Smart cities of resilient cities. Maakt het wat uit?

De begrippen smart city en resilient city hebben een verschillende achtergrond maar ze worden tegenwoordig als synoniemen gebruikt.

Wereldwijd leeft 55% van alle mensen in steden en hun aantal neemt snel toe. Steden bedekken 4% van het landoppervlak, gebruiken 67% van alle geproduceerde energie en zorgen voor 70% van alle broeikasgassen.

Steden zijn niet alleen de belangrijkste economische centra van de wereld, ook hun politieke macht groeit. Waarnemers geloven dat duurzaamheid eerder zal voortvloeien uit beleid van steden dan uit maatregelen van nationale overheden. Voor sommige landen een hele opluchting!

Om hun intenties duidelijk te maken, gebruiken veel steden adjectieven als smart, resilient, sustainable, sharing en meer.

Athene resilient city

Smart city

Een inventarisatie van wetenschappelijke artikelen leverde meer dan 30 verschillende definities op van smart city.[1] De definitie van Caragliu uit 2009 is het meest geciteerd: We believe a city to be smart when investments in human and social capital and traditional (transport) and modern (ICT) communication infrastructure fuel sustainable economic growth and a high quality of life, with a wise management of natural resources, through participatory governance.

screenshot 16

Resilient city

De eerste maal dat het begrip resilience (weerbaarheid) werd gebruikt in de context van stedelijke beleid dateert van 2002. Echter, pas in 2012 begon de frequentie van de zoekopdrachten in Google naar het begrip resilient city snel toe te nemen. In tegenstelling tot smart city is het aantal definities van resilient city beperkt. Steden die zich resilient noemen, zoals Rotterdam en Den Haag, claimen dat ze het vermogen van alle inwoners, bedrijven en instellingen om zich te ontwikkelen versterken, ook als deze worden blootgesteld aan chronische spanningen en acute schokken.

Voorbeelden van chronische spanningen zijn hoge werkloosheid, overbelast of inefficiënt openbaar vervoer, aanhoudend geweld en voedsel- en watertekort. Acute schokken zijn aardbevingen, overstromingen, uitbraken van ziekten en terrorististische aanslagen.

Oorsprong en ontwikkeling van de smart city en de resilient city

De begrippen smart city en resilient city hebben verschillende wortels.

Technologiebedrijven, zoals Cisco, IBM, Siemens en Philips zijn tijdens de economische crisis het begrip smart city gaan propageren als onderdeel van hun strategie om nieuwe markten te vinden en nieuwe klanten aan te trekken.

Het gebruik van het begrip resilient city is daarentegen bevorderd door internationale organisaties en samenwerkingsverbanden van steden en drukt de wil uit zich beter voor te bereiden op gevaren zoals de orkanen Katarina in de New Orleans regio (2005) en Sandy langs de oostkunst van Noord-Amerika (2012).

screenshot 8
De bij de 100 Resilient Cities Challenge aangesloten steden

Zoals blijkt uit de bovenstaande definitie, is het begrip gevaar inmiddels opgerekt naar externe bedreigingen in het algemeen, variërend van klimaatverandering en milieuvervuiling tot armoede en congestie.

Het begrip smart city is ook geëvolueerd. Elders heb ik een onderscheid gemaakt tussen smart cities 1.0, 2.0 en 3.0[2]. Deze typering wijst op de ontwikkeling van het denken over smart cities van de inzet van ICT als een instrument om de economische groei en het concurrentievermogen te versterken naar een brede en participatieve strategie gericht op de oplossing van problemen met betrekking tot milieu, sociale gelijkheid en versterking van sociaal kapitaal in het algemeen.

De 100 Resilient Cities Challenge

De resilient city-beweging heeft in 2014 een krachtige stimulans gekregen toen de Rockefeller Foundation 100 miljoen dollar investeerde in de 100 Resilient Cities Challenge[3]. Mede door deze vorm van institutionalisering toont het beleid van de steden die zijn toegelaten tot deze beweging meer overeenkomsten dan dat van de zelf-benoemde smart cites. Het zogenaamde City Resilence Framework, speelt een sleutelrol in elke strategie van elk van de deelnemende steden.

screenshot 2

Met behulp van het City Resilience Framework kunnen steden een analyse maken van hun veerkracht op verschillende terreinen en vervolgens een strategie ontwikkelen om zwakke punten te verbeteren. Het resultaat van de analyse in Rotterdam is hieronder aangegeven[4]. Op dit moment hebben al 30 steden strategische rapporten gepubliceerd met doel om hun veerkracht in het komende decennium te vergroten. Onder hen zijn Rotterdam[5] en Athene[6], een stad die een briljant uitgewerkte actieplan heeft gepubliceerd. Een gloednieuw rapport, Cities Taking Action, geschreven ten behoeve van de onlangs gehouden Resilience Summit in juli 2017 te New York, biedt een bloemlezing van wat de 100 betrokken steden in het recente verleden hebben bereikt[7].

screenshot 7

Beschrijving van smart city en resident city convergeert

De reeds aangehaalde publicatie van Rocco Papa e.a. laat zien dat actuele omschrijvingen van smart en resilient cities vrijwel gelijke termen hanteren (zie onderstaande inventarisatie).

screenshot 9

Bijgevolg neigen sommige publicaties ertoe het begrip resilience als een kenmerk van smart cities te zien. Andere auteurs vragen zich af of het begrip resilient city voor smart city in de plaars zal komen. Ik ben geen voorstander van de assimilatie van een van deze termen door de andere. Beide concepten hebben hun eigen wortels en krijgen gaandeweg betekenis voor de betrokken burgers. Daarom kunnen ze beter als vergelijkbaar worden beschouwd, zoals dat goed wordt begrepen door een van de Internet platforms[8]. Overigens is het City Resilence Framework vanwege zijn gedetailleerde uitwerking ook voor smart cities een zeer nuttig beleidsinstrument.

