Marktwerking: Soms goed en vaak niet

Het palet van bedrijven en instellingen is veelkleuriger dan velen, de overheid voorop, denken. Het is daarom onwenselijk om voor allen heil te verwachten van marktwerking

Het was lange tijd gebruikelijk dat wezenlijk geachte voorzieningen zoals elektriciteit, water, spoorwegen, post en telefonie in handen zijn van de overheid. In de jaren ’70 groeide de overtuiging dat marktwerking deze diensten efficiënter en goedkoper zou maken. Het argument was dat concurrentie aanbieders van producten en diensten scherp houdt, zowel op prijs als op kwaliteit.

Ik sta hierna stil bij de vraag waarom deze verwachting niet is uitgekomen.

Marktwerking in Nederland

Vooropgesteld, marktwerking is in Nederland doorgaans op gematigde wijze uitgevoerd. Daarmee zijn toestanden als in het Verenigd Koningrijk – bijvoorbeeld op het gebied van openbaar vervoer – uitgebleven. Niettemin laat ik aan de hand van het spoor en de zorg zien dan marktwerking in deze sectoren gedoemd is te mislukken en zeker niet leidt tot betere prijs en kwaliteit.

Het spoor

Marktwerking op het spoor bestaat er vooral uit dat  (internationale) transportondernemingen meedingen naar een concessie om in een regio voor enige tijd vervoer per bus of trein te mogen verzorgen.  De NS heeft een langdurige concessie om het hoofdnet te berijden. 

In de afgelopen 50 is voor het wegverkeer een volledig nieuw netwerk van autosnelwegen aangelegd. Er zijn slechts enkele nieuwe spoorwegverbindingen tot stand gekomen. Het aantal treinreizigers is sterk toegenomen. Het spoorwegnet loopt dan ook tegen zijn maximale capaciteit aan en het is daardoor slecht toegerust om een doorslaggevende rol te spelen in de alom gewenste afname van het autogebruik.  

Dat de NS het op het hoofdnet en andere vervoersmaatschappijen op de regionale netten het op zich tamelijk goed doen heeft weinig te maken met marktwerking. Van veel groter belang zijn de professionele instelling van deze bedrijven en status als zelfstandige onderneming (in plaats van staatsbedrijf). Hierdoor nemen overheden de rol van opdrachtgever in en kan het gewenste niveau van dienstverlening met prestatiecontracten zeker gesteld worden.

Staatsbedrijven lopen het risico te politiseren en machthebbers neigen ertoe eventueel disfunctioneren van dit soort bedrijven te verbloemen omwille van hun eigen hachje.


Voor de reizigers is het naast elkaar bestaan van de NS en de vele regionale lijnen een crime vanwege het verplichte in- en uitchecken en de slechte aansluitingen. 

De gezondheidszorg

Anders dan op het spoor, kunnen patiënten zeker in wat grotere gemeenten kiezen tussen verschillende ziekenhuizen. Het was de bedoeling dat onderlinge concurrentie zou leiden tussen lagere kosten en betere kwaliteit. De ziektekostenverzekeraars zouden hierbij een belangrijke rol moeten spelen door selectieve inkoop van behandelingen. Hiervan is in het geheel niets terecht gekomen. Vrijwel alle ziektekostenverzekeraars contracteren jaarlijks alle zorgaanbieders, wat een enorme rompslomp met zich meebrengt. De enige vorm van concurrentie is die tussen de ziektekostenverzekeraars en die gaat op de keper beschouwd nergens over.

De voorstanders van marktwerking gaan voorbij aan het eigen karakter van professionele organisaties, zoals ziekenhuizen, universiteiten, musea en orkesten, waar medewerkers vooral gericht zijn op kwaliteit en niet op prijs. Dit betekent niet dat externe kwaliteitscontrole en een bekostigingssysteem overbodig zijn. Voor ziekenhuizen bijzonder geschikt is het systeem van accreditatie binnen het hoger onderwijs.

