Stad van doeners

Werk kan een bron van ultieme persoonlijke voldoening zijn. Het draagt ​​ook bij aan de welvaart van bedrijven, steden en landen. In het beste geval doet het beide. Helaas is dit niet de regel. In dit artikel onderzoek ik hoe betrokkenheid en passie opnieuw hun intrede kunnen doen op de werkplek en hoe steden daaraan kunnen bijdragen.

Onbekende artiest: Middeleeuwse markt (Wikimedia Commons)

De verdwijning van het ambacht

Zoals de afbeelding hierboven laat zien, waren steden vroeger broedplaatsen van ambacht en ambachtslieden. Deze bevolkten elke straat en tijdens de vele processies en optochten presenteerden hun verenigingen, de gilden, zich in volle glorie.

Ambachtslieden en handelaars zorgden ervoor dat steden floreerden. Eeuwenlang was ondernemerschap verbonden met kunst en ambacht in ruil voor persoonlijke voldoening, tevreden klanten en het een goed bestaan. Ze waren een voorbeeldig voorbeeld van ondernemerschap.

In essentie geeft een een ondernemer vorm en inhoud aan nieuwe activiteiten op basis van persoonlijke motivatie en vaardigheden en creëert daarmee waarde voor zichzelf en de samenleving.

Een beschrijving die nog steeds van toepassing is op kleine en grote ondernemers, franchisenemers en intrapreneurs op uiteenlopende terreinen. 


Steden van makers maakt deel uit van een reeks essays over hoe steden humaner kunnen worden. Dat betekent het vinden van een evenwicht tussen duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en kwaliteit van leven. Dit vereist vergaande keuzes. Zodra deze keuzes zijn gemaakt, is het vanzelfsprekend dat we slimme technologieën gebruiken om deze doelen te bereiken. 

De essays die al zijn gepubliceerd, zijn hieronder te vinden.
  1. Inleiding: Steden in de toekomst: Vanzelfsprekend smart. Humaan als keuze
  2. De gezonde stad
  3. De veerkrachtige stad
  4. De klimaat-neutrale stad
  5. De veilige stad
  6. De goed-bestuurde stad
  7. De donut stad
  8. De kringloop stad
  9. De digitaal rechtvaardige stad
  10. De goed gevoede stad

In minder dan een generatie verdween het soort ondernemerschap dat vanaf de middeleeuwen tot de 19e eeuw domineerde. Het maakte plaats voor eenvoudig en routinematig werk (low strain-jobs): operators, bedienden, havenarbeiders en bedienden. Fabrieken, kantoren en pakhuizen verdrongen kleinschalige werkplaatsen. Zij brachten met zich mee hiërarchie, streng toezicht en vooral productie aan de lopende band. Ook het aanzien van steden veranderde wezenlijk. Voorheen bloeiende stadscentra werden overvolle woongebieden voor de arbeiders, omringd door grote industriële gebieden, kantoren, pakhuizen en spoorwegemplacementen.


Arts & Craft en Makers Movement

Door de industriële revolutie verdwenen ambachtslieden in grote delen van Europa. Maar niet helemaal: De groei van massaproductie voedde de Arts & Crafts-beweging; verspreide groepen ambachtslieden en kunstenaars, toegewijd aan de kleinschalige productie van meubels, lampen, servies, bestek. De korte video van de Open University hieronder is een mooie illustratie van de kracht van de beweging, de integratie van technologie en ambacht.

Het Italiaanse bedrijf Alessi is een goed voorbeeld. Het bedrijf slaagde erin de kloof tussen vakmanschap en industriële productie te overbruggen. Bijvoorbeeld door door prominente kunstenaars zoals Philippe Starck uit te nodigen en hun ontwerpen toegankelijk te maken voor een grote groep klanten.

De Makers Movement is gerelateerd aan de traditie van Arts & Crafts. Zij omvat duizenden kleine ambachtelijke bedrijven, die hun producten meestal aanbieden via sites als Etsy. Etsy’s omzet voor 2013 was $ 1 miljard en er waren dat jaar 1 miljoen klanten.


De nieuwe industrieën, spoorwegen, handelsfirma’s en pakhuizen waren de tastbare verschijningsvorm van het 19de-eeuwse ondernemerskapitalisme, soms meedogenloos, soms met compassie.

In de loop van de 20ste nam een ​​nieuwe generatie managers bezit van de directiekamer van grote bedrijven. Het is de vraag of deze nog steeds als ondernemer kunnen worden getypeerd omdat deze bedrijven steeds meer op bureaucratieën begonnen te lijken.

Ondernemerschap bleef domineren in de detailhandel en in de landbouw. Om nog maar te zwijgen van ontwikkelingslanden waar de informele economie nog steeds een perfecte voedingsbodem is voor ondernemersgedrag, overigens vaak vergezeld door barre arbeidsomstandigheden en armoede. 

Thans treffen we ondernemerschap vooral aan in het snelgroeiende aantal kleine en middelgrote bedrijven, die actief zijn in bijna alle sectoren van de economie. In Nederland zijn er bijna 1.782.000 bedrijven met één tot 10 werknemers. Samen hebben ze ongeveer 2,3 miljoen werknemers (inclusief de ondernemende eigenaren). Daarnaast zijn er 70.000 bedrijven met meer dan 10 werknemers, die samen banen bieden aan ongeveer 6,6 miljoen werknemers, waarvan nog maar een fractie als ondernemer kan worden betiteld (alle gegevens zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek).

Ondernemerschap wordt geassocieerd met gedrevenheid, doorzettingsvermogen en passie en heeft bijgevolg een grote potentiële waarde voor groei en ontwikkeling. Zoals hieronder blijkt wordt dit potentieel maar ten dele benut.

Ondernemerschap binnen het bedrijf

Elk jaar verzamelt Gallup wereldwijd gegevens over de betrokkenheid van medewerkers en managers van bedrijven met meer dan 50 werknemers. Deze worden getypeerd als ‘actief-betrokken’, ‘actief niet-betrokken’ en ‘passief niet-betrokken’. De onderstaande tabel geeft een overzicht, waaruit blijkt dat in elk land slechts een minderheid ‘actief-betrokken’ is. Betrokken betekent dat medewerkers en managers enthousiast zijn over hun werk, hun collega’s, hun bedrijf prijzen en zich niet druk maken als ze over moeten werken. 

Percentages actief betrokken (groen), passief niet betrokken (grijs) en actief niet betrokken (zwart) van werknemers in verschillende delen van de wereld. Gallup, State of the Workplace, 2017

Gebrek aan betrokkenheid hangt sterk samen met het feit dat de meeste banen nog steeds gekenmerkt zijn door eenvoudige werkzaamheden, maar ook met de managementstijl van de bazen. Dit blijkt ook uit het grote arbeidstevredenheid onderzoek in Nederland, uitgevoerd door Frits Galle en zijn collega’s van training- en adviesbureau PER4MANCE.

Nederlanders zijn over het algemeen ontevreden over hun baas.

62% van alle werknemers heeft geen of nauwelijks werkplezier; 22% gaat met tegenzin aan het werk en verlangt op maandagochtend al naar het volgende weekend. 11% noemt de manager een dictator. Vaak zijn managers niet geïnteresseerd in de werknemers, ze missen inspiratie en communiceren kort en direct. Alles moet plaatsmaken voor het bereiken van de doelen. Dit is echter contraproductief, omdat werknemers onder dwang hun inspanningen tot een minimum beperken.

Het is duidelijk dat bedrijven graag de betrokkenheid van hun werknemers willen vergroten.

Wereldwijd besteden ze dan ook miljarden aan dit doel en aan managementopleidingen om dit te ondersteunen. Zonder veel resultaat.

De verkeerde analyse: geen betrokkenheid maar passie.

Volgens John Hagel volgen slaan managers de plank mis door zich te concentreren op betrokkenheid. Na een studie van personen die uitzonderlijk productief zijn in een breed scala van beroepen, concludeerde hij dat hetgeen deze gemeen hebben de passie van een ontdekkingsreiziger is. Luister naar John die dit in een korte video uitlegt:

Passie betekent niet dat deze mensen overmatig begaafd, ijverig, hardwerkend of slim zijn. In plaats daarvan zijn ze vastbesloten om hun doel te bereiken, ze worden enthousiast als ze tegen uitdagingen aanlopen en ze zoeken naar samenwerking met anderen met dezelfde passie (zie onderstaande afbeelding).

Passie is in veel opzichten de motor van ondernemend gedrag.

De passie van de ontdekkingsreiziger. Bron: Deloitte University Press

Het verschil tussen betrokkenheid en passie is duidelijk. Het eerste is een houding en vereist geen speciale kennis of vaardigheid. De tweede is verbonden met competenties. Om betrokkenheid te creëren, moeten werkgevers respect tonen, beter luisteren en de werkomstandigheden verbeteren. Als gevolg hiervan zullen de meeste werknemers harder werken en zal de productiviteit van het bedrijf stijgen. Echter zonder dat de competenties van de betrokkenen verbeteren. 

De drie bovengenoemde componenten van gepassioneerd gedrag – het bereiken van doelen, getriggerd worden door uitdagingen en samenwerking zoeken – zijn het resultaat van een groei- en leerproces en ze vereisen een ondersteunende organisatiestructuur en -cultuur.