Een gezamenlijke omschrijving tot slot

Zowel smart cities als resilent cities hanteren idealiter een breed instrumentarium om chronische en acute stedelijke problemen aan te pakken en te voorkomen, waarbij ICT een passende rol speelt. Zij maken het mogelijk dat alle actoren deelnemen aan de tot standkoming en de uitvoering van het beleid. Zij investeren in de groei van sociaal kapitaal door bevordering van onderwijs, werkgelegenheid, samenwerking en delen als basis van een goed bestaan voor alle burgers.

[1] Rocco Papa. Adrina Galderisi, Maria Christina Vigo Majello, Erica Saretta: Resilient cities: A systematic approach for developing cross-sectoral strategies in the face of climate change. TeMA Journal of Land Use Mobility and Environment 1 (2015)

[2] http://smartcityhub.com/collaborative-city/smart-cities-1-0-2-0-3-0-whats-next/

[3] http://www.100resilientcities.org

[4] http://lghttp.60358.nexcesscdn.net/8046264/images/page/-/100rc/Blue%20City%20Resilience%20Framework%20Full%20Context%20v1_5.pdf

[5] http://www.100resilientcities.org/wp-content/uploads/2017/06/strategy-resilient-rotterdam.pdf

[6] http://www.100resilientcities.org/wp-content/uploads/2017/06/Athens_Resilience_Strategy_-_Reduced_PDF.compressed.pdf

[7] http://100resilientcities.org/wp-content/uploads/2017/07/WEB_170720_Summit-report_100rc-1.pdf

[8] https://www.smartresilient.com

Hoe geld weer middel wordt in plaats van doel

Als vervolg op een eerdere post die een aantal wereldproblemen herleidde op het kapitalisme, doet deze post suggesties voor een aantal oplossingen en hoe die tot stand kunnen komen

Vooropgesteld, lang niet alles op deze wereld (en zeker niet in Nederland) is kommer en kwel. Wereldwijd is veel bereikt, onder andere op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg (zie onderstaande grafiek) . De welvaart in een aantal landen is gestegen. De kwaliteit van veel producten en diensten is verbeterd, vaak op basis van aanzienlijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Een groeiend aantal bedrijven kiest bewust voor de status van maatschappelijke onderneming om lange termijndoelen te realiseren die een positieve impact hebben op de samenleving.

Ctb3FtEWIAA3Tr8Niettemin kent de wereld kent een aantal chronische problemen. In een eerdere post heb ik een aantal daarvan herleid op het kapitalisme[1]. In essentie gaat het daarbij om het feit dat in de samenleving geld doel is geworden in plaats van middel. In deze post ga ik in op de vraag hoe dit kan veranderen. Zich socialistisch noemende landen zijn wat mij betreft geen lichtende voorbeelden. Zij hebben de meeste kenmerken van het kapitalisme inmiddels overgenomen en ze nemen het niet zo nauw met liberate vrijheden en de rechtstaat zoals wij die kennen.

images-1Maar ook programma’s van politieke partijen kunnen mij maar matig bekoren. Het grootste probleem met partijen aan de linker zijde is dat zij de kracht van het ondernemerschap onderschatten en de uitwassen daarvan willen bestrijden met steeds méér toezicht, wet- en regelgeving. Zij overschatten het effect van overheidsbemoeienis en zien de perverse effecten daarvan over het hoofd. De politieke partijen ter rechterzijde hebben hun ziel en zaligheid verbonden aan economische groei. Ze hebben weinig oog voor de verschillen tussen mensen in macht, rijkdom en ontplooïngskansen en de negatieve gevolgen daarvan.

Ik ga eerst in op de vraag wat er zoal zou moeten gebeuren en daarna hoe veranderingen tot stand kunnen komen. Mijn opsomming is allesbehalve volledig.

Bedrijven en organisaties[2]:

  1. Alle bedrijven en organisaties verwerven binnen tien jaar de status van (gecertificeerde) ‘benefit corporation’. Dat wil zeggen dat ze hun handelen baseren op een expliciete bijdrage aan de (wereld)samenleving als geheel (‘purpose’) en niet in de eerste plaats streven naar maximaliseren van de aandeelhouderswaarde.employee-benefits-header1
  2. Aandeelhouders verliezen directe invloed op het bedrijfsbeleid, bijvoorbeeld door aandelen onder te brengen in stichtingen. IKEA heeft dit al gedaan. Vijandige overnames worden ook met andere middelen voorkomen.
  3. Bedrijven en organisaties stimuleren zeggenschap en autonomie van werknemers. Leiderschap wordt gedeeld en verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedecentraliseerd.
  4. Alle inkomens zijn openbaar. De hoogste inkomens bedragen maximaal tien maal het modale inkomen. Minimuminkomens zijn voldoende voor een menswaardig bestaan.Unknown-3
  5. Beurzen stoppen met ‘high frequency trade’ (computergestuurde handel in aandelen) en aandelen dienen minimaal een jaar in iemands bezit te zijn, voordat ze kunnen worden verkocht.
  6. Banken zorgen ervoor dat bedrijven goedkoop geld kunnen lenen. Zij richten een onderling risicofonds op. Hoe meer geld rechtsstreeks van banken of via crowd funding kan worden verkregen, des te minder wordt de noodzaak van een beursgang.