Naast de zorgaanbieders zelf, zijn dan nog slechts drie instanties nodig: 

  • Een organisatie die eens in de zoveel jaar de kwaliteit beoordeelt (naar analogie van wat de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie voor het hoger onderwijs doet). 
  • Een administratiekantoor dat de premies int (naar analogie van de Dienst Uitvoering Onderwijs).
  • De overheid die de hoogte van de premies bepaalt en de zorgaanbieders bekostigt uit de premies en de ‘schatkist’ op basis van prestatiecontracten.

Ziektekostenverzekeraars zijn in dit plaatje overbodig.

Een meervoudige kijk op de aanbieders van goederen en diensten

Deze blogpost en eerdere publicatie over sociale ondernemingen[1]en over monopolies en platforms[2] hebben een duidelijke boodschap: Bedrijven en/of organisaties verschillen wat betreft de rol van het streven naar winst en hun verhouding tot de markt. Pleiten voor marktwerking voor al deze typen organisaties, miskent deze verschillen en ondermijnt het functioneren van sommige organisaties.

Het gaat om minstens vier verschillende typen bedrijven en/of organisaties:

1. Winststreven centraal – de markt doet zijn werk

Een groot aantal bedrijven streeft in de eerste plaats naar winst en komt op die manier tegemoet aan de wensen van de aandeelhouders. Marktwerking is een prima middel onder drie voorwaarden: Borging van het kwaliteitsniveau en handhaving van wettelijke kaders, voorzieningen in geval van marktimperfecties en voorkomen van ontstaan van monopolies. 

2. Winststreven ondergeschikt aan maatschappelijk doel – de markt doet zijn werk, maar behoeft correctie.

Een kleine maar snelgroeiende groep bedrijven stelt realiseren van maatschappelijke doelen voorop en beschouwt een zekere hoeveelheid winst als een voorwaarde daartoe. In sommige landen hebben deze bedrijven de status van benefit corporation. Deze vrijwaart hen voor ‘machtsgrepen’ door durfkapitalisten en aandeelhouders.

In principe geldt ook voor deze bedrijven marktwerking, maar de maatschappelijke waarde van hun producten en diensten kan bij offertes meegewogen kunnen worden naast de prijs. 

3. Maatschappelijk doel staat voorop; marktwerking niet effectief

Of het nu gaat over het spoor of de zorg, het onderwijs of de cultuur; de samenleving is gebaat bij kwalitatief goede producten en diensten. Concurrentie op prijs tussen de aanbieders van deze diensten (ziekenhuizen, universiteiten, musea) tast de kwaliteit aan.  

Het belangrijkste instrument om de kosten te beheersen zijn in dit geval prestatiecontracten met of namens de overheid. Hierin ligt voor elke deelnemende partij op basis van globale indicatoren de verhouding tussen geleverde prestaties en te ontvangen middelen vast. De betrokken organisaties concurreren dus niet onderling, maar elk van deze streeft naar de hoogst mogelijke efficiency. 

4. Doelstelling vereist een ‘organisch’ monopolie

Voor een aantal organisaties geldt dat het beoogde doel geen marktwerking verdraagt. Een samenhangend spoorweg- en elektriciteitsnet dient landelijk (of supranationaal) te worden georganiseerd. Overigens zijn hierbij uiteenlopende varianten mogelijk, waarover ik het nu niet wil hebben. In elk geval is het uit den boze als deze bedrijven een winstdoelstelling hebben, die verder gaat dan de opbouw van een zekere reserve. In dit opzicht is dit type bedrijven te vergelijken met de vorige categorie.