Helaas is het aantal medewerkers met passie nog lager dan het aantal betrokken medewerkers. Uit het laatste onderzoek naar gepassioneerde medewerkers in de VS blijkt dat ten hoogste 13% van het personeel (inclusief managers) elk van de drie bovengenoemde kenmerken bezit. 39% beschikt over een of twee daarvan. 64% van alle werknemers en managers van organisaties in de VS zijn noch betrokken noch gepassioneerd, of met andere woorden, ze missen de essentie van ondernemend gedrag.

Dit gebrek aan ondernemerschap of intrapreneurship is heel begrijpelijk. Bedrijven in de 20ste eeuws bedrijven hebben hun productie georganiseerd volgens de principes van schaalbare efficiëntie met een bijbehorend systeem van planning en controle, top-down beoordeling op basis van prestatie-indicatoren (KPI’s) en regelmatige rapportage aan de eerstvolgende baas in de hiërarchie. Bijgevolg is ruimte voor initiatief beperkt, en wordt dit evenmin verwacht en gewenst.

Ondertussen verandert de wereld snel. Kennis is wijdverbreid en is niet langer het exclusieve bezit van kleine groepen wetenschappers aan universiteiten en R & D-centra. Bedrijven die goed geprogrammeerde en gecontroleerde productiesystemen hebben opgezet, moeten daarom radicaal veranderen. Betrokken werknemers alleen zijn niet voldoende.

Wat nodig is zijn ondernemende werknemers met een aanzienlijke mate van autonomie.

In plaats van dat werknemers in silo’s worden opgeborgen, moeten ze flexibele, interdisciplinaire teams vormen met een grote mate van zelfbestuur én ondernemend gedrag. Van belang zijn verder minder grote verschillen in beloning, actieve promotie van (open) innovatie en mogelijkheden om buiten het bedrijf samen te werken.

Omdat slechts een beperkt aantal bedrijven aan deze voorwaarden voldoen overwegen veel gepassioneerde werknemers een ​​eigen bedrijf te starten. Overigens mede om zich op het goede moment weer te laten inlijven door een andere onderneming, die hen – behalve veel geld – tevens ruimte biedt voor continu leren en innoveren. Veel gepassioneerde werknemers behouden echter liever hun onafhankelijkheid. Ik kom hier later op terug.

Hieronder ga ik in op de vraag hoe bedrijven passie – en daarmee intrapreneurship – kunnen stimuleren. 

Zelforganisatie en ondernemerschap

Er zijn sterke argumenten voor zelforganisatie en -bestuur door werknemers, denk maar aan het boek Reinventing Organisations van Frederic Laloux. Toch is er weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen zelfmanagement, ondernemersgedrag en prestaties.

Het recent gepubliceerde HOW-rapport heeft hier verandering in gebracht.

Het rapport onderscheidt drie soorten organisaties: In de meeste staat ‘resultaten behalen’ centraal (62%). Daarnaast zijn er organisaties op basis van ‘doen wat de baas zegt’ (30%) en organisaties op basis van ‘medewerkerszelfbestuur’. Het aandeel van deze laatste groep steeg van 3% in 2012 tot 8% in 2016.

Onderzoek in 17 landen (waaronder Nederland, Duitsland, de VS, India, Rusland, China en Japan) toonde aan dat de bedrijven op basis van zelfbestuur beter presteerden (zie onderstaande figuur). 

Verschillen in prestaties van zelfbestuurde organisaties (rood), ‘traditionele organisaties’ (zwart) en organisaties op basis van gehoorzaamheid (grijs). Bron het HOW report

Het rapport heeft ook onderzocht waarom medewerkers van dit type organisaties zich onderscheiden. Dit blijkt te zijn: Meer onderling vertrouwen, bereidheid om risico’s te nemen, viering van succes als collectieve prestatie, samenwerken, inspringen voor elkaar, informatie delen en afkeuren van ‘groupthink’. Deze kenmerken zijn nauw verbonden met de structuur en cultuur van de organisatie, met leren en in het gedrag van leidinggevenden. De vraag is hoe je zo’n organisatie kunt worden. Het Deloitte-rapport Work environment redesign, geschreven door John Hagel, John Seely Brown en Tamara Samoylova, past ontwerpprincipes toe om deze vraag te beantwoorden. Een korte samenvatting van dit rapport kan hier worden gedownload.


Ethisch leiderschap

Het onderzoeksbureau achter het HOW-rapport – Legal Research Network – ondersteunt bedrijven die de ethische grondslagen van het gedrag van werknemers en mede daardoor de morele basis van het bedrijf of de organisatie willen versterken. 

De onderstaande video is een inspirerend interview met de oprichter van dit bureau over moreel gedrag van bedrijven en ethisch leiderschap.


Starters: ondernemerschap voor velen

Elk jaar starten wereldwijd miljoenen mensen een eigen bedrijf. Alleen al in de VS geven ongeveer 2 miljoen werknemers jaarlijks goedbetaalde banen op. Het aantal zzp’ers in de VS bedraagt ongeveer 17 miljoen.

De termen starter en startup lopen vaak door elkaar wat tot verwarring leidt.

De passie van een startup is om een ​​veelbelovende technologische innovatie te commercialiseren en snel te groeien op internationaal niveau. Daarom moet dit soort bedrijven substantieel kapitaal vinden en er zijn meestal meer medewerkers in dienst.

Voor de meeste starters is de passie het hebben van een eigen bedrijf dat hen in staat stelt in hun levensonderhoud te voorzien. In Nederland hebben zich in 2018 127.000 starters ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De snelst groeiende starters zijn uitzendbureaus, restaurants, kinderdagverblijven, cafés, maatschappelijk werk en consultancy . Slechts 200 (0,16%) voldoen aan de criteria voor een startup en hoogstens 10% van de startups is uiteindelijk succesvol.

Succesvolle startups zijn motoren van groei en innovatie. Elk jaar geeft het Global Startup Ecosystem Report,gepubliceerd door het Global Entrepreneurship Network (GEN), een beeld van de ontwikkeling en groei van startups. Het rapport is gebaseerd op onafhankelijk onderzoek en gegevens van meer dan een miljoen bedrijven in 150 steden. Een ander recent rapport Startups: Job groeimotor in Nederland geeft een uitstekend beeld van de identiteit, de groei en het potentieel van de 4.311 Nederlandse startups.

Wereldwijd zijn startups verantwoordelijk voor het grootste deel van de economische groei en de toename van nieuwe banen.

De gestage groei van startups compenseert de verliezen in werkgelegenheid in de rest van de economie. De Nederlandse startups hebben de afgelopen twee decennia meer dan 100.000 banen gecreëerd. 20.000 van deze banen dateren uit de afgelopen twee jaar. 36% van de Nederlandse startups is een online marktplaats of e-commerceplatform, 30% een softwareprovider (meestal software-as-a-service), 20% ontwikkelt hardware en 7% is biotechnisch. 55% van alle Nederlandse startups heeft minder dan 10 werknemers. Voorbeelden van succesvolle bedrijven in Nederland die als startup zijn begonnen zijn ASLM, Booking.com en Bol.com.

Techleap.nl (voorheen Startup Delta) is een door de overheid gefinancierde non-profit organisatie, die de ontwikkeling van startups helpt versnellen met programma’s en initiatieven die de toegang tot kapitaal, markt en talent verbeteren.

Wereldwijd hebben startups tussen 2016 en 2018 een waarde van $ 2,8 biljoen gecreëerd. Concentraties van startups zijn verspreid over de hele wereld, zij het in een zeer ongelijke mate. Silicon Valley is verreweg de grootste concentratie, maar in ten minste 30 steden (hieronder vermeld) groeit het aantal startups aanzienlijk en dat geldt ook voor de investeringen in deze bedrijven.

De top 30 van de concentraties van startups wereldwijd Bron: Global Startup Ecosystem Report

Amsterdam Startup Delta

Volgens het Global Startup Ecosystem Report is Amsterdam Startup Delta in 2018 is de regio met de grootste stijging op de ranking. 34% alle Nederlandse startups is hier te vinden. Deze toename is het gevolg van een sterke groei in financiering, startup-output en (‘exit’)waarde, evenals sterke prestaties in life sciences en deep technology. Bovendien vonden er twee IPO’s van meer dan twee miljard dollar plaats: Adyen (een fintech-bedrijf met een actuele beursnotering van bijna $ 23 miljard) en Elastic (een databedrijf dat nu wordt gewaardeerd op meer dan $ 6 miljard).


De onderstaande grafiek geeft een overzicht van de toe- en afname van de financiering in de startfase van startups wereldwijd voor verschillende sectoren in vergelijking tot de groei van de (‘exit’)waarde van de bedrijven, ook gedurende de afgelopen vijf jaar.

Startup sub-sector levenscyclus. Bron: Global Startup Ecosystem Report
Incubatoren en acceleratoren

Elk jaar worden er wereldwijd duizenden startups opgericht, maar slechts een op de tien wordt een succes.

Startups hebben ondersteuning nodig om te overleven. Deze komt van incubatoren en acceleratoren (versnellers).