Overheid

  1. De overheid baseert haar beleid op inclusieve groei in plaats van op vergroten van het bruto nationaal product. Uitgangspunt daarbij zijn de doelen voor duurzame ontwikkeling van de VN. [3screenshot-4
  2. Overheden beperken wet- en regelgeving tot essentiële zaken. Ze stimuleren zelfregulering en zien toe op stringente uitvoering daarvan.
  3. Wet- en regelgeving sluit aan op internationale verdragen (zoals het verdrag van Parijs). Waar deze verdragen tekortschieten gelden nationale wetten. Concurrentievoordeel voor buitenlandse goederen of diensten dat hieruit voortvloeit, wordt vereffend met belastingmaatregelen.
  4. De beschikbaarheid van nuts- en andere essentiële voorzieningen is gegarandeerd. Dit houdt niet in dat de overheid deze zelf exploiteert.
  5. Overheden ondersteunen burgers die zelf gemeenschappelijke voorzieningen willen beheren, bijvoorbeeld door ‘commoning’ of ‘sharing’.
  6. De overheid beijvert zich voor internationale afspraken die ertoe leiden dat bedrijven en personen belasting afdragen over de inkomsten die ze in het desbetreffende land verdienen.images-4
  7. Baanomvang (werktijd per week) en persioengerechtigde leeftijd worden verder geflexibiliseerd. Als de werkgelegenheid als gevolg van automatisering lager wordt dan de vraag naar arbeid, treedt de overheid regulerend op.
  8. Op termijn worden voorzieningen voor niet-arbeidgebonden inkomens ondergebacht in een basisinkomen.
  9. De invloed van burgers op de politiek wordt aanzienlijk vergroot, bijvoorbeeld door het stemmen op programma’s in plaats van op partijen[4]

Onderwijs

  1. Onderwijs stelt ontplooing van aanwezige talenten voorop. Het biedt meer keuzemogelijkheden en vrijheidsgraden in tempo en duur dan thans. Onderwijs bereidt voor op alle aspecten van het leven.AAEAAQAAAAAAAAekAAAAJDk5OGIyMzdhLWIxMWYtNDI4Yi05MWQzLTYzN2ZmNWE4ZjZjNw
  2. Sectoren in de samenleving kunnen kwalificeringseisen stellen en zullen er opleidingen ontstaan die daarop anticiperen. Een logisch gevolg is ook dat vervolgonderwijs ingangseisen kan stellen.
  3. Het onderwijs draagt ertoe bij dat kinderen van jongs af aan minder op bezit en competitie ingesteld raken en er zo meer draagvlak ontstaat voor een economie waarin hergebruik en delen van goederen en diensten normaal is.

Hoe komt verandering tot stand?

  1. Verandering zal niet vanuit de bestaande partijen komen, tenzij er naar Frans voorbeeld een volksbeweging alle stemmen naar zich toetrekt. De kans daarop is minimaal door de verschillen tussen het Franse en Nederlandse kiesstelsel.Unknown-3
  2. Een werkend alternatief is massaal lid worden van een ‘volksbeweging’ geënt op een beperkt aantal waarden en daaruit voortvloeiende fundamentele veranderingen. ‘Nederland kantelt’ kan hiertoe een aanzet geven. Het beste is als gelijktijdig een aantal ‘bekende Nederlanders’ uit het bedrijfsleven en de wereld van politiek, kunst en wetenschap zich voor deze waarden uitspreken en andere Nederlanders zich hierbij aansluiten.
  3. Een aantal politieke partijen zou dat vervolgens ook kunnen doen en kunnen besluiten om een kabinet te vormen dat deze waarden als uitgangspunt neemt. Over allerlei andere kwesties kan de Kamer op basis van (wisselende) meerderheden besluiten.

Het zou mooi zijn als lezers bovenstaande opsomming zouden aanvullen en er over niet al te lange termijn een ‘charter’ geformuleerd zou kunnen worden, bestaande uit een aantal kernwaarden.

[1] Zie: http://wp.me/p32hqY-1jd

[2] De navolgende maatregelen zijn geinspireerd door de uitkomsten van het Purpose of the Corporation project van Cass Business School te London, waarover ik eerder heb geschreven: http://wp.me/p32hqY-Sv

[3] Over het verschil tussen inclusieve groei en bruto nationaal product heb ik geschreven in de volgende blogposts: Welvaart zonder bijsmaak http://wp.me/p32hqY-Va en Geen economische groei maar inclusieve ontwikkeling: http://wp.me/p32hqY-XB

[4] Zie voor een uitwerking van het principe stemmen op programma’s in plaats van op partijen: Nederland democratisch? Over beleid heeft de kiezer niets te zeggen http://wp.me/p32hqY-1dP

Hebben ethisch bewuste bedrijven hun langste tijd gehad?

