Vergeet dat de opwarming van de aarde beperkt blijft tot 1,5 graad Celsius

Het is nu vrijwel zeker dat de opwarming van de aarde in 2050 minstens 2oC zal zijn. De temperatuur zal daarna onvermijdelijk oplopen tot 3,2oC of hoger in 2100.  Op beperking van de temperatuurstijging tot 3,2oC, heeft ‘de wereld’ nog invloed. In deze en de volgende post licht ik deze conclusie toe.

Mijn post van 14 dagen geleden was een beknopte samenvatting van het laatste rapport van het ICPP (Intergovernmental Panel on Climate Change) getiteld Final Synthesis Report: Climate Change 2023_. Ons rest a rapidly closing window of opportunity to secure a livable and sustainable future for all.

De afgelopen dagen heb ik drie dagen in Sauerland gewandeld. Op weg erheen en terug werd ik met mijn snelheid van 120 km/u voortdurend ingehaald, met een snelheid die vaak hoger dan 200 km/h moet liggen. Zorg voor het klimaat leeft niet bij de mensen, denk ik dan. 

Toch moeten we iets doen met de conclusie van het IPCC rapport dat de 1,5oC in 2050 inmiddels zo goed als onbereikbaar is. Sterker nog, 1,5oC opwarming wordt al in de jaren ’30 bereikt. Vanaf het begin van de industriële revolutie heeft de wereld 1600 miljard ton CO2 in de atmosfeer gebracht. De laatste jaren komen hier jaarlijks 40 miljard ton bij. In Europa, Australië, de VS en Canada is er sprake van een lichte daling, mede ‘dankzij’ de oorlog in Oekraïne. In opkomende landen – India en China voorop – neemt de uitstoot van CO2 voorlopig sterk toe. Ook hier helpt de die oorlog een handje, omdat deze landen in Rusland spotgoedkoop olie kunnen kopen.

Nu de 1,5oC vrijwel zeker niet wordt gehaald in 2050, gaat alle aandacht uit naar wat er in de periode na 2050 gaat gebeuren.  Zeker is dat als gevolg van de aanhoudende CO2-uitstoot in de eerste helft van deze eeuw, de opwarming van de aarde in de tweede helft verder zal stijgen. William Nordhaus heeft de Nobel-prijs gekregen voor zijn berekeningen van de klimaatverandering. 

De bovenstaande figuur vat de essentie van zijn berekeningen samen. Het geeft vier scenario’s weer.  Met het groene en het rode kan de opwarming van de aarde lager uitkomen dan 2,5oC in 2100. Daarvoor moet de uitstoot van CO2 al in 2040 uitkomen op nul. Bovendien moeten we onmiddellijk starten met ‘negatieve emissie’, het uit de lucht halen van de miljarden tonnen aanwezige broeikaskassen. Dat gaat honderden miljarden kosten.

Hij ziet – en vele anderen – dat niet gebeuren, ook al omdat opschalen van de daarvoor vereiste technologie zo goed als onmogelijk is. De ‘baseline’ in de figuur geeft de hoeveelheid uitstoot aan als wereldwijd de groei van emissies tijdens het afgelopen decennium aanhoudt.  De blauwe lijn (‘optimal’) geeft het meest waarschijnlijke scenario weer. De emissies stijgen dan minder snel dan in de ‘baseline’, vooral dankzij het beleid dat de laatste jaren is ingezet. Dan piekt de CO2– uitstoot in 2050 en neemt hij langzaam af. Het ‘baseline’-scenario en ook dit scenario hebben grote gevolgen voor de aarde.

Die heeft een op economische groei gerichte wereld  vooral de laatste 40 jaar over zich afgeroepen, alle waarschuwingen ten spijt.

Velen zullen bij het zien van Nordhaus’s projecties uitroepen dat het toch allermaal veel sneller moet kunnen. Het had ook sneller gekund, maar de kans dat dit alsnog gaat gebeuren is minimaal. Recente gegevens illustreren dit. Ik doel op de jaarlijkse Energy Outlook , een publicatie van de Energy Information Administration, een bureau van de federale overheid van de VS.

De bovenstaande grafiek laat zien hoe de Energy Information Administration de verandering in het gebruik van primaire energiebronnen wereldwijd tot 2050 inschat. Dit zou uitkomen op een aandeel van 25% hernieuwbare energiebronnen. Dit percentage zal in Europa, Canada, Australië en zelfs de VS veel hoger zijn; diverse analisten denken aan 50%, maar in veel andere landen – denk aan India, is het aandeel van hernieuwbare energie voorlopig minimaal.