Het is boeiend om een ​​kijkje te nemen in de wereld van incubatoren de acceleratoren. UBI Global publiceerde onlangs haar tweejaarlijkse beoording, die kan worden gedownload van haar website. 364 programma’s zijn beoordeeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen incubatoren en acceleratoren die verbonden zijn aan universiteiten, steden en particuliere instellingen.

In elke categorie wordt een verder onderscheid gemaakt tussen de winnaar en de top 5, 10 en 25; er is dus geen ranking. Hieronder richt ik me op de grootste categorie, universitair-gerelateerde incubatoren. Opgemerkt moet worden dat de absolute top ontbreekt, omdat instellingen zich moeten aanmelden om te worden beoordeeld. Een instelling als Stanford University in Silicon Valley voelt hiertoe begrijpelijkerwijs geen noodzaak.

Bovenaan de ranglijst van 2019 (net als bij eerdere gelegenheden) staat SETsquared Partnership. Dit is een samenwerking tussen vijf universiteiten in het zuidelijke deel van Engeland: Bath, Bristol, Exeter, Southampton en Surrey: Deze incubator voert in vier taken uit: (1) ondersteunen en huisvesten van startende bedrijven, (2) studenten oriënteren op ondernemerschap, (3) onderzoekers helpen commercieel gebruik te maken van hun bevindingen, onder meer via een uitgebreid platform voor open innovatie en (4) bemiddelen bij financiering. Zoals bij de meeste incubatoren het geval is stopt de ondersteuning niet bij een succesvolle start; er is een versnellingsprogramma (accelerator) dat bedrijven begeleidt bij hun verdere groei. Opmerkelijk is dat 90% van alle ondersteunde startende ondernemingen (niet per se startups) succesvol is.

Van de 89 Nederlandse incubators en accelerators (31 in Amsterdam) behoren er twee tot de eerste tien in de UBI-ranglijst: Yes! Delft en UtrechtInc. Andere prominente Nederlandse incubatoren en acceleratoren zijn Startupbootcamp (Amsterdam), Rockstart (Amsterdam), Collider (Amsterdam) en HighTechXL (Eindhoven).


Startup bootcamp (SBC)

Startup bootcamp is een internationale organisatie die versnellingsprogramma’s van drie maanden aanbiedt voor verschillende sectoren zoals financiën, handel en fintech in onder andere Amsterdam, Melbourne, Dubai en Milaan. Doelgroep zijn geselecteerde bedrijven en het programma biedt hen toegang tot een wereldwijd netwerk van experts, mentoren, investeerders en eventuele partners.  Bovendien zijn er masterclasses op topniveau, mogelijkheden om te pitchen en netwerkevenementen en wordt voorzien in huisvesting voor het bedrijf en € 15K om de kosten van levensonderhoud te dekken, in ruil voor 8% aandelenbezit.

Onderstaande video laat je kennismaken met de leden van het Amsterdamse SBC Commerce Class van 2019, die vertellen waarmee ze bezig zijn en wat deelname aan het bootcamp voor hen heeft betekend. 


De beoordeling van incubatoren en acceleratoren levert een beeld op van hun kritieke succesfactoren:

(1) goede professionele en commerciële begeleiding, die (2) meebeweegt met de levensfase van het bedrijf (3) met een sterk gevoel voor klantbehoeften en innovatie (4) ) een relatie met wetenschappelijke velden waarvan vooraanstaande wetenschappers bereid zijn startups en spin-offs te begeleiden; (5) scouting in de eigen universiteit van te commercialiseren potentiële kennis en (6) niet in de laatste plaats eigen financieringsmogelijkheden of actieve bemiddeling bij kapitaalverstrekkers.

Ondernemerschap en de stad

In het laatste deel ga ik verder waar ik in het eerste deel gebleven ben: De rol van de stad en de gemeentelijke overheid. Bloeiende onderneming in alle soorten en maten zijn tezamen met (onderwijs)instellingen een noodzakelijke voorwaarde voor steden om hun bewoners banen en inkomen te verschaffen.

Het stadsbestuur speelt een belangrijke mogelijk maken van economische groei en teven de afstemming daarvan met natuur, gezondheid, wooncomfort en andere eigenschappen van de kwaliteit van leven. 

Steun aan starters

Vanuit een perspectief van economische groei zijn startups relatief belangrijker dan starters in het algemeen, die gewoonlijk slechts één persoon in dienst hebben, maar wel groot in aantal zijn.

In veel landen bieden de Kamers van Koophandel bescheiden ondersteuning en mijn indruk is dat meer ondersteuning de positie van starters in vergelijking met die van startups sterk kan verbeteren.  In het geval van starters zijn steden in de eerste plaats geïnteresseerd in detailhandel, handel en ambachtelijke bedrijven die zich in centrale delen bevinden en dus een bredere impact hebben. 


Startup in residence-programma

Het Startup in Residence-programma stelt startups en scale-ups in staat belangrijke sociale uitdagingen voor het openbaar bestuur op te pakken. Het begon in Amsterdam; nu bieden ongeveer 20 andere Nederlandse steden, provinciale overheden en ministeries ook programma’s aan. Het programma staat open voor Nederlandse en buitenlandse ondernemers. Het biedt intensieve training en ondersteuning door professionele coaches. Ook is werkruimte beschikbaar. Onder bepaalde omstandigheden worden de lokale, regionale en nationale overheden ‘launching customer’ of partner.

Onlangs is een rapport gepubliceerd over de impact die het Startup in residence programma de afgelopen vijf jaar heeft gehad. 

Overzicht van het Amsterdamse startup in residence’ programma

Verwijzend naar rapporten van de Europese Unie lijkt één beleidsinstrument in het bijzonder de groei van startups te ondersteunen en dat is financiering. Seoul begreep dit en in 2012 steunde de stad de oprichting van de Dream Bank, een stichting zonder winstoogmerk die door de Koreaanse banksector wordt gefinancierd om de Koreaanse startups via één loket financiële steun te bieden.

Echter, Het Global Startup Ecosystem Report 2019 laat zien dat overheden startups met veel meer kunnen helpen dan met financiering alleen.  

Het onderstaande overzicht toont de mogelijkheden, geordend naar de mate waarin deze worden gebruikt. Financiering staat bovenaan, maar andere terreinen zijn het aanbieden van specifieke organisaties en programma’s zoals incubatoren en acceleratoren, de toelating van briljante buitenlandse wetenschappers en ondernemers, inclusief competente vluchtelingen, ondersteuning bij de export enzovoort. Hoe lager op de lijst, hoe minder de frequentie de genoemde acties voorkomen en des te groter de mogelijkheid van comparatief voordeel is.

Maatregelen om de vestiging van startups te ondersteunen. Bron: Global Startup Ecosystem Report
Fablabs

‘Makers’ zijn zoals eerder vermeld een specifieke categorie starters, die soms een startup worden. Aanvankelijk hebben ze nauwelijks de mogelijkheid om nieuwe producten te ontwikkelen.  In de VS en Canada bieden steeds meer openbare bibliotheken faciliteiten daarvoor. De Edmonton-bibliotheek (Canada) heeft een laboratorium opgezet waarin 3D-printers zijn geïnstalleerd en krachtige computers met allerlei ontwerpsoftware beschikbaar zijn. Veel andere steden volgen dit voorbeeld door fablabs op te zetten. Dit zijn werkplaatsen waar (startende) ‘makers’ gebruik kunnen maken van uiteenlopende hulpmiddelen.

Incubators en acceleratoren

Het beste wat elke stad kan doen, is actieve participatie aan een of meer incubatoren en acceleratoren, bij voorkeur in samenwerking met universiteiten en regionale bedrijven. Incubatoren zijn een one-stop-shop die alle vormen van ondersteuning bieden die in de bovenstaande tabel worden genoemd.

Binnen een incubator zou het stadsbestuur de eerste verantwoordelijke partij kunnen zijn voor juridische zaken, aanbieden van werkruimten (aanvankelijk gratis en later tegen aantrekkelijke tarieven) en inkoop.

Een groeiend aantal steden en hun aangrenzende regio’s hebben zogenaamde ‘Economic Boards’ opgezet. De Amsterdam Economic Board is bijvoorbeeld een platform voor regionale bedrijven, onderwijsinstellingen en andere instellingen, die onder andere actief de verbinding tussen grotere bedrijven en startups aanmoedigen.


Samenwerking tussen grote bedrijven en startups

In de VS fungeert een toenemend aantal organisaties, bijvoorbeeld Techstarsde Vault en Plug and Play als innovatienetwerken of -platforms waar startups, verstrekkers van risicokapitaal en bedrijfsinnovatieteams – bijvoorbeeld van Target, Panasonic, Coca-Cola, Allianz en Honeywell – samenwerken bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten.

Volgens Bill O’Connor, die de Vault Innovation Academy runt, waarmee startups en bedrijven worden ondersteund, kunnen grote organisaties nu sneller en effectiever gebruikmaken van netwerken van ondernemers, technologie en disruptieve bedrijfsmodellen dan ooit tevoren.