Overal ter wereld leeft het aandeelhouderskapitalisme op en het management koerst weer sterker op de korte termijn. Dit is zeer slecht nieuws voor duurzaamheid en ethisch geïnspireerde bedrijven in het algemeen

Wat is het duurzaamste bedrijf ter wereld? Onlangs is de uitslag van de 20ste editie van de Sustainable Leaders Survey bekend gemaakt. Deelnemers aan dit onderzoek waren 1000 experts op het gebied van duurzaam ondernemen uit 79 landen.

screenshot 2

De figuur hierboven toont het resultaat[1]. Unilever staat overtuigend vooraaan, boven duurzaamheidsiconen als Patagonia en Interface (ook een Nederlands bedrijf trouwens).

De belangrijkste criiteria zijn:

  • De mate waarin de bedrijfsstrategie, innovatie inbegrepen, doordrenkt is van duurzaamheid.
  • De mate waarin duurzaamheid en welzijn een doorslaggevende rol spelen in supply-chain.

De tabel hieronder toont de criteria voor duurzaam ondernemen die volgens de deelnemers aan het onderzoek de komende jaren een doorslaggevende rol zullen spelen.

screenshot kopieOpvallend is dat het overgrote deel van de multinationale ondernemingen niet in de opsomming voorkomt. Dit komt aardig overeen met de uitkomst van een ronde tafel-gesprek, dat onlangs plaatsvond in Nyenrode Business University[2]. De aanwezigen waren unaniem van mening dat de meeste bedrijven zich niet of nauwelijks met de ethische aspecten van hun bedrijfsvoering bezighouden. De term ethisch handelen is bewust gekozen omdat veel bedrijven duurzaamheid inmidddels omarmen vanwege de financiële voordelen, ook op de korte termijn. Ethisch verantwoorde bedrijfsvoering gaat veel verder: Aan de orde zijn – behalve duurzaamheid – thema’s als de sociale gevolgen van de invoering van artificiële intelligentie en robotisering, betaling van eerlijke prijzen aan leveranciers, eerlijke beloning van werknemers, betalen van belasting, nemen van verantwoordelijkheid voor de hele supply chain en kiezen voor de productie van gezonde, kwalitatief hoogwaardige en duurzame producten. Zaken die in elk geval gedeeltelijk gelden voor de bedrijven op de bovenstaande lijst.

De vraag die zich nu voordoet is, gaat de meerderheid van de bedrijven op korte termijn een radicale ommekeer maken en gaan we ze op bovenstaande lijst tegenkomen of worden de ondernemingen die nu op deze lijst staan door de aandeelhouders teruggefloten.

Samenleving - greed-484x336 kopie 2

Veel wijst erop dat dit laatste aan het gebeuren is gebeuren. Ik deel dit pessimisme met niemand minder dan Henk Volberda, hoogleraar strategisch management en ondernemingsbeleid aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam[3].

Hij onderscheidt drie typen leidinggevenden.

  • De eerste uitstervende categorie – de CEO 1.0 – omvat visionaire leiders van bedrijven, waaruit ze meestal zelf voortkwamen. We vinden ze nog wel terug in familiebedrijven.
  • Het tweede type is opgekomen in de jaren ’80 van de vorige eeuw, parallel aan de versterking van het aandeelhouderskapitalisme. De CEO 2.0 is in vooral een verlengstuk van de aandeelhouder en ‘hopt’ voor veel geld van het ene naar het andere bedrijf. Wie tot deze groep behoort, is vooral gemotiveerd door geld en macht. Voor malversaties wordt niet teruggeschrokken als het erom gaat de aandeelhouders terwille te zijn.
  • De CEO 3.0 is een reflectieve bestuurder, die de belangen van alle stakeholders wil vertegenwoordigen en maatschappelijk engagement uitdraagt. De intentie is dat de onderneming bijdraagt aan oplossing van vraagstukken als armoede, sociale gelijkheid, voedselveiligheid en duurzaamheid. Doelen die veel verder gaan dan maximale aandeelhouderswaarde op korte termijn.
screenshot
Bron: Financieel Dagblad

Overal ter wereld leeft het aandeelhouderskapitalisme op. De crisis is vergeten en de tekenen wijzen op de herwaardering van CEO 2.0. Activistische aandeelhouders en Amerikaanse en Chinese bedrijven op overnamepad bedreigen de continuïteit van ethisch bewuste ondernemingen. Het is nu al overduidelijk dat deze ondernemingen in het defensief gaan. Een triest voorbeeld is de Amerikaanse supermarkt Whole Foods, toonaangevend op het gebied van gezonde voeding. Dit bedrijf liet zich opkopen door Amazone om te ontsnappen aan de greep van activistische aandeelhouders. Maar ook Nederlandse bedrijven zetten stappen terug.

screenshot 3
Bron: Financieel Dagblad

Unilever publiceert weer kwartaalcijfers en het bedrijf verkoopt net als DSM belangrijke onderdelen. Het aldus verkregen geld is bestemd voor verhoging van het divident en terugkoop van aandelen, waardoor de waarde van de resterende aandelen stijgt. Zoals bekend is AkzoNobel net aan een overname ontsnapt en het bedrijf trekt nu miljarden uit om aan de aandeelhouders te sussen.

screenshot 4
Bron: Management Team

Ik vraag me wel eens af, hoe de wereld zou uitzien, als we ervan konden uitgaan dat bedrijven en instellingen zich – naast hun eigen voortbestaan – als vanzelfsprekend lieten leiden door de belangen van mens, samenleving en milieu. Beter dan nu in elk geval. Maar het lijkt een onbereikbaar ideaal.

screenshot kopie 2
Financieel Dagblad

[1] http://www.duurzaam-ondernemen.nl/values-innovation-and-transparency-key-to-future-corporate-sustainability-leadership-new-survey-experts/

[2] http://pressreleases.responsesource.com/news/93461/if-robots-take-our-jobs-responsible-leadership-is-critical/

[3] https://fd.nl/opinie/1207612/hoe-lang-heeft-de-ceo-3-0-nog

Smart City 1.0, 2.0 en 3.0. Wat volgt?

