25. Geluk

De laatste aflevering in een reeks van 25 posts over leefomgevingskwaliteit gaat over geluk. Geluk neemt als bouwsteen voor levensomgevingskwaliteit een aparte positie in. In deze post maak ik duidelijk dat geluk zowel aan levensomgevingskwaliteit bijdraagt al erdoor wordt beïnvloed. 

Een gemeente met bewoners die zich allemaal gelukkig voelen.  Wie zou dat niet willen?  Het is geen makkelijk bereikbaar doel ook al omdat er zijn nog veel vragen onbeantwoord zijn over de omstandigheden die mensen gelukkig maken.

In de ruimste betekenis van het woord heeft geluk betrekking op de tevredenheid van mensen met hun leven in het algemeen over een langere periode. Gelukkige mensen zullen in het algemeen beter in staat zijn tekortkomingen in hun leefomgeving aan te pakken of ermee te leven.

De maakbaarheid van geluk

Geluk is echter minder ‘maakbaarheid’ dan we misschien willen. Volgens Ruut Veenhoven. De ‘geluksprofessor’. wordt geluk voor pakweg de helft bepaald door karaktereigenschappen, zoals eerlijkheid, openheid, optimisme, vergevingsgezindheid en nieuwsgierigheid. Vijf maatschappelijke omstandigheden bepalen de rest. Dit zijn een bepaald niveau van materiële welvaart, sociale relaties, gezondheid, leefomstandigheden en zelfbeschikking, overigens ook niet zo makkelijk te realiseren. Tussen karakter- en omgevingseigenschappen spelen ook nog cultuur een rol.

Gelukkige en ongelukkige steden

Dit blijkt ook wel als we kijken naar de rangorde van meest (on)gelukkige steden, voor wat het waard is. Hoe gelukkig een stad is, hangt af van de zelf gerapporteerde mate van geluk van (een steekproef) van de bewoners. Scandinavische steden domineren de top 10: Helsinki (Finland) en Aarhus (Denemarken) staan op de eerste en tweede plaats, Kopenhagen (Denemarken), Bergen (Noorwegen) en Oslo (Noorwegen) op de vijfde, zesde en zevende plaats. Stockholm (Zweden) wordt negende. Amsterdam volgt op de 11de plaats. Twee van de top tien steden bevinden zich in Australië en Nieuw-Zeeland: Wellington, de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, staat op de derde plaats en Brisbane (Australië) op de tiende plaats. De enige top tien steden die niet in Scandinavië of Australië en Nieuw-Zeeland liggen, zijn Zürich (Zwitserland) en Tel Aviv (Israël).

De steden onderaan de ranglijst zijn getekend door oorlogen en conflicten: Kabul in Afghanistan, Sanaa in Jemen, Gaza in Palestina en Juba in Zuid-Soedan. Delhi (India) staat op de vijfde plaats van onderen, vanwege de als zeer slecht ervaren leefbaarheid.

Ongeacht de plaats waar ze wonen, mensen die zichzelf gelukkig noemen onderscheiden zich door een langere levensduur, betere gezondheid, meer stabiele sociale relaties en actief burgerschap.

Kunnen steden het geluk van hun inwoners doen toenemen?

Bij ‘sturen op geluk’ gaat het in de eerste plaats erom dat individuele burgers beschikken over  ‘resources’, zoals leefbaar inkomen, betaalbare huisvesting, gezondheidszorg. In de tweede plaats schept zo’n gemeente omstandigheden (‘conversion factors’) waardoor mensen zelf in beweging komen en deze resources optimaal gebruiken. Dat laatste kan gaan door middel van maatschappelijk opbouwwerk, mogelijkheid tot participatie, voorlichting en ‘leven in de brouwerij’ creëren,  zoals braderieën, autovrije dagen en muziek op straat. Mensen die al gelukkig zijn, zullen hier paradoxaal het meeste profijt van hebben. 