Een ander voorbeeld van bedrijven die beter functioneren naarmate ze de markt domineren, zijn platforms, zoals Facebook en Amazon. Wie ‘op Facebook zit’ heeft er baat bij daar iedereen te kunnen treffen. Het bedrijf maakt echter schromelijk misbruikt van zijn positie als globale babbelbox door deze te gebruiken als dekmantel voor de verzameling van data en daarmee veel geld te verdienen. Hetzelfde geldt voor een bedrijf als Amazon. In mijn blogpost over monopolies and platforms heb ik betoogd dat het bedrijf dat het platform exploiteert onafhankelijk moet zijn van de bedrijven die er hun producten op aanbieden. Deze visie wint terrein.

De wetgeving vrijwel overal ter wereld heeft de vorming van oligopolies oogluikend toegestaan. Of kan er niets tegen doen.

Voor de toekomst valt alleen maar te hopen dat een neoliberaal stokpaardje als marktwerking plaats maakt voor een genuanceerde kijk op de groeiende verscheidenheid van bedrijven, instellingen en organisaties. 


[1]https://hmjvandenbosch.com/2019/04/03/sociaal-ondernemen-het-nieuwe-normaal/

[2]https://hmjvandenbosch.com/2019/02/10/monopolie-meestal-verwerpelijk-soms-niet/

Monopolie: meestal verwerpelijk, soms niet

De maker van een platform en de gebruikers ervan dienen strikt gescheiden te zijn om ongewenste monopolievorming en accumulatie van kapitaal te voorkomen

Waar ik woon is één buurtvereniging. Een monopolie dus. Maar het is een goede zaak want alleen zo leren de bewoners elkaar kennen. In wezen geldt dat ook voor Facebook, maar dit bedrijf staat in het middelpunt van kritiek. Ik kom hier aanstonds op terug.

Eerst een ander voorbeeld. In een snelgroeiend aantal steden kun je via een app een elektrische step huren. Via een kaartje zie je waar de dichtstbijzijnde step te vinden is. Alleen, er zijn wel zes concurrerende verhuurbedrijven die elk een eigen app hebben. Wat je dus zou willen is dat er één app was, waarop je alle steps aantreft die binnen een afstand van zeg 100 meter vrij zijn en dat je daarvan een kiest. 

Zo’n algemene app noemen we een platform en dit soort platforms worden steeds belangrijker. Neem het platform waarop je alle beschikbare steps aantreft. Het maken en onderhouden ervan kost geld. Om aan dit geld te komen zijn verschillende verdienmodellen mogelijk. 

  • De verhuurbedrijven zijn samen de eigenaar zijn van de app en ze overleggen over het gebruik ervan. De kosten worden via opcenten verhaald op de gebruikers.
  • Het grootste verhuurbedrijf stelt zijn app open voor andere bedrijven.
  • Een bedrijf ontwikkelt de app en de verhuurbedrijven mogen deze gratis gebruiken. De maker verzamelt alle gegevens van de gebruikers en verkoopt die aan bedrijven die de gebruikers van de app vervolgens bestoken met gepersonaliseerde advertenties:

Dag Peter, ik hoop dat de rit voorspoedig ging. Je staat nu voor Starbucks en daar wacht een heerlijke kop koffie op je met 25% korting. 

Verreweg de beste optie is dat de verhuurbedrijven samen de app (laten) maken zonder dat deze zelf een commerciële functie heeft. Je zou er dan op moeten kunnen vertrouwen dat deze app je niet bespioneert. Dit benadert het principe van de netneutraliteit het meest. Niemand zal het betreuren dat zo’n app een monopolie heeft. Dan nog kan elke stepverhuurder de gegevens van de eigen klanten doorverkopen. 

Terug naar facebook

Oorspronkelijk was Facebook een gezellige babbelbox en omdat het handig is dat iedereen in dezelfde babbelbox zit, ontstond er op organische wijze een monopolie. Daar had niemand moeite mee.  Geleidelijk is er een verdienmodel ontstaan dat erop gebaseerd is zo veel mogelijk data van je te verzamelen. Op basis van die data krijgen adverteerders de mogelijkheid om gepersonaliseerd te adverteren. Jou gelegenheid geven om te babbelen met je ‘vrienden’ is langzaam maar zeker dekmantel geworden voor puur commerciële activiteiten en het verdienen van een hele hoop geld. 