Het begrip Smart City kent talloze betekenissen. Deze blogpost gaat in op enkele daarvan en benadrukt dat het niet alleen om technische snufjes gaat maar ook om een andere manier van samenleven

screenshot 3
Illustratie uit: Compendium for the Civil Economy [1]
Smart City 1.0 is een stad die geavanceerde technologie inzet waar dat maar mogelijk is: Verbetering van de doorstoming van het verkeer, monitoren van de luchtkwaliteit, bewaking en toezicht, zoals ‘crowdcontrol’ et cetera. Het gebruik van technologie wordt vaak bekritiseerd als zijnde ‘technology push’; ook vanwege de rol die grote bedrijven, zoals IBM en Cisco daarbij spelen.

Het predikaat Smart City 2.0 daarentegen is van toepassing als technologische hulpmiddelen expliciet zijn ontworpen om problemen zoals vervuiling, gezondheid en verkeer aan te pakken en hun inzet plaats vindt in nauw overleg met de burgers. Een breed gedragen visie op leefbaarheid en duurzaamheid staat voorop.

De interesse van burgers om deel te nemen aan formele besluitvormingscircuits en eindeloze vergaderingen is echter beperkt. Ondertussen is wereldwijd een grootte rech aantal burgers betrokken bij activiteiten zoals collectief tuinieren, koken, het aantrekkelijk maken van straten en zelfs de productie van energie. Deze activiteiten, vaak aangeduid als commoning of place-making, beperken zich niet tot high-tech maar bedienen zich ook van low- of no-tech oplossingen[2]. Idealiter dragen deze activiteiten bij aan bredere doelen zoals sociale integratie, democratie, stichten van bedrijven en het opbouwen van sociaal kapitaal. Hier is het predikaat Smart City 3.0 in orde.

Deze post gaat over Smart Cities 3.0.

Op dit moment kan geen enkele stad zich erop beroepen om een ​​Smart City 2.0 of 3.0 te zijn. Een beperkt aantal steden kan het predikaat Smart City 1.0 claimen. De nieuw gebouwde voorstad van Seoul, Songdo, is waarschijnlijk een van hen[3]. Amsterdam en Rotterdam zijn op weg naar Smart City 2.0. en mogelijk ook naar Smart City 3.0. In beide steden vindt een groot aantal samenwerkingsprojecten van groepen burgers plaats. De Community Lovers Guide geeft daarvan fraai geïllustreerde voorbeelden[4]. Sommige worden in deze post genoemd. Volgens Tessy Britton, een van de auteurs, werken veel van deze projecten echter geïsoleerd, zonder een vorm van ondersteuning en als gevolg daarvan hangt hun continuïteit af enkele enthousiaste ‘trekkers’.

De voordelen van een platform benadering

In theorie is een platform benadering een nuttig instrument om projecten te initiëren, te ondersteunen, aan elkaar te koppelen en extern te representeren. Daarmee wordt de basis gelegd voor een participerende cultuur. In West Norwood (Zuid-Londen) is de haalbaarheid van zo’n aanpak door middel van een ‘fieldlab’-benadering onderzocht.

Het platform – genaamd The Open Works – werd zichtbaar toen het zijn ‘hoofdkwartier’ vestigde in een leegstaande winkel. Burgers werden tijdens informele bijeenkomsten op de hoogte gebracht en elke belanghebbende was welkom voor een kopje thee in het ‘hoofdkwartier’. Binnen een jaar zijn 20 projecten geïnitieerd en bijna 1000 mensen hebben daaraan geregeld deelgenomen. Een zeer leesbaar en goed geïllustreerd rapport beschrijft de resultaten[5].

screenshot 2
Het ‘hoofdkwartier’ van Open Works in West Noorwood[6]

De belangrijkste bevindingen

De onderstaande bevindingen verwijzen naar de resultaten van het proefproject, maar worden ondersteund door de resultaten van andere veldstudies.

1  Versterking van een inclusieve participatieve ecologie is haalbaar

1460110652118
Nice New West (Amsterdam)[7]
Veel burgers blijken bereid om deel te nemen aan gemeenschappelijke initiatieven, op voorwaarde dat het om activiteiten gaat die aansluiten bij hun eigen behoeften en niet om onderlinge discussies en overleg met externe instanties. Inclusiviteit – deelname van uiteenlopende bevolkingsgroepen – ligt binnen handbereik als initiële projecten goed gekozen worden. Bijvoorbeeld een multiculturele proeverij tijdens informatiemarkten en festivals.