Revitalisatie van steden

Stimuleren van de groei van starters in het algemeen en startups in het bijzonder moet waar mogelijk gepaard gaan met het vergroten van hun zichtbaarheid. Gelukkig maakt een beleid van strikte zonering van stedelijke activiteit plaats voor het creëren van gemengde gebieden, waar mensen wonen, leren en – waar mogelijk – werken. In stadscentra en buurtwinkelcentra sluiten veel winkels en dit maakt het mogelijk om de lege ruimte te gebruiken voor een uiteenlopende niet-conflicterende andere bestemmingen tegen redelijke huurprijzen

Om steden aantrekkelijker te maken voor startups, inclusief buitenlandse, is echter meer vereist. De korte video hieronder laat zien hoe de aanwezigheid van letterlijk alles – bedrijven, collega’s, concurrenten, klanten, vergadermogelijkheden, universiteiten, bars, restaurants, immigranten en zon – heeft bijgedragen aan de weergaloze groei van het aantal startups in Tel Aviv en hun succes. Deze voorwaarden kunnen niet worden gedupliceerd, net zomin als Silicon Valley kan worden gekopieerd. Maar het wijst erop dat de groei van het aantal startups niet van slechts een factor afhankelijk is.


De passie van de uitvinder laten ontkiemen

Meer jongeren dan voorheen voelen zich aangetrokken tot ondernemerschap, meer in het bijzonder het ontwikkelen van nuttige goederen, diensten of beide. Lange tijd gaven scholen prioriteit aan het werken met het hoofd in plaats van met de handen. Deze korte video laat zien hoe een groeiend aantal scholen de waarde van het maken van dingen heeft herontdekt en zo de weg heeft geopend naar een ondernemende of anderszins creatieve toekomst.


Campussen

Steden moeten bedrijven die op zoek zijn naar een geschikte locatie goed in de gaten houden. Innovatieve bedrijven moeten absoluut prioriteit krijgen en vooral voor deze bedrijven is een campuslocatie aantrekkelijk. Een campus biedt ruimte aan verscheidene bij voorkeur complementaire bedrijven, groot en klein, en biedt faciliteiten om samen te werken met wetenschappers. Een campus kan gemakkelijk worden geïntegreerd in woongebieden en voorzieningen zoals parken en vijvers. De Eindhoven High Tech Campus is een voorbeeld bij uitstek. De onderstaande video geeft een beeld van het leven en werken op deze campus.


Amsterdam Smart City

Co-locatie van aanvullende startups en andere bedrijven is gunstig, maar gezien het grote aantal bedrijven niet altijd mogelijk. Een belangrijke stap is daarom het creëren van een (virtuele) community, zoals Amsterdam Smart City. Dit is een platform voor startende ondernemers, zelfstandigen, vrijwilligers waarvan de diensten, producten van expertise worden gezocht en gemobiliseerd door grotere bedrijven en non-profit organisaties.


Een humane benadering van ondernemerschap

Passie is waarschijnlijk een van de belangrijkste drijfveren, die bijdragen de vervulling van ons leven. Passie kan ook ten grondslag liggen aan ondernemerschap en intrapreneurship, en een motor van welzijn en welvaart worden

In dit essay heb ik de verdwijning van ambacht in West-Europese steden gememoreerd tijdens de industriële revolutie. Tegenwoordig zijn de meeste mensen in westerse landen werknemer, hoewel het aantal kleine en middelgrote bedrijven groeit. Er is veel ruimte voor ondernemerschap, en de toename van het aantal startups illustreert dit. Zoals in het artikel wordt benadrukt, kunnen ook grotere bedrijven het mogelijk maken dat werknemers ondernemer – intrapreneur – worden. Lange tijd was daar geen sprake van. Industriële productie werd geleid door strategische plannen, vertaald in gedetailleerde opdrachten voor werknemers. Door middel van hiërarchische controlemechanismen werd vastgesteld of medewerkers de opgedragen rollen naar wens vervulden. Arbeid verloor zijn intrinsieke waarde en werd uitsluitend een aanleiding voor financiële beloning. Zo verdween betrokkenheid en passie op de werkplek.

Snelle maatschappelijke veranderingen maken nieuwe arbeidsrelaties nodig. De slimste organisaties zijn begonnen zichzelf opnieuw uit te vinden en geven ruimte aan ondernemerschap én zelfbestuur door de werknemers. 

Joseph Stiglitz heeft gewaarschuwd dat de creatieve kracht van ondernemerschap makkelijk omslaat in een destructieve. Een ‘maker’ wordt een ‘taker’ zodra waarde creëren wordt gereduceerd tot de groei van financiële waarde. Dit kan gebeuren wanneer bedrijven groeien en de passie en van de oprichter wordt vervangen door groei, winstgevendheid, maximalisatie van aandeelhouderswaarde en beloning van het management

Ook startups lopen het risico dat hun oorspronkelijke passie voor het maken van waardevolle producten omslaat naar het primaat van groei en hebzucht. De grootste startups ter wereld, Amazon, Google en Facebook, zijn hiervan sprekende voorbeelden. Ik heb geen idee waar de snelgroeiende Nederlandse startups zich op het continuüm tussen creatie en destructie bevinden. De hoogte van de inkomsten die de oprichters zichzelf toestaan ​​- is wellicht een indicatie.

Hieronder vat ik de essentie van een humane benadering van ondernemerschap samen


Beginselen voor een humane benadering van ondernemerschap

1. Iedereen die betrokken is bij het aanbieden van werk, moet uitgaan van het fundamentele inzicht dat de uiteindelijke doelen van werk zouden moeten zijn persoonlijke tevredenheid het leveren van een bijdrage aan welzijn en rechtvaardige welvaart.

2. Om meer ondernemend te worden, heeft intrapreneurship meer impact dan het ondernemersgedrag van managers ‘aan de top’ van bedrijven en organisaties.

3. De meest effectieve manier om ondernemerschap te ontwikkelen, is door starters in staat te stellen zich als ondernemers te gedragen.

4. Ondernemersgedrag is een van de meest effectieve drijfveren voor welzijn en welvaart zolang het streven naar nieuwe producten en diensten naast dat naar een redelijk inkomen wordt geleid door ethische en duurzaamheid-gerelateerde principes.

5. Voor betrokkenheid van werknemers te verhogen zijn arbeidsverhoudingen gebaseerd op vertrouwen, respect en flexibiliteit onmisbaar. Om passie mogelijk te maken, moeten de arbeidsverhoudingen ook gebaseerd zijn op (psychologisch) eigendom, uitdaging en autonomie, inclusief gedistribueerd leiderschap.

6. Hiërarchische organisaties staan haaks op de democratisering van kennis en vervreemden zich van de werknemers.

7. Het ultieme bewijs dat organisaties met zelfbestuur beter gebruik maken van menselijke hulpbronnen dan hiërarchische organisaties is dat zij in alle opzichten beter presteren.

8. Steden moeten contacten met bedrijven en organisaties institutionaliseren om permanente discussie over en experimenten met betrekking tot de humanisering van arbeidsrelaties, zelfbestuur en leren te doen ontstaan.

9. Gemeentebesturen kunnen een voorbeeld geven van verbetering van de arbeidsrelaties door zelfbestuur en intrapreneurship in hun eigen organisatie te ondersteunen.

10. Gemeentebesturen kunnen helpen om de ondernemerskwaliteiten van starters en startups te verbeteren, als onderdeel van hun bijdrage aan incubatoren en acceleratoren, samen met kennisinstellingen, bedrijven en andere organisaties.

11. Het stadsbestuur moet zich maximaal inzetten om betaalbare locaties voor starters, startups, bedrijven en campussen mogelijk te maken. Hiermee wordt tevens een bijdrage geleverd aan de versterking van de stedelijke structuur en wordt de milieukwaliteit behouden en verbeterd.

12. De oprichting van fablabs, adviesdiensten en betaalbare werkruimten zijn een steun in de rug voor burgers die starter willen worden.

De klimaat-neutrale stad

Wetenschappelijk is de relatie tussen opwarming van de aarde en de uitstoot van broeikasgassen onbetwist. Ook staat vast dat een temperatuurstijging van meer dan 1,5°C ten opzichte van de temperatuur in de pre-industriële periode rampzalig is. Desondanks valt te vrezen dat de stijging van de temperatuur ruim boven de 2°C zal uitkomen.

Energieneutraal gebouw: The Edge Amsterdam, hoofdkantoor van Deloitte – foto Deloitte

De wereld heeft zijn kortetermijndoelstellingen niet gehaald: In plaats van de beoogde daling van de CO2-emissie, steeg de wereldwijde uitstoot in 2017 met 1,6% en in 2018 met 2,7%. De belangrijkste redenen zijn groeiend autobezit en toenemend gebruik van kolen ten behoeve van de elektriciteitsproductie. De onderstaande grafiek laat zien dat alle continenten, behalve Europa, hiervoor verantwoordelijk zijn.

Wereldwijd waren de broeikasgas emissie groter dan ooit, namelijk 31.1 miljard ton – Bron: University of East Anglia

De meeste overheden benadrukken de urgentie van een vermindering van de CO2-uitstoot en zijn van plan de emissies tegen 2030 te halveren, dat wil zeggen over tien jaar. Of deze intenties gehaald worden, bestaan gerede twijfels. Gezaghebbende instellingen zoals Bloomberg[1]en Arcadis[2]voorspellen, uitgaande van thans beschikbare plannen, dat in 2050 het gebruik van steenkool en aardolie hooguit met 50% zal zijn afgenomen. Ik begin met een samenvatting van het probleem om een ​​goed kader voor het beleid te hebben.


