Een van de redenen dat wetenschappelijk onderwijs zijn doelstellingen niet realiseert is dat het er onvoldoende in slaagt de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen. In mijn blogposts van de afgelopen weken heb ik uitgelegd waarom dit alleen mogelijk is als initiële voltijdse studenten en volwassen werkende studenten een ander soort onderwijs krijgen. De eerste groep heeft nog weinig kennis van de praktijk, maar wil deze tijdens de opleiding verwerven om zich beter op een toekomstig beroep te kunnen voorbereiden. De tweede groep heeft uitgebreide kennis van de praktijk, maar het onderwijs doet er te weinig aan om nieuw te verwerven theoretische inzichten daaraan te relateren.

Het probleem ligt dieper dan de keuze van onderwijsarrangementen alleen. De meeste docenten hebben weinig kennis van en affiniteit met de praktijk. Onderwijsarrangementen die de praktijk naar de onderwijsinstelling brengen en omgekeerd kunnen daarom alleen worden ontwikkeld als bedrijven en instellingen daarbij worden betrokken.
Overigens geldt de noodzaak van meer samenwerking tussen universiteiten en het maatschappelijke veld ook op het gebied van onderzoek. Samenwerkingsonderzoek is een belangrijke ‘driver’ voor innovatie, maar komt zeker in faculteiten die op dit gebied geen traditie hebben, moeilijk van de grond (Van den Bosch, 2013).

Er is dus alle reden om de samenwerking tussen bedrijven en andere organisaties en onderwijsinstellingen vanuit een meer holistisch perspectief te bekijken. Dit is het perspectief van zich ontwikkelende regionale clusters, kenniscentra, campussen, lerende regio’s of hoe ze ook mogen heten. Bedrijven en instellingen, universiteiten en hogescholen én overheden – de triple helix – hebben daar een complementair belang bij.
Bedrijven en instellingen hebben op grote schaal bedrijfsacademies of andere scholingsafdelingen opgezet omdat het opleidingsaanbod van de bestaande onderwijsvoorzieningen niet aan hun verwachtingen beantwoordde. Overigens vaak zonder een uitgesproken visie op de vraag hoe de scholingsbehoefte van de eigen medewerkers vorm moet krijgen. Deze academies vervielen daarom vaak in de aankoop van cursussen bij gevestigde aanbieders. Hierdoor werd de kans om theorie en praktijk dichter bijeen te brengen opnieuw niet benut. De effectiviteit van bedrijfsopleidingen hangt af van hun afstand tot de praktijk en de plaats die ze inruimen voor informeel leren. Bedrijven en andere organisaties hebben behoefte aan korte én langere programma’s met een sterke praktijkcomponent en zouden erbij gebaat zijn als deze stapelbaar zijn ze ook tot diplomering kunnen leiden. Samenwerking met universiteiten en hogescholen is hierbij noodzakelijk.
Universiteiten moeten voor volledige realisering van hun doelstellingen initiële studenten kennis laten maken met hoe het er in bedrijven en andere organisaties aan toe gaat. Lezingen verzorgd door medewerkers van deze organisaties en bedrijfsbezoeken helpen, stages ook, maar het doen van onderzoek binnen bedrijven en organisaties en in dat verband de ogen en oren leren gebruiken is verreweg het effectiefste. Volwassen werkende studenten leren ook veel van (onderzoek)projecten. Zij kennen de praktijk weliswaar van haver tot gort maar zij moeten leren hoe ze hun praktijkkennis kunnen verdiepen met wetenschappelijke inzichten.
Bedrijven en organisaties enerzijds én universiteiten anderzijds hebben elkaar nodig bij de realisering van hun scholingsbehoeften en opleidingsdoelen. Een vergelijkbare afhankelijkheid is er ook op het gebied van onderzoek. Universitaire opleiders zullen hun werk deels binnen de muren van bedrijven en instellingen doen en professionele scholingsmedewerkers vanuit bedrijven en andere organisaties raken betrokken bij de opleiding van studenten. De totstandkoming van deze samenwerking vereist arrangementen waaraan lokale of regionale kennisinstellingen en een aantal bedrijven en andere organisaties participeren en ook de overheid meedoet. Het is een aantrekkelijke gedachte om te bezien ‘regionale kenniscentra’ (overigens slechts licht geïnstitutionaliseerd) zowel voor opleidings- als onderzoeksdoelen gerealiseerd kunnen worden. Dit ligt voor de hand omdat de samenwerking op onderwijsgebied in belangrijke mate gestalte krijgt in de vorm van leeronderzoek.
In de komende weken ga ik dieper in op de manier waarop samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid vorm kan krijgen.
Van den Bosch, H.M.J. (2013). Universiteit en bedrijfsleven: Een moeizame relatie. In R. Kok, H. Lekkerkerk & P. Vermeulen (Eds.), Versterking van innovatie. Liber Amicorum, voor Ben Dankbaar (pp. 201 – 216). Amsterdam: Boom / Lemma.