Laat kinderen meedelen in de ruimte (2): De bebouwde omgeving

Onlangs hebben Henk Donkers en ik een artikel geschreven over de kindvriendelijke stad in het tijdschrift Geografie (september 2021). Het is een onderdeel van de reeks over de (lange) weg naar de humane stad. In viertal posts in deze blog diep ik dit artikel verder uit.

De vorige post ging over de vraag hoe de leefomgeving spel en beweging kan stimuleren. Hieronder sta ik stil bij de vraag hoe gebouwde omgeving zelf aantrekkelijker kan worden voor gezinnen in het algemeen en voor kinderen in het bijzonder. In de volgende afleveringen komen aan de orde onderzoek naar de wensen van jongeren en hun participatie in besluitvorming.

Verbindingen

In de vorige post gaf ik een groot aantal voorbeelden van aantrekkelijke ruimten om te bewegen, socialiseren en spelen. Ik benadrukte de noodzaak dat deze met elkaar in verbinding staan en in het bijzonder de aanwezigheid van routes voor voetgangers en fietsen. Brede, aantrekkelijke en autovrije verbindingen voor voetgangers en fietsen nodigen zelf ook uit tot bewegen. Ze maken het mogelijk dat kinderen ‘spelenderwijs’ hun actieradium vergroten. 

Verreweg de meeste kinderen onder tien jaar worden uit veiligheidsoverwegingen naar school gebracht.

Voor hun ontwikkeling is independent mobility echter van wezenlijk belang. Daarom moeten de routes tussen woningen en school, buurthuizen, bushaltes en andere voorzieningen enerzijds en routes voor gemotoriseerd verkeer anderzijds elkaar op ongelijk niveau kruisen. Dit moet om redenen van sociale veiligheid gebeuren met behulp van bruggetjes en niet met tunneltjes. Autoroutes monden uit in buurtparkeerplaatsen en ondergrondse parkeergarages. Uiteraard moet de buurt toegankelijk zijn voor hulpdiensten. Verder kan er een beperkt aantal parkeerplekken komen voor mensen die slecht ter been zijn en zijn er voldoende deelauto’s. 

Modelmatig bestaat het ontwerp van een buurt uit kwadranten van ongeveer 200 x 200 meter waarbinnen verbindingen in de eerste plaats bedoeld zijn voor voetgangers en fietsen. Tussen de kwadranten lopen routes voor gemotoriseerd verkeer en aan hun randen zijn parkeervoorzieningen en bushaltes. In de voorbeelden hieronder wordt er niet moeilijk over gedaan over auto’s die – stapvoets – de buurt inrijden om te laden en te lossen. Parkeren mag niet, voornoemde uitzonderingen daargelaten. De routes voor voetgangers en fietsers vormen een rechtstreekse loop- en fietsverbinding met het wijk- en winkelcentrum, dat uitgaande van de gedachte van de 15-minuten stad ‘ideaaltypisch’16 kwadranten bedient. Dit modelmatige beeld zal in de praktijk veel variaties hebben als gevolg van terreinkenmerken, soorten bebouwing en esthetische overwegingen.

Buurten waar auto’s uitsluitend aan de rand kunnen parkeren en dan nog maar een beperkt aantal, komen er steeds meer. Een klassiek voorbeeld is ‘ecologisch paradijs’ Vauban (nabij Freiburg) – rechtsonder – dat zich bovendien onderscheidt door het feit dat de wijk is ontstaan mede dankzij de inspanningen van 50 ‘Baugruppen’ (wooncoöperaties), die er voor betaalbare wooneenheden hebben gezorgd. Ook autovrij is het voormalige terrein van het Gemeentelijk waterleidingbedrijf in Amsterdam – links – waar kinderen ruime speelmogelijkheden hebben. Bovendien hebben bijna alle huizen een tuintje, dakterras of ruim balkon.  De Merwede wijk in Utrecht – rechtsboven – zal 12.000 inwoners tellen, en slechts voor 30% van de huizen is parkeergelegenheid voorzien, ook aan de rand van de wijk. De ruimte tussen de huizen is bestemd voor voetgangers, fietsers en spelende kinderen. 

Gebouwen om in te leven

Hieronder sta ik stil bij kenmerken van de gebouwde omgeving, die tegemoetkomen aan uiteenlopende woonwensen, in het bijzonder die van kinderen en hun ouders. Gebiedsontwikkelaar BPD (Bouwfonds Property Development) onderzocht de woonwensen van stadsgezinnen aan de hand van deskresearch, enquêtes en groepsgesprekken met ouders en kinderen die nu al in de stad wonen en formuleerde op basis daarvan handreikingen voor het ontwerp van de kindvriendelijke stad. Deze woonwensen zijn in het onderstaande verwerkt. Ook de twee tekeningen zijn afkomstig van BDP.