De Klimaat-neutrale stad is de derde van een reeks essays over hoe onze steden humaner kunnen worden. Dat betekent vinden van een balans tussen duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en leefbaarheid. Dit vereist verreikende keuzes. Zodra deze keuzes zijn gemaakt, spreekt het voor zich dat we slimme technologieën gebruiken om ze te realiseren.

Eerdere afleveringen in deze reeks zijn:


Waar hebben we het over?

In de eerste plaats, we kunnen beter niet spreken over CO2-emissies, omdat er ook andere broeikasgassen zijn[3]. Elk van deze gassen ontstaat door menselijke activiteiten en draagt ​​bij aan de opwarming van de aarde. 76% van de verwarming over een periode van 100 jaar wordt veroorzaakt door koolstofdioxide (CO2) afkomstig van verbranding van fossiele brandstoffen, landgebruik (ontbossing, ploegen) en industriële processen (respectievelijk 62, 11 en 3 procent van totale verwarming). Methaan (CH4) is afkomstig van verbranding van biomassa, rijstvelden en vee (16% van de totale verwarming), stikstofoxide (NO2) is afkomstig van meststoffen (6%) en gefluoreerde gassen zijn afkomstig van koelmiddelen en industriële processen (2 %).

In de tweede plaats kunnen we in navolging van het baanbrekende werk van het Drawdown-project[4] beter uitgaan van de sectoren van de economie die verantwoordelijk zijn voor het broeikaseffect dan van het type emissies. Dat vergemakkelijkt de discussie over oplossingen.

Diagram: Drawdown-project

Vijf belangrijke sectoren – elektriciteit, voedsel en grondgebruik, industrie, transport, gebouwen en woningen – veroorzaken het probleem. Het verbranden van steenkool, olie en aardgas om elektriciteit op te wekken is de grootste bron van wereldwijde uitstoot, maar de sector voeding en landgebruik volgt op korte afstand.


Na de energiesector is de cementindustrie[5]de grootste bron van CO2-uitstoot. Zij is goed voor 5 à 6% van alle emissies. Onderzoekers in de VS hebben een methode ontwikkeld voor de productie van cement zonder CO2-uitstoot. Ze schatten dat het nieuwe productieproces ook goedkoper zal zijn dan het bestaande proces. Zonne-energie wordt rechtstreeks gebruikt om de kalksteen boven 800oC te verwarmen en te smelten. Vervolgens vindt elektrolyse plaats, wat resulteert in kalk met koolmonoxide en zuurstof als bijproducten. Het proces vereist wel nog steeds veel warmte.


In de derde plaats moeten we ons realiseren dat de aarde zelf in staat is om 55% van de broeikasgas-emissies te absorberen; de oceanen en de bossen in het bijzonder. Aanleg van nieuwe bossen, herstel van koolstofrijke bodems in agrarische gebieden en herstel van kustecosystemen zullen bijdragen aan de verhoging van de absorptiecapaciteit die door ontbossing is vernietigd.

Tenslotte, de impact van het broeikaseffect verschilt tussen en binnen landen[6]. Volgens een recente studie in de Proceedings van de National Academy of Sciences krijgen landen in Afrika, Zuid-Azië en Midden-Amerika er meer mee te maken want ze liggen al in de warmste delen van de wereld. Een warmer klimaat in landen in gematigde klimaatzones kan leiden tot een hogere productiviteit, meer landbouwopbrengsten en een hoger welzijn. Opwarming in Noorwegen heeft bijvoorbeeld nu al het nationaal product per hoofd van de bevolking met 34% verhoogd, terwijl India 31% minder groei kende dan zonder opwarming van de aarde zou hebben plaatsgehad. 

Dit betekent niet dat rijkere naties als geheel profiteren. De zuidelijke staten van de VS zien nu al extreme weersomstandigheden, orkanen, droogte en bosbranden toenemen, wat zal leiden tot een verschuiving van welvaart naar het noorden en westen en daarmee tot nog meer regionale ongelijkheid.

National Academy of Sciences

De rol van gemeenten

In een bespreking van het beleid van steden met betrekking tot klimaatverandering kan het werk van de C40 Climate Leadership Group niet onbesproken blijven. De groep bestaat meer dan 12 jaar en vertegenwoordigt inmiddels 96 van ’s werelds grootste steden met samen meer dan 650 miljoen inwoners, waaronder Londen, New York, Parijs, Amsterdam en Rotterdam.

De C40-steden willen een ​​substantiële bijdrage leveren aan het slagen van de Parijse akkoorden. Daarvoor zijn gedetailleerde plannen gemaakt. Er wordt geschat dat in 2050 aan de opwarming van de aarde gerelateerde rampen 1,3 miljard mensen en activa ter waarde van $ 158 biljoen in gevaar zullen brengen. 

De meeste steden ervaren nu al veranderingen in het klimaat. Welke, laat onderstaande diagram zien. 

Binnen steden waargenomen gevolgen van klimaatsveranderingen Bron: C40

Het is noodzakelijk dat de C40 steden de uitstoot van broeikasgassen tussen nu en 2050 beperken tot 22 GtCO2-e. Dan blijft de opwarming van de aarde beperkt tot 1.5oC. Uiteraard moeten de nationale overheid, het bedrijfsleven en de overige steden dan ook hun bijdrage leveren. Daarnaast moet 31GtCO2-e. uit de atmosfeer worden verwijderd (negatieve emissie).

C40 heeft – samen met Arup en McKinsey – enkele degelijke rapporten gepubliceerd die samen een routekaart voor het 1,5oC-traject zijn, waarbij verschillende typen steden zijn onderscheiden. Elders heb ik deze rapporten samengevat[7]. In het nieuwste rapport The future of urban consumption in a 1,5oC world[8]  (juni 2019) zijn ook op consumptie gebaseerde emissies – wat stedelijke bedrijven en burgers gebruiken, eten en dragen en hoe deze zaken zijn gemaakt en vervoerd – in kaart gebracht. Dat is geen sinecure; 85% van de emissies die samenhangen met goederen en diensten die burgers van de C40-steden gebruiken, vindt buiten deze steden plaats.

Zoals hierboven vermeld, omvat de bijdrage van steden aan de vermindering van het broeikaseffect zowel de uitstoot die wordt geproduceerd in de stad zelf of die het gevolg is van consumptie van de burgers. Al deze acties samen kunnen leiden tot een beperking van de uitstoot met 51%. 

Van deze 51% is slechts 20% het resultaat van activiteiten die worden geïnitieerd door het bestuur van de betrokken gemeenten. De overige 80% komt voort uit activiteiten van andere stakeholders binnen deze steden, al dan niet gestimuleerd, gecoördineerd en gesubsidieerd door de gemeentelijke overheid.

Tot nu toe worden deze streefgetallen bij lange na niet bereikt. Uit een inventarisatie van het Carbon Disclosure Project[9] bleek dat van de 696 grootste steden slechts 43 steden ingrijpende maatregelen nemen, waaronder 24 in Noord-Amerika, zoals Toronto, Boston en New York. Verder enkele Europese steden als Barcelona, ​​Reykjavik. Londen en Den Haag[10].

Bij activiteiten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen zijn wereldwijd miljoenen mensen betrokken. Ze moeten besluiten om minder kinderen te krijgen, om meisjes te laten studeren, om energiebesparende apparaten te gebruiken, om hun daken te bedekken met zonnepanelen, om te investeren in isolatie en warmtepompen en om hun consumptiepatroon te veranderen. Echter, de impact van deze beslissingen valt in het niet bij beslissingen die op bedrijfsniveau moeten worden genomen.

In een tot nadenken stemmend artikel benadrukt Derrick Jensen dat in de VS het huishoudelijke energieverbruik in de periode 1994 – 2009 minder dan 25% van het totale energieverbruik bedroeg, dat 90% van het zoete water naar de landbouw en de industrie gaat en dat huishoudelijk afval slechts 3% van de totale afvalproductie omvat. Hij concludeert dat als alle Amerikanen er alles aan zouden doen om hun ecologische voetafdruk te verkleinen door niet auto te rijden en veganist te worden, de emissie van broeikasgassen in de VS met slechts 22% zou verminderen[11].

Een recent rapport van het Carbon Disclosure Projectonthult dat 100 globale olie- en gas producerende bedrijven verantwoordelijk zijn voor 71% van alle broeikasgasemissies sinds 1988[12]. Deze bedrijven hebben de belangrijkste sleutel in de hand voor vermindering van de productie van koolstofhoudende brandstoffen. Te denken geeft dat in de jaren na de ondertekening van het Parijse akkoord financiële instellingen meer dan $ 478 miljard hebben geïnvesteerd in de exploitatie van kolen[13].

Gemeenten hebben een uitgebreide informatieve, coördinerende, ondersteunende en wetgevende taak, zoals blijkt uit het voorbeeld van Amsterdam hieronder. Hierbij moeten gemeenten streven naar overeenstemming met zoveel mogelijk belanghebbenden, variërend van bedrijven tot (groepen van) burgers. Dat kost veel tijd en het gevaar is dat in plaats van een substantiële aanpak vele kleinschalige proefprojecten ontstaan.