Uitvoering van het huidige beleid, een voorwaarde om de opwarming van de aarde in 2100 tot 3,2oC te beperken, zal al moeilijk genoeg zijn.  Neem als voorbeeld maar hoe lastig het is het is om in Nederland de stikstofuitstoot te beperken, nu de (virtueel) grootste politieke partij van Nederland de boeren zowat heilig heeft verklaard. Maar ook de weerstand tegen uitbreiding van zonneakkers en windmolenparken op land spreekt boekdelen.

En dan kom ik weer terug op het autogebruik, een van de grootse bronnen van broeikasgassen. Als ik in Nederland in mijn hybride met 100 km/u over de snelweg rijd, dan lijk ik zowat de enige.  Bekeuren van overtreders van de snelheidsbeperking lijkt geen prioriteit te hebben.  

Kortom; ik geloof er niet meer in dat de opwarming van de aarde tot 1,5oC beperkt blijft. Op wat dit betekent, ga ik in de volgende blogpost in.

Nota bene: Vanwege de actualiteit van deze en de volgende post onderbreek ik de reeks van posts over natuur in de stad. 

Wie kan de klimaatverandering afremmen?

In deze post ga ik in op de verantwoordelijkheid van ons – consumenten – maar vooral die van Big Oil voor het afremmen van de klimaatverandering.

Als boeren voor 25% aansprakelijk zijn, voor de klimaatverandering, wie is dat dan voor het resterende deel?

Kijken we eerst naar onszelf, de consumenten: De vermindering van de uitstoot van broeikasgassen raakt ons allemaal: Wereldwijd moeten burgers besluiten om minder kinderen te krijgen, meisjes te laten studeren, energiebesparende apparaten te gebruiken, onze daken te bedekken met zonnepanelen, te investeren in isolatie en warmtepompen, doelmatiger te reizen en vooral dichter bij huis te blijven en ons consumptiepatroon te veranderen. Veel mensen in ontwikkelende mensen doen die laatste twee zaken al.

Maak van vlees desnoods een delicatesse en drink plantaardige zuivel!

Echter, de impact van deze beslissingen valt in het niet bij beslissingen die op bedrijfsniveau moeten worden genomen. In een tot nadenken stemmend artikel benadrukt Derrick Jensen dat in de VS het huishoudelijke energieverbruik in de periode 1994 – 2009 minder dan 25% van het totale energieverbruik bedroeg, dat 90% van het zoet water naar de landbouw en de industrie gaat en dat huishoudelijk afval slechts 3% van de totale afvalproductie omvat. 

Hij concludeert dat als alle Amerikanen er alles aan zouden doen om hun ecologische voetafdruk te verkleinen door geen auto te rijden en veganist te worden, de emissie van broeikasgassen in de VS met slechts 22% zou verminderen.

Een recent rapport van het Carbon Disclosure Project onthult dat 100 wereldwijd opererende olie- en gas producerende bedrijven direct of indirect verantwoordelijk zijn voor 71% van alle broeikasgasemissies sinds 1988. Het zijn uiteraard deze bedrijven die de belangrijkste sleutel in de hand hebben voor vermindering van de productie van koolstofhoudende brandstoffen. Dankzij de onderzoeksjournalistiek van Follow the Money weten we dat – net als andere oliemaatschappijen – Shell al vele jaren op de hoogte is van de desastreuze gevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen, zonder daaruit enige conclusie te trekken voor zijn investeringsbeleid.

Te denken geeft overigens ook dat in de jaren na de ondertekening van het Parijse akkoord financiële instellingen meer dan $478 miljard hebben geïnvesteerd in de exploitatie van kolen. Big-oil werd altijd gespaard gespaard vanwege zijn grote economische belang 

In de komende weken kom ik nog verschillende malen terug op wat er mijns inziens mis is in het hedendaagse boerenbedrijf en wat boeren hier zelf aan kunnen doen. En soms ook doen.


iel deze post? In het e-boek Leven mét de natuur tref je veel vergelijkbare informatie over natuurinclusieve oplossingen voor de inrichting van de ruimte. Je kunt het e-boek hier downloaden. 

Kunnen steden het Parijse klimaatakkoord redden?