2  Het aantal activiteiten moet een bepaalde drempel overschrijden

Opschaling van het aantal en de verscheidenheid van activiteiten is nodig om te voorkomen dat zij geïsoleerd raken en meer in het algemeen om de ontwikkeling van een participatieve cultuur te stimuleren. De drempel is vrij hoog: 10% van de burgers zal gemiddeld drie keer per week moeten deelnemen aan een project. Bovendien moeten er  binnen 15 minuten loopafstand minstens 5 alternatieve projecten zijn te vinden.

3  De wenselijkheid van verschillende typen projecten

banner-5-community
Pendrecht Universiteit (Rotterdam)[8]
Een eerste type omvat samenwerkingsactiviteiten, gericht op de dagelijkse behoeften. In het tweede type biedt een kleine groep mensen diensten aan voor de gemeenschap als geheel. Een bekend voorbeeld is The Library of Things, gebaseerd op delen van gereedschap en apparatuur. Mettertijd kunnen dergelijke activiteiten economische waarde en werkgelegenheid creëren.

4  Projecten vloeien voort uit de behoeften van de burgers

Het starten, inrichten en uitvoeren van projecten gebeurt informeel. Schriftelijke plannen en formele goedkeuring zijn niet nodig en er is enig ‘seed capital’ beschikbaar. Ondersteuning door het platform (‘het hoofdkwartier’) is van kritieke waarde. De deelnemers blijven echter verantwoordelijk voor hun eigen project met inbegrip van het zoeken naar aanvullende financiering.

5  Reanimeren van collectieve dienstverlening ligt binnen handbereik

1460043830845
‘Mens sheds’ (in veel steden)[9]
Een participatieve cultuur kan bijdragen aan het reanimeren van vormen van collectieve dienstverlening, zoals wijkwinkels, een minibusverbinding met nabijjgelegen metrostations, herinrichting van braakliggende percelen, buurtpreventie en de heropening van voormalige voorzieningen zoals een oud sportfondsenbad. Alles gebaseerd op vrijwilligerswerk maar ondersteund door gemeentelijke overheden.

6  Zorg voor kwetsbare burgers

Participatie van kwetsbare burgers aan gemeenschapsactiviteiten kan voorkomen dat ze aan lager wal raken. Recent onderzoek, samengevat in het bovengenoemde Open Works eindrapport, bevestigt Putnam’s conclusie dat gemeenschapsactiviteiten het maatschappelijk kapitaal van de samenleving vergroten en bijdragen aan de fysieke en mentale gezondheid van de betrokkenen[10].

7  De platformbenadering heeft bewezen waardevol te zijn

De drie deeltijdse medewerkers hielpen bij het ontstaan van projecten, brachten mensen bijeen, organiseerde vergaderingen, verlichttten administratieve lasten, bemiddelde met externe partijen en konden kleine bedragen uitkeren voor projectkosten. De gemeentelijke investering in het platform bedroeg slechts € 10 per inwoner.

banner1
Het Wadebridge Energiebedrijf. Een energiebedrijf opgericht en beheerd door burgers. Het levert energie aan op 10% van de bevolking van Wadebridge[11]
8  Ook de gemeente moet zich aanpassen

Voor een goed verloop van de samenwerking met de burgers is het wenselijk dat het gemeentebestuur projecten die op tal van plaatsen ontstaan mede als uitgangspunt neemt in plaats van deze in de eerste plaats te toetsen aan het bestaande gemeentelijk beleid. Ook hier zijn platforms onontbeerlijke intermediairen.

Hoe verder?

screenshot 4
Doelstellingen van het nieuwe pilotproject[12]
Aanvankelijk was het de bedoeling om de Norwood-pilot met twee jaar te verlengen en deze op te schalen naar een gebied met 50.000 inwoners. Ook dit is nog slechts een fractie van de Londense bevolking. Daarom is een nieuw project ontworpen – Participatory City North London – dat minstens 200.000 bewoners omvat. De start is voorzien eind 2017 en het zal vijf jaar duren. Hiernaast staat opgesomd wat dit project moet opleveren. Als dit lukt is deze gemeente misschien de eerste ter wereld die terecht het predikaat Smart City 3.0 mag claimen. Ondertussen streven ook andere steden vergelijkbare doelen na, waaronder Amsterdam en Rotterdam. Je kunt hopen dat deze steden leren van de West Norwood-pilot en geduchte concurrenten worden van Participatory City London North.

En wat volgt er na Smart City 3.0?

Het ligt voor de hand dat dit Smart City 4.0 is. Het gaat dan niet meer alleen om dat burgers met hun activiteiten de inrichting van de leefomgeving mede vormgeven, maar dat zij daartoe ook gelijke kansen hebben, onder andere dankzij de beschikbaarheid van betaalbare woningen en een samenleving met een meer gelijke inkomesverdeling die het werk rechtvaardige verdeelt. Uit een eerdere post blijkt dat dit nog een hele klus zal zijn[13].