Gestapeld wonen

Naar verwachting zal in steden vooral gestapeld worden gebouwd.  Gestapeld wonen in hogere dichtheden dan nu het geval is draagt bij aan behoud van de groene ruimte en creëert draagvlak voor aantrekkelijke (wijk)centra. Grondgebonden woningen zijn er in Nederland genoeg. Daarvan zijn de laatste decennia honderdduizenden gebouwd, terwijl gezinnen met kinderen, waarvoor dit type woningen bestemd was, nog maar 25% van de beschikbare woningvoorraad gebruiken. In de komende jaren komt bovendien een groot aantal grondgebonden woningen beschikbaar, als ouderen naar beter passende behuizing kunnen doorstromen. Een deel van de grondgebonden woningen leent zich overigens uitstekend om in twee of soms drie kleinere eenheden te worden gesplitst.

Gefaseerde overgang van de publieke naar de private ruimte

Een van de bezwaren tegen gestapeld wonen is de aanwezigheid van anonieme ruimten, zoals galerijen, trappenhuizen, bergingen en liften. Soms gebruiken kinderen die als speelruimte bij gebrek aan beter.  Om aan dit soort niemandsland een einde te maken worden er steeds vaker clusters gecreëerd van 10 – 20 wooneenheden met een gezamenlijk trappenhuis. Het gevoel van collectief eigenaarschap wordt hierdoor versterkt. Van hieruit zijn ook eventuele gemeenschappelijke ruimten bereikbaar. Deze komen er steeds vaker. Deze oplossing appelleert aan wat Oscar Newman een defensible space noemt, waarbij het vooral gaat om sociale controle, toezicht, territorialiteit, image, beheer en gevoel van eigendom. Deze buurtjes, bijvoorbeeld gelegen rond een centrale hal en trap vormen dan een overgangszone tussen het eigen appartement, de rest van het gebouw en de buitenwereld, waarin de bewoners zich vertrouwd voelen. Volwassenen geven aan dat in dit soort clusters ook het gebruik van deelauto’s georganiseerd zou moeten worden.

Variatie

Als de woningmarkt minder overspannen raakt, krijgen woningzoekenden meer keuzemogelijkheden. Deze hebben betrekking op de aard van de woning (grondgebonden of gestapeld) en – daarmee samenhangend – de prijs, de ligging (centraal of meer perifeer) en de aard van het appartement zelf. Maar ook op de aanwezigheid van gemeenschappelijke voorzieningen in het algemeen en voor kinderen in het bijzonder. 

Gezinnen met kinderen willen het liefst dat hun buren in eenzelfde levensfase zitten en de kinderen een vergelijkbare leeftijd hebben.

Bovendien geven ze de voorkeur aan een appartement op de begane grond of op een van de onderste verdiepingen dat bij voorkeur uit twee lagen bestaat. 

Gemeenschappelijke voorzieningen

Gemeenschappelijke voorzieningen variëren naar aard en omvang. Dergelijke voorzieningen bevatten veel meer dan een trappenhuis, lift en stalling voor fietsen. Te denken valt aan was- en droogruimten, hobbyruimten, gelegenheid om binnen en buiten te spelen, waaronder een voetbalkooi op het dak en binnentuinen. Huizen bedoeld voor co-housing zullen daarnaast ook een gemeenschappelijke loungeruimte en zelfs een horecavoorziening hebben.

De gemeenschappelijke voorzieningen leiden evenwel tot een aanzienlijke stijging van de kosten. Daarom zoeken gemotiveerde bewonersgroepen naar andere oplossingen.

Collectief of coöperatief bouwen

Aan de behoefte aan nieuwbouw zal steeds vaker worden voorzien door coöperatief of collectief bouwen. Veel gemeenten stimuleren dit, maar het zijn gecompliceerde processen. Het resultaat is daarentegen meestal een woning die beter aan de wensen voldoet tegen een relatief prijs. Ook hebben de bewoners veel gelegenheid gehad om elkaar te leren kennen.

Coöperatief en collectief wonen lenen zich uiteraard het beste om gemeenschappelijke voorzieningen te realiseren, afgestemd op wat de (meerderheid van) de betrokkenen wil.