Het hoeft niet te verbazen dat op dit moment Facebook wereldwijd wordt beschuldigd van schending van zowel de antitrust- als de privacywetgeving. Uniek is de recente uitspraak van de Duitse Bundeskartellamt dat Facebook verbiedt persoonlijke gegevens van dochterondernemingen als WhatsApp en Instagram te gebruiken zonder daarvoor nadrukkelijk toestemming te hebben gevraagd.

Dat het monopolie van Facebook onder vuur ligt, komt door het de verstrengeling van de platformfunctie en de lucratieve commerciële strategie. Net als bij de stepverhuurders het geval was, ligt de oplossing in het ontvlechten van beide. Facebook als platform biedt dan gelegenheid tot babbelen en de deelnemers dragen in een ideale wereld dan samen de kosten ervan. Zij zouden individueel moeten kunnen beslissen over het gebruik van hun gegevens voor advertentiedoeleinden en hier kan dan een vergoeding tegenover staan, bijvoorbeeld gratis gebruik van de babbelbox. 

Het beginsel van ontkoppeling van platform en daarop uitgeoefende commerciële activiteiten kan leiden tot meer transparantie, bewaking van de privacy en voorkomen van vorming van monopolies

Amazon

Elk platform is handiger naarmate de aangeboden keus groter is. Als Amazon een platform op de markt zet waarop een groot aantal – ook onderling concurrerende – bedrijven hun producten verkopen dan is iedereen daar blij mee. Echter Amazon biedt op het platform tevens zijn eigen producten aan. Op dit moment is er veel ophef over het feit dat Amazon concurrerende producten op oneerlijke wijze ‘wegdrukt’.

Uber

Menigeen zou blij zijn met één platform voor alle taxidiensten. Uber zou kunnen kiezen voor de rol van ‘exploitant’ van het platform of die van aanbieder van vervoersdiensten.  De indruk ontstaat dat het bedrijf aan het verschuiven is naar de eerste optie. In dat geval ontvangt het bedrijf commissie over alle ritten die via zijn platform tot stand komen. Overigens zou het mijn voorkeur hebben als alle taxibedrijven samen zo’n platform (lieten) ontwikkelen in plaats van dat Uber dit doet, maar daar gaat het nu niet om.

Google

Als er een bedrijf is waar platform en verdienmodel door elkaar lopen dan is het wel Google. Mede hierdoor groeit het wantrouwen tegen de kwaliteit van zijn zoekmachine. Het bedrijf beschikt over een onwaarschijnlijke hoeveelheid gegevens van meer dan twee miljard mensen. Deze gegevens zijn verzameld zonder dat de betrokkenen zich daarvan bewust zijn, mede dankzij het gebruik van de Androïd telefoon en de Chrome webbrowser. Apple heeft tot nu toe de gegevens van iPhone gebruikers en van Safari deels weten af te schermen. 

Google kan met deze gegevens het resultaat van elke zoekopdracht manipuleren om het koopgedrag te beïnvloeden ten gunste van zijn klanten[1]. Het bovenaan plaatsen van betaalde zoekresultaten, voor elke individuele gebruiker op maat gemaakt, is daar een voorbeeld van. Daarnaast beschikt het bedrijf over kennis van honderden miljoenen personen, die bij alle grote bedrijven een onmisbaar onderdeel voor marketing en verkoop is. Ook Google moet, afgezien van betaling van miljardenboetes aan onder andere de EU, grote stappen terugzetten.

Hoe zit het eigenlijk met de antitrust wetgeving?

