De beerput gaat open: De rol van banken onderzocht

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) start dit jaar met een studie naar de gevolgen van de financialisering van de economie[1]. Financialisering heeft betrekking op de groei van het aandeel van de financiële sector in de totale economie[2] en geldt als de voornaamste oorzaak van de financiële crisis. De complexiteit van de onderliggende processen maakt de aangekondigde studie van wezenlijk belang.

Het proces van financialisering is in de VS is op gang gekomen in de jaren ’70 toen dat land het ‘Bretton Woods’ verdrag, of te wel de ‘gouden standaard’ opzegde. Dit legde de basis voor ongelimiteerd aangaan van leningen door particulieren, bedrijven, de staat en vooral door banken. Deze leningen hoefden immers niet meer met goud te worden gecompenseerd.

Leningen, ook als het geleende geld niet wordt gedekt, zijn niet bij voorbaat slecht. Bedrijven kunnen geld lenen om te investeren en met de vruchten daarvan de schuld terug betalen. Onderstaande tabel laat echter zien dat door de jaren het effect van geleend geld op de economie vrijwel nul (o,o8%) is geworden. Dat komt omdat geleend geld steeds meer gebruikt wordt om eerdere leningen af te betalen en om lopende verplichtingen in plaats van investeringen te financieren.

Effect op reële economie van geleend geld
Effect op reële economie van geleend geld

Banken zagen steeds meer mogelijkheden om grote winsten te behalen met de verkoop van financiële producten, zoals ‘swaps’ en andere derivaten. Onderstaande grafiek laat zien hoe de winsten van de banken in de VS zijn gestegen ten opzichte van de winsten in de ‘reële economie’ en het BNP als geheel.

Groei winst financiële sector t.o.v. reële economie
Groei winst financiële sector t.o.v. reële economie

De winsten leidden in de vorm van dividenden, aandelen en salarissen tot waanzinnige verrijking van de bankiers[3]. Ze gingen echter gepaard met een spectaculaire stijging van de schulden van de financiële sector. Deze vereffende ze met nieuwe leningen. De onderstaande tabel geeft een beeld van de ontwikkeling van de schulden van de financiële sector in de VS, in de periode na het opzeggen van het verdrag van ‘Bretton Woods’.

jaar

Schulden financiële sector VS (in miljarden dollars)
1979 505
1989 2399
1999 7607
2006

14184

Ik heb geen meer recente gegevens gevonden, maar aangenomen mag worden dat de schuld van de banken rond 2010 rond de $ 20.000 miljard lag, een tikkende tijdbom De volgende tabel laat de groei van de schuld van alle sectoren in de VS samen zien, namelijk bijna $60.000 miljard.

Groei schulden sectoren economie VS
Groei schulden sectoren economie VS

De bovenstaande ontwikkeling kon plaatsvinden omdat de baten van het aangaan van schulden en de lasten (risico’s) daarvan niet meer bij dezelfde instantie lagen. De baten van het proces van financialisering kwamen terecht bij de financiële wereld zelf, inclusief de aandeelhouders. De risico’s werden afgewenteld op de samenleving. In het klein zien we dat in Nederland, waar de staat tientallen miljarden heeft betaald om de ABN Amro bank en de SNS bank voor faillissement te behoeden, terwijl ex-bankiers nog volop profiteerden van allerlei regelingen. Deze uitgaven drukken op het  overheidsbudget en ze dwingen de Staat te bezuinigen in plaats van te investeren. Iets vergelijkbaars geldt voor andere Europese staten en voor de VS in nog hogere mate. De Centrale bank aldaar pompt wekelijks vele (ongedekte) miljarden in de economie door waardeloze ‘papieren’ (hypotheken, schuldbekentenissen, swaps) op te kopen.

Credit Default Swaps 09222008

Volgens Haldane heeft de bankencrisis in 2009 50 miljard pond onttrokken aan het overheidsbudget van het Verenigd Koninkrijk,  bovenop een daling dat jaar van het BNP met 140 miljard pond [4]. Dat de samenleving opkomt voor de risico’s van het het proces van financialisering is overal zichtbaar: Het besteedbaar inkomen in Griekenland is per huishouden is min of meer gehalveerd, dat in de VS met enkele tientallen procenten gedaald en in Nederland zijn we ten opzichte van 2000 gemiddeld 10% armer geworden. Daarnaast zijn wereldwijd honderdduizenden mensen hun baan kwijt geraakt en is de jeugdwerkeloosheid in de EU opgeklommen naar 25%.