De besturen van de grote steden (C40) streven wereldwijd naar een proportionele bijdrage aan de vermindering van de uitstoot van CO2. Deze samenvatting van drie strategische rapporten van C40 beschrijft hoe ingrijpend de daarvoor vereiste maatregelen zijn.

screenshot 2De C40 Cities Climate Leadership Group bestaat al meer dan 12 jaar en vertegenwoordigt 96 van ’s werelds grootste steden, waaronder Amsterdam en Rotterdam, met samen ruim 650 miljoen inwoners. De groep doet er alles aan om ervoor te zorgen dat deze steden een evenredige bijdrage leveren aan het verdrag van Parijs. Dit verplicht de ondertekenaars om de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde ten opzichte van het pre-industriële niveau beneden 2°C te houden en bovendien er naar te streven dat de temperatuurstijging tot 1,5°C beperkt blijft. Een ingenieuze formulering die in wezen de weg opent naar twee scenario’s.

C40 heeft drie solide rapporten gepubliceerd – samen met Arup en McKinsey – die een routekaart bieden naar de voornoemde doelen, bij voorkeur het traject van 1,5°C.

Het eerste rapport is Climate Action in Megacities 3.0 (december 2015), een verslag van de resultaten van de klimaatacties van C40-steden in het decennium voor het verdrag van Parijs[1]. De tweede studie Deadline 2020: How cities will get the job done[2] (december 2016) beschrijft de noodzakelijke acties in de periode 2017 – 2020 (december 2016).Het derde rapport Focused acceleration: A strategic approach to climate action in cities to 2030[3] (november 2017) benadrukt de noodzaak van meer focus en tempo na 2020.

Deze rapporten tonen aan voor welke uitdaging het verdrag van Parijs ons plaatst. Ze zijn een rijke bron van informatie en inspiratie voor iedereen die betrokken is bij het stedelijk energiebeleid. Deze post vat de hoofdzaken van de drie rapporten samen.

1 De wereld is al in de gevarenzone

De opwarming van de aarde is een rechtstreeks gevolg van de uitstoot van meer CO2 dan de kritieke hoeveelheid van 350 ppm (parts per million). Op dit moment is het emissieniveau gemiddeld 400 ppm. De gemiddelde temperatuur op aarde is al met 1°C gestegen ten opzichte van het pre-industrieel niveau. Het onderstaande schema geeft de belangrijkste bronnen van stedelijke uitstoot weer: gebouwen, transport en afval.

screenshot 14

2 Groei van CO2-emissies bij ‘business-as-usual’

Zonder verdere klimaatacties dan die welke tot 2015 genomen zijn, zal de uitstoot in de C40-steden in de 21e eeuw zevenmaal hoger komen te liggen dan het huidige niveau.

screenshot 13

3 Het broeikaseffect

Op dit moment nemen vertegenwoordigers van C40-steden al klimaatveranderingen waar. De onderstaande grafiek geeft wat die veranderingen inhouden.

screenshot 17

Steden zien diverse gevaren toenemen. Extreme temperaturen en overstromingen vormen samen 63% van alle wereldwijd gerapporteerde gevaren. Noord-Amerikaanse steden ervaren meer extreme temperaturen (40%) dan elders. Europese steden rapporteren vooral de toegenomen kans op overstromingen (30%). Het gevaar van aardverschuivingen gaat vooral op voor Latijns-Amerikaanse steden (62%). Droogte werd vooral gerapporteerd door Noord-Amerikaanse of Europese steden (63%).

screenshot 5

Naar schatting worden in 2050 in het business-as-usual scenario 1,3 miljard mensen en activa ter waarde van $ 158 biljoen getroffen door rampen die gerelateerd zijn aan de opwarming van de aarde.

Naast inspanningen om de koolstofemissie te verminderen, verbindt het verdrag van Parijs de ondertekenaars tevens om het gezamenlijke aanpassingsvermogen te vergroten en de kwetsbaarheid voor klimaatverandering te verminderen.

4 Géén CO2-emissie meer na 2050

Onderstaande grafiek toont zowel verwachte groei van de CO2-uitstoot zonder verdere klimaatacties (BAU, ‘business as usual’) als de geleidelijk vermindering ervan als gevolg van vastberaden beleid. Zie ook sectie 11 hieronder.

screenshot 8

De komende vier jaren zullen bepalend zijn voor de haalbaarheid van de bijdrage van ’s werelds grootste steden aan de realisering van de klimaatdoelen. De emissie van de C40-steden wereldwijd mag tot 2020 gemiddeld nog met 5% stijgen in plaats van 35% in het business-as-usual scenario. Dit komt neer op een vermindering van de emissie met 0,7 GtCO2e, wat vanaf nu een accumulatieve besparing vanaf 1.9 GtCO2e betekent.