De Amsterdamse ‘wegenkaart’ voor klimaatneutraliteit

Marieke van Doornik – Wethouder stedelijke ontwikkeling en duurzame ontwikkeling – Foto: Gemeente Amsterdam

De gemeente Amsterdam is nagegaan hoe ze zoveel mogelijk inwoners, bedrijven en andere instellingen kan stimuleren om klimaatacties te ondernemen[14]. Er worden vier sectoren onderscheiden, elk met een aanzienlijke hoeveelheid CO2-emissies: Gebouwde omgeving (28%), verkeer op het lokale wegennet (9%), energie (51%) en industrie en haven (11%). Op het gebied van energievoorziening, industrie en haven is de rechtstreekse rol van de gemeente beperkt. In de sectoren gebouwde omgeving en mobiliteit kan de gemeente zelf veel meer doen. Dit laatste geldt ook voor de gemeentelijke organisatie.


De bijdrage van economische sectoren aan de beperking van broeikasgassen – Bron: C40


Hieronder wordt de bijdrage van activiteiten op stedelijk niveau aan de beperking van de belangrijkste bronnen van broeikasgassen besproken, met de nadruk op activiteiten die het stedelijke bestuur initieert. Hierbij doet ook het perspectief van de humane stad zijn intrede doen, want het is niet denkbeeldig is dat beleid ten bate van de vermindering broeikasgassen de kloof tussen arm en rijk zal vergroten. Bij voorbeeld: 78,9% van de subsidies voor elektrische auto’s in de VS ging naar personen met een inkomen van meer dan $ 100.000[15].

Energie

De vermindering van het broeikaseffect wordt meestal in verband gebracht met de vervanging van koolstofhoudende brandstoffen door hernieuwbare energiebronnen. Het Drawdown-rapport noemt een groot aantal aanvullende opties. Hieronder vermeld ik enkele, met de nadruk op bronnen die de uitstoot verminderen met meer dan 10 gigaton CO2-equivalenten. Daarbij verwijs ik tussen haakjes naar de rangorde van elke maatregel (tussen 1 – 100) en de geschatte vermindering van de uitstoot van CO2-equivalenten (in gigaton): Wind op het land (2; 89.60), zonneparken (8; 36.90), zonnepanelen op daken (10; 24.60), geothermische warmte (18; 16.60), kernenergie (20; 10.09), wind op zee (22; 14.09) en geconcentreerde zonne-energie (25; 10.90). In Nederland zijn de prioriteiten anders: Eerst wind op zee, dan zonnepanelen op het dak, als derde biomassa en dan thermische warmte). Deze laatste energiebron is nog grotendeels onontgonnen.

Veel steden willen de productie van elektriciteit in de komende 10 jaar met 50% ‘vergroenen’, echter beslissingen over grootschalige elektriciteitscentrales worden zelden genomen op gemeentelijk niveau, met uitzondering van wereldsteden zoals Londen en New York die hun eigen centrales hebben. Aan de andere kant schaffen veel eigenaars (en soms huurders) van huizen en gebouwen massaal zonnepanelen aan, vaak met behulp van de gemeenten waar ze wonen. Steden zijn actief betrokken bij of promoten campagnes van derden die huizen en commercieel vastgoed voorzien van gratis zonnepanelen. Vaak is het verplicht dat nieuwe huizen en gebouwen energie-neuraal zijn.

De staat Californië heeft een belangrijke stap gezet: Vanaf 2020 worden alle nieuwe woningen voorzien van zonnepanelen en een eigen batterijopslag[16]. Er zijn voor burgers nog veel mogelijkheden om op energiegebruik te bezuinigen.


Nest en Sense: betaalbare apparaten om burgers te helpen hun energieverbruik te verminderen

Nest thermostaat – foto: NEST

De Nest lerende thermostaat  program-meert zichzelf[17]. Zij onderzoekt eerst de gewoonten van een gebruiker wanneer deze de temperatuur handmatig instelt. Vervolgens kiest ze op elk moment van de dag automatisch de meest waarschijnlijke temperatuur en blijft ze het leren van handmatige aanpassingen. Ze houdt tevens het energieverbruik bij in de loop van de tijd, zodat gebruikers hun gewoonten kunnen aanpassen. Met een ander hulpmiddel, Sense, kunnen consumenten op elk moment zien welke elektronische apparaten worden gebruikt en hoeveel elektriciteit ze verbruiken[18]. Als gevolg hiervan kunnen consumenten desgewenst apparaten of lampen vervangen.


Op veel plaatsen zijn de mogelijkheden om het aantal zonnepanelen uit te breiden beperkt vanwege capaciteitsproblemen op het elektriciteitsnet. Het was beter als gemeenten de oprichting van energiecoöperaties op buurtniveau stimuleren in plaats van dat ze zich concentreren op de aanschaf van zonnepanelen. Energiecoöperaties beperken zich niet tot de productie van elektriciteit, maar regelen ook de opslag en verhandeling van energie in geval van overschotten of tekorten. 

De ontwikkeling van slimme netwerken (‘smart grids’) is een alternatief voor dure uitbreiding van de capaciteit van het bestaande netwerk als gevolg van het toenemend gebruik van elektriciteit en van het aantal energieleveranciers[19]. De productie en consumptie van energie op buurtniveau kan worden geoptimaliseerd door met behulp van IoT alle apparaten die energie gebruiken, opslaan en produceren met elkaar te laten communiceren. In het ideale geval beslissen de leden van energiecoöperaties over de regels achter de algoritmen in het computergestuurde besturingssysteem.


Het slimme net in de praktijk

Batterijsysteem geïnstalleerd in Amsterdam – foto City-zen project

Het Amsterdam Citi-zen-project[20]heeft 10.000 woningen verbonden met een smart grid, met behulp van meer dan 9.000 slimme meters, 13 gemonitorde midden-spanningsstations en 22 gemonitorde laagspanningslijnen. Vijftig batterijsystemen in huizen stellen hun eigenaren in staat om energie van zonnepanelen op te slaan en op de energiemarkt te verhandelen en zodoende de echte energieprijs te betalen en te ontvangen. Een ander project had al aangetoond dat prijsdifferentiatie een stimulans is voor mensen om deel te nemen aan projecten als dit[21]. De derde component was het gebruik van elektronische voertuigen als energiebuffers.

Het project resulteerde in waardevolle inzichten om het volledige potentieel van het smart grid beter te benutten. In eerste instantie is exacte kennis van de ligging van het laagspanningsnet een voorwaarde. Pas dan kan worden bepaald waar de apparatuur moet worden geplaatst om de potentiële (over)belasting van het net te meten.

De batterijsystemen hadden verschillende tekortkomingen. Batterijen konden niet effectief worden gebruikt omdat ze vanwege geldende installatienormen waren verbonden met een andere fase van het 3-fasennet dan waarmee de zonnepanelen en de andere elektronische apparatuur verbonden waren. Bovendien verkochten de batterijen elektriciteit op het moment dat ook energie werd opgewekt. Dit resulteerde in een extra piekbelasting op het laagspanningsnet in plaats van de belasting te verminderen. Het aantal personen dat actief handelde was echter te gering om de impact van de batterijen op de belasting van net te volgen. Hetzelfde geldt voor de rol van elektrische voertuigen.


Gebouwen en woonhuizen

Gebouwen en woonhuizen zijn grootste verbruikers van energie in steden (verwarming, koeling, warm kraanwater en verlichting) om te zwijgen van de energie die de productie van bouwmaterialen verbruikt. Ze zijn goed voor 40% van het wereldwijde energieverbruik. Massale realisering van energie-neutrale gebouwen is dan ook topprioriteit.

Kopenhagen is van plan CO2-neutraal te zijn in 2025 en ligt op schema, ondanks een substantiële groei van het aantal inwoners en banen[22]. Stadsverwarming en -koeling van vrijwel de hele stad is het belangrijkste middel om dit doel te bereiken, samen met de beperking van het gebruik van de auto. Kopenhagen implementeert een slim thermisch net, dat alle restwarmte gebruikt die afkomstig is van industriële en commerciële activiteiten. Zeewater wordt ingezet voor koeling.

Kopenhagen is een lichtend voorbeeld voor de rest van Europa. Er is genoeg industriële restwarmte om 90% van de warmtevraag van alle gebouwen en woonhuizen te leveren. Het Heat Europe-project probeert gebieden met een overschot aan restwarmte te koppelen aan gebieden met een tekort aan restwarmte. Onderstaande video toont de ambities, contouren en mogelijk – fascinerende – resultaten van dit project.

De resultaten zijn gepresenteerd in de pan-Europese thermische atlas[23].