Bij coöperatief bouwen zijn de beoogde bewoners eigenaar van het hele gebouw en huren zij een wooneenheid, wat deze woonvorm ook toegankelijk maakt voor lagere inkomens.  Bij collectief bouwen is er sprake van een vereniging van eigenaren en bezit iedereen een eigen appartement. 

Binnen- en buitenruimte voor elke wooneenheid

Ongeacht de variatie van het aanbod aan appartementen gelden er regels waarmee bij de bouw van alle appartementen rekening wordt gehouden.  Dat zijn voldoende binnen- en buitenruimte.  De omvang van de binnenruimte zal verschillen afhankelijk van prijs, ligging en behoefte en de aard en van de gezamenlijke voorzieningen. Als deze laatste bepekt zijn, wordt meestal uitgegaan van 40 – 60 m2 voor een eenpersoonshuishouden, 60 – 100 m2 voor twee personen en 80 – 120m2 voor een driepersoonshuishouden. Voor elke bewoner meer zo’n 15 à 20 m2 extra. Kinderen ouder dan 8 hebben een eigen kamer(tje). Daarnaast worden er steeds meer eisen gesteld aan de aanwezigheid, omvang en veiligheid van een balkon, liefst deels overdekt. De kleinste kinderen moeten er kunnen spelen en de familie moet het als eetruimte kunnen gebruiken. Ook moet er een zekere bescherming zijn tegen de wind. 

Bewoners van gezinsappartementen willen ook graag dat hun appartement een royale hal heeft, ook als speelruimte, veel opbergruimte en een goede geluidsisolatie.

Flexibele inrichting

Een van de meest geuite wensen is een flexibele indeling. De gezinsomstandigheden veranderen geregeld en dan willen bewoners die kunnen ‘vertalen’ naar de indeling zonder te hoeven verhuizen. Daarom wordt vaak voorzien in een vaste ‘natte eenheid’ en zijn muur- en deursystemen en ook vloerbedekking verplaatsbaar. Het komt zelfs voor dat niet-dragende scheidingswanden tussen appartementen verplaatst kunnen worden. 

Dit idee is in optima forma gerealiseerd in de delen van de Amsterdamse Houthavens, waarbij zelfs eenheden zijn waar gescheiden ouders een eigen stek met ingang hebben in een appartement waarin de kinderen centraal staan.

Voorbeelden

De Babel in Rotterdam

Het gebouw bevat 24 gezinswoningen. Alle appartementen zijn buitenom verbonden door trappen en brede galerijen. Hierdoor zijn op alle verdiepingen mogelijkheden voor ontmoeting en spel. Het gebouw is een soort dozenconstructie die van breed naar smal toelopen. De terrassen die hierdoor ontstaan zijn een combinatie van gemeenschappelijke en privéruimten. Door het gestapelde ontwerp heeft elke woning een eigen vorm en indeling. 

Het gebouw is, zoals was beloofd, wordt inmiddels gerealiseerd, zij het in een aanzienlijk ‘afgeslankte’ vorm ten opzichte van het ‘speelse’ ontwerp (links), ongetwijfeld uit kostenoverwegingen. De eerst voorziene ingesloten trappen zijn vervangen door externe stalen constructies die niet iedereen even aangenaam zal vinden.

De woonoppervlaktes variëren tussen de ca. 80 m2 en 155 m2 en een penthouse van 190 m2. Afmetingen en indelingen van de woningen zijn flexibel. Prijzen variëren van € 400.000 – € 1.145.000 v.o.n. inclusief een parkeerplaats.

Het Energiekwartier in Den Haag

Het Energiekwartier is een nieuwe buurt van Den Haag. Het vervangt een industrieel gebied op vijf minuten van het centrum. Er komen eengezinswoningen, sociale huurappartementen, gestapelde en grondgebonden koopwoningen in Haagse architectuurstijl. In het hart van de wijk komt een centrale ontmoetingsruimte, bestaande uit creatieve bedrijfsruimtes, horeca, ateliers en een theater.

The Family te Delft

The Family in Delft omvat 84 appartementen in de nabijheid van het centrum en wordt een stedelijk gezinscommunity gebouw genoemd. Het is vooral gericht op huishoudens met kinderen en ouders met een middeninkomen. 

De Houthavens in Amsterdam

Een van de architecten, Marc Koehler ziet Amsterdam als een inclusieve tolerante stad, waar buren in elkaar geïnteresseerd zijn en zijn ontwerp voorziet in flexibel indeelbare loftgebouwen met een verscheidenheid aan woontypen, variërend van 30 – 200 m2. Dit soort stadsdorp ziet hij als de sleutel tot een inclusieve stad. Ik verwees er overigens al naar dat gezinnen met kinderen wel flexibiliteit willen, maar vaak buren met kinderen in dezelfde leeftijdsklasse willen. 