Het verdrag van Parijs hield de deur open voor een riskanter traject van 2°C, dat tot 2030 samenvalt met het traject van 1,5°C. Bij een traject van 2°C wordt de doelstelling van geen verdere emissies na 2050 niet gerealiseerd.

5 Het emissiebudget van de C40

In 2015 bedroeg de wereldwijde emissie 47 GtCO2e. Op het traject van 1,5°C is er tot 2100 (in feite 2050) nog plaats voor een uitstoot van 387 GtCO2e. In 2015 bedroeg de uitstoot van de C40-steden 2,4 GtCO2e. Het aandeel van de C40 steden in het resterende C40-budget is dus 22 GtCO2e.

Op het traject van 1,5°C moet de gemiddelde emissie per inwoner in C40-steden dalen van meer dan 5 tCO2e per capita nu naar 2,9 tCO2e per capita in 2030.

Op een traject van 2°C is het budget van de C40-steden tot 2100 67 GtCO2e.

screenshot 0

6 Negatieve emissie

Het traject van 1,5°C leidt tot een emissieniveau van nul tegen 2050 maar tot 2100 moet worden doorgegaan met negatieve emissie.

Een netto emissieniveau van 0 in 2050 betekent immers niet dat alle CO2 uit de dampkring is verdwenen.

Het is bovendien maar zeer de vraag of we binnen de gebudgetteerde 22 GtCO2e blijven. Daarom is het noodzakelijk om op de kortst mogelijke termijn negatieve emissie te bevorderen. Het afvangen en opslaan van CO2 is nu nog niet op grote schaal mogelijk; een reeks negatieve emissietechnologieën wordt momenteel wetenschappelijk onderzocht en geëvalueerd. We kunnen ook extra emissierechten kopen, bijvoorbeeld door grootschalige bosaanplant te financieren in streken die in het verleden veel van ontbossing te lijden hebben gehad.

Als negatieve emissies ongewenst wordt geacht of niet mogelijk blijken, dan moet het niveau van een netto nul-emissie in C40-steden al in 2030 bereikt worden, bij vasthouden aan een maximale temperatuurstijging van 1,5°C. Naar verwachting is ook dan in 2050 alle COuit de dampkring verdwenen. Je hoeft geen pessimist te zijn om dit traject als onuitvoerbaar te beschouwen.

7 Bijdrage van steden kan variëren

Steden in landen met een bruto nationaal product van meer dan $15.000 per hoofd van de bevolking en met een hoge CO2-uitstoot moeten de grootste besparingen realiseren tussen nu en 2020. Andere welvarende steden waar de emissie minder is, moeten hun emissie eveneens vanaf nu verminderen, maar de daling van de CO2-uitstoot kan over een wat langere periode worden uitgesmeerd. Steden in opkomende landen mogen de CO2-uitstoot eerst nog wat laten toenemen en later met de vermindering starten. Hoeveel later hangt af van de mate van vervuiling.

screenshot 12

screenshot 10

8  Afname van emissies door gerichte acties

De C40-steden volgen een strategie van gerichte klimaatacties om de gevolgen van klimaatverandering te verminderen (mitigeren) en op te vangen (aanpassen). Tussen 2005 en 2016 zijn bijna 11.000 unieke acties gestart met betrekking tot aanpassing, gebouwen, ontwikkeling op gemeenschapsniveau, energievoorziening, financiën, voedsel en landbouw, openbaar vervoer, straatverlichting, particulier vervoer, afval en water. In 2015 werd 30% van de klimaatacties uitgevoerd in het kader van samenwerking met andere steden, voornamelijk C40-steden. Het Green Digital Charter verzamelde 24 casestudy’s in een boekje[4] om deze projecten te illustreren.

http://online.anyflip.com/zerr/dbmk/mobile/index.html

Dit boekje illustreert de creativiteit van de klimaatacties maar ook hun beperkte schaal. De projecten zijn goede voorbeelden van de inzet van digitale oplossingen om de ecologische voetafdruk te verkleinen en de levenskwaliteit van hun burgers te verbeteren.