Gemeenten als Schagen en Roerdalen hebben toename van het geluk van de bevolking expliciet als uitgangspunt voor hun beleid gekozen. Steden in uit het buitenland die zich hetzelfde ten doel stellen zijn Bristol, Seoul en Vilnius. Toch merkt Nancy Peters (projectleider geluk van de gemeente Schagen) op:  We kunnen mensen niet gelukkig maken. Maar de overheid creëert wel een bedding waarin mensen gelukkig kunnen zijn.

Samen met de Erasmus Happiness Economics Research Organization (EHERO) heeft de gemeente Schagen 12 speerpunten opgesteld. Het gaat om: zinvol werk, betekenisvol contact, deelname aan het maatschappelijk leven, verbondenheid met de buurt, sociaal vangnet, vertrouwen in de gemeente, trots op de woonplaats, tevredenheid met de relaties, sportvoorzieningen, kwaliteit openbare ruimte, buurtgericht samenwerken en relatie inwoner-gemeente. 

Het belang van participatie

In de voorafgaande blogposts over omgevingskwaliteit zijn er heel wat onderwerpen aan de orde gekomen die tot de 12 speerpunten behoren. Naast tastbare eigenschappen van de leefomgeving speelt actieve betrokkenheid (participatie)van burgers bij de inrichting en verbetering ervan een minstens zo belangrijke rol. 

In zijn boek The Architecture of Happyness merkt Alain de Botton op dat het voor het vooral uiteenlopende sociale activiteiten van mensen waartoe de omgeving uitnodigt, zijn die bijdragen aan de toename van geluk. Dit wordt nog versterkt als de bewoners van een buurt zich hebben ingezet om deze sociale activiteiten mogelijk te maken, bijvoorbeeld door de aanleg van een speelveld, een ontmoetingsruimte of de organisatie van buurtfeesten.

Inmiddels 25 jaar geleden besloten bewoners van twee straten in Portland (VS) het kruispunt van die straten tot ontmoetingsruimte te maken.  Eerst werden er alleen tentjes, tafeltjes, stoeltjes en spelmateriaal op de stoepen en in een aangrenzende groenstrook gezet, later werd op gezette tijden ook het kruispunt zelf benut.  Na geruime tijd van onderhandelingen, stemde het stadsbestuur daarmee in, mits dit voldoende zichtbaar zou zijn.  Daar hoefden de bewoners niet lang over na te denken (Zie de bovenstaande afbeelding). De bewoners zijn het erover eens dat dit hele project hun leven er gelukkiger op heeft gemaakt en dat de vele activiteiten die ze op het plein organiseren daar nog steeds aan bijdragen.

De impact van geluk op de kwaliteit van de leefomgeving

Maar hoe zit het andersom met geluk als bouwsteen voor de kwaliteit van de leefomgeving? Gelukkige mensen zijn een zegen voor de andere bewoners van een wijk, vanwege hun goede humeur, sociale instelling, initiatiefbereidheid en optimisme over de toekomst. Op hun beurt kunnen gelukkige mensen dankzij hun bovengenoemde eigenschappen het meeste uit de beschikbare hulpbronnen in hun leefomgeving halen. Omgevingskwaliteiten zijn geen vaste entiteiten: ze ontlenen hun waarde aan de betekenis die burgers eraan geven. In deze context is geluk een mediator tussen omgevingskenmerken en hun beoordeling door burgers.

Daarom zijn er gelukkige burgers te vinden in de sloppenwijken van Mumbai, en deze zijn misschien gelukkiger dan een egoïstische mopperaar in een chic appartement. Tegelijkertijd maken de voornoemde eigenschappen het mogelijk dat gelukkige burgers het best in staat zijn om het voortouw te nemen in collectieve actie om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.

HIER tref je verwijzingen aan naar de 25 bouwstenen voor leefomgevingskwaliteit die achtereenvolgens aan de orde komen. De al geposte bouwstenen kun je vanuit deze pagina benaderen.