New York is op een andere manier een voorbeeld. De Dirty Buildings Billvereist dat 50.000 gebouwen in de stad de uitstoot met 40% verminderen tegen 2030 en met 80% tegen 2050[24]. Dit omvat onder andere de installatie van nieuwe ramen en isolatie. De wet is van toepassing op gebouwen van meer dan 2,500 m2. Samen zijn deze goed zijn voor de helft van alle emissies ondanks dat het om maar 2% van het onroerend goed in de stad gaat[25]

In een informatief artikel beschrijven experts tientallen beschikbare technologieën op het gebied van kunstmatige intelligentie om de uitstoot van broeikasgassen in de gebouwde omgeving te verminderen[26]. Hier een voorbeeld:


Kunstmatige intelligentie en warmwatervoorziening

Gebouwen bieden talrijke mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Opmerkelijke resultaten zijn gemeld met vrij elementaire apparaten en het gebruik van kunstmatige intelligentie[27]. Kazmi en zijn collega’s hebben kunstmatige intelligentie toegepast in verwarmings- en koelingssystemen (HVAC), die notoir inefficiënt zijn. Met behulp van slechts drie sensoren (luchttemperatuur, watertemperatuur en energieverbruik), paste een computer ‘deep learning’ technieken toe om te achterhalen hoe warm het water in het opslagvat moet zijn om aan de vraag van de gebruikers te voldoen. Het resultaat was een schaalbare energiebesparing van 20%.

Voorspelde en waargenomen watertemperatuur in het opslagvat – Bron: Kazmi et al.

Bouwvergunningen zijn bruikbare middelen om het energieverbruik te beïnvloeden en circulariteit te bevorderen. Zij kunnen eisen bevatten over het gebruik van minder cement en staal en uiteraard ook de beperking van het energieverbruik. Overschakelen naar duurzaam hout is een optie voor 90% van de huizen en 70% van de kantoren die worden gebouwd. Anderzijds biedt het bouwen op een energie-neutrale of zelfs energie-positieve manier veel voordelen. Daarom is 37% van de Britse ontwikkelaars ervan overtuigd dat hun portefeuille over enkele jaren voor een groot deel zal bestaan uit ‘groene’ gebouwen.

Overigens kan een stad als Londen de komende 5 jaar meer dan $11 miljard besparen door bestaande gebouwen efficiënter te gebruiken en nieuwbouw te vermijden.


BREEAM: Duurzame gebouwen

Hoofdkantoor Bloomberg London – Foto: Bloomberg

De Building Research Establishment Environmental Assessment Method(BREEAM) is een reeks indicatoren voor de duurzaamheid van gebouwen. Een voorbeeld van een bijna volledig duurzaam gebouw is het hoofdkantoor van Bloomberg in Londen. Een van de vele deels technologische middelen die in dit gebouw zijn toegepast is een groene levende muur, een natuurlijk ventilatiesysteem en 4.000 geïntegreerde plafondpanelen die verwarming, koeling en verlichting combineren. Waarschijnlijk is het beste voorbeeld in Nederland The Edge, het hoofdkantoor van Deloitte in Amsterdam. Het gebouw is energieneutraal. Om dit te bereiken, is de hele zuidelijke gevel voorzien van zonnepanelen. Regenwater wordt opgevangen en hergebruikt. Er is een warmte-koude opslaginstallatie die thermische energie gebruikt. Beide gebouwen maken gebruik van Philips Ethernet-aangedreven led-verlichtings-systeem, waarmee ongeveer 40% energie wordt bespaard.


Een andere invalshoek voor stedelijke bestuurders is isolatie van de bestaande voorraad gebouwen en huizen. In het geval van nieuwbouw is regulering mogelijk, in het geval van vernieuwbouw, kan de gemeente een ondersteunende rol vervullen door projecten van individuele eigenaren van huizen en gebouwen en woningcorporaties te subsidiëren. Handig is dat veel woningcorporaties en institutionele beleggers zich ook hebben gecommitteerd aan de overeenkomsten van Parijs.

Mobiliteit

Vermindering van emissies door auto’s draagt aanzienlijk bij aan de vermindering van de totale emissies binnen gemeenten. Het besef groeit dat de positieve impact van elektrische auto’s wordt overschaduwd door de neveneffecten van de productie van batterijen[28]. Hetzelfde geldt overigens ook voor de productie van grondstoffen voor zonnepanelen. Deze grondstoffen moeten worden geïmporteerd uit een beperkt aantal landen waar productie twijfelachtige ecologische en sociale effecten heeft[29].

Vanuit energieperspectief is het promoten van elektrische auto’s een goede zaak, zelfs als deze voorlopig overwegend ‘grijze’ elektriciteit gebruiken. Vanuit het oogpunt van leefbaarheid is vermindering van het totale aantal auto’s echter noodzakelijk. Steden kiezen terecht voor een autoverbod in bepaalde delen van de stad. Zoals in veel andere opzichten, moeten dergelijke beslissingen wel voldoende draagvlak hebben, anders riskeren ze na de eerstvolgende verkiezingen te worden teruggedraaid. Als gevolg van beperking van het bezit en gebruik van particuliere auto’s In C40-gemeenten kan 170 miljoen m2parkeerruimte op straat worden hergebruikt, bijvoorbeeld voor het planten van 2,5 miljoen bomen of de aanleg van 25.000 km fietspaden.

Hoe dan ook, de vervanging van benzineauto’s door (groene) elektrische auto’s zal geleidelijk verlopen. Tegelijkertijd moeten gemeentebesturen alternatieven bieden, zoals een efficiënt, veilig, betaalbaar en gebruiksvriendelijk openbaar vervoer, aangevuld met een veilige en snelle verbinding voor microtransport zoals (deel)fietsen of elektrische steps. In aanvulling hierop kan een door software ondersteund MaaS-systeem goede diensten vervullen. Hiermee kunnen huurauto’s worden toegevoegd aan het aanbod van beschikbare alternatieven.

Consumptie

Gemeenten kunnen de overgang naar duurzame vormen van landbouw, zoals beschreven in het Drawdown-rapport binnen hun grenzen stimuleren. Bovendien kunnen ze een meer plantaardig voedingspatroon bevorderen en verspilling van voedsel vermijden. Het stimuleren van gezamenlijke verbouwen van gewassen door bewoners kan daarbij helpen. Het Drawdown-rapport adviseert om vleesconsumptie te verminderen tot maximaal 16 kg per persoon per jaar en zuivelproducten tot 90 kg per persoon per jaar. In de VS is dat nu 58 kg vlees en 155 kg zuivel.

Ik ben niet ingegaan op de noodzakelijke veranderingen in industrie, luchtvaart en (internationaal) transport want stedelijke autoriteiten hebben hier nauwelijks invloed op.

Investeringen

Het definitief beëindigen van emissies van broeikasgassen in C40-steden in 2050 vereist enorme investeringen, ruwweg $ 50 tot $ 200 per ‘bespaarde’ kubieke meter. Tegelijkertijd gaat van deze investeringen een wereldwijde economische stimulans uit van $ 16,600 miljard.

Van 2016 tot 2050 zal elke C40-stad gemiddeld $ 10 miljard moeten investeren om aan de ambitie van de Overeenkomst van Parijs te voldoen. Dit is een investering van meer dan $ 1000 miljard in alle C40-steden samen. Alleen al de komende vier jaar is $ 375 miljard nodig. 

Duurzaamheid in de humane stad

Om de Parijse doelen te halen werken gemeentebesturen samen met alle belanghebbenden, burgers niet in de laatste plaats, om de opwarming van de aarde te verminderen.

De belangrijkste activiteiten om dit doel te bereiken zijn:

  • Bedekken van alle geschikte daken met zonnepanelen;
  • Installeren van windmolens in zeeën grenzend aan dichtbevolkte gebieden en op andere geschikte plaatsen;
  • Creëren van voldoende opslagmogelijkheden voor energie;
  • Aanleggen van ‘smart grids’ om de productie en het verbruik van elektriciteit te beheren;
  • Verwarmen van huizen door stadsverwarmingssystemen aangedreven door industriële restwarmte, waterstof, thermische energie of warmtepompen;
  • Aanzienlijke vermindering van het energiegebruik door isolatie en slimme thermostatische systemen;
  • Aanzienlijke vermindering van het aantal autokilometers door het vergroten van loop- en fietsmogelijkheden en uitbreiding van het openbaar vervoer;
  • Uitbannen van het gebruik van fossiele brandstoffen of in elk geval terugdringen daarvan tot het niveau waarop de aarde zelf de uitstoot van broeikasgassen kan afbreken;
  • Hergebruik van afval op het hoogst mogelijke niveau;
  • Intensivering van verantwoorde productie van voeding;
  • Aanpassing van het consumptiepatroon door burgers.

Dit alles komt slechts tegemoet aan de helft van de uitdaging waarvoor steden staan.

In veel landen is sprake van energiearmoede. Deze term verwijst naar toenemende ongelijkheid als gevolg van de vermindering van de broeikaseffecten. Populistische politici voeden dit groeiende ongemak. Begrijpelijk, zo lang andere politici niet in actie komen.

Het Green New Deal-initiatiefin de VS door lid van het huis van afgevaardigden Alexandria Ocasio-Cortez en senator Ed Markey uit Massachusetts is een goed voorbeeld van het verbinden van de strijd tegen opwarming van de aarde met die tegen armoede en groeiende sociale ongelijkheid, veelal langs raciale scheidingslijnen[30]. Tegelijkertijd vereist de ambitie om de opwarming van de aarde te verminderen een enorme toename van geschoolde arbeidskrachten. Daarom zijn massale opleidingsprogramma’s voor de sectoren duurzame energie, isolatie en renovatie noodzakelijk. Dergelijke programma’s zijn ook gewenst voor werknemers in de fossiele brandstofindustrie. 

De onderstaande korte video, uitgegeven door het Amerikaanse persbureau Fox, vat de New Green Deal samen.