In de periode 2017 – 2020 zouden nog eens 14.000 (!) acties van vergelijkbare omvang moeten starten. Een alternatief is minder maar omvangrijkere acties.

9 Op weg naar een gerichte versnelling

De meeste (54%) acties die tot nu toe zijn gestart hebben minder dan $ 1 miljoen gekost. Aan de andere kant is in met een op de vier acties een bedrag van meer dan $ 10 miljoen gemoeid.  Behalve de kleinschaligheid van de meerderheid van de acties, zijn deze verspreid over een groot aantal thema’s.

Doorgaan op deze weg levert 20 tot 50 procent minder emissie op tot 2030 dan vereist om de doelstelling van 1,5 °C te halen.

In een zeer recent rapport adviseert McKinsey steden over te schakelen op een strategie van gerichte versnelling binnen 12 actiegebieden, die behoren tot de volgende vier groepen:

  • Decarbonisering van het elektriciteitsnet;
  • Optimaliseren van energie-efficiëntie in gebouwen;
  • Radicale veranderingen in het mobiliteitspatroon en dus de stedenbouw;
  • Verbetering van afvalbeheer.

De onderstaande grafiek bevat een korte beschrijving van elk van de vier groepen en de 12 actiegebieden.

Afbeelding15a

10 De aanpak verschilt per type stad

De wegen die steden moeten volgen om hun CO2-uitstoot te reduceren en te beëindigen hangt niet alleen af de omvang van de huidige emissies en het inkomen van de bewoners (zie sectie 7), maar ook van de dichtheid van de bebouwing, hun omvang en mix aan beschikbare alternatieve hulpbronnen. Daarom zijn er verschillende scenario’s gemodelleerd voor zes typen steden. Ter illustratie staan hieronder twee scenario’s weergegeven. De andere kunnen worden geraadpleegd in het rapport Focused acceleration: A strategic approach to climate action in cities to 2030[5]

Afbeelding16a

11 De invloed van de gemeentelijke overheid is niet onbeperkt

De gemeentelijke overheid kan zelf ruim 50 procent realiseren van de vermindering van de emissie om een ​​traject van 1,5°C te realiseren, hetzij door hun eigen directe actie of door samenwerking met burgers, bedrijven in instellingen (‘climate actions’). Zie ook sectie 4, hierboven. Voor de andere 50% – decarbonisering van het elektriciteitsnet in het bijzonder – zijn ze afhankelijk van actoren buiten hun invloedssfeer, vooral elektriciteitsmaatschappijen en burgers die met een radicale uitbreiding van voorzieningen voor zonne- en windenergie moeten instemmen.

Vooral na 2030 zal de beschikbaarheid van ‘groene elektriciteit’ de belangrijkste bron van vermindering van de CO2-emissie zijn.

Een extra optie is actieve betrokkenheid van steden bij de opwekking van district energie, mogelijk in de vorm van publiek-privaat partnerschap[6]

screenshot 8

Een bijkomend probleem is dat het gebruik van elektriciteit sneller groeit dan verwacht, deels vanwege de torenhoge inzet van digitale apparatuur voor uiteenlopende toepassingen. De American Council for an Energy-Efficient Economy (ACEEE)  heeft onlangs haar City Energy Efficiency Scorecard gepubliceerd. In alle steden die om hun energiebeleid geprezen zijn, is het elektriciteitsgebruik gestegen: Los Angles (+3 procent); New York City (+1 procent); San Francisco (+1 procent); Boston (+2 procent); Denver (+3 procent); Austin (+5 procent); en D.C. (+1 procent)[7].

12 Investeringen

De verwezenlijking van een netto emissie-niveau van 1,5°C in 2050 vereist een investering ongeveer $50 tot $200 per bespaarde of opgeslagen ton CO2e. Overigens betekenen al deze maatregelen een wereldwijze economische impuls van $ 16,6 triljoen.

screenshot 7

Van 2016 tot 2050 moet elke C40-stad in Europa gemiddeld $10 miljard investeren om de ambitie van het verdrag van Parijs te realiseren. Dit is meer dan $1 triljoen aan investeringen in alle C40-steden. $375 miljard van deze investering is alleen al de komende vier jaar nodig.