[1] https://issuu.com/architecture00/docs/compendium_for_the_civic_economy_publ

[2] Zie mijn eerdere post: Leidt commoning tot nieuw democratisch elan? http://wp.me/p32hqY-1cf

[3] Zie mijn eerdere post: Smart cities zijn de oplossing, maar voor welk probleem? http://wp.me/p32hqY-1ai

[4] http://www.communityloversguide.org

[5] https://drive.google.com/file/d/0B28SOnHQM5HVV0pyT2p1NGNvQk0/view

[6] https://drive.google.com/file/d/0B28SOnHQM5HVV0pyT2p1NGNvQk0/view

[7] https://issuu.com/communityloversguide/docs/nicenewwest

[8] https://issuu.com/communityloversguide/docs/pendrecht_university

[9] https://issuu.com/communityloversguide/docs/handmade_-_new_-_mens_sheds

[10] Putnam, R. (2001) “Social Capital: Measurement and Consequences”. [online] http://www.oecd.org/innovation/research/1825848.pdf

[11] http://www.wren.uk.com/wren-the-facts/wadebridge-energy-company

[12] http://www.participatorycity.org/history-of-the-project/#intro5

[13] Zie mijn eerdere post: Smart Cities kunnen ook dom zijn: http://wp.me/p32hqY-1cW

Smart cities kunnen ook dom zijn

De ontwikkeling van smart cities kan gepaard gaan aan verdringing van een deel van de bevolking. Op de vrijgekomen plaatsen worden dan dure appartementen en kantoren gevestigd. Dit kan de leefbaarheid van deze steden sterk aantasten.

Smart cities zetten het streven naar duurzaamheid en leefbaarheid kracht bij door de inzet van big data en state of the art informatie- en communicatietechnologie. Bij voorkeur niet alleen vóór maar vooral samen met de bevolking. Daarnaast moet de bevolking zelf initiatieven kunnen ontplooien om de kwaliteit van hun leefomgeving te vergroten[1].

2905

Wie zijn de bewoners van smart cities?

De vraag is echter wie zal smart cities bevolken, of zoals Suketu Mehta het stelt: Who is invited to the party[2]? Leven in grote steden wordt voor velen onbereikbaar. Appartementen in New York zijn zelfs voor tweeverdieners vrijwel onbetaalbaar en dat geldt ook voor het huren van een woning. Om gedurende een tijdslot van 8 uur per dag in een bed in een kamer in Chinatown NYC te mogen slapen, betaal je $ 200 per maand.

5096
‘Pensions’ in Chinatown NYC

Het resultaat is dat wonen in grote steden voor het grootste deel van de bevolking onmogelijk wordt. Nu al bedragen de woonkosten van 50% van de huishoudens van NYC minimaal 30% van hun inkomen. Voor 30% van alle huishoudens is het meer dan de helft. Hierdoor zijn het afgelopen decennium 14 miljoen huishoudens uit stedelijke gebieden vertrokken. Alleen al in Chicago is het aantal schoolgaande kinderen in deze periode verminderd met 145.000.

Sterke groei speculatieve investeringen

Vanaf de jaren ’80 is wereldwijd de omvang van speculatieve investeringen in de 500 grootste steden jaarlijks toegenomen[3]. Volgens Saskia Sassen is deze stijging de laatste vijf jaar spectaculair. In 2015 ging het om $1000 miljard, tegen $600 miljard in 2014. Daarbij gaan steeds vaker hele delen van steden onder de hamer, bijvoorbeeld een oud industriegebied of een appartementencomplex. Oogmerk is steeds afbraak en herontwikkeling tot kantoren en dure appartementen. Een recent voorbeeld is de aankoop van Atlantic Yards in NYC voor $5 miljard. Hier zijn thans kleine industrieën en woningen gevestigd. Er moeten uiteindelijk 15 gigantische appartementencomplexen komen.

3088
Atlantic Yards in NYC

Een vergelijkbaar verschijnsel zien we in Londen. De verkoop van hele gebieden heeft ook privatisering van de publieke ruimte tot gevolg. Granary Squaire nabij Kings Cross station is een voorbeeld van zo’n private-owned public space[4] met eigen regels en bewakers.

In Afrika is het proces van smartification eveneens op gang gekomen. Ook hier wordt een aantal smart cities vanuit het niets gebouwd. Een middel om ruimte voor nieuwe uitbreiding te creëren is de bulldozer en politie-inzet. Onlangs heeft de hoge raad van Nigeria de sloop van Mpape[5], een wijk met 300.000 inwoners grenzend aan het centrum van hoofdstad Abuja, tegengehouden. Er was geen enkel plan om de verdreven bewoners te herhuisvesten.

screenshot 3
Bewoners van kustgebieden te Lagos (Nigeria) op de vlucht omdat hun huizen in brand zijn bestoken om ruimte te maken voor de bouw van ‘smart’ Eko Atlantic City.

Smartification dreigt door de ongebreidelde macht van investeerders en speculanten vooral goed uit te pakken voor het rijkste deel van de stedelijke bevolking. Ook Amsterdam[6] moet hiervoor waakzaam zijn. In de periode 2013 – 2014 is de verkoop van onroerend goed aan beleggers met 248% gestegen. In 2016 is de gemiddelde prijs voor koopwoningen met bijna 23% toegenomen ten opzichten van 2015. Betaalbare huurwoningen zijn er bijna niet.

Smart cities; domme steden?

Smart cities kunnen door de uitsluiting van belangrijke groepen van de bevolking wel eens domme steden worden, overwegend bewoond door een kapitaalkrachtige elite van kosmopolieten die hun condominium in de ene wereldstad gedurende langere tijd van het jaar verruilen voor een appartement in en andere. Zonder jongeren die flaneren op de pleinen, ambachtslieden in hun werkplaatsen, middenstanders in hun kleine winkels en hun klanten, zijn het doodse steden, alle slimme techniek ten spijt.