Het gaat te ver om alles uitsluitend toe te schrijven aan het op geld beluste, onverantwoordelijke gedrag van de bankiers. Echter, het proces van financialisering heeft het ‘normale’ effect van een economische crisis aanzienlijk versterkt.

Ik heb enkele dringende vragen aan de WRR, die in het nog te verschijnen rapport over financialisering beantwoord zouden moeten worden:

1. Geef een cumulatief overzicht van inkomsten en uitgaven van de Nederlandse banken vanaf 1980 en laat zien waar de winsten gebleven zijn en hoe groot de door de Staat gecompenseerde verliezen zijn. Bereken welke bijdrage de financiële sector uiteindelijk heeft geleverd aan het BNP.

2. Breng in kaart hoe de Nederlandse Bank het proces van financialisering heeft aangemoedigd dan wel afgeremd en de negatieve gevolgen ervan heeft trachten te compenseren.

3. Onderzoek in welke mate het proces van financialisering aandacht van economen heeft gekregen, zulks als een kritische evaluatie van de rol van de economische wetenschap.

4. Beschrijf de voorwaarden van een duurzame financiële sector, waarbij de risico’s van financiële transacties door de sector zelf opgevangen worden – of beter – worden voorkomen. Breng daarbij de voor- en nadelen van volledige nationalisering van de financiële sector in kaart.

5. Ga na hoe toekomstige winsten in de financiële sector deels aangewend kunnen worden om de negatieve gevolgen van het proces van financialisering in de periode 2000 – 2015 voor de overheidsuitgaven te compenseren.


[1] Een eerste poging om de gevolgen van financialisering in kaart te brengen is gedaan in het FINOV project (Finance, Innovation and Growth) onder auspiciën van de EU (2009 – 2012)

[2] In 1980: 15%; in 2000 20%

[3] In 2003 bedroeg het inkomen van John Reed, CEO van de Citybank 290 miljoen dollar per jaar en dat van tweede man Sander Weil, 225 miljoen.

[4] Andrew Haldane: The contribution of the financial sector – miracle or mirage? London School of Economics 2010.

De terugkeer naar Victoriaanse tijden

Het World Economic Forum (WEF) noemt de oplopende sociale ongelijkheid in de westerse landen, gepaard aan toenemende inkomensverschillen, een van de vijf ontwikkelingen die de wereld het meest bedreigen[1].

De tabel hieronder illustreert dit fenomeen aan de hand van de GINI-index.[2] Overigens zijn Nederland en Duitsland een van de weinige uitzonderingen[3].

screenshot 3

Het is boeiend om de ontwikkeling van de inkomstenverdeling in een breder perspectief te plaatsen. Daarvoor leent zich de volgende tabel. Deze geeft een beeld van de veranderende inkomensverhoudingen wereldwijd in de periode 1988 – 2008. Er blijken twee groepen ‘losers’ te zijn: De armste bevolking op aarde, met name in Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara en de middengroepen in de westerse landen en daarbinnen nog eens extra degenen die jonger zijn dan 40. Bij de laatstgenoemde groep is de werkloosheid structureel hoger, zij hebben torenhoge studieschulden, komen lastig aan een eigen huis en als ze dat al hebben is de kans groot dat dit ‘onder water’ staat en zij betalen voor de pensioenen van de oudere generatie. De ‘winners’ daarentegen zijn de middengroepen in de opkomende landen en de meest verdienende 10% (in het bijzonder het meest verdienende percentiel) binnen de rijke landen.

screenshot 4

De meest verdienende 10% in de westerse landen heeft niet te klagen. In de VS is hun aandeel in het totale inkomen in 25 jaar toegenomen van 33% naar 50%. Deze groep bestaat vooral uit de hogere managementlagen van de Fortune 500 bedrijven, bankiers en advocaten. Het meest opzienbarende cijfer komt uit Het Verenigd Koninkrijk: Van de totale – overigens bescheiden – inkomensgroei in de periode 2008 – 2012 is 95% terechtgekomen bij de 1% topverdieners.