Kan een gemeente bijdragen aan het geluk van haar bewoners?

Een gemeente met bewoners die zich allemaal gelukkig voelen. Wie zou dat niet willen? Sturen op geluk heet dat. Daarover gaat deze post

Speelplein aangelegd door de bewoners van Portland. In: Charles Montgomery: Happy Cities. Transforming Our Lives Through Urban Design. (2013)

In mijn post ter gelegenheid van nieuwjaar noemde ik vijf factoren die bepalen of iemand zich gelukkig voelt.

Deze factoren waren: materiële welvaart, sociale relaties, gezondheid, leefomstandigheden en zelfbeschikking.

Sturen op geluk

Gemeenten als Schagen en Roerdalen hebben toename van het geluk van de burgers gekozen als uitgangspunt voor hun beleid. Dat geldt ook voor steden als Bristol, Seoul en Vilnius. Toch merkt Nancy Peters (projectleider geluk van de gemeente Schagen) op: We kunnen mensen niet gelukkig maken. Maar de overheid creëert wel een bedding waarin mensen gelukkig kunnen zijn.

Wat die gemeente doet is tweeledig: Ze zorgt ervoor dat de vijf bovenstaande geluksfactoren binnen bereik van elke bewoner komen. Dit zijn de ‘resources’. Maar ze zorgt er ook voor dat mensen ermee aan de slag kunnen. Dat wordt ‘conversie factoren’ genoemd.  Speciale aandacht daarbij is nodig voor kwetsbare personen voor wie de drempel tot de beschikbare voorzieningen vaak groot is.

Tot de ‘resources’ behoren leefbaar inkomen, betaalbare huisvesting, gezondheidszorg en kwaliteit van de leefomgeving. Tot de tweede categorie behoren maatschappelijk opbouwwerk, mogelijkheden tot participatie, voorlichting en buddy’s. 

De rol van omgevingsbeleid

Op dit gebied is nog het nodige werk te verrichten. Te denken valt aan betaalbare huisvesting, verhogen van de aantrekkelijkheid van de leefomgeving, tegengaan van vervoersarmoede, architectuur die de interactie tussen mensen bevordert en straten en pleinen waar mensen graag vertoeven. In lijn met Alain de Botton’s boek The Architecture of Happyness kan worden geconcludeerd dat het vooral sociale activiteiten waartoe de omgeving uitnodigt zijn, die bijdragen aan de toename van geluk. 

Participatie maakt het verschil

Hoe belangrijk de genoemde voorzieningen en het gebruik ervan ook zijn, de vraag is of bewoners ze als iets van henzelf ervaren. Een doorslaggevende rol daarbij speelt actieve betrokkenheid van burgers bij de totstandkoming van deze voorzieningen. Participatie is een machtige conversiefactor die vaak leidt tot brede instemming met het resultaat, terwijl ‘inspraak’ vaak alleen maar verdeeldheid zaait. 

Als buurtbewoners zich actief inzetten voor de inrichting van bijvoorbeeld een speelstraat of de aanleg van een klein buurtpark versterkt dat het sociale kapitaal in de betrokken buurt. Sociaal kapitaal is elkaar kennen, waarderen en vertrouwen.

Het is niet overdreven te stellen dat stad gelukkiger wordt naarmate meer burgers gezamenlijk bij haar beleid betrokken zijn geweest.

Innovatie en geluk

Innovatie moet uiteindelijk leiden tot meer menselijk geluk, of – wat minder theatraal – tot betere ontplooiingskansen. Dat is méér dan verbetering van de arbeidsproductiviteit waarvoor de meeste innovaties tot nu zijn geïnitieerd. Daar hebben we veel baat bij gehad, maar de negatieve gevolgen voor mens en milieu zijn gaan overheersen. In mijn vorige post stelde ik daarom dat innovatie moet leiden tot drie gelijkwaardige doelstellingen: welvaart, duurzaamheid en ontplooiing.