Nieuwe wereld…. Andere business school

Een grondige verandering van business schools kan bijdragen aan een meer maatschappelijk geörienteerde opstelling van bedrijven

Drie organisaties op het gebied van duurzaamheid en management hebben in 2012 besloten om samen te werken aan vernieuwing van het bedrijfskundeonderwijs[1]. De directe aanleiding was dat 50 jaar daarvoor de rapporten van de Carnegie en de Ford Foundation waren verschenen en 20 jaar eerder de Rio Earth Summit zonder veel effect had aangedrongen op meer duurzaam gedrag van bedrijven. Vandaar de naam 50 + 20 agenda. Bekijk hieronder een korte presentatie.

De rapporten van de Carnegie en Ford Foundation hebben het bedrijfskundeonderwijs meer kwaad dan goed gedaan. Business schools waren voorheen plekken waar professionele managers werden opgeleid. De twee rapporten waren de opmaat voor de inlijving van deze instituten door gevestigde universiteiten. Door hun academisering verloren business schools gaandeweg hun betekenis voor de managementpraktijk[2]. Docenten met praktijkervaring werden zeldzaam en publicaties gaan aan de praktijk voorbij.

De 50 + 20 agenda wil het praktijkgerichte element herstellen, samen met een inhoudelijke oriëntatie op duurzaamheid[3]. De inzet is dat business schools er niet meer naar streven om de beste van de wereld willen zijn maar het beste vóór de wereld[4]. De 50 + 20 agenda heeft geleid tot de publicatie van een handboek[5] met bijbehorende website[6] met voorbeelden van good practice.

Ik sta kort stil bij de van de 50 + 20 agenda en het soort onderwijs dat deze voorstaat.

41sZKUAAmgL._SX329_BO1,204,203,200_Een andere missie

In de 50 + 20 agenda is een vooraanstaande rol weggelegd voor het bedrijfsleven bij de aanpak van armoede en opwarming van de aarde. Hiervoor is een omwenteling nodig. Bedrijven streven nu vooral naar groei en winst. Ze doen er daarom alles aan de consumptie te bevorderen. De studenten van nu – de leidinggevenden van later – kunnen deze spiraal doorbreken door te beijveren dat bedrijven hun missie afstemmen op de belangen van de samenleving[7]. Dit is op lange termijn ook goed voor de aandeelhouders.

Een ander soort onderwijs

Ook veel vakken zijn doordrongen van het denken in termen van groei en winst. Om bedrijven en hun omgeving beter in samenhang te kunnen zien, moeten de kennissilo’s worden gesloopt en plaatsmaken voor een interdisciplinaire en probleemgerichte benadering, gericht op oordeels- en besluitvorming. Hierbij moet volop aandacht zijn voor kritisch denken, ethiek, zelfkennis en soft skills. Het doceren van vakken moet plaatsmaken voor de aanpak van levensechte projecten zo veel mogelijk uitgevoerd binnen bedrijven.

screenshot 4
Hoofdlijnen 50+20 agenda

Een ander soort opleiders

De meeste docenten aan business schools moeten ervaring hebben in bedrijven of instellingen, bij voorkeur in organisaties die de belangen van alle stakeholders respecteren. Verder zijn medewerkers bereid om als public intellectuals deel te nemen aan het publieke debat over de transformatie van de samenleving en de rol van bedrijven daarin.

Een ander soort business school

Geen vakgroepen op functionele basis, maar teams die delen van het onderwijs verzorgen. De buitenwereld wordt zo veel mogelijk binnen de school gehaald, bijvoorbeeld door tegen kostprijs cursussen aan te bieden aan lokale ondernemers en startups. Er is eveneens een krachtige wisselwerking tussen fundamenteel en toegepast onderzoek.

De boodschap van de 50 + 20 agenda is binnen veel business schools aangekomen. Studenten in het bijzonder staan ervoor open. Veel dromen van een eigen innovatieve start-up waar ze hun idealen kunnen verwezenlijken. Maar de grootste opdracht ligt in de vanandering van gevestigde bedrijven. Kortom, er is nog een lange weg te gaan.

[1] Deze organisaties zijn: Global Responsible Leadership Initiative (GRLI), World Business School Council for Sustainable Business (WBSCSB) en Principles for Responsible Management Education (PRME)

[2] The 1959 Ford and Carnegie reports on business schools caused severe and probably permanent damage to business education, forcing it into a narrow and overly-theoretical mold. Daniel Carter in diens boek MBA: The First Century.

[3] De belangrijkste trekkers van dit initiatief zijn Katrin Muff (Business School Lausanne), Thomas Dylinck (University of St Gallen), Marc Bretel (GRLI), John North (Un. of Pretoria), Paul Shrivastava (Concordia University, Canada) en Jonas HeBusiness education for the worldart (PRME). Ook Paul Polman, CEO van Unilever was lid van de initiatiefgroep.

[4] http://50plus20.org/wp-content/uploads/sites/3/2012/06/5020_AGENDA_PRINT_a4_English.pdf

[5] Business education for the world. A vision for business schools serving people and planet. Edward Elgar 2013.

[6] Zie: 50plus20.org/benchmarks

[7] Bij de vaststelling van maatschappelijke doelstellingen wordt uitgegaan van de Global Goals van de VN.