De Maasbode (Rotterdam)

De Maasbode is een 70 meter hoog complex nabij het centrum. Er is weinig autoverkeer en er liggen twee scholen op loopafstand. In de woontoren komen appartementen, penthouses en gestapelde eengezinswoningen met binnenstraatjes, waar kinderen veilig kunnen spelen. Ook is voorzien in royale buitenruimte en grote balkons. Bewoners ontmoeten elkaar op de brede galerijen en op de inwendige (speel)straten.

Poptahof (Delft)

De Poptahof is een gereviseerd flatgebouw uit de jaren ’60. Na de veelomvattende renovatie is het  gebouw horizontaal onderverdeeld in twee ‘buurten’ en zijn de onderste verdiepingen  bestemd voor ouders met kinderen. Deze appartementen komen op een groene binnenhof op het dak van de parkeergarage. 

Er zijn ‘happen’ uit het gebouw genomen om interne speelruimte te creëren. Aan de voorkant zijn brede galerijen, waaraan de woonkamers liggen. Naar behoefte kunnen appartementen horizontaal en verticaal samengevoegd worden. In het gebouw zijn ook kleinere eenheden voor grotere kinderen en (groot)ouders.

De renovatie is gebaseerd op een studie door de kinder- en omgevingspsychologen Mulder en Meijer, die daarvoor ook bewoners en hun kinderen interviewden. Deze zijn erg tevreden met het resultaat.

Het Kolenkithuis te Amsterdam

Het Kolenkithuis is speciaal gebouwd voor grote gezinnen. Aan de bouw is onderzoek voorafgegaan naar de voorwaarden om gezinnen met kinderen in de stad te laten wonen. Er is ingezet op veel kamers, ruime entrees, annexen aan de woonkamer en een goede organisatie tussen private vertrekken en ruimten waar je familie en vrienden ontvangt.

In het gesloten bouwblok bevinden zich 37 maisonnettes, eengezinswoningen en appartementen in de sociale sectorwoningen. In de plint bevindt zich een crèche en een buitenschoolse opvang. Elke woning is uniek dankzij verschillende decoratieve baksteenpatronen in een sierlijst van metselwerk. 

Sofielund te Malmö

De 170 appartementen, verspreid over drie gebouwen nabij het centrum van Malmö, bieden drie woonvormen aan: serviceappartementen, huurwoningen en rijtjeshuizen. de gebouwen verschillen in de mate van gemeenschappelijkheid. Er zijn conventionele appartementen, waarvan de gemeenschappelijke voorzieningen zich beperken tot een binnenplaats en wasserette. In een ander deel van het complex bevindt zich een café, een gemeenschapsruimte, een werkplaats en een fietsenberging. De meest vergaande variant bevat een professionele keuken.  De wasserette fungeert als een ontmoetings- plek. 

Slot

Elk van de voorbeelden correspondeert met een aantal van de wensen met betrekking tot kind- en gezinsvriendelijkheid die in het eerste deel van dit artikel besproken zijn. Dat geldt meer voor de gebouwen zelf dan voor hun omgeving.  Er is nog veel werk te verrichten om de ideeën te realiseren met betrekking tot ‘bewegingsvriendelijkheid’ in een groene omgeving die ik in de vorige blogpost heb besproken. Al helemaal zeldzaam is de situering van de projecten in een autoluwe omgeving met doorgaande verbindingen voor fietsen en voetgangers, waarover het eerste deel van deze post ging. Voor de Houthavens en het Energiekwartier en (in de toekomst) de Merwedewijk in Utrecht geldt dat wel. Ik benadruk daarom nog maar eens de noodzaak van het maken van een masterplan voor hele wijken, waarvan buurten dan onderdelen zijn. 

Een tweede opmerking betreft de kosten.  Gemeenschappelijke ruimten in appartementen verhogen de kostprijs, waardoor deze meestal niet weggelegd zijn voor woningen in de sociale sector. In een groter en divers appartementengebouw kan er sprake zijn van ‘subsidiëring’ van dergelijke voorzieningen door de kopers van duurdere appartementen. Meer in het algemeen is de hoogte van de koop- en huurprijzen een bron van zorg. Coöperatieve en collectieve bouw of bouwen door community landtrusts kan een uitweg bieden, maar ook deze krijgen te maken met als gevolg van speculatie hoge grondprijzen. In het tegengaan van grondspeculatie ligt nog een belangrijke taak voor gemeenten weggelegd.