Deze ‘post’ zoomt in op innovaties die tot behoren de laatste categorie. In wezen gaat het om drie groepen:

  • Innovatie gericht op arbeidsverhoudingen (internationaal: workplace innovation)
  • Innovatie gericht op levensomstandigheden (internationaal: social inovation)
  • Innovatie gericht op de samenleving (internationaal: institutional innovation)

Innovatie gericht op arbeidsverhoudingen

Workplace innovation: hot item binnen de EU
Workplace innovation: hot item binnen de EU

Dankzij Henk Volberda weten we dat innovatie van de arbeidsverhoudingen (hij spreekt van sociale innovatie) de impact van technische innovatie verdrievoudigd. Het gaat om uitdagend werk, autonomie en dienend leiderschap. Gepaard aan minder hiërarchische verhoudingen, teamwork, verantwoordelijkheid en vertrouwen[1]. Volgens ruwe schattingen voldoet hoogstens 25% van het werk in Nederland aan deze eisen. Daarbij komt dat twee van de drie werknemers vinden dat hun leidinggevende de belangrijkste oorzaak is van gebrek aan arbeidssatisfactie. Een vergelijkbaar cijfer is ook voor de VS vastgesteld. Er is hier dus nog een wereld te winnen.

Innovatie gericht op levensomstandigheden

We hebben het er niet meer zo vaak over, maar het grootste deel van de wereldbevolking leeft op en onder het bestaansminimum en mist elementaire voorzieningen op het gebied van water, sanitair, zorg en onderwijs. Deze situatie lijkt langzaam te verbeteren. Dichtbij huis is er eerder sprake van snelle verslechtering: Ongeschoolde arbeid is er bijna niet meer dankzij technische innovatie. Het aantal werkelozen onder de ongeschoolde arbeiders neemt snel toe; velen zijn jong en allochtoon, leven in stedelijke getto’s; broedplaatsen van criminaliteit. Een ander deel gaat behoren tot de nieuwe kasten van ‘slaven’, waarvan de omvang in Europa op 900.000 wordt geschat.

Van werkplaats-leren  vind je alleen maar oude foto's
Van werkplaats-leren vind je alleen maar oude foto’s

Innovatie hier is vooral onderwijs. Geen ‘burgerlijk’ algemeen vormend onderwijs, maar ambachtsonderwijs en werkplaatsleren. Daarvoor moeten er wel werkplaatsen zijn en dit vereist stimuleren van de informele economie. Vooral door drastische vermindering van wettelijke belemmeringen. De ontwikkelende informele economie in arme stedelijke gebieden in rijke landen zal geleidelijk verbonden moeten raken met de formele economie.

Innovaties gericht op samenleving

De term ‘sociaal kapitaal’ slaat op wat een groep individuen weet te presteren dankzij onderlinge samenwerking. Sociaal kapitaal op het niveau van de staat neemt snel af. Het aanhoudende onvermogen van de politieke partijen in de VS om een begroting vast te stellen toont aan hoe sterk het deel-belang het collectieve belang overschaduwt. Gevolg is dat iedereen zijn eigen hachje veiligstelt, in navolging van de leiders van het bedrijfsleven en hun exorbitante zelfverrijking.

Wat als de relatie tussen stemmen en meebeslissen verdwijnt?
Wat als de relatie tussen stemmen en meebeslissen verdwijnt?

Welke vorm van innovatie help hier? In vroegere jaren waren oorlogen probate middelen om de nationale eenheid te versterken. Een middel dat erger is dan de kwaal. Ik denk dat er een reeks innovaties gaat plaatsvinden die de nationale instituties zelf gaan vervangen. Al dan niet territoriaal gebonden burgerinitiatieven, decentralisatie van de macht, alternatieven voor politieke partijen…. In mijn volgende ‘post’ ga iki hierop in, uitgaande van de fundamentele waarden waarvoor sociale instituties behoren te staan.


[1] Ik heb dit onderwerp behandeld in een oudere post: http://wp.me/p32hqY-2T