voorzieningen, sociale samenhang (voorheen bewoners) en overlast & onveiligheid). Hier tref je een overzicht aan van deze dimensies en de daarbij behorende indicatoren. 

Tot de factoren die de (ervaren) aantrekkelijkheid van wonen in een buurt beïnvloeden horen ook kenmerken van bewoners(groepen). Dat zijn (migratie)achtergrond, samenstelling huishouding (eenoudergezinnen), uitkeringsafhankelijkheid, maar ook studie en inkomen. Deze kenmerken zijn dus opgenomen in de leefbaarometer omdat blijkt dat ze samenhangen met de beoordeling van buurten, zoals die onder andere naar voren kwam in het WoON. Dat kun je betreuren, maar je kunt deze samenhang niet ontkennen.

De politiek heeft bepaald dat de indicatoren die te maken hebben met kenmerken van de bewoners niet meer in het onderzoek worden opgenomen.

De reden is dat deze indicatoren bij een verkeerde interpretatie kunnen leiden tot het stigmatiseren van de betrokken groepen. Ook kunnen degenen die tot die groepen behoren kunnen ze als stigmatiserend ervaren.  Van een verkeerde interpretatie is sprake als uit de leefbaarometer de conclusie wordt getrokken dat buurten met bijvoorbeeld veel allochtone inwoners minder leefbaar zijn. De enige conclusie die echter uit de leefbaarometer getrokken kan worden is dat er een statistische samenhang is tussen een negatief oordeel van )potentiële) bewoners over buurten en indicatoren als migratieachtergrond.

Het gevolg van deze politieke beslissing is dat de dimensie ‘bewoners’ die naast ‘overlast en onveiligheid’ een van de meest onderscheidende dimensies van de leefbaarometer was, vanaf 2022 is komen te vervallen. Hiervoor in de plaats gekomen is de weinig onderscheidende dimensie ‘sociale samenhang’. 

De vervanging van de dimensie ‘bewoners’ (leefbaarometer 2.0) door ‘sociale samenhang’ (leefbaarometer 3.0) doet afbreuk aan de validiteit van het meetinstrument en de vergelijkbaarheid met cijferreeksen uit het verleden. 

Het is bedenkelijk dat een opdrachtgever dergelijke voorwaarden stelt aan wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door een onderzoeksbureau. Zou het om universitair onderzoek gaan, dan zouden de betrokken onderzoekers de opdracht – naar ik veronderstel – hebben geweigerd. Zij hadden mogelijk het model wel beter toegelicht.

Beviel deze post? In het e-boek Dossier Leefbaar wonen tref je veel vergelijkbare informatie aan op het gebied van wonen en de woonomgeving. Je kunt het e-boek hier downloaden.