In de eerste helft van de 20steeeuw kenden de VS een streng antitrust beleid. 1936 noemde president Rooseveld de industriële dictatuur nog als een van de grootste bedreigingen van de democratie. Harry Truman herhaalde deze woorden in het begin van de jaren ’50 en kondigde een verdubbeling van de strijd tegen monopolyvorming aan[2]

In de jaren ’70 voltrok zich een omwenteling. Het neoliberalisme van Reagan en Thatcher maakte dat de inhoud van het begrip marktwerking verschoof van de bescherming van de vrije markt naar de afschaffing van wetten die markten reguleren.

Antitrustweten werden versoepeld met als gevolg een enorme concentratie van bedrijven.  In de VS heeft de laatste 20 jaar voor een totale waarde van $ 1.140 miljard aan overnames plaatsgevonden[3]. Op dit moment produceren twee bedrijven 67% van het bier, vijf banken beheren bijna de helft van alle geld, Wal-Mart lever meer dan de helft van alle levensmiddelen, Amazon heeft het grootste deel van de internetverkopen in handen en vier luchtvaartmaatschappijen verzorgen vrijwel alle luchtvaartverkeer. 

Daarnaast zijn er uiteraard de grote technologiebedrijven: Microsoft, Apple, Facebook en Google, die op hun gebied quasi-monopolisten zijn. In zijn book The Curse of Bigness; Antitrust in the New Gilded Age beschrijft Tim WU de opkomst en het verval van de Amerikaanse antitrustwetten en bij laat zien dat elk van de genoemde bedrijven (en nog een aantal anderen) zonder meer in aanmerking komen voor een strafrechtelijk onderzoek[4].

Inmiddels gaat de pendule weer de andere kant op. De stagnerende lonen, groeiende ongelijkheid in inkomens in de VS roepen verzet op, dat vooral het laatste jaar wordt gevoed door de vermoede onwettelijke praktijken van bedrijven en het ‘ontwijken’ van belastingen. Boeken als The age of surveillance capitalism van  Soshana Zuboff (Harvard) worden gretig gelezen en voeden ook in politieke kringen het verzet tegen de groeiende almacht van techbedrijven, Google voorop.

De Europese Commissie heeft zich een stuk waakzamer getoond dan de autoriteiten in de VS, en heeft Google inmiddels een boete van € 2,4 miljard opgelegd. Bewezen werd geacht dat het bedrijf zijn monopolie op de markt van generiek zoeken heeft misbruikt om zich een monopolie te verwerven op de markt van prijsvergelijkend winkelen[5]

No more Googles

Voor bedrijven die beloven af te zien van het verzamelen van persoonsgebonden data, zoals de nieuwe zoekmachine DuckDuckGo[6]zijn er ineens nieuwe kansen. Er is inmiddels al een website met een overzicht van sites die bruikbare informatie helpen verzamelen voor bedrijven en individuele personen, gebaseerd op data die niet door ‘tracking’ van persoonlijke gegevens zijn verkregen[7].

In een volgende blogpost ga ik op de verhullende betekenis van het begrip marktwerking in.


[1]Douglas C. Schmidt: Google Data Collection. Vanderbilt University August 15, 2018:  https://bloximages.newyork1.vip.townnews.com/wsmv.com/content/tncms/assets/v3/editorial/f/1b/f1bc6c94-a539-11e8-905a-136f4f930796/5b7bff66f1d7a.pdf.pdf

[2]https://www.theatlantic.com/business/archive/2017/06/word-monopoly-antitrust/530169/

[3]https://www.thenation.com/article/by-the-numbers-the-rise-of-monopolies/

[4]https://medium.com/s/story/antitrusts-most-wanted-6c05388bdfb7

[5]https://www.emerce.nl/nieuws/beslistnl-google-shopping-weg-verdubbeling-bezoek-omzet

[6]https://medium.com/s/story/nothing-can-stop-google-duckduckgo-is-trying-anyway-718eb7391423

[7]https://nomoregoogle.com