Al spreken de cijfers boekdelen, het achterliggende patroon en de gevolgen voor de toekomst zijn belangrijker. Kort door de bocht heeft de groep mensen die de financiële en economische crisis heeft veroorzaakt goed voor zichzelf gezorgd en doet dat nog steeds. De arbeidsmarktpositie van de middengroepen is drastisch verslechterd. Productiviteitsstijging heeft de banengroei beperkt en veel banen zijn verplaatst naar de ‘opkomende’ landen. Het aanbod van arbeid is wereldwijd overvloedig en dit drukt de lonen[4]. Tweeverdieners is pure noodzaak. De arbeid zelf wordt gekenmerkt door toenemende automatisering en versimpeling, althans voor de meeste werknemers. Daarnaast beschikt het management over een groot arsenaal fysieke, elektronische en  psychologische  middelen tot control.

De ‘winners’ in de opkomende landen moeten overigens oppassen dat hen niet hetzelfde overkomt: Wereldwijd verplaatsen grote ondernemingen (ook Chinese) nu al de productie naar goedkopere landen (Noord Korea, Eritrea, Madagaskar!) of robots vervangen arbeiders (innovatie zij geprezen).

Wereldwijd is de ontwikkeling van de arbeid gekenmerkt door aanzienlijke schaalvergroting, die in de VS de hele traditionele middenstand heeft weggevaagd. Iets soortgelijks gebeurt ook in andere rijke landen en gaat in de opkomende landen gebeuren. De werkgelegenheid staat hierdoor onder druk, terwijl alleen al om het huidige niveau van werkgelegenheid te handhaven wereldwijd 600 miljoen nieuwe banen nodig zijn voor 2030. Waar die vandaan moeten komen is een raadsel.

De laatste tabel, de ontwikkeling van de topinkomens gedurende de laatste 100 jaar, plaatst het bovenstaande in een nog breder perspectief. Deze tabel laat zien dat het aandeel van de topinkomens in de periode 1945 – 1990 relatief laag was. We zien het aandeel thans weer groeien in de richting van het niveau van de Victoriaanse tijd, het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Ook de hiervoor geschetste globalisering van de economie toont veel overeenkomsten met het kolonialisme van toen. Er zijn ook parallellen op het sociale vlak; zelfvoldaanheid, intolerantie, egoïsme, alle resulterend in verdamping van sociaal kapitaal. Het is niet verbazingwekkend dat het WEF deze ontwikkeling als uitermate bedreigend ziet

screenshot 5

Een prominent kenmerk van de Victoriaanse tijden is nog niet genoemd: de opkomst van het socialisme en het communisme, waarvoor de asociale verhoudingen uit die tijd een goede voedingsbodem waren. Persoonlijk zit ik niet te wachten op een herhaling van wat dit teweeg heeft gebracht, althans niet in zijn autoritaire en bloedige vorm. Maar het moge wél duidelijk zijn dat –  eufemistisch gesproken – een trendbreuk noodzakelijk is.  Het gaat daarbij niet in de eerste plaats om een ombuiging van de inkomensverdeling; deze is een symptoom en geen oorzaak. Nodig is bovenal ingrijpende sociale innovatie: arbeid moet worden teruggegeven aan de mensheid. Mensen moeten weer nuttige dingen kunnen maken en daar zelf verantwoordelijkheid voor krijgen. Om dat mogelijk te maken is een economie nodig die is gericht op menselijke ontplooiing in plaats van op zelfverrijking van het topmanagement.


[1] De andere vier zijn: de opwarming van de aarde, de problematiek van de wereldwijd veranderende leeftijdsopbouw, het toenemende watertekort (mede als constraint voor de voedselproductie) en de bekostiging van de collectieve lasten, waartoe ook de grootschalige belastingvermijding door bedrijven wordt gerekend) Bron: Rapport Global Compatitiveness Index 2013.

[2] Stijging van de index-cijfers wijst op toenemende ongelijkheid.

[3] De drie tabellen zijn afkomstig uit de Financial Times van 24 december 2013.

[4] President Barack Obama verklaarde onlangs: “As good manufacturing jobs automated or headed offshore, workers lost their leverage, and jobs paid less … The top 10 per cent no longer takes one-third of our income – it now takes half. Whereas in the past, the average chief executive made about 20 to 30 times the income of the average workers, today’s CEO makes 273 times more”