Op zich moet de overgang naar klimaat-neutrale steden nog steeds kunnen, al is er een steeds grotere trendbreuk voor nodig. En ook andere overheden, bedrijven en burgers kunnen nog steeds hun noodzakelijke aandeel leveren. Deze transitie kan met bestaande kennis en technologieën. Ook geld is niet het grote probleem. De benodigde investeringen zullen zichzelf op de lange termijn terugverdienen en de overgang naar schone technologie zal bijdragen tot een verantwoorde economische groei. 

Wat meer hoofdbrekens kost is het gebrek aan geschoolde arbeid en hier ligt de verbinding met de humane stad. De zorg voor banen, een redelijk inkomen, voldoende huisvesting en scholing gaat hand in hand gaan met tegengaan van de opwarming van de aarde. Banen zijn de beste garantie voor een redelijk inkomen en kansen op werk zijn een stimulans om te investeren in scholing. Maar er zijn niet genoeg uitdagende banen. De transitie naar een klimaat-neutrale samenleving kan deze bieden.

Het allesoverheersende probleem is het besef van de urgentie van het probleem en de wil om daarnaar te handelen.

Dit geldt voor het bedrijfsleven, de overheid en de burgers. Ten opzichte van de pre-industriële periode in de temperatuur inmiddels 1% gestegen. In de komende 30 jaar zou de temperatuurstijging tot gemiddeld 0,5% beperkt moeten blijven. Aangezien er nog nooit zo veel broeikasgassen zijn uitgestoten dan in 2018, ligt dit doel verder dan ooit. Of het desondanks kan worden gehaald, gaat in de komende drie jaar blijken.

Tot slot vat ik de kenmerken van een humane benadering van duurzaamheid in onze steden samen, rekening houdend met de relatie tussen een de beëindiging van de uitstoot van CO2, werk, inkomen, gelijkheid en scholing.

Acties voor een humane aanpak van klimaat-neutrale steden


  • Het verminderen van CO2-uitstoot en de consumptie van producten met een grote ecologische voetafdruk , ook vanwege de samenhang met gezondheid.
  • Steden zetten zich collectief in voor de vermindering van de ongewenste milieu- en sociale effecten van de productie van grondstoffen voor batterijen en zonnecellen.
  • De internationale gemeenschap staat toe dat landen die onevenredig worden getroffen door de gevolgen van de opwarming van de aarde invoer belasten uit landen die onevenredig bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen. Dit geld wordt gebruikt voor projecten om de effecten van wereldwijde opwarming op stedelijk, regionaal en nationaal niveau te verminderen
  • Acties binnen steden om de gevolgen van de opwarming van de aarde te verminderen, zijn in de eerste plaats gericht op de bescherming van de dichtbevolkte buurten.
  • Steden ondersteunen de ontwikkeling van energiecoöperaties op lokaal niveau. Deze coöperaties worden gefinancierd om huizen te isoleren en uit te rusten met duurzame verwarmings-, koel- en kookapparatuur. Deze investeringen worden – althans gedeeltelijk – betaald door het verschil tussen de werkelijke en nieuwe maandelijkse uitgaven voor energie.
  • Als een rechtvaardiger alternatief voor de belasting op CO2-emissies, mogen bedrijven – inclusief boeren – tijdelijk een bepaald emissieniveau hebben dat jaar na jaar zal afnemen. Rentevrije leningen zijn beschikbaar om te investeren in dit doel. Overschrijden van de toegestane emissie wordt bestraft.
  • Alle steden ontwikkelen transitieplannen naar een koolstofarme toekomst. Deze zijn het resultaat van samenwerking tussen bedrijven, (kennis) instellingen, groepen burgers en gemeentelijke overheden. Ze worden om de twee jaar herzien op basis van de gerealiseerde vooruitgang en nieuwe inzichten.
  • Steden investeren niet langer in uitbreiding van de wegcapaciteit voor personenauto’s. In plaats daarvan investeren ze in het vrij maken van delen van de stad van auto’s, in het openbaar vervoer in microtransport en in voorzieningen voor koolstofvrije levering van goederen. Als speciaal aandachtspunt zal de mobiliteit van gehandicapten worden verbeterd.
  • Om het gebruik en de efficiëntie van stadsverwarming te maximaliseren, werken steden op regionaal niveau samen om vraag en aanbod van industriële restwarmte of koeling af te stemmen.
  • Steden investeren in grootschalige onderwijsprojecten om duizenden nieuwe medewerkers op te leiden voor de duurzaamheidsindustrie (zonnepanelen, het uitrollen van warmtenetten, isolatie). Omdat veel van deze werknemers geen werkervaring zullen hebben, wordt hun introductie op de arbeidsmarkt zorgvuldig begeleid.
  • Eigenaren van huizen en gebouwen zijn verplicht geschikte daken te bedekken met zonnepanelen voor eigen gebruik of gebruik door energiecoöperaties. Waar mogelijk worden zonnepanelen in het dak geïntegreerd. Monumentale gebouwen kunnen om esthetische redenen kiezen voor vrijstellingen.

[1]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/energie/31837/bloomberg-duurzame-energie-2050?q=%2Fenergie%2F31837%2Fbloomberg-duurzame-energie-2050&utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=e-mail&utm_campaign=Daily+Focus+21+Juni

[2]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/energie/29961/dnv-gl-toekomst-energiesysteem-2050

[3]https://globalecoguy.org/the-three-most-important-graphs-in-climate-change-e64d3f4ed76

[4]https://www.drawdown.org

[5]https://phys.org/news/2012-04-solar-thermal-cement-carbon-dioxide.html

[6]https://medium.com/mit-technology-review/climate-change-has-already-made-poor-countries-poorer-and-rich-countries-richer-b847197a5b97

[7]http://smartcityhub.com/governance-economy/the-role-of-cities-in-the-pursuance-of-the-paris-agreement/

[8]https://c40-production-images.s3.amazonaws.com/other_uploads/images/2259_C40_CBE_MainReport_190613-HDA3.original.pdf?1561382579

[9]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/stad-van-de-toekomst/31563/cdp-steden-klimaat?q=%2Fstad-van-de-toekomst%2F31563%2Fcdp-steden-klimaat&utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=e-mail&utm_campaign=Daily+Focus+14+Mei

[10]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/infra/30337/duurzaamheid-stad

[11]https://orionmagazine.org/article/forget-shorter-showers/

[12]https://b8f65cb373b1b7b15feb-c70d8ead6ced550b4d987d7c03fcdd1d.ssl.cf3.rackcdn.com/cms/reports/documents/000/002/327/original/Carbon-Majors-Report-2017.pdf?1499691240

[13]  https://coalexit.org/node/1142

[14]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/infra/31817/klimaatakkoord-amsterdam?q=%2Finfra%2F31817%2Fklimaatakkoord-amsterdam&utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=e-mail&utm_campaign=Daily+Focus+21+Juni

[15]https://medium.com/radical-urbanist/the-electric-vehicle-revolution-will-be-dirty-and-unequal-674d9184ee6f

[16]https://www.fastcompany.com/90366185/green-new-deal-100-percent-clean-energy-will-help-economy?utm_campaign=Compass&utm_medium=email&utm_source=Revue%20newsletter

[17]https://store.google.com/us/product/nest_learning_thermostat_3rd_gen?hl=en-US&GoogleNest

[18]https://sense.com

[19]https://www.duurzaambedrijfsleven.nl/energietransitie-business/31677/interflex-energietransitie?q=%2Fenergietransitie-business%2F31677%2Finterflex-energietransitie&utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=e-mail&utm_campaign=Daily+Focus+28+Mei

[20]http://www.cityzen-smartcity.eu/wp-content/uploads/2019/05/2019-04-01_cityzen_final_report_v1-0.pdf

[21]https://medium.com/cgo-benchmark/the-electrical-grid-is-changing-6a2e89b04a

[22]https://medium.com/everything-thats-next/this-is-how-copenhagen-plans-to-go-carbon-neutral-by-2025-70849d2d67dc

[23]http://stratego-project.eu/pan-european-thermal-atlas/

[24]https://www.fastcompany.com/90336307/new-york-city-is-about-to-pass-its-own-green-new-deal?utm_source=postup&utm_medium=email&utm_campaign=Fast%20Company%20Daily&position=5&partner=newsletter&campaign_date=04182019

[25]https://www.archdaily.com/915656/new-york-citys-mayor-is-planning-to-ban-new-glass-skyscrapers?utm_medium=email&utm_source=ArchDaily%20List&kth=

[26]  https://arxiv.org/pdf/1906.05433.pdf

[27]https://www.researchgate.net/publication/321632475_Gigawatt-hour_Scale_Savings_on_a_Budget_of_Zero_Deep_Reinforcement_Learning_based_Optimal_Control_of_Hot_Water_Systems

[28]https://medium.com/bloomberg/saving-the-planet-with-electric-cars-means-strangling-this-desert-64d65cfd3329

[29]https://medium.com/radical-urbanist/the-electric-vehicle-revolution-will-be-dirty-and-unequal-674d9184ee6f

[30]https://www.fastcompany.com/90366185/green-new-deal-100-percent-clean-energy-will-help-economy?utm_campaign=Compass&utm_medium=email&utm_source=Revue%20newsletter