13 Andere steden

Als alle wereldsteden met meer dan 100.000 inwoners de acties van de C40-steden navolgen zouden, dan bedraagt het cumulatieve effect daarvan 40% aan reductie van de  emissie die nodig is om de temperatuur onder 1,5°C graden te houden. Als gevolg daarvan is er een potentieel om wereldwijd 863 GtCO2e te besparen tegen 2050. De overige besparing moet komen van de industrie, de landbouw, het platteland en het transport en vervoer.

14 Samenvatting

De 2.4 GtCO2e-uitstoot van broeikasgassen door C40-steden in 2015 kan verzevenvoudigen bij het uitblijven van verdere beleidsombuigingen. Betrokkenheid bij een toekomst van 1,5°C vereist dat C40-steden de uitstoot beperken tot 22 GtCO2e tussen nu en 2100. Daarnaast moeten ze bijdragen aan wereldwijde negatieve emissie-inspanningen door 31 GtCO2e uit de atmosfeer verwijderen.

screenshot 6

Klimaatactie stelt C40-steden in staat in totaal iets meer dan 500 GtCO2e te besparen tegen 2100 ten opzichte van het business-as-usual traject. Van deze besparing hebben C40-steden zelf ruim 51 procent in eigen hand. Van deze 51 procent kunnen gemeentebesturen zelf 20% uitvoeren. De resterende 80 procent vereist samenwerking en partnerschap met andere lokale partijen, waaronder burgers niet in de laatste plaats. Voor het overige deel zijn zij afhankelijk van externe actoren, zoals elektriciteitsmaatschappijen.

Reflectie

Na het opzeggen door de president van de VS van het verdrag van Parijs, hebben veel steden in de VS en daarbuiten aangekondigd dat zij ervoor zullen zorgen dat de afgesproken klimaatdoelen alsnog worden behaald. Met name de C40-steden zijn vastbesloten om bij te dragen aan het welslagen van het verdrag van Parijs en ze hebben gedetailleerde plannen gemaakt om dienovereenkomstig te handelen.

De hiervoor getoonde cijfers maken duidelijk dat het 1,5°C-traject veel afbreukrisico heeft. Bijvoorbeeld, de technologie om negatieve emissie te realiseren is nog niet op grote schaal beschikbaar. Als alles meezit en alle steden ter wereld het voorbeeld van de C40 volgen, dan nog moet 60% van de CO2-reductie van elders komen.

Ik moet bekennen dat het bestuderen van de rapporten van de C40 mijn aanvankelijke optimisme over de rol van de wereldsteden heeft getemperd.

De afhankelijkheid van gemeentebesturen van partijen binnen de gemeenten als erbuiten bleek groter dan ik had gedacht.  Burgemeesters kunnen zoveel elektrische bussen kopen als ze willen, maar de impact van deze maatregel op de beperking van de CO2-uitstoot blijft beperkt als ze moeten rijden op grijze stroom. De overgang naar groene stroom valt grotendeels buiten de invloedssfeer van het stadsbestuur.

Ik concludeer dat het traject van 1,5°C alleen haalbaar is als alle partijen binnen een gemeente hechte afspraken maken en de burgers daarbij niet vergeten. Maar vooral ook als er op nationaal niveau hecht wordt samengewerkt tussen steden, landelijke overheid, industrie, energieproducenten en NGO’s. Ook de samenwerking in C40-verband levert een wezenlijke bijdrage.

Hoe dan ook, iedereen kan een voorbeeld nemen aan de C40-steden die al tien jaar gerichte klimaatacties initiëren en uit voeren.

[1] http://www.cam3.c40.org/images/C40ClimateActionInMegacities3.pdf

[2] http://www.c40.org/researches/deadline-2020

[3] https://www.mckinsey.com/~/media/McKinsey/Business%20Functions/Sustainability%20and%20Resource%20Productivity/Our%20Insights/A%20strategic%20approach%20to%20climate%20action%20in%20cities%20focused%20acceleration/Focused-acceleration.ashx

[4] http://bit.ly/2ngXXu4

[5] https://www.mckinsey.com/~/media/McKinsey/Business%20Functions/Sustainability%20and%20Resource%20Productivity/Our%20Insights/A%20strategic%20approach%20to%20climate%20action%20in%20cities%20focused%20acceleration/Focused-acceleration.ashx

[6] https://medium.com/sidewalk-talk/the-future-of-urban-sustainability-is-renewable-district-energy-1880c3377975

[7] https://www.greentechmedia.com/articles/read/hard-truths-about-city-failures-with-clean-energy#gs.